Jaar 2011 - Scientific Institute of Public Health
Transcription
Jaar 2011 - Scientific Institute of Public Health
Dienst Infectieziekten in de Algemene populatie Infectieziekten bij kinderen die voorkomen kunnen worden door vaccinatie Trends en Ontwikkelingen in België en de Gemeenschappen, 2011 Infectieziekten bij kinderen die voorkomen kunnen worden door vaccinatie Dit project werd gefinancierd door: Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP) Operationele directie Volksgezondheid en Surveillance Dienst Infectieziekten in de Algemene populatie Programma Leeftijdsgebonden Infectieziekten Juliette Wytsmanstraat 14 | 1050 Brussel | België Volksgezondheid en Surveillance | december 2012 | Brussel, België Intern referentienummer: 2012-044 Depotnummer of ISSN: D/2012/2050/80 Auteurs Martine Sabbe1, Toon Braeye1, Didier Hue1, Tine Grammens1, Sophie Quoilin1 Co-auteurs (alfabetische volgorde): Sophie Bertrand2, Johan Bots3, Geneviève Ducoffre1, Patrick Goubau4, Corinne Heymans5, Kris Huygen6, Veronik Hutse7,8, Corinne Liesnard9, Ruud Mak10, Gaetan Muyldermans1, Denis Pierard11,12, Carole Schirvel13, Béatrice Swennen14, Geert Top10, Viviane Van Casteren15, Olivier Vandenberg5, Steven Van Gucht7,8, Marc Van Ranst16,17,18, Katrien Vanthomme15, Jan Verhaegen19, Françoise Wuillaume1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Dienst Infectieziekten in de algemene populatie, operationele directie Volksgezondheid en Surveillance, WIVISP Nationaal Referentie Centrum voor Neisseria meningitidis, Dienst Bacteriële ziekten, operationele directie Overdraagbare en besmettelijke ziekten, WIV-ISP Dienst «Inspectie voor hygiëne» van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad Voorzitter van het Comité voor de eliminatie van Mazelen en Rubella in België. Service de microbiologie, Département de biologie clinique et d’anatomie pathologique, Cliniques universitaires Saint-Luc - UCL Nationaal Referentie Centrum voor Haemophilus influenzae, Laboratoire Microbiologie, Laboratoire de la Porte de Hal – CHU St-Pierre Nationaal Referentie Centrum voor Bordetella pertussis (associatie partner met het UZ Brussel), Dienst Immunologie, operationele directie Overdraagbare en besmettelijke ziekten, WIV-ISP Nationaal Referentie Centrum voor Mazelenvirus en Rubellavirus, Dienst Virale ziekten, operationele directie Overdraagbare en besmettelijke ziekten, WIV-ISP Nationaal Referentie Centrum voor virale hepatitis, Dienst Virale ziekten, operationele directie Overdraagbare en besmettelijke ziekten, WIV-ISP Nationaal Referentie Centrum voor congenitale infecties: toxoplasma, rubella, cytomegalovirus en Parvovirus B19, Service de Microbiologie, Hôpital Universitaire Erasme-ULB 10 Infectieziektebestrijding en Vaccinaties, Toezicht Volksgezondheid, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid 11 Nationaal Referentie Centrum voor Bordetella pertussis, Microbiologie en Ziekenhuishygiëne, Universitair Ziekenhuis Brussel 12 Nationaal Referentie Centrum voor Corynebacterium diphtheriae, Microbiologie en Ziekenhuishygiëne, Universitair Ziekenhuis Brussel 13 Inspection d’hygiène, Direction Générale de la Santé, Fédération Wallonie-Bruxelles 14 PROVAC, Ecole de Santé Publique, Université Libre de Bruxelles 15 Dienst Gezondheidszorgonderzoek, operationele directie Volksgezondheid en Surveillance, WIV-ISP 16 Nationaal Referentie Centrum voor Enteroviruses inclusief poliovirus en parechovirus, Departement Laboratoriumgeneeskunde – Laboratorium voor Klinische Virologie, UZ Leuven/KU Leuven 17 Nationaal Referentie Centrum voor Rotavirus, Departement Laboratoriumgeneeskunde – Laboratorium voor Klinische Virologie, UZ Leuven/KU Leuven 18 Voorzitter van het Belgisch Certificatie Comité (BCC) voor de Eradicatie van Poliomyelitis. Departement Laboratoriumgeneeskunde – Laboratorium voor Klinische Virologie, UZ Leuven/KU Leuven 19 Nationaal Referentie Centrum voor invasieve Streptococcus pneumoniae, Departement Laboratoriumgeneeskunde – Microbiologie, UZ Leuven/KU Leuven Contact Dr Martine Sabbe Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Volksgezondheid en Surveillance Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel België Martine.sabbe@wiv-isp.be Hoe refereren naar dit document? Sabbe M, Braeye T, Hue D, Grammens T, Quoilin S, Sophie Bertrand, Johan Bots, Geneviève Ducoffre, Patrick Goubau, Corinne Heymans, Kris Huygen, Veronik Hutse, Corinne Liesnard, Ruud Mak, Gaetan Muyldermans, Denis Pierard, Carole Schirvel, Béatrice Swennen, Geert Top, Viviane Van Casteren, Olivier Vandenberg, Steven Van Gucht, Marc Van Ranst, Katrien Vanthomme, Jan Verhaegen, Françoise Wuillaume. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen kunnen worden door vaccinatie. Trends en Ontwikkelingen in België en de Gemeenschappen, 2011. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP). 2012. Intern referentienummer 2012-044. Depotnummer of ISSN: D/2012/2050/80. Dit document is beschikbaar op de website van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Dankwoord De dienst Infectieziekten in de algemene populatie van het WIV-ISP dankt alle artsen en microbiologen die bijgedragen hebben tot de aanlevering van de gegevens. Dank aan de artsen infectieziektenbestrijding van de Gemeenschappen en de leden van het Belgisch Certificatie Comité (BCC) voor de Eradicatie van poliomyelitis, het Comité voor de eliminatie van mazelen en rubella in België, het comité PediSurv en het Comité Invasieve Pneumokokken Infecties bij kinderen. Lay-out Nathalie da Costa Maya, Centre de Diffusion de la Culture Sanitaire asbl © Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel 2012 Verantwoordelijke uitgever: Dr. Johan Peeters Depotnummer of ISSN: D/2012/2050/80 Intern referentienummer 2012-044 www.wiv-isp.be Inhoudstafel Lijst afkortingen Samenvatting 11 11 12 12 12 13 Hoofdstuk 2. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen kunnen worden door vaccinatie Poliomyelitis Difterie Kinkhoest Haemophilus influenzae Meningokokken infectie Mazelen Bof Rubella Rotavirus Invasieve pneumokokkeninfecties Andere Infecties 15 15 20 22 27 31 37 44 49 52 56 64 Hoofdstuk 3. Mogelijke Kandidaat vaccins 67 I n h o u d s ta f e l Hoofdstuk 1. Surveillance methodologie Verplichte melding Peillaboratoria Huisartsenpeilpraktijken Referentielaboratoria en de Nationale Referentiecentra voor humane microbiologie PediSurv 6 7 Hoofdstuk 4. Vaccinatiegraad 69 5 Hoofdstuk 5. Vaccinatieadvies en beleid in België 71 Bijlagen Bijlage 1: Alfabetisch lijst van relevante websites Bijlage 2: Samenstelling Begeleidingscomités, 2011 73 73 74 Referenties 76 Lijst afkortingen Li j s t a f k o r t i n g e n AFP CBC CLB CMV CRS DTP ECDC Euvac.Net 6 HBV HGR Hib HPV IPD IPV KCE MBR MenC NRC OECD OPV PCV PediSurv RIZIV RSV WGO WIV-ISP Acute Flaccid Paralysis – Acute slappe verlamming Belgisch Certificatie Comité voor de eradicatie van poliomyelitis Centrum voor Leerlingen Begeleiding Cytomegalovirus Congenitaal Rubella Syndroom difterie-tetanus-pertussis European Centre for Disease Prevention and Control European Surveillance Community Network for Vaccine Preventable Diseases Hepatitis B virus Hoge Gezondheidsraad Haemophilus influenzae type b Humaan Papilloma Virus Invasieve Pneumokokkeninfecties inactivated poliovirus vaccine Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg mazelen-bof-rubella meningokok C Nationaal Referentiecentrum voor humane microbiologie Organisation for Economic Co-operation and Development oraal polio vaccin pneumococcal conjugated vaccine Pediatric Surveillance – Surveillance systeem van pediatrische infectieuse aandoeningen Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Respiratoir Syncitiaal Virus Wereld Gezondheidsorganisatie Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Samenvatting Infectieziekten bij kinderen die voorkomen kunnen worden door vaccinatie Trends en Ontwikkelingen in België en de Gemeenschappen, 2011 Dit rapport geeft een overzicht van de mate waarin infectieziekten waartegen kinderen gevaccineerd worden voorkwamen in 2010 en 2011. We raadpleegden verschillende informatiebronnen om de impact van vaccinatie op te volgen, zoals de verplichte meldingen, gegevens van Peillaboratoria, Nationale Referentiecentra en surveillancenetwerken van kinderartsen of huisartsen. Waar mogelijk worden naast nationale cijfers ook gegevens gerapporteerd op het niveau van de gemeenschappen. Sinds veralgemeende vaccinatie met het mazelen-bof-rubella vaccin daalde de incidentie van deze ziekten aanzienlijk. In 2011 vond echter een uitbraak van mazelen en van bof plaats. De epidemie van mazelen begon met een uitbraak in antroposofische scholen in Gent in februari 2011, waarbij minstens 59 kinderen werden getroffen. Tegelijkertijd werden er sporadische gevallen en uitbraken gemeld, voornamelijk in Brussel en Wallonië. In totaal werd in 2011 melding gemaakt van 566 gevallen, de meerderheid was nooit gevaccineerd. De epidemie van bof deed zich voor begin 2011 in de Kempen en trof voornamelijk jongvolwassenen, de meerderheid was één of twee maal gevaccineerd. Voor kinkhoest blijkt er een licht verschil te zijn in de trend die de verschillende surveillance systemen aangeven. We kunnen stellen dat we opnieuw op een kantelpunt gekomen zijn: kinkhoest is nooit echt weg geweest en de daling van de laatste jaren zet zich niet verder voort. De cijfers van de verplichte melding in Vlaanderen geven zelfs een lichte stijging aan in 2011. Het aantal kinderen dat een invasieve pneumokokkeninfectie kreeg, veroorzaakt door een serotype vervat in het 7-valente vaccin, is sterk afgenomen. Bij kinderen jonger dan 5 jaar is deze afname 96% in vergelijking met de periode voor vaccinatie. De globale incidentie van invasieve pneumokokkeninfecties daalde echter niet zo uitgesproken als verwacht, dit door een toename van serotypes die niet in het 7-valente vaccin vervat zijn. Nieuw in 2011 was de vervanging van het 7-valente pneumokokken vaccin door het 13-valente vaccin. Sinds 1 juli 2011 werd dit vaccin gebruikt in de vaccinatiecampagnes van de Vlaamse S a m e n vat t i n g Er is een duidelijke trend naar een verbeterde controle van infectieziekten die voorkomen kunnen worden door vaccinatie. Ziekten zoals difterie, tetanus, polio, Haemophilus influenzae type b, rubella en meningokokken serogroep C komen niet of weinig meer voor. Het aantal gevallen van rotavirus infecties, acute hepatitis B infectie en van invasieve pneumokokkeninfecties veroorzaakt door één van de serotypes vervat in het 7-valent vaccin, nam aanzienlijk af. 7 Gemeenschap. In de Franse Gemeenschap schakelde men op 1 september 2011 over naar het 13-valente vaccin. Sinds de introductie van de vaccinatie tegen meningokokken C in 2001 daalde het aantal gevallen drastisch. In 2011 werden in Vlaanderen 3 gevallen van meningokokken C gerapporteerd, in Wallonië nog 12 gevallen en in Brussel geen. Deze verschillen zijn waarschijnlijk te wijten aan een verschil in leeftijdsgroep voor inhaalvaccinatie tussen de gemeenschappen, zoals beslist werd in 2001 op basis van de epidemiologisch gegevens. Sinds januari 2007 beveelt de Hoge Gezondheidsraad vaccinatie tegen rotavirus aan. Deze vaccins zijn echter niet opgenomen in het basisvaccinatieschema van de gemeenschappen, maar worden wel gedeeltelijk terugbetaald. Sindsdien is een aanzienlijke daling van het aantal laboratorium bevestigde gevallen van rotavirus te observeren, tegelijk met een 4 à 6 weken later optreden van de piekincidentie. Ook werd een daling waargenomen van het aantal hospitaalopnames sinds het vaccin werd aanbevolen. S a m e n vat t i n g Sinds mei 2007 beveelt de Hoge Gezondheidsraad HPV vaccinatie aan. In Vlaanderen werd vanaf september 2010 het HPV vaccin gratis aangeboden aan de meisjes van het eerste jaar secundair onderwijs. Hierbij werd gekozen voor het tetravalent vaccin Gardasil®. In september 2011 besliste de Franse Gemeenschap om de vaccinatie tegen HPV op te nemen in het gratis vaccinatieprogramma. Hierbij werd gekozen voor het bivalente vaccin Cervarix®. Dit vaccin wordt ter beschikking gesteld aan meisjes uit het tweede jaar secundair onderwijs. 8 Sinds september 1999 raadt men in België de systematische vaccinatie tegen hepatitis B aan van twee groepen van kinderen, nl. zuigelingen en preadolescenten (11-12 jaar). Deze systematische vaccinatiestrategie werd gekozen omdat dit het meest kosteneffectief is om progressief de bevolking te beschermen. Naast de vaccinatie van zuigelingen worden in de Vlaamse Gemeenschap de kinderen van het eerste jaar secundair onderwijs gevaccineerd, in de Franse Gemeenschap worden leerlingen van het zesde leerjaar gevaccineerd. Het aantal meldingen van acute Hepatitis B in de Vlaamse Gemeenschap daalde met 83% (van 322 naar 55 meldingen) tussen 2006 en 2011. De vaccinatiegraad wordt opgevolgd aan de hand van vaccinatiegraadstudies door de verschillende gewesten. Hieruit blijkt een stijging van vaccinatiegraad voor alle vaccins die deel uitmaken van een georganiseerd vaccinatiebeleid sinds de eerste vaccinatiegraadmetingen. De vaccinatiegraad voor de 3e dosis van het difterie-tetanus-pertussis vaccin in België (gewogen gemiddelde op basis van de gegevens van de verschillende gewesten) wordt momenteel geschat op 98% en behoort hiermee tot de hoogste in Europa. Aan de hand van seroprevalentiestudies kan worden nagegaan welk percentage van de bevolking al dan niet vatbaar is voor specifieke infecties. De laatste studie in de algemene bevolking dateert van 2006. Serologische gegevens wijzen op onvoldoende mazelenimmuniteit bij kinderen (na kleuterleeftijd) en volwassenen (geboren na 1970), onvoldoende bof immuniteit bij adolescenten en volwassenen, en onvoldoende rubella immuniteit bij vrouwen op vruchtbare leeftijd. Deze cijfers zijn in de eerste plaats het gevolg van jarenlange suboptimale vaccinatie (< 95%). Tetanus en difterie immuniteit is onvoldoende bij > 40-jarigen. Continue surveillance op het vlak van ziektelast, vaccinatiegraad en seroprevalentie blijft nodig om het vaccinatiebeleid te onderbouwen en het vaccinatieschema te optimaliseren. De meer recente vaccins, die bescherming bieden tegen bepaalde serogroepen of serotypes, zorgen voor een toenemende complexiteit om de impact van vaccinatie op te volgen. Verbeterde surveillance is dan ook essentieel om veranderingen in klinische presentatie of serotype op te volgen. Toekomstige kandidaat vaccins Het al dan niet veralgemeend vaccineren tegen varicella en herpes zoster werd eind 2010 geëvalueerd door het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg. Een veralgemeende vaccinatie tegen varicella kon niet aanbevolen worden, gezien het aantal gevallen van zona hierdoor tijdelijk zou kunnen toenemen. Bovendien bestaat er onzekerheid of een voldoende hoge vaccinatiegraad kan verkregen worden. Ook vaccinatie van volwassenen tegen zona werd niet kosteneffectief bevonden. Surveillance gegevens tonen geen opvallende veranderingen in de epidemiologie van varicella en herpes zoster. In 2011 vertegenwoordigen infecties met meningokokken serogroep B het grootste aandeel van de invasieve meningokokken infecties in België. De incidentie van meningococcus B stabiliseerde in 2010-2011 na een dalende trend sinds 1999. Een licentie voor het vaccin tegen meningococcus B werd goedgekeurd. Universele vaccinatie tegen hepatitis A op de leeftijd van 1 jaar werd niet kosteneffectief bevonden door het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg. Vaccinatie zou het meest kosteneffectief zijn bij kinderen van 1 tot 12 jaar die reizen naar gebieden die hoog-endemisch zijn voor hepatitis A. S a m e n vat t i n g Verschillende vaccins kunnen mogelijks opgenomen worden in het vaccinatie schema. 9 10 Hoofdstuk 1. Surveillance methodologie Verplichte melding Artsen zijn verplicht om, bij vermoeden of vaststelling van een aantal infectieziekten, melding te doen bij de bevoegde diensten. Voor Brussel is dit de gezondheidsinspectie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor Vlaanderen zijn dit de diensten Infectieziektenbestrijding van de Vlaamse Overheid (1). Voor Wallonië is dit de gezondheidsinspectie van de Franse Gemeenschap. Sinds 2007 beschikt de Franse Gemeenschap over een elektronisch systeem om deze meldingen te kunnen doen: “MATRA” (Maladies Transmissibles) (2). Sinds 2010 is deze toepassing beschikbaar onder de naam “MATRA-Bru” in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (3). In Vlaanderen gebeurt de registratie via de provinciale afdelingen Toezicht Volksgezondheid. Tabel 1 | Infectieziekten die voorkomen kunnen worden door vaccinatie en meldingsplicht volgens gewest van, status 2011 (4-6) Pathogeen Brussels Hoofdstedelijk Gewest Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Bof x Difterie x x x x (alle types) x (type B) x (alle types) Hepatitis A x x x Hepatitis B (acute gevallen) x x x Mazelen x x x Meningokokken (invasieve infecties) x x x Pertussis (kinkhoest) x x x Poliomyelitis x x x Rubella x Haemophilus influenzae (invasieve infecties) Pneumokokken (invasieve infecties) Rubella congenitaal Tetanus Varicella Herpes zoster x I . S u r v e i l l a n c e m e t h o d o l o g i e Er zijn verschillen tussen de gewesten welke aandoeningen verplicht te melden zijn. Voor wat betreft de infectieziekten die voorkomen kunnen worden door vaccinatie, worden deze opgelijst in Tabel 1. 11 Peillaboratoria In 1983 werden verschillende laboratoria voor microbiologie samengebracht in een netwerk. Het WIV-ISP coördineert dit netwerk van Peillaboratoria. Van deze laboratoria zijn 77% ziekenhuislaboratoria en 23% zijn privé labo’s. De deelname gebeurt op vrijwillige basis. De Peillaboratoria registreren infecties ter hoogte van de luchtwegen, het centraal zenuwstelsel, gastro-intestinale infecties, geïmporteerde infecties, sexueel overdraagbare infecties en zoönosen (7). Het netwerk van Peillaboratoria zou tussen de 50-80% van alle laboratorium diagnoses vertegenwoordigen (7;8). In Vlaanderen nemen 55 van de 94 laboratoria deel (59%), in Brussel 12 van de 15 (80%) en in Wallonië 34 van de 65 (52%). I . S u r v e i l l a n c e m e t h o d o l o g i e Huisartsenpeilpraktijken 12 Het netwerk van de Huisartsenpeilpraktijken werd in 1979 opgericht en verzamelt morbiditeitgegevens over zowel infectieziekten als nietinfectieuze aandoeningen in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. De jaarlijkse registratieprogramma’s omvatten telkens een 8-tal gezondheidsproblemen, en deze kunnen variëren van jaar tot jaar. Sommige thema’s worden langer behouden om de incidentie op te volgen. Het netwerk geeft o.a. wekelijks het aantal gevallen door van griep, acute luchtweginfecties, varicella en herpes zoster infecties (9;10). Referentielaboratoria en de Nationale Referentiecentra voor humane microbiologie Het netwerk van Referentielaboratoria bestaat uit één of meerdere Referentielabo’s voor welbepaalde pathogene agentia. De Referentielaboratoria werken voornamelijk op stammen die zij verkrijgen vanuit andere laboratoria, inclusief vanuit de Peillaboratoria. Hierop gebeurt verdere typering en bevestiging van de diagnose. Afhankelijk van de pathogene agentia die worden opgevolgd doen de Referentielabo’s aan serotypering, onderzoek van antigenen en onderzoek van resistentie en andere parameters. Opvolging van fenotype en/of genotype van de stammen blijft noodzakelijk om informatie te verzamelen over het opkomen van bepaalde (sub)types. Deze kunnen meer virulent zijn of vaccinatie kan hierdoor minder beschermend zijn. In het verleden vervulden meerdere laboratoria in België deze referentie activiteiten op vrijwillige basis. Aan 40 geselecteerde pathogenen of groepen van pathogenen werd een Nationaal Referentiecentrum (NRC), bestaande uit één of meerdere laboratoria, toegekend volgens een procedure beschreven in het KB van 9/2/2011. Dit KB beschrijft eveneens het legale en financiële kader waarbinnen de NRC’s functioneren (11). In Tabel 2 worden de pathogenen die voorkomen kunnen worden door vaccinatie en waarvoor een NRC werd erkend opgelijst. Tabel 2 |Lijst van pathogenen die opgenomen zijn in het basisvaccinatieschema van de Hoge Gezondheidsraad en waarvoor een NRC werd erkend, 2011 Pathogenen Bordetella pertussis Congenital infections: rubella Haemophilus influenzae Hepatitis B, C, D and E viruses Measles virus + rubella Neisseria meningitidis Rotavirus Streptococcus pneumoniae invasieve In oktober 2002 werd een surveillancesysteem van enkele zeldzame infectieziekten bij kinderen opgericht “PediSurv“ (12). De aanleiding hiervoor was de nood aan gegevens over de opvolging van polio, mazelen en rubella in het kader van de eradicatie en eliminatie doelstellingen van de Wereld Gezondheidsorganisatie. Momenteel worden via PediSurv volgende aandoeningen opgevolgd: acute slappe verlamming, mazelen, bof, het congenitaal rubella syndroom, invasieve pneumokokken infecties en het hemolytisch uremisch syndroom. In november 2011 werd van start gegaan met een surveillance van hospitalisatie wegens varicella. Aan deze surveillance nemen ongeveer 450 kinderartsen en 350 huisartsen (enkel uit Brussel) deel. Ze rapporteren maandelijks via internet of brief. Deze surveillance wordt aangevuld met gegevens over bevestigde gevallen via het NRC en gevallen die gemeld worden bij de dienst infectieziektebestrijding. I . S u r v e i l l a n c e m e t h o d o l o g i e PediSurv 13 14 Hoofdstuk 2. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen kunnen worden door vaccinatie Poliomyelitis • Zolang het poliovirus niet is uitgeroeid, lopen niet-gevaccineerde kinderen uit om het even welk land het risico om kinderverlamming te krijgen. • Toezicht op acute slappe verlamming (AFP) bij kinderen jonger dan 15 jaar blijft de peiler om bij de Wereldgezondheidsorganisatie aan te tonen dat er geen poliovirus circuleert in België. • De kwaliteit van de AFP surveillance is echter niet voldoende: in 2011 werden er slechts 3 gevallen gemeld, terwijl een jaarlijks aantal van 18 gevallen wordt verwacht in België. Dit kan worden verklaard door het niet-exhaustieve karakter van het surveillancenetwerk. • Er waren in 2011 geen opgetekende gevallen van poliomyelitis in België. Het laatste geval van niet-geïmporteerde poliomyelitis dateert van 1979. • In 2011 behield de Europese regio van de Wereldgezondheidsorganisatie zijn poliovrije status, na onderbreking van de circulatie van het wildvirus WP1 in Tadzjikistan in 2010. Inleiding De mens is het enige natuurlijke reservoir van het wild poliovirus en vaccinatie vormt een efficiënt beschermingsmiddel. De uitroeiing van het wild poliovirus werd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) beschouwd als een haalbare doelstelling voor 2005 (13). Drie van de 6 WHO-regio’s zijn reeds poliovrij verklaard, namelijk de regio Amerika, de regio van de Stille Oceaan en in 2002 de Europese regio (die 53 landen bevat). In 2010 brak er echter een grote polio-epidemie uit in de Europese WGO-regio. In Tadzjikistan werden er 457 bevestigde gevallen van polio (type 1) en meer dan 700 gevallen van acute slappe verlamming (AFP) met 29 sterfgevallen opgetekend. In 2011 werden in totaal aan de WGO 650 bevestigde gevallen gemeld. De endemisch verklaarde landen waren in 2011 India, Pakistan, Afghanistan en Nigeria, in totaal goed voor 341 bevestigde gevallen van WP1 en WP3 II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Hoofdpunten 15 (Figuur 1). Het aantal gevallen is echter sterk gedaald in India en in Nigeria. In Afghanistan en Pakistan werd er daarentegen geen merkbare vooruitgang geboekt. Landen waar de overdracht opnieuw is opgedoken, waren onder andere Tsjaad, Angola en de Democratische Republiek Congo met in totaal 301 bevestigde gevallen van WP1. China meldde ook 21 positieve WP1-gevallen. In 2011 behield Europa zijn poliovrije status na onderbreking van de circulatie van het wildvirus WP1 in Tadzjikistan in 2010. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Er werden in België in 2011 geen gevallen van polio opgetekend. Het laatste geval van niet-geïmporteerde poliomyelitis dateert van 1979. Het Koninklijke Besluit van 26 oktober 1966 maakte de vaccinatie tegen polio verplicht. Figuur 1 | Gevallen van «Wild poliovirus (WPV)» en gevallen van «vaccin-derived polioviruses (cVDPV)», januari-december 2011 (WGO, 12 januari 2012) (13) 16 Methode Om het WGO-certificaat van eradicatie te krijgen, moeten alle landen in de regio bewijzen dat er geen enkel wild poliovirus meer circuleert in hun land, dat er een efficiënt surveillancesysteem bestaat voor de opsporing van verdachte gevallen van polio en dat er geen gevaar voor overdracht van het poliovirus vanuit een laboratorium bestaat (ingeperkt gebruik) (14). Zolang het wild poliovirus nog niet wereldwijd is uitgeroeid, moeten alle poliovrije landen zoals België een surveillancesysteem hebben om snel een mogelijk geval van geïmporteerde polio op te kunnen sporen. Volgens de WGO is het toezicht op AFP de optimale norm. Dit bestaat uit een registratie van alle AFP-gevallen waarbij een infectie door een poliovirus werd uitgesloten op basis van een onderzoek van de ontlasting voor een juiste virologische diagnose. De gevoeligheid wordt uitgedrukt door de «non-polio AFP-rate», dat wil zeggen het aantal gevallen van AFP veroorzaakt door een andere ziekte dan polio, per 100.000 kinderen jonger dan 15 jaar. In landen waar polio niet endemisch is, verwacht men een non-polio AFP-rate van minstens één AFP-geval per 100.000 kinderen jonger dan 15 jaar, wat in België overeenstemt met ongeveer 18 gevallen per jaar en zou betekenen dat een eventueel geïmporteerd geval van polio ook zou worden opgespoord. De juiste virologische diagnose bestaat erin de aanwezigheid van het poliovirus te onderzoeken in twee ontlastingstalen. Deze dienen binnen 14 dagen na de aanvang van de verlamming en met een interval van minstens 24 uur genomen te zijn. Polio en AFP zijn ziekten die verplicht aangegeven moeten worden in de Vlaamse Gemeenschap, de Waalse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In België gebeurt het toezicht op AFP sinds 2003 via het peilnetwerk van kinderartsen «PediSurv». Dit toezicht is niet exhaustief. Het Nationale Referentiecentrum (NRC) in het UZLeuven/KULeuven zorgt voor de virologische surveillance. Resultaten In 2011 meldde het surveillancenetwerk PediSurv in België 3 gevallen van acute slappe verlamming bij kinderen onder de 15 jaar. In 2 gevallen wees de diagnose op een syndroom van Guillain-Barré. In het andere geval ging het om een geval van botulisme. Het systeem van verplichte aangifte heeft geen melding gemaakt van gevallen van polio en er werd geen poliovirus ontdekt in 2011. Tabel 3 toont de verdeling van de gesignaleerde gevallen in België. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Om aan de eisen van de WGO te voldoen, werd in 1998 het Belgisch Comité voor Certificatie voor de uitroeiing van polio (BCC) opgericht. Het Comité heeft inmiddels aangetoond dat België beantwoordt aan de criteria van een poliovrij land en de opvolging van deze certificering verzekert. 17 De non-polio AFP-rate in 2011 bedroeg 0,18 wat betekent dat 18% van het minimum aantal verwachte gevallen van AFP werd gemeld (aanbevolen rate door de WGO: 80%). Tabel 4 geeft de indicatoren weer die worden gebruikt om de kwaliteit van de surveillance te evalueren. Tabel 3 |Aantal gevallen van acute slappe verlamming (AFP) die verwacht/ gemeld werden per provincie, België, 2011 (Pedisurv, WIV-ISP) Population < 15 years Province/Region ANTWERPEN II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e BRABANT WALLON 18 Number of AFP cases expected Number of AFP cases reported 281 125 2,8 1 68 799 0,7 0 BRUSSEL/BRUXELLES 193 281 1,9 1 HAINAUT 228 499 2,3 0 LIEGE 180 140 1,8 1 LIMBURG 129 656 1,3 0 LUXEMBOURG 50 930 0,5 0 NAMUR 83 285 0,8 0 OOST-VLAANDEREN 227 349 2,3 0 VLAAMS BRABANT 178 711 1,8 0 WEST-VLAANDEREN Total 176 822 1,8 0 1 798 597 18,0 3 Tabel 4 | Surveillance van de kwaliteitsindicatoren voor acute slappe verlamming (AFP), België, 2003-2011 (Pedisurv, WIV-ISP) Non-polio AFP rate Total number AFP cases reported Year % AFP cases with at least one faecal specimen collected within 14 days of AFP onset % AFP cases with two faecal specimen collected Non-polio AFP index* 2011 0,18 3 0 % 0 % 0 2010 0,22 4 25 % 0 % 0 2009 0,35 6 33 % 0 % 0 2008 0,18 3 33 % 0 % 0 2007 0,5 9 22 % 0 % 0 2006 0,35 6 17 % 17 % 0,06 2005 0,22 4 0 % 0 % 0 2004 0,5 9 22 % 0 % 0 2003 0,06 1 0 % 0 % 0 * non-polio AFP-rate x % gevallen met 2 genomen ontlastingstalen Met een aantal van 3 gemelde AFP-gevallen in 2011 blijft de non-polio AFP-rate min of meer stabiel ten opzichte van de vorige jaren. Volgens de criteria van de WGO is wegens het gebrek aan 2 staalnames van ontlasting per AFP-geval (die het mogelijk maken om de aanwezigheid van poliovirus uit te sluiten), de globale AFP-index opnieuw gelijk aan nul, terwijl het percentage dat de WGO beoogt, 80% bedraagt. De non-polio AFP-rate is ook te laag om te voldoen aan de kwaliteitscriteria voor de surveillance. De kwaliteit van de surveillance – de gevoeligheid en de virologische diagnose – blijft dus onvoldoende om een eventueel geïmporteerd AFP-geval, veroorzaakt door het wild poliovirus, op te sporen. Het blijft noodzakelijk om de huidige surveillance te versterken en andere types toezicht in te voeren om de opvolging van de poliovrije status in België te blijven verzekeren. Een van de aanbevelingen van het BCC is de ontwikkeling van omgevingssurveillance en surveillance van de circulerende enterovirussen door het NRC. Intussen moet het toezicht op AFP door het netwerk PediSurv worden voortgezet. Dankzij een zeer hoge vaccinatiegraad tegen polio, het enige verplichte vaccin in België, is de kans onwaarschijnlijk dat het poliovirus zich zou verspreiden als gevolg van een eventuele invoer. Volgens de laatste studies is de vaccinatiegraad voor het IPV3-vaccin uitstekend, met 98,6% voor Brussel, 98,5% voor Vlaanderen en 96,5% voor Wallonië (15-17). De risicogroepen in België zijn asielzoekers uit de getroffen landen en zigeuners. Door het toenemende aantal asielzoekers uit regio’s met actieve hertransmissie, communiceerde het BCC deze risico’s mee aan de ziekenhuizen en aan Fedasil. Elke arts wordt sterk aangemoedigd om 2 stalen ontlasting te nemen voor elk AFPgeval bij kinderen jonger dan 15 jaar, om een infectie door een enterovirus uit te sluiten. Er wordt ook gevraagd om alle gevallen van AFP zo snel mogelijk te melden aan de arts infectieziekten/gezondheidsinspecteur van de Gemeenschappen en via het netwerk Pedisurv. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Discussie 19 Difterie Hoofdpunten • Difterie is aanzienlijk afgenomen maar circuleert toch nog altijd in Europa en komt voor onder de vorm van sporadische gevallen. • De vaccinatiegraad voor DTP1 en 3 bedroeg volgens de laatste studies meer dan 95% in de Gemeenschappen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. • Het risico op een epidemie is minimaal in België. De import van gevallen afkomstig uit landen waar het vaccinatieprogramma minder goed wordt nageleefd, is echter mogelijk. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e • Sinds 1990 werd er geen enkel geval van difterie gemeld in België. Inleiding Difterie wordt veroorzaakt door toxinogene stammen van Corynebacterium diphtheriae, en is een zeer oude ziekte met een hoge incidentie en mortaliteit. Ze doet zich steeds voor in epidemiegolven. Vóór de Tweede Wereldoorlog was dit nog de belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen van 4 tot 10 jaar. In de loop van de voorbije 10 jaar is de incidentie van difterie met meer dan 95% gedaald in Europa. In de jaren 2000-2009 werd de hoogste incidentie in Europa waargenomen in Letland, en minder hoge incidenties in Georgië, Oekraïne en Rusland. Hoewel de meeste overlijdens zich voordeden in de landen met endemische transmissie, was het hoogste sterftecijfer terug te vinden in landen die getroffen werden door sporadische gevallen en clusters. Dit kan worden verklaard door het gebrek aan kennis van deze ziekte, wat kan leiden tot vertragingen in de diagnose en de behandeling (18). Alle landen van de Europese Unie bezorgden informatie over hun surveillance systeem betreffende difterie en hun vermogen om gegevens te verzamelen nadat een geval werd aangegeven (19). Deze gegevens worden sinds februari 2011 verzameld bij het European Diphtheria Surveillance Network EDSN, vroeger het DipNet-netwerk genoemd. 20 In België werd de veralgemeende vaccinatie tegen difterie ingevoerd in 1959 (kinderen van 6 maanden tot 15 jaar). Methode Difterie is een ziekte die verplicht moet worden aangegeven in de Vlaamse Gemeenschap, in de Waalse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Nationaal Referentiecentrum (NRC) voor Corynebacterium diphtheria bevindt zich in het UZ Brussel. Resultaten In 2011 werden in België geen gevallen van difterie aangegeven, noch in de loop van de voorbije 20 jaar. In de jaren 1990 maakte de Gezondheidsinspectie gewag van 3 gevallen in Wallonië, maar deze werden nooit officieel vermeld. De diagnose zou gesteld zijn in een Duits laboratorium. Het ging om een geïmporteerd geval uit Rusland en 2 secundaire gevallen. Het laatste geval van aangegeven difterie in Vlaanderen dateert van 1993, na een reis naar Moskou (20). Dankzij de vaccinatie is de incidentie van difterie aanzienlijk afgenomen in België: ze is gedaald van 7.412 gevallen, waarvan 370 overlijdens tussen 1950 en 1959, naar amper 3 gevallen voor de periode van 1980 tot 1989. Ons land vertoont een hoge vaccinatiegraad voor DTP3 met 98,6% voor Brussel, 98,5% voor Vlaanderen en 96,5% voor Wallonië (15;16;21). Difterie is een moeilijk te elimineren ziekte want het vaccin beschermt wel doeltreffend tegen de symptomen die te wijten zijn aan het toxine, maar het verhindert niet de kolonisatie van de keel, zelfs bij gevaccineerde personen. Er bestaat dus een reële behoefte om deze bescherming te versterken door herhalingsvaccins tussen 14 en 16 jaar. Volgens een studie uit 2006 in België bleef het percentage serobescherming tegen difterie (> 0,1 UI/ml) onder het optimale percentage bij de algemene bevolking (55,2%), maar bedroeg het > 70% bij kinderen, wat voldoende zou moeten zijn om een groepsimmuniteit mogelijk te maken (22). Het antitoxine voor difterie is niet beschikbaar in België en is niet op korte termijn te verkrijgen, dit wil zeggen binnen de 48 uur (23). De snelle toediening binnen 48 uur is echter van kritiek belang als men het risico op overlijden of gevolgen achteraf, zoals hartspierontsteking of neuritis, wil vermijden. Momenteel worden er slechts sporadisch gevallen waargenomen in Europa. De circulatie van de toxigene stammen wordt echter nog waargenomen in alle regio’s van de wereld, wat een constante bedreiging vormt voor de populatie met een laag serobeschermingsniveau. Recenter nog werd Corynebacterium ulcerans steeds meer geïsoleerd als zoönotisch agens afkomstig van huisdieren zoals honden of katten (24). De daling van de incidentie in de loop van de 10 laatste jaren is bemoedigend, maar het is van groot belang om een hoge vaccinatiegraad te behouden om inheemse infecties met C. ulcerans en een toename van Corynebacterium diphtheriae te voorkomen. Het is trouwens noodzakelijk dat het epidemiologische en microbiologische toezicht van difterie via het Europese netwerk EDSN wordt voortgezet. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Discussie 21 Kinkhoest Hoofdpunten • In 2011 werd via de Peillaboratoria melding gemaakt van 140 gevallen van pertussis. In 2010 en 2009 waren dit er respectievelijk 179 en 268. Sinds de piek van 2007 (N=315), zien wij de laatste jaren een daling van de incidentie. • Zoals de voorbije jaren is een aanzienlijk aandeel van de pertussis slachtoffers jonger dan 1 jaar (N=69; 49%). De meerderheid (59%) van de gevallen komt uit Vlaanderen. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e • Op basis van de verplichte meldingen in Vlaanderen werd in 2011 een toename gezien van pertussis meldingen in vergelijking met 2010. 22 Bijkomende gegevens worden verzameld via de Nationale Referentiecentra: • PCR (Polymerase Chain Reaction) is nog steeds de voorkeurstechniek voor zuigelingen, serologie is complementair aan deze techniek en toont aan dat B. pertussis nog altijd circuleert bij kinderen en volwassenen. • De genetische diversiteit van B. pertussis in België blijft de laatste jaren beperkt tot MLST5, de isolaten bezitten prn2. Inleiding Kinkhoest, een bacteriële infectieziekte die veroorzaakt wordt door Bordetella pertussis, kent de laatste jaren een wisselend verloop. Vaccinatie tegen kinkhoest begon eind jaren vijftig, begin jaren zestig. In 2001 werd het whole cell vaccin vervangen door een acellulair vaccin. Sinds de intrede van vaccinatie werd de ziekte lang enkel sporadisch gezien. Eind jaren tachtig waren er epidemische opstoten van kinkhoest in andere landen met een hoge vaccinatiegraad, waaronder ook buurland Nederland (25). Begin 2000 was er in België een stijging van de incidentie tot een piek van 3/100.000 inwoners in 2007 (26). Een reden voor deze stijging werd gezocht in afgenomen vaccinatie efficaciteit. De immuniteit verkregen door vaccinatie neemt af na ongeveer 3 tot 12 jaar (27;28). Vaccinatie noch natuurlijke infectie geven levenslange immuniteit. Daarom besliste de Hoge Gezondheidsraad in 2001 om een booster op de leeftijd van 14 tot 15 jaar aan te bevelen (29). Ook voor volwassenen (ouders, toekomstige ouders, onthaalmoeders, verpleegkundigen) die vaak in contact komen met ongevaccineerde of onvolledig gevaccineerde zuigelingen (< 6 maanden) wordt deze booster aangeraden. Dit principe van vaccinatie staat bekend als “cocoon-vaccinatie”. De stijging aan het begin van de jaren 2000 wordt ook gedeeltelijk verklaard door de toegenomen diagnose mogelijkheden door onder andere PCRdiagnostiek (30). De vaccinatiegraad voor pertussis in Vlaanderen was 98,3% voor de 3e dosis (2008) (31). In 2006 was de vaccinatiegraad voor de 3e dosis in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 98,6% (16). De vaccinatiegraad in Wallonië was 98,6% voor de 3e dosis in 2009 (21). Methode Resultaten In 2011 registreerden de Peillaboratoria 140 gevallen van pertussis. Dit is het laagste aantal geregistreerde gevallen sinds 2005 (Figuur 2). Sinds 2011 is het WIV-ISP geassocieerd met het UZ Brussel als NRC voor pertussis (nl. voor het serologische luik van de diagnostiek). Hierdoor ligt het aantal bevestigde pertussis-stalen op basis van de referentiecentra in 2011 (N=243), hoger dan de voorbije jaren. Zo werden in 2010 maar 100 stalen bevestigd. Dit is dus een artificiële stijging, een gevolg van het uitbreiden van het referentiecentrum voor B.pertussis met ook serologische diagnostiek. Er werden slechts 48 gemeenschappelijke gevallen geregistreerd in het netwerk van de Peillaboratoria en de NRC’s. Dit geeft aan dat er veel gevallen van pertussis gemist worden door beide systemen. Het systeem van de verplichte melding registreerde voor Vlaanderen 143 pertussis gevallen. Dit is een kleine toename in vergelijking met 2010 (N=115), maar het aantal meldingen in 2011 is nog steeds lager dan in de periode van 2006 tot 2009. Figuur 2 vergelijkt het aantal gevallen in de verschillende gewesten gerapporteerd via de Peillaboratoria. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e De surveillance van pertussis gebeurt op basis van gegevens verzameld door het netwerk van Peillaboratoria en door de nationale referentiecentra (NRC): het UZ Brussel (PCR en kultuur) en, sinds 2011, in associatie met het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP) (serodiagnostiek) . Daarnaast is pertussis een verplicht te melden infectieziekte in de verschillende gewesten. 23 Figuur 2 | Aantal gevallen van kinkhoest volgens gewest, 2005 tot 2011 (netwerk Peillaboratoria, WIV-ISP) N 450 Total 400 350 Unknown location 300 Wallonia 250 Flanders 200 Brussels 150 100 50 24 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Op basis van de gegevens van de Peillaboratoria, werden van 2005 tot 2010 31.5% (N=477) van de diagnoses gesteld bij zuigelingen jonger dan 1 jaar. In 2011 was het aandeel van de zuigelingen jonger dan 1 jaar 49%. In deze groep zijn het merendeel van de gevallen jonger dan 6 maand. De andere meest getroffen groepen waren deze van 1 tot 4 jaar (11.4%), en 5 tot 9 jaar (12.8%) (Figuur 3). Vrouwen vertegenwoordigen 48% (N=67) van de gevallen. Figuur 3 | Leeftijdsverdeling van de gevallen van kinkhoest, in percentage, gemiddelde van 2005 -2010 en 2011, België (netwerk Peillaboratoria, WIV-ISP) 50 Average (2005-2010) 40 % 2011 30 20 10 0 <1 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80+ II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e 0 Age Group (years) In 2011 was er een opmerkelijke dip in het aantal meldingen bij de Peillaboratoria tijdens de zomermaanden. Dit is in zekere zin des te opmerkelijker omdat het bimodale patroon zich de voorbije jaren niet stelde, toen zag men tijdens de zomermaanden evenveel of meer gevallen van pertussis (Figuur 4). Ditzelfde fenomeen zien we ook bij de NRC’s en bij de verplichte meldingen, ook daar was een dip in het aantal aanvragen gedurende de zomermaanden. Figuur 4 | Aantal gevallen van kinkhoest in 2011, volgens gewest en gemiddeld aantal gevallen 2005-2010, België (netwerk Peillaboratoria, WIV-ISP) N 35 Average (2005-2010) 30 Total (2011) 25 Brussels (2011) 20 Flanders (2011) Wallonia (2011) 15 Unknown location (2011) 10 5 Jan Feb March April May June July Aug Sept Oct Nov Dec De hoogste pertussis-incidentie zien wij nog steeds in het noorden van het land. De redenen hiervoor werden vroeger reeds omschreven; de intensieve contacten met Nederland (waar de pertussis-incidentie nog steeds hoger ligt) (32) alsook het al jaren in grotere mate circuleren van de bacterie (33). In 2011 bedroeg de incidentie in de provincie Antwerpen 1,6/100.000 en 3,2/100.000 in Brussel (Figuur 5). Figuur 5 | Pertussis-incidentie (per 100.000 inwoners) volgens arrondissement, 2011, België (netwerk Peillaboratoria, WIV-ISP) II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e 0 25 0-0 0.3 - 0.6 0.7 - 1.0 1.2 - 1.5 1.6 - 3.2 [Cases / 1e5 inhabitants] Op basis van de gegevens van de NRC’s blijkt dat de in België voorkomende Bordetella pertussis vrij homogeen is, MLST5 (multilocus sequence typing). MLST5 kwam opzetten begin 2000. In 2011 waren zo goed als alle Bordetella pertussis isolaten MLST5, ze bezaten ook ongeveer allemaal prn2 (pertactine type). Uitzonderlijk wordt nog MLST3 gezien, maar dit beperkt zich tot maximaal 2 gevallen per jaar (34). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Discussie 26 Hoewel er een licht verschil is in de trend die de verschillende surveillance systemen aangeven, kan men stellen dat we opnieuw op een kantelpunt gekomen zijn voor pertussis. Pertussis is nooit echt weg geweest en de daling van de laatste jaren zet zich niet verder voort. De cijfers van de verplichte melding in Vlaanderen geven een lichte stijging aan. Deze incidentie schattingen in België blijven aan de lage kant in vergelijking met de cijfers gerapporteerd door andere Europese landen in het kader van het EUVAC.net netwerk. In 2009 was het gemiddelde incidentiecijfer voor Europa 4,9/100.000 (32). Algemeen wordt aangenomen dat pertussis een ondergediagnostiseerde infectie is, zeker bij adolescenten en volwassenen. In deze leeftijdsgroepen merkt men de laatste jaren een stijgende incidentie op (30). Deze bevinding komt minder sterk naar voor uit onze data, PCR heeft de diagnose mogelijkheid in de zuigelingengroep enorm verhoogd en wordt zelden of nooit gebruikt bij volwassenen. Voor de verschillende leeftijdsgroepen worden dus verschillende diagnostische methoden gebruikt, wat de vergelijking moeilijker maakt. Ook de drempel om tot laboratorische confirmatie over te gaan is verschillend voor verschillende leeftijdsgroepen. Pertussis is één van de meest duidelijke voorbeelden van een ziekte die ondanks vaccinatie toch zeer aanwezig blijft. De oorzaak hiervan is multifactorieel. Recent onderzoek toonde aan dat de bescherming door het acellulaire vaccin waarschijnlijk niet langer dan 5 jaar duurt (35). Waning immunity kan verklaren waarom ondanks het intensieve vaccinatie-schema nog steeds infecties met deze kiem voorkomen. Succesvolle bescherming door vaccinatie kent evenwel ook nog andere obstakels: mismatch, primair vaccin falen, ... (36). Het blijft essentieel om cocoonvaccinatie te promoten bij volwassenen die met zeer jonge kinderen in contact komen. Haemophilus influenzae Hoofdpunten • Invasieve infecties met Haemophilus influenzae type b (Hib) kennen een duidelijke daling sinds de vaccinatie tegen Hib wordt aanbevolen in 1993. • In 2011 zagen we echter een stijging van het aantal invasieve infecties met Haemophilus influenzae ten opzichte van het gemiddelde aantal teruggevonden stammen tussen 1996 en 2010. Inleiding Vóór de invoering van de vaccinatie in België was de stam H. influenzae type b (Hib) het belangrijkste agens dat verantwoordelijk was voor bacteriële meningitis bij kinderen jonger dan 5 jaar (voornamelijk kinderen jonger dan 18 maanden). Deze kiem was ook verantwoordelijk voor andere soorten ernstige infecties bij kinderen (voornamelijk epiglottitis, cellulitis, pneumonie met bacteriemie en artritis) (37). Men is van mening dat invasieve infecties met Hib wereldwijd jaarlijks 8 miljoen episodes van pneumonie, meningitis en invasieve infecties veroorzaken en 371.000 overlijdens (38). Begin jaren negentig maakte een nieuwe generatie zogenaamde geconjugeerde Hib-vaccins, die polysaccharide verbinden met een draageiwit, het mogelijk om het probleem van de immunogeniciteit bij zuigelingen op te lossen. Deze geconjugeerde vaccins brengen een goede immunitaire respons teweeg, alsook het ontstaan van T-geheugenlymfocyten. Vaccinatie tegen H. influenzae werd aanbevolen door de Hoge Gezondheidsraad in 1993, maar was niet gratis. Sinds 2002 is de vaccinatie gratis via het vaccinatieprogramma van de gemeenschappen (20;39). Sinds 2004 gebeurt de vaccinatie van zuigelingen met behulp van het gecombineerde hexavalente DTPa-VHB-IPV-Hib-vaccin. Methode Alle invasieve infecties met H. influenzae moeten gemeld worden bij de diensten Toezicht Volksgezondheid/gezondheidsinspectie van de gemeenschappen (voor de Vlaamse gemeenschap, enkel infecties met H. influenzae type b). De surveillance van de invasieve stammen met H. influenzae gebeurt via de Peillaboratoria. Sinds 2002 worden de geïsoleerde stammen van de normaal steriele sites beschouwd als «invasieve H. influenzae stammen» (bloed, cerebrospinale vloeistof, pleurale, peritoneale en gewrichtsvloeistoffen); de genitale stammen worden niet beschouwd als invasief, net als de geïsoleerde II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e • In 2011 waren de meeste invasieve stammen met H. influenzae niet typeerbaar (89%), invasieve infectie met Hib werd in 4 gevallen teruggevonden. 27 stammen van ooretter, expectoraties of broncho-alveolaire spoelingen. De Peillaboratoria geven geen serotypering door. Het Nationaal Referentiecentrum (NRC) voor H. influenzae is het laboratorium van het UMC Sint-Pieter. Resultaten 28 De gegevens van de Peillaboratoria wijzen op een daling van het aantal gevallen van invasieve vormen van H. influenzae sinds 1993, het jaar waarin de aanbeveling van de vaccinatie tegen Hib werd ingevoerd (Figuur 6). Het aantal gevallen stabiliseert zich sinds 1996 met een gemiddelde van 59 gevallen per jaar tussen 1996 en 2008, hetzij de helft van het aantal waargenomen gevallen in 1992 (N=133). Sinds 2009 merken we een stijging van het aantal isolaties van H. influenzae. In 2011 zagen we een werden 93 gevallen. In 2011 werd de helft van de invasieve infecties met H. influenzae gediagnosticeerd bij mensen > 65 jaar (Figuur 7). Dit percentage is vergelijkbaar met dat van de vorige jaren. We verduidelijken dat het in 1992 in 79% van de gevallen (105/133) om kinderen van < 5 jaar ging, terwijl in 2011 slechts 8% van de gevallen (7/93) tot deze leeftijdscategorie behoorde. Sinds 2002 vertoonden het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de provincie Luik en de provincie Antwerpen hogere incidenties. Figuur 6 | Aantal isolaties van H. influenzae afkomstig van bloed of cerebrospinale vloeistof, tussen 1991 en 2011, België (Netwerk van Peillaboratoria, WIV-ISP) N 140 120 100 80 60 40 20 0 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e De aangiftes bij de Vlaamse gemeenschap vertonen een gemiddelde van 3,9 gevallen van invasieve infecties met Hib per jaar tussen 2002 en 2010. In 2011 werden er 6 gevallen opgetekend (40;41). Tussen 2008 en 2011 maakte de Franse Gemeenschap gewag van 4 gevallen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 2 gevallen via de systemen MATRA/MATRA-Bru. Figuur 7 | Percentage van isolaties van invasieve infecties met Haemophilus influenzae per leeftijdsgroep, gemiddelde 2002-2010 en 2011 (Netwerk van Peillaboratoria, WIV-ISP) 2002-2010 2011 60 50 40 % 30 10 0 0-4 5-14 15-24 25-44 45-64 >65 Age Group (years) In 2011 ontving het NRC in totaal 245 stammen van H. influenzae (invasieve en niet-invasieve infecties), dit is een stijging ten opzichte van de jaren 2009 (N=167) en 2010 (N=183). Deze stijging van het aantal stammen is waarschijnlijk toe te schrijven aan de grotere zichtbaarheid van het NRC. Er werden 93 invasieve stammen vastgestel (cerebrospinale vloeistof of bloed) (38%). De invasieve Hib-stammen werden teruggevonden in 4 gevallen (4%). De meeste invasieve stammen waren niet-typeerbare H. influenzae (89%). Discussie De aangiftes bij de diensten Toezicht Volksgezondheid/gezondheidsinspectie van meningitis met Hib bij pasgeborenen zijn sinds 2002 zeer zeldzaam in Vlaanderen; het gaat om ongeveer 4 gevallen per jaar. In de Franse Gemeenschap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijft het aantal aangiftes laag. Het netwerk van Peillaboratoria bevestigt deze tendens gezien de daling met de helft van de invasieve infecties met H. influenzae over het algemeen tussen 1992 en 1996. Deze daling is sindsdien stabiel gebleven. In 2011 stelden we echter een toename vast van de geregistreerde invasieve infecties met H. influenzae. De gegevens van NRC van 2011 tonen aan dat de meeste invasieve stammen niet-typeerbare H. influenzae waren (89%). Er werden slechts 4 gevallen van Hib opgespoord. Een longitudinaal onderzoek door de Groupement belge des Pédiatres de langue française (Belgische Groepering van Franstalige Pediaters) heeft aangetoond dat de invasieve infecties met Hib sinds de aanbeveling van het vaccin in 1993 duidelijk gedaald zijn (42). De incidentie werd toen geraamd op 40 tot 60 II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e 20 29 II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e gevallen per 100.000 per jaar voor kinderen onder de 5 jaar. Meningitis werd teruggevonden in 69% van de gevallen, sepsis in 29%, epiglottitis in 14% en pneumonie in 9% van de gevallen. De hoogste frequentie werd teruggevonden bij baby’s tussen 3 en 15 maanden (7,3% bij baby’s jonger dan 3 maanden, 20,3% bij baby’s jonger dan 6 maanden). Het sterftecijfer bedroeg 2,1% en 13% van de kinderen had last van postinfectueuze sequellen. 30 Een Europese studie uit de periode 2000-2006 toonde aan dat meer dan de helft van de invasieve stammen niet-typeerbare H. influenzae was (of niet ingekapseld, ncHi), die vooral kinderen jonger dan een jaar en bejaarden ouder dan 65 jaar troffen (43). De incidentiegraad van de invasieve infecties met H. influenzae was het hoogst bij zuigelingen, met respectievelijk 1,7 en 2 gevallen/100.000 kinderen van minder dan een jaar voor de Hib- en ncHistammen. De incidentiegraad voor ncHi-infecties bij baby’s jonger dan een maand bedroeg meer dan 10 gevallen/100.000. De invasieve infecties met ncHi waren gekoppeld aan een sterftegraad van 12% tegenover 4% voor Hib, wat betekent dat het aantal ernstige invasieve infecties minder vaak gekoppeld wordt aan het capsulaire serotype b, en eerder aan andere serotypes H. influenzae of aan niet-typeerbare H. influenzae. De infecties veroorzaakt door de ingekapselde serotypes van niet-type b, vooral de serotypes A en F, werden vastgesteld in bepaalde geografische regio’s. Er zijn echter geen bewijzen van vervanging van de stammen van type b door andere capsulaire serotypes (44). De drempel om circulatie van Hib te onderbreken wordt geraamd meer dan 95% en wordt verkregen voor de 4 doses in Vlaanderen (2008: 95,2% voor Hib4) (31). In Wallonië bleven de 4 doses onder de 95% vaccinatiegraad (2009: 90,2% voor Hib4) (15;17). De universele vaccinatie tegen Hib in België maakte het mogelijk om de incidentie van invasieve gevallen bij kinderen te doen dalen, maar men is er (nog) niet in geslaagd om deze te elimineren. Het succes van de geconjugeerde vaccins tegen Hib doet de belangrijke vraag rijzen hoe de wijzigingen van de eigenschappen van de invasieve ziekten en de kolonisatie van de neuskeelholte door deze vaccins een invloed kunnen hebben op de epidemiologie van de infectie met H. influenzae. Surveillancegegevens blijven nodig om de reële omvang en evolutie van deze infecties te kunnen beoordelen. Meningokokken infectie Hoofdpunten • Sinds 2002 daalde de incidentie van meningokokkeninfecties dankzij systematische vaccinatie tegen serogroep C. Er werd tegelijk ook een daling in serogroep B vastgesteld. • In de meeste gevallen werd serogroep B vastgesteld (75,9%), naast 13,5% in serogroep C. De meerderheid van de gevallen van serogroep C werden vastgesteld in Wallonië (12 van de 15 gevallen). • 51,9% van de gevallen werd in Vlaanderen waargenomen (incidentie 0.98/100.000 inwoners), 38,4% in Wallonië (0,98/100.000 inwoners) en 9,8% in Brussel (1,2/100.000 inwoners) • Kinderen jonger dan 5 jaar vertegenwoordigden 37,5% van de gevallen, jongeren van 15-19 jaar 13,4% van de gevallen. Inleiding Meningokokkose is een acute of subacute infectieziekte veroorzaakt door de bacterie Neisseria meningitidis. De bacterie kan voorkomen bij gezonde dragers in de nasopharynx. Asymptomatisch dragerschap komt voor in 10% van de algemene populatie, met een grote variatie naargelang de leeftijd. Dragerschap is zeer laag (enkele percentages) in de eerste levensjaren en stijgt zeer snel bij adolescenten om een maximum te bereiken op de leeftijd van 20 tot 24 jaar (tot 30%). Het dragerschap bij oudere persoenen is minder dan 10% (45). Invasieve meningokokkeninfectie komen het vaakst voor onder de vorm van een meningitis of sepsis of een associatie van beide. Beide klinische vormen behoren tot de verplichte te melden infectieziekten. Ondanks sterk verbeterde kennis, behandeling en preventie, blijft meningokokkenziekte overal ter wereld zowel endemisch als epidemisch voorkomen, ook in Europa. In België dateert de laatste epidemische opstoot van meningokokkeninfecties van 1970-1974 (1). Vanaf 1991 werd een toenemende incidentie genoteerd van 1,0/100.000 inwoners tot 3,7/100.000 inwoners in 2001. Sinds 1997 steeg het aantal gevallen door serogroep C en deze serogroep is voor het eerst de meest frequente serogroep sinds het begin van de surveillance (tot 50% van de gevallen) in 2001. Serogroep B was tot dan de serogroep die het meest frequent voorkwam bij de invasieve meningokokkeninfecties. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e • In 2011 diagnosticeerde het Nationale Referentiecentrum 112 gevallen van invasieve meningokokkeninfectie (meningitis of sepsis door meningokokken) leidend tot een jaarlijkse incidentie van 1,0/100.000 inwoners in vergelijking met 0,89/100.000 in 2010. 31 II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Tot 2001 was alleen het polysaccharidevaccin (A, C, W135, Y) beschikbaar in België. Omwille van het laag immunogeen vermogen van dit vaccin bij jonge kinderen en de beperkte beschermingsduur bij alle leeftijdsgroepen, werd het gebruik ervan voorbehouden voor reizigers naar endemische gebieden en voor contactpersonen van een zieke bij wie een meningokokkenstam van serogroepen A of C geïsoleerd werd (29;46). 32 De ontwikkeling van een geconjugeerd vaccin tegen meningokok C (MenCvaccin) zorgde voor nieuwe mogelijkheden wat betreft de bescherming door vaccinatie tegen deze infectie. MenC vaccinatie beschermt niet tegen andere meningokokken infecties veroorzaakt door andere serogroepen zoals A, B, W135, Y. Momenteel zijn er geen vaccin beschikbaar die beschermen tegen alle stammen behorende tot serogroep B. Een vaccin tegen serogroep B werd wel recent goedgekeurd, en beschermt mogelijks tegen een deel van de serogroep B stammen die circuleren in Europa (47). Het meningokokken C vaccin werd in Engeland succesvol en op grote schaal toegepast en gaf aanleiding om ook in België een vaccinatieprogramma te organiseren in de bestrijding van de toenemende meningokokken C infecties. Sinds 2002 is menC vaccinatie in België in de basiskalender voor het kind opgenomen (29). Bijkomend werden campagnes voor inhaalvaccinatie georganiseerd: •In de Vlaamse Gemeenschap liep deze van december 2001 tot einde 2004, en was ze gericht op alle kinderen van 1 tot en met 18 jaar. •De campagne in de Franse Gemeenschap had betrekking op alle kinderen die geboren waren tussen 1996 en 2001, en werd uitgevoerd tussen juni 2002 en december 2002. De vaccinatiegraad (meting bij kinderen van 18-24 maanden) voor meningokokken C werd geschat op 91,7% in Brussel (2006), 95,6% in Vlaanderen (2008) en 91,2% in Wallonië (2009) (16;21;31). Sinds 2002 is de incidentie van meningokokkose in België onafgebroken gedaald. Deze vermindering kan worden toegeschreven aan een daling van het aantal infecties van serogroep C na de vaccinatiecampagne (2002-2004) alsook een daling van het aantal infecties van serogroep B . In 2006 was de incidentie van invasieve meningokokkeninfecties door serogroep C in België met 94% gedaald ten opzichte van 2001, namelijk van 179 gerapporteerde gevallen naar 11 (48). Methode Het NRC voor Neisseria meningitidis identificeert en karakteriseert alle stammen geïsoleerd uit een normaal steriele lichaamsvloeistof (grotendeels bloed, lumbaal vocht) van patiënten met symptomen van een acute infectie (meningitidis, sepsis…) door N. meningitidis. Enkel de diagnose van meningitis en/of sepsis met confirmatie van N. meningitidis worden als geval geregistreerd in peil- en referentielaboratoria. Deze “casusdefinitie” van de ECDC heeft tot gevolg dat het aantal (geregistreerde) meldingen via de verplichte aangifte hoger ligt dan het aantal gevallen geregistreerd via de Peillaboratoria en het NRC. Sinds 1971 neemt het NRC voor Neisseria meningitidis deel aan het epidemiologisch toezicht van acute meningokokkeninfecties. Ze kan o.a. epidemische haarden en vooral een epidemische stam vroeg detecteren. Resultaten In 2011 diagnosticeerde het NRC 112 gevallen van invasieve meningokokken infectie (meningitis of sepsis door meningokokken) leidend tot een jaarlijkse incidentie van 1,01/100.000 inwoners (48). Het aantal gevallen waargenomen in 2011 in Vlaanderen bedroeg 51,8%, in Wallonië 38,3% en in Brussel 9,9%. Over de jaren heen is het aantal gevallen steeds overheersend in Vlaanderen. De incidentie is echter het hoogst in Brussel met 1,19/100.000 inwoners, gevolgd door Vlaanderen en Wallonië (beiden 0,98/100.000 inwoners) (Figuur 8, Figuur 9) (48). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Invasieve meningokokkeninfecties behoren tot de verplicht te melden aandoeningen in Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Naast deze meldingsplicht, gebeurt een rechtstreekse opvolging van elke detectie van Neisseria meningitidis in België via: •het netwerk van Peillaboratoria over gans België met een evenredige verdeling over de arrondissementen •het Nationale Referentiecentrum (NRC) voor Neisseria meningitidis (WIVISP) 33 Figuur 8 | Aantal gevallen van Meningokokken, meningitis en/of sepsis, van 2000 tot 2011, per gewest, België (Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis, WIV-ISP) (48) N 400 Total 350 Flanders Wallonia 200 Brussels 100 50 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 0 Figuur 9 | Incidentie van meningokokken, meningitis en/of sepsis, per 100000 inwoners, per gewest, van 2000 tot 2011, België (Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis, WIV-ISP) (48) 5,0 Total 4,5 4,0 Flanders 3,5 Wallonia 3,0 2,5 Brussels 2,0 1,5 1,0 0,5 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 0,0 2000 34 250 150 Incidence/100 000 inhabitants II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e 300 In 2011 werd voornamelijk serogroep B vastgesteld (75,9%), in veel mindere mate serogroep C (13,4%) (2). Serogroep C werd voornamelijk in Wallonië vastgesteld (12 van de 15 gevallen). De case fatality ratio bedroeg 7.1% in 2011. De case fatality ratio bedroeg de laatste tien jaar tussen de 1.5 en 8% met een gemiddelde van 5%. Kinderen jonger dan 5 jaar vertegenwoordigden 37,5% van de gevallen, jongeren van 15 tot 19 jaar 13,4% van de gevallen. In 2011 werd een toename gezien in de leeftijdsgroep 20-24 jarigen en 65+ (Figuur 10). 70 2000-2005 60 2006-2010 50 2011 40 N 30 20 10 0 <1 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-44 45-64 65+ Agegroup (years) Discussie België werd in 2001 getroffen door een epidemie van Neisseria menigitidis serogroep C (179 gevallen waarvan 22 overlijdens). Vaccinatie tegen meningokokken C werd opgenomen in het vaccinatieprogramma in 2002 voor kinderen tussen 12-15 maanden. Een inhaalvaccinatie in de Vlaamse Gemeenschap vond plaats van december 2001 tot einde 2004, gericht op alle kinderen van 1 tot en met 18 jaar. De inhaalvaccinatie in de Franse Gemeenschap had betrekking op alle kinderen die geboren waren tussen 1996 en 2001 (leeftijd 1 tot 5 jaar). Sindsdien werd een duidelijke daling van Neisseria meningitidis gevallen geobserveerd. Door het verschil tussen de gemeenschappen in beoogde leeftijdsgroep van de inhaalvaccinatie komt serogroep C praktisch niet meer voor in Vlaanderen, terwijl in Wallonië wel nog gevallen werden gemeld. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Figuur 10 | Aantal gevallen invasieve meningokokkeninfectie volgens leeftijdsgroep, gemiddelde van 2000-2005 en 2006-2010 en in 2011, België (Nationaal Referentiecentrum voor meningokokken, WIV-ISP) (48) 35 Serogroep C treft momenteel meer volwassenen dan jongeren. In Vlaanderen werd tot op heden geen enkel geval van meningokokken C vaccinatiefalen gedetecteerd (49). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Meningokokken serogroep B vertegenwoordigen het grootste aandeel van de meningokokken infecties in België. De incidentie van meningococcus B infecties stabiliseerde in 2010-2011 na een dalende trend sinds 1999. Een licentie voor het vaccin tegen meningococcus B werd goedgekeurd. Gezien de huidige epidemiologische situatie in Vlaanderen en Wallonië, momenteel wordt geen herhalingsdosis voor adolescenten met het meningococcen C vaccin beoogd. 36 Op Europees vlak blijkt dat de epidemiologie van meningokokken infecties voortdurend verandert (50). Epidemieën van serogroep A en B kwamen voor en uitbraken van serogroep C werden in de jaren ’80-’90 opgemerkt. Serogroep W135 werd geobserveerd in 1970. In Frankrijk werden tussen maart en juni 2000 een totaal van 27 gevallen door serogroep W135 vastgesteld (51). Recent werd een toename van serogroep Y gezien in Scandinavische landen en de UK. Hoewel het aantal gevallen van serogroep Y ook in België laag is, blijft continue monitoring aangewezen. Mazelen Hoofdpunten • Er vond een mazelenepidemie plaats in de Europese Unie. Deze was erg omvangrijk met meer dan 30.000 gevallen in 2010 en meer dan 28.000 gevallen in 2011. • De landen die het hardst getroffen werden, waren Frankrijk, Italië, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. • Ook België is niet gespaard gebleven, met 595 gemelde gevallen van mazelen in 2011, tegenover 40 gevallen in 2010. • De hoogste incidentie werd gezien bij de leeftijdscategorie van < 1 jaar (48,9/100.000). De incidentie voor de algemene bevolking bedroeg 5 gevallen per 100.000 inwoners, waarmee de eliminatiedoelstellingen van de WGO niet werden bereikt. Inleiding Mazelen is een van de meest besmettelijke infectieziekten die in bijna 30% van de gevallen leidt tot complicaties (52). Alle Europese landen werden aangespoord om mazelen tegen 2015 te elimineren, zoals het Europese Regionale Bureau van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) heeft voorgesteld (53). In West-Europa heerst er sinds 2010 een epidemie met meer dan 30.000 gevallen. Ze volgt op een veel rustigere periode van 3 jaar waarin het aantal gevallen minder dan vijfduizend bedroeg. De vorige grote epidemie tussen 2004 en 2006 trof de landen van Oost-Europa (Roemenië, Oekraïne) (54). In 2011 kende Frankrijk de hoogste meldingsgraad met 23 gevallen per 100.000 inwoners. De andere landen die in 2011 een groot aantal gevallen registreerden, waren Italië, Roemenië, Spanje en Duitsland (55). Samen waren deze vijf landen goed voor meer dan 90% van alle gevallen van mazelen in de Europese Unie. De hoogste incidentie trof kinderen jonger dan 1 jaar (44 gevallen voor 100.000 inwoners), gevolgd door kinderen tussen 1 en 4 jaar (24 gevallen voor 100.000 inwoners). Voor 75% van de gevallen was de klinische evolutie gekend. Het percentage pneumonieën en encefalitis bedroeg 4,9% en 0,1%. Er werden 8 overlijdens aangegeven in 2011. De vaccinatie status was gekend voor 83% van de gevallen. 82% van de gevallen was niet gevaccineerd en 18% was had minstens één dosis gekregen. In België werd de vaccinatie opgenomen in de vaccinatiekalender: de 1e dosis in 1985 en vervolgens, in 1995, de 2e dosis. Momenteel gebeurt de vaccinatie door inenting met het MBR-vaccin (bof-mazelen-rubella) in twee doses: een eerste op de leeftijd van 12 maanden en een tweede tussen 10 en 13 jaar (29). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e • De meeste patiënten (73%) waren niet gevaccineerd. 37 De surveillance door de Huisartsenpeilpraktijken tussen 1982 en 1998 toonde aan dat de incidentie per 100.000 inwoners met meer dan honderd keer is gedaald (Figuur 11). 38 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 Incidence per 100 000 population II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Figuur 11 | Aantal gevallen van mazelen per 100.000 inwoners, tussen 1982 en 1998, in de Vlaamse en Franse Gemeenschap (Huisartsenpeilpraktijken, WIV-ISP) Communauté française Vlaamse gemeenschap In januari 2003 werd het «Comité voor de eliminatie van mazelen en rubella in België» opgericht. Het bestaat uit experts op het vlak van mazelen en vertegenwoordigers van de verschillende Gemeenschappen en de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Milieu. Dit comité staat in voor de opvolging van de situatie in België en stelt acties voor om de eliminatiedoelstellingen van de WGO voor mazelen te behalen. Om de eliminatiedoelstelling te bereiken moet de vaccinatiegraad minstens 95% voor de 2 doses bedragen (56). In België werd een vaccinatiegraad van meer dan 95% voor de 1e dosis onlangs enkel in Vlaanderen bereikt (96,6%, 2008). Volgens de laatste studies bedroeg de vaccinatiegraad voor de eerste MBR-dosis 92,4% in Wallonië in 2009 en 91,1% in Brussel in 2006. Voor de 2e dosis bedroegen de percentages respectievelijk 90,6%, 75,5% en 70,0% voor Vlaanderen, Wallonië en Brussel (4,6). Methode Sinds oktober 2002 wordt de opvolging van mazelen georganiseerd met behulp van het surveillancesysteem «PediSurv». Deze surveillance wordt aangevuld met informatie over bevestigde gevallen afkomstig van het Nationaal Referentiecentrum (NRC): Dienst Virale Ziekten (WIV-ISP) en door die van het netwerk van Peillaboratoria. Sinds 2009 behoort mazelen bovendien tot de ziekten die verplicht moeten worden aangegeven in heel België. De gevallen worden aangegeven bij artsen van de overeenstemmende diensten van de deelentiteiten. Resultaten De recente epidemiegolf van mazelen in België begon met een epidemie die uitbrak in de antroposofische scholen in februari 2011, in Gent, een epidemie waarbij minstens 59 kinderen werden getroffen. In diezelfde periode werden er sporadische gevallen en epidemieën gemeld, voornamelijk in Brussel en in Wallonië, vaak als gevolg van een reis (wintersport) naar Frankrijk. Vervolgens verspreidde het virus zich onder de niet-gevaccineerde gezinsleden en klasgenoten. De incidentie voor de algemene bevolking bedroeg 5 gevallen per 100.000 inwoners, waarmee de doelstellingen van de WGO niet werden bereikt. De hoogste incidentie werden teruggevonden in Brussel en WaalsBrabant (Tabel 5). Figuur 12 | Aantal aangegeven gevallen tussen 2007 en 2011, in België (verplichte meldingen en WIV-ISP) 62 98 33 40 595 N 140 120 100 80 39 60 40 20 0 II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Sinds begin 2011 had België te kampen met een toename van het aantal gevallen van mazelen. In 2011 werden er in totaal 595 gevallen van mazelen gerapporteerd (Figuur 12). In 2009 en 2010 werden er respectievelijk 33 en 40 gevallen vastgesteld, terwijl we voor de periode van april 2007 tot mei 2008 een mazelenepidemie hebben gekend met meer dan 130 gevallen in de joodsorthodoxe gemeenschappen van Antwerpen (28,29). J F MAM J J A S O N D J F MAM J J A S O N D J F MAM J J A S O N D J F MAM J J A S O N D J F MAM J J A S O N D 2007 2008 2009 2010 2011 Tabel 5 |Aantal gevallen en incidentie van mazelen, per provincie, in België, in 2011 (verplichte meldingen en WIV-ISP) 2011 Number of cases ANTWERPEN 13 0,2 BRABANT WALLON 42 3,3 BRUSSEL/BRUXELLES 180 5,0 HAINAUT 121 2,8 LIEGE 40 1,1 1 0,0 LUXEMBOURG 11 1,2 NAMUR 35 2,2 OOST-VLAANDEREN 78 1,6 VLAAMS BRABANT 35 1,0 WEST-VLAANDEREN 18 0,5 UNKNOWN 21 Total 595 1,7 De mediane leeftijd van de laboratorium bevestigde gevallen bedroeg 14 jaar (met een interval van 0 tot 65 jaar). De hoogste incidentie werd waargenomen binnen de leeftijdscategorie van <1 jaar (48,9/100.000) (Figuur 13). De vaccinatie status met betrekking tot MBR was gekend voor 352 gevallen (59%), waarvan 73% nooit werd gevaccineerd (Figuur 14). Figuur 13 | Incidentie van de gevallen van mazelen per leeftijdsgroep, in België, in 2011 (verplichte meldingen en WIV-ISP) Incidence/100 000 population II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e LIMBURG 40 Incidence/100 000 inhabitants 50 40 30 20 10 0 <1 1-4 5-9 10-14 15-19 Age Group (years) 20-29 30+ Figuur 14 | Aantal gevallen van mazelen met vaccinatie status per leeftijdsgroep, in België, in 2011 (N=355), (verplichte meldingen en WIV-ISP) N 70 ? doses 60 2 doses 50 1 dose 40 20 10 0 <1 1-4 5-9 10-14 15-19 20-29 30+ Age Group (years) In twee derden van de gevallen ouder dan 1 jaar werd als reden voor niet vaccinatie een ouderlijke beslissing opgegeven (Tabel 6). Tabel 6 |Redenen voor het niet vaccineren bij gevallen van mazelen van kinderen ouder dan een jaar, in België, in 2011 (N=181), (verplichte meldingen en WIV-ISP) Reason for non vaccination N Advice Homeopatic Physician 16 8,8 5 2,8 Allergy % Circumstances (illness, travel…) 17 9,4 Forgotten, Negligence 16 8,8 Hard to reach population (Roma, Asylum seekers) 26 14,4 49 27,1 7 3,9 45 24,9 Parental refusal Antroposophic believes Fear side effects Not specified II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e not vaccinated 30 41 II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Vierennegentig gevallen werden gehospitaliseerd (hetzij 26% van de 357 gevallen waarover men informatie had). Er werden veertig respiratoire complicaties gemeld, één septische schok bij een kind van 1 jaar en een acute mazelenencefalitis bij een volwassene van 37 jaar. Er werd geen enkel overlijden gemeld in België. Minstens 40 gevallen hadden een reis naar het buitenland gemaakt (voornamelijk Frankrijk) in de 7 tot 23 dagen voordat de symptomen begonnen. 42 Het aantal gevallen met laboratoriumbevestiging was 348. Hiervan vertoonden 128 gevallen het genotype D4. Een eerste subvariant, MVs/Ghent. BEL/09.11/1[D4], werd geïsoleerd gedurende de epidemie in Gent en vertoont een evidente link met MVs/Hamburg.DEU/03.09[D4]. Een tweede subvariant, namelijk MVs/Brussels.BEL/08.11[D4], die eerder werd opgespoord in Brussel en in Wallonië, verschilt niet van de variant die werd geïsoleerd in Frankrijk (MVs/Paris.FRA/18.10[D4]). Deze tweede subvariant kreeg zijn benaming ook volgens de stam D4-Manchester, MVs/Manchester.GBR/10.09[D4]. Deze variant circuleert voornamelijk in West-Europa en rond de Middellandse Zee (57). D4-Hamburg is een nieuwe variant van het mazelenvirus, en werd ingevoerd van Londen naar Hamburg in december 2008 (15). D4-Hamburg circuleert al meer dan twee jaar in Europa, voornamelijk in Oost-Europa. In totaal werden er al meer dan 25.000 gevallen gerapporteerd in 12 landen. Discussie Hoewel de incidentie van mazelen laag was in 2009 en 2010 en de eliminatiedoelstelling mogelijk leek, konden we in 2011 een sterke stijging zien van het aantal gevallen. Hospitalisatie was nodig in meer dan 25% van de gevallen. Deze stijging kan worden verklaard door de suboptimale vaccinatiegraad met het MBR-vaccin binnen de algemene bevolking en door het bestaan van risicogroepen, waardoor een stijging van vatbare personen mogelijk blijft. Dezelfde situatie ligt aan de basis van de mazelenepidemie in Frankrijk die in 2009 begon en waarbij een tweede en een derde epidemiegolf plaatsvonden in 2010 en 2011. In Europa werden meer dan 30.000 gevallen gemeld in 2010, dit is 6 keer meer dan het jaargemiddelde van de drie vorige jaren, en meer dan 28.000 gevallen in 2011. Het bestaan van subgroepen die een lage vaccinatiegraad vertonen vanwege hun anti-vaccinatieovertuiging (van religieuze, antroposofische of andere aard), vormt een van de belangrijkste obstakels die verhinderen dat de vastgestelde eliminatiedoelstellingen bereikt worden. In België bevinden de antroposofische scholen zich voornamelijk in Vlaanderen. In Brussel en Wallonië werden andere groepen getroffen, zoals zigeuners of gezinnen met anti-vaccinatieovertuigingen. De mazelenepidemie in België getuigt van het belang van de verhoging van de vaccinatiegraad en de handhaving ervan, van gerichte acties bij risicogroepen, van een efficiënte surveillance en voldoende middelen om controlemaatregelen te kunnen nemen. Blijft de uitdaging om de ouders en het personeel van de gezondheidszorg te overtuigen van het belang van de MBR-vaccinatie om samen de eliminatiedoelstelling te bereiken tegen 2015. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e De bevoegde overheden van de Gemeenschappen voerden verschillende controlemaatregelen in, onder andere vaccinatiecampagnes en gerichte informatiecampagnes. Het Comité voor de eliminatie van Mazelen en Rubella in België verspreidde persberichten via interviews op tv en in de kranten om het personeel van de gezondheidszorg en de algemene bevolking te informeren over het belang van de vaccinatie. Bovendien stuurde dit comité een informatiebrief naar de hygiënediensten van de ziekenhuizen. De voornaamste aanbevelingen die werden geformuleerd zijn enerzijds de vaccinatie volgens het basisvaccinatieschema, en anderzijds de vaccinatie als gevolg van een blootstelling in functie van de leeftijd, de tijd die verlopen is sinds de blootstelling en de aanwezigheid van onderliggende aandoeningen. 43 Bof Hoofdpunten • In 2011 werd via het Pedisurv-netwerk melding gemaakt van 14 gevallen van bof. In 2010 en 2009 waren dit er respectievelijk 30 en 54. • De leeftijd van de gevallen varieerde tussen 2 en 25 jaar, met een mediaan van 9 jaar. Slechts een minderheid (25%) werd via serologie bevestigd. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e • Tussen januari en juni 2011 werd in Vlaanderen een bofepidemie opgemerkt. De epidemie verliep in Antwerpse gemeenten die grenzen aan de Nederlandse grens. Bij deze epidemie werden 164 gevallen geregistreerd. De gemiddelde leeftijd was 20 jaar, 127 (76%) van deze gevallen waren ouder dan 10 jaar. 44 Inleiding Bof is een infectieziekte die veroorzaakt wordt door besmetting met het bofvirus (familie: Paramyxoviridae). Bofinfectie verloopt asymptomatisch bij 30% van de kinderen. Complicaties zijn orchitis, aseptische meningitis, oophoritis, pancreatitis en encephalitis (58). Unilateral sensorineurale doofheid bij kinderen komt voor in 1/20.000 gevallen. Het eerste bofvaccin kreeg zijn licentie in België in 1967, maar een algemene aanbeveling tot gebruik bij jongens op de leeftijd van 15 maanden kwam er pas in 1980. Sinds 1985, met het veralgemeende gebruik van het trivalente mazelen-bof-rubella (MBR) vaccin bij zowel jongens als meisjes, heeft de vaccinatie tegen bof ingang gevonden in de algemene bevolking. Sinds 1995 geldt ook de aanbeveling voor een 2e dosis MBR– momenteel op de leeftijd 10-13 jaar (29). De laatste jaren worden verschillende epidemieën van bof waargenomen in onze buurlanden en de VS, vooral het genotype G5 werd aangetroffen. Lokale outbreaks worden vaak veroorzaakt door een genotype dat enkele nucleotiden verschilt. Bij de recente epidemie in Nederland werd het subtype Groningen aangetroffen werd. Surveillance voor bof blijft belangrijk om de doeltreffendheid van het MBRvaccin op te volgen. Deze is namelijk laagst voor de bofcomponent (59). Een ander argument voor alertheid is het groeiende aantal bofgevallen in de ons omringende landen. De vaccinatiegraad voor bof in Vlaanderen was voor de 1e dosis 94.0% (meting bij 18-24 maanden, 2008) en voor 2 dosissen 83.6% (meting bij adolescenten) (31). In 2006 was de vaccinatiegraad in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 91.1% (meting in 18-24 maanden) (16). In Wallonië was de vaccinatiegraad in 2009 92,4% voor de 1e dosis en 75.5% voor de 2e dosis (21). Methode Bof wordt opgevolgd via het PediSurv-netwerk. Voor het registreren van bof wordt de volgende klinische definitie gehanteerd: een acute, pijnlijke, selflimiting zwelling van de oorspeekselklier of een andere speekselklier, één- of tweezijdig, duur > 2 dagen, zonder andere aanwijsbare oorzaak. Outbreak Kempen 2011 Registratie van bofgevallen tijdens de bof-outbreak in de Kempen gebeurde via artsen en laboratoria. Dankzij media-aandacht waren er eveneens spontane meldingen. Bij vermoeden van een lokale cluster werd door het team infectieziekten Antwerpen zelf actief naar gevallen gezocht (60). In 2011 was er voor bof geen Nationaal Referentiecentrum. Resultaten In 2011 werden er door de artsen van PediSurv 14 gevallen van bof gemeld. Via MATRA (elektronisch systeem voor de melding van infectieuze ziekten van de Franse Gemeenschap) werden geen gevallen gemeld. Bij de bofuitbraak in de Kempen werden 164 gevallen gemeld. In totaal werden dus gegevens verzameld voor 178 afzonderlijke gevallen. Van de gemelde gevallen van bof via PediSurv (N=14) kon bij 64% (N=9) bijkomende epidemiologische informatie worden verzameld dankzij vragenlijsten. Dit percentage is lager in vergelijking tot vorige jaren (70 tot 91%). De leeftijd was gekend voor alle 14 gevallen en varieert van 2 tot 25 jaar, met een mediaan op 9 jaar. De meerderheid van de gevallen behoorde tot de leeftijdsgroep van 1 tot 9 jaar. De leeftijdsdistributie is vergelijkbaar met deze van de voorbije jaren (Figuur 15). Het geslacht was maar van 7 gevallen gekend, 4 daarvan zijn van het vrouwelijke geslacht. De vaccinatiestatus was gekend voor 8 gevallen (57%). Eén geval was onvoldoende gevaccineerd voor zijn leeftijd, de anderen waren volledig gevaccineerd. Voor de gevaccineerde gevallen was de tijd tussen de laatste dosis en het begin van de symptomen gemiddeld 5,0 jaar (range 11 maanden – 10 jaar). In 2011 werd er geen melding gemaakt van verwikkelingen na het optreden van bof. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Voor Vlaanderen en Wallonië is bof enkel verplicht te melden in het kader van de verplichte melding van infectieziekten in scholen. In Brussel komt deze ziekte wel voor op de lijst van verplicht te melden infectieziekten. Over het ganse land wordt wel verwacht dat hulpverleners melding maken van een infectieziekte indien verschillende gevallen (al dan niet duidelijk gelinkt) opgemerkt worden. 45 De woonplaats van de patiënt was gekend voor 9 gevallen (64%). Dit jaar telde Vlaanderen het hoogste aantal bofgevallen. Voorbije jaren telden Brussel en Wallonië het hoogste aantal gevallen. In Brussel melden ook huisartsen gevallen via Pedisurv en de gegevens aangevuld worden met gevallen afkomstig van verplichte meldingen uit de Franse Gemeenschap (Figuur 16). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Van het totaal aantal klinisch verdachte gevallen in 2011, gemeld door de artsen via Pedisurv of MATRA werd bij 2 van de 8 gevallen (25%) waarvoor deze informatie beschikbaar was, een labotest aangevraagd voor bevestiging van de diagnose. Dit is gelijkaardig met 2010 (30%). Beide geteste gevallen hadden een positieve IgM serologie. 46 Figuur 15 | Leeftijdsdistributie van de gevallen van bof, Gemiddelde van 20032010 en 2011, België (Pedisurv-netwerk, WIV-ISP) 60 2003-2010 50 2011 40 % 30 20 10 0 <1 1-9 10-19 Age Group (years) ≥20 Figuur 16 | Aantal gemelde gevallen van bof per regio, 2003-2011, België (Pedisurv-netwerk, WIV-ISP) N 110 Total 100 90 Flanders 80 Wallonia 70 60 Brussels 50 30 20 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 0 2003 10 Bof uitbraak in de Kempen, 2011 (60) In het kader van descriptief outbreak onderzoek werden van 1 januari tot 30 juni 2011 164 gevallen van bof geregistreerd. Vooral in de maand mei werden veel gevallen (N=64, 42%) geregistreerd. De outbreak beperkte zich tot de Antwerpse Kempen. Van de 164 gevallen werden er 12 (3%) serologisch bevestigd. In de leeftijdsgroep van 11-20 jarigen werden de meeste gevallen opgetekend. 127 (76%) van de gevallen waren ouder dan 10 jaar. Voor 90 gevallen was de vaccinatiestatus gekend. Van deze 90 gevallen waren er slechts 13 ongevaccineerde. De meerderheid (57,7%) was tweemaal gevaccineerd (N=52), 27,8% van de gevallen was eenmaal gevaccineerd (N=25). In bijna alle gevallen was er sprake van een pijnlijke zwelling van de parotis (96,6%). De meest frequente complicatie was orchitis, deze kwam bij 16 (15%) van de mannelijke patiënten voor. Andere complicaties waren onder andere pancreatitis (N=3; 1,8%). Discussie Het jaar 2011 was een keerpunt voor bof. Enerzijds bevestigde het surveillance netwerk Pedisurv de trend die de laatste jaren gezien werd: bof komt slecht heel sporadisch voor bij kinderen en kent geen geclusterd verloop. Anderzijds kende België in 2011 ook zijn eerste grote bofepidemie sinds tweemaal gevaccineerd wordt met MBR. Deze twee bevindingen spreken elkaar niet II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e 40 47 II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e per se tegen. De epidemie was vrij lokaal, patiënten werden bijna uitsluitend gezien door hun huisarts en de groep die voornamelijk getroffen werd, jongvolwassenen, valt buiten het bereik van Pedisurv. Beide bronnen, Pedisurv en het outbreak onderzoek, geven wel duidelijk aan dat bof zich ook onder volledig gevaccineerden manifesteert. 48 Het is moeilijk een precieze inschatting van de bof incidentie te maken. Een van de redenen hiervoor is dat bof zelf geen duidelijk klinisch beeld heeft: in 30% van de gevallen verloopt dit asymptomatisch, bij 50% wordt een uni- of bilaterale zwelling waargenomen. Verder zijn er ook verschillende andere pathogenen die in geïsoleerde gevallen parotitis kunnen veroorzaken. Daarnaast is bof, behalve in Brussel, geen meldingsplichtige ziekte en was het in 2011 ook niet opgenomen in een laboratorium-surveillance systeem. België vindt met de bofepidemie die plaatsvond in de Kempen aansluiting bij de ons omliggende Europese landen, waar sinds eind 2009 al bof-epidemieën gemeld worden (61-64). In Groot-Brittannië, waar de vaccinatiegraad lager ligt dan in België, wordt het aantal gevallen in 2011 geschat op 2716 (65). In Nederland waar de vaccinatiegraad vergelijkbaar of zelfs hoger is dan in België, wordt het aantal gevallen geschat op 610. Zowel in voorkeurspopulatie, studenten, als in vaccinatiegraad, verloop en complicaties zijn de outbreaks in België en Nederland onderling vergelijkbaar. De vaccinatiegraad van de getroffen populatie in de Antwerpse Kempen is onbekend. Tijdens de laatste vaccinatiegraadstudie in 2008 werd de vaccinatiegraad van jongeren geboren in 1994 onderzocht en geschat op 90,6% (31). Het is aannemelijk dat de vaccinatiegraad ook in de voorkeurspopulatie in de Antwerpse Kempen rond 90% zal liggen. Dat dit internationale fenomeen zich manifesteert ondanks een hoge vaccinatiegraad binnen de getroffen populaties is waarschijnlijk een combinatie van verschillende factoren. Primair vaccinfalen, geen IgG reactie bij vaccinatie, wordt vermoed in 6-10% van de gevallen (66;67). Waning immunity wordt eveneens vermoed, maar is moeilijker vast te stellen. Indicatief voor dit secundair vaccinfalen is wel een lagere vaccinatie efficaciteit en een hogere attack rate in groepen waarbij vaccinatie langer geleden is (67-69). Verder is er ook discussie over een verminderde natuurlijke boosting en vaccin mismatch. In een recente Cochrane review wordt de vaccinatie efficaciteit geschat op 64%66% voor één dosis en 83-88% voor twee dosissen (59). Verder speelt ook een accumulatie van vatbare personen over de tijd die onvoldoende gevaccineerd zijn en het specifieke contactpatroon van studenten (vele onderlinge en nauwe contacten met leeftijdsgenoten) een rol. Rubella Hoofdpunten • In 2011 werd in België geen enkel geval van congenitaal rubellasyndroom (CRS) gemeld. • Het Europees Regionaal Bureau van de Wereldgezondheidsorganisatie wil rubella elimineren en het congenitaal rubellasyndroom voorkomen in de regio tegen 2015. Inleiding Rubella is in het algemeen een goedaardige infectieziekte. Het belang ervan voor de volksgezondheid schuilt in de risico’s die ze vormt voor de foetus. Een infectie tijdens de zwangerschap bevat immers een gevaar voor miskraam, overlijden van de foetus of geboorte van een kind met het congenitale rubellasyndroom (CRS). Het Europees Regionaal Bureau van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) wil rubella tegen 2015 elimineren om CRS te voorkomen (minder dan een geval van CRS voor 100.000 geboortes van een levend kind). Een dosis van het vaccin tegen rubella volstaat om voor voldoende bescherming te zorgen bij 95% van de gevaccineerden (70). In de Europese Unie werden 8.320 gevallen van rubella opgetekend in 2011, en 4.767 gevallen in 2010 (71). Meer dan 90% van de gevallen werd aangegeven in Roemenië en Polen. Slechts 13% van de gevallen werd bevestigd in het laboratorium. De hoogste meldingsgraad werd waargenomen bij adolescenten van 15 tot 19 jaar (47 gevallen voor 100.000 inwoners) en de leeftijdscategorie van 10 tot 14 jaar (4 gevallen voor 100.000 inwoners). De factoren die deze leeftijdsspreiding verklaren, waren de periode waarin het vaccin werd ingevoerd, het aantal aanbevolen doses en de toegankelijkheid tot de gezondheidscentra. De symptomatologie van rubella bij adolescenten en volwassenen is ernstiger dan bij kinderen. In 99% van de gevallen was de patiënt «niet gevaccineerd». Eén procent had één dosis gekregen. Het Europese surveillancenetwerk EUVAC-net maakte een evaluatie bij de 24 landen die surveillance uitvoeren op basis van de verplichte aangifte van rubella die de totale bevolking van het land dekt. In totaal gaven deze landen 526.751 gevallen van rubella aan voor de periode 2000-2008 (72). De mediane incidentie per miljoen inwoners daalde van 7,2 in 2000 naar 0,3 in 2008. In 2008 waren er 28 landen die zijn uitgerust met een systeem van verplichte aangifte van rubella. Deze landen meldden 21.475 gevallen van rubella, waarvan er 1,5% (N=317) werd bevestigd in het laboratorium. De meeste gevallen (N=21.075; 98%) werden gemeld in Polen, Italië en Roemenië. Tien landen hebben nul gevallen gemeld, en vijf andere rapporteerden een incidentie van minder dan 1 geval II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e • Rubella is geen ziekte die verplicht moet worden aangegeven in België, behalve dan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 49 per miljoen inwoners. Frankrijk, Duitsland, Denemarken en België zijn de enige landen van de Europese Unie die geen actief toezicht houden betreffende rubella. De epidemiologische evaluatie van het netwerk EUVAC-net verzamelde 143 meldingen van CRS in de loop van de periode tussen 2000 en 2008 (Figuur 17). Voor dit laatste jaar werden er twintig gevallen van CRS gemeld in vijf landen. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Figuur 17 | Aantal gemelde gevallen van CRS tussen 2000 en 2008 (N=143), Euvac-net – 2011 50 No CRS surveillance Imported UK Germany Hungary 8 3 1 2 14 6 15 8 21 1 18 43 8 1 Methode Sommige factoren maken de surveillance op rubella moeilijk: het klinische beeld van rubella stemt overeen met dat van veel andere exantheem ziekten; een bloedafname voor de bevestiging van de diagnose wordt zelden gedaan voor dit klinische beeld en de meest gebruikte bevestigingstest, namelijk IgM-serologie, is niet specifiek genoeg. In België zijn de gevallen van rubella in de scholen opgenomen in de lijst met infectieziekten die verplicht moeten worden aangegeven. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet rubella verplicht worden aangegeven. De definitie van een geval van rubella werd in 2005 opnieuw onderzocht door de ECDC. Deze verduidelijkt dat een positief IgM-resultaat, zonder klinische informatie, niet volstaat om een geval van rubella te bevestigen. Bij gebrek aan klinische gegevens of andere tests, kunnen de gevallen gemeld door de laboratoria niet worden beschouwd als bevestigde gevallen. Om te beantwoorden aan de aanbevelingen van de WGO, dient er een continu serologisch en moleculair toezicht gehouden en het Nationaal Referentiecentrum voor Mazelen en Rubella (NRC - Dienst Virale Ziekten, WIV-ISP) moet alle verdachte klinische gevallen bevestigen (73). Om ten onrechte positieve/onzekere resultaten uit te sluiten, vooral bij zwangere vrouwen, worden stalen onderworpen aan een Recomblot IgG-bevestigingstest op basis van de opsporing van antilichamen tegen het antigeen E2 van het rubellavirus. Indien er antilichamen aanwezig zijn, kan een recente infectie (drie laatste maanden) worden uitgesloten en kan de patiënt beschouwd worden als IgM-negatief. Resultaten Er werd geen enkel geval van CRS aangegeven via het netwerk PediSurv sinds de invoering ervan in 2007. Ook werd er geen enkel geval van CRS aangegeven bij EUROCAT tijdens de periode 2007-2011. In 2011 stelde het NRC de diagnose van rubella bij 71 klinisch verdachte patiënten. Door Recomblot IgG werd bevestigd dat 10 van de 26 positieve IgM-patiënten of onzekere resultaten waren besmet met het rubellavirus gedurende de drie vorige maanden. Discussie Om de surveillance van rubella te vervolledigen, benadrukt het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België de noodzaak van een seroprevalentiestudie bij zwangere vrouwen, een surveillance betreffende seroconversie bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd via een gynaecologisch surveillancenetwerk (momenteel in de protocolfase) en een minimaal toezicht van de gevallen van klinische rubella door passieve observatie. De laatste seroprevalentiestudie vond plaats in 2006. De prevalentie van de seronegativiteit tegen rubella bij kinderen schommelde tussen 10% en 30% in deze studie, wat een risico van een plotse stijging bij kinderen inhoudt, die vrouwen zonder bescherming zouden kunnen besmetten tijdens de zwangerschap. Bovendien bedroeg het aandeel vrouwen in de vruchtbare leeftijd met een gehalte antilichamen dat niet beschermt tegen rubella 15% (22). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Sinds 2007 wordt het belang van de circulatie van het rubellavirus in België opgevolgd en geëvalueerd door de registratie van de gevallen van het congenitale rubellasyndroom via het surveillancenetwerk PediSurv (WIV-ISP). Andere informatiebronnen, zoals de bureaus van Kind & Gezin in Vlaanderen en het Europese surveillancenetwerk voor congenitale anomalieën EUROCAT, maken het mogelijk om de circulatie van het virus te evalueren. 51 Rotavirus Hoofdpunten • Sinds rotavirus vaccinatie grotendeels terugbetaald wordt (november 2006) zien we een daling van het aantal laboratorium bevestigde gevallen van rotavirus • In 2011 trad de piekincidentie 9 weken later op in vergelijking met de periode voor vaccinatie (1999-2006). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e • In de periode post-vaccinatie (2006-2009) werd genotype G2 voor een groter deel verantwoordelijk voor de resterende gevallen van gastro-enteritis. 52 Inleiding Rotavirus is wereldwijd de meest frequente oorzaak van gastro-enteritis bij kinderen. Bijna alle kinderen maken één of meerdere rotavirus infecties door vóór de leeftijd van vijf jaar. De mortaliteit na rotavirus infectie is laag in geïndustrialiseerde landen, maar het aantal hospitalisaties is aanzienlijk. Er circuleren verschillende types rotavirus in Europa. In de periode 2006-2009 was G1P[8] predominant aanwezig (48%), gevolgd door G4P[8] (15%), G9P[8] (12%) en G2P[4] (10%) (74). In België zijn 2 vaccins beschikbaar tegen rotavirus. Beide zijn levend afgezwakte vaccins die oraal moeten worden toegediend (Tabel 7). Tabel 7 |Beschikbare rotavirus vaccins in België, 2011 Aantal dosissen Serotypes Rotarix® 2 G1P[8] Rotateq 3 G1, G2, G3, G4 et P[8] ® Vaccinatie tegen rotavirus werd in oktober 2006 aanbevolen door de Hoge Gezondheidsraad (HGR) (29) en wordt gedeeltelijk terugbetaald door het RIZIV sinds november 2006. In juni 2007 werd een kosten-effectiviteitsstudie uitgevoerd door het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) (75). Hieruit bleek dat de gezondheidswinst bij een veralgemeende vaccinatie van jonge kinderen, eerder beperkt is ten opzichte van een niet onbelangrijke kost voor de gemeenschap. Maar de kost van een georganiseerd vaccinatieprogramma is dan wel weer lager ten opzichte van de huidige situatie waarbij deze vaccins ten individuele titel terugbetaald worden op voorschrift en toch op grote schaal toegediend worden. Methode Het aantal bevestigde gevallen van rotavirus infecties wordt opgevolgd via het netwerk van Peillaboratoria. De registratie van het aantal gevallen startte in 1999, met een onderbreking tussen 2002-2004. Het Nationale Referentiecentrum voor rotavirus is het UZ Leuven/KU Leuven. In de periode voor de invoering van vaccinatie vormden het aantal laboratorium bevestigde gevallen een typische seizoenscurve, met een piek eind januari, begin februari. Vanaf 2007 wordt een daling van het aantal gevallen opgemerkt en een verschuiving van de seizoenspiek (Figuur 18). In 2011 werd een daling van 73% van het totaal aantal bevestigde gevallen gezien in vergelijking met het gemiddelde 1999-2006. In het Vlaamse Gewest werd in 2011 een daling geobserveerd van 82% in vergelijking met 2005. In de Franse Gemeenschap bedroeg de daling 72%. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedroeg de afname 54%. Deze verschillen zijn wellicht te verklaren door verschil in aantal deelnemende laboratoria aan het peilnetwerk en type laboratoria (hospitaal/privé). De piekincidentie in 2011 viel 9 weken later (week 15) in vergelijking met de periode 1999-2006 (week 6). Figuur 18 | Aantal gevallen van rotavirus infecties volgens epidemiologisch seizoen 1999-2011, België (netwerk Peillaboratoria, WIV-ISP) N 900 Max. 1999-2006 800 700 Min. 1999-2006 600 Average 1999-2006 500 2008-2009 400 300 2009-2010 200 2010-2011 0 July 27 28 29 30 Aug 31 32 33 34 35 Sep 36 37 38 39 Oct 40 41 42 43 Nov 44 45 46 47 48 Dec 49 50 51 52 Jan 01 02 03 04 Feb 05 06 07 08 March 09 10 11 12 13 Apr 14 15 16 17 May 18 19 20 21 22 June 23 24 25 26 100 Week II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Resultaten 53 Rotavirus antigen testen worden enkel terugbetaald voor de leeftijdsgroepen onder de 2 jaar. De grootste daling in aantal gevallen werd geobserveerd bij de leeftijdsgroep < 1 jaar (-85% in 2011 in vergelijking met 2005) (Figuur 19). Ook in de leeftijdsgroep van 1 en 2 jaar en ouder werd een aanzienlijke daling in het aantal gevallen opgemerkt (respectievelijk -74% en -65%). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Figuur 19 | Aantal gevallen van rotavirus infecties volgens leeftijdsgroep, 20052011, België (netwerk Peillaboratoria, WIV-ISP) 54 N 5000 average 2005-2006 4000 average 2007-2008 2009 3000 2010 2000 2011 1000 0 < 1 year 1 year ≥ 2 year Age (years) Discussie Vaccinatie tegen rotavirus werd in oktober 2006 aanbevolen door de HGR en wordt gedeeltelijk terugbetaald door het RIZIV sinds november 2006. In Vlaanderen werd de vaccinatiegraad voor de 1e dosis geschat op 33% (2008). Op het ogenblik van deze vaccinatiegraadmeting was de aanbeveling tot vaccinatie slechts op een minderheid van de steekproef van toepassing (31). In Wallonië werd de vaccinatiegraad geschat op 82% voor de 1e dosis in 2009 (21). Op basis van het aantal dosissen dat door het RIZIV terugbetaald werd in 2011, zou minstens 90% van de doelgroep gevaccineerd zijn (21;76). Sinds terugbetaling van vaccinatie werd een aanzienlijke daling van het aantal laboratorium bevestigde gevallen van rotavirus geobserveerd, tegelijk met een later optreden van de piekincidentie. Ook werd een daling waargenomen van het aantal hospitaalopnames sinds het vaccin op de markt is zoals geobserveerd in regionale en universitaire ziekenhuizen in België (77-79). Op basis van een case-control studie in België werd de effectiviteit van rotavirus vaccinatie ter preventie van hospitalisatie voor rotavirus gastro-enteritis geschat. Vaccinatie met minstens één dosis van één van de rotavirus vaccins biedt 91% bescherming tegen hospitalisatie (80). In andere landen waar rotavirus vaccinatie geïntroduceerd werd, observeerde men ook een daling in het aantal gastro-enteritis gevallen in leeftijdsgroepen waar niet werd gevaccineerd (81-83). Er werd echter ook een shift waargenomen naar andere stammen, G2P[4] en G3P[8], niet vervat in het vaccin in landen waar rotavirus vaccinatie werd gestart (84;85). Een natuurlijke shift van de stammen – niet gerelateerd aan vaccinatie – kan echter nog niet worden uitgesloten. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e In het UZ Leuven, Nationale Referentie Centra voor Rotavirus, werd de genotype distributie vergeleken tussen de periode voor en na vaccinatie. Gegevens van de periode voor de vaccinatie (1999-2006) toonde een seizoensgebonden variatie in verschillende rotavirus genotypes (G1-G4 en G9), waarbij G2 nooit in meer dan 15% van de gevallen werd waargenomen. In de periode post-vaccinatie (2006-2009) werd genotype G2 voor een groter deel verantwoordelijk voor de resterende gevallen van gastro-enteritis (79). 55 Invasieve pneumokokkeninfecties Hoofdpunten • In 2011 werden 481 gevallen van invasieve pneumokokkeninfecties gemeld bij de leeftijdsgroep jonger dan 16 jaar. In 2010 waren dit er 415. • Voor de leeftijdsgroep jonger dan 5 jaar werd in 2011 een incidentie gezien in het Brussels Hoofdstedelijk gewest van 70/100.000, vergelijkbaar met de incidentie in Vlaanderen (77/100.000). De incidentie in Wallonië was 49/100.000. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e • De serotypes vervat in het PCV7 vaccin zijn zo goed als verdwenen en de effectiviteit van het PCV7 vaccinatie programma op deze serotypes wordt geschat op 96%. Het effect op de algemene incidentie werd echter uitgevlakt door een toename van serotypes niet vervat in het 7-valente vaccin. 56 • Er werden geen gevallen van vaccin-falen na een 2+1 schema vastgesteld. • Vanaf 1 juli 2011 werd het 13-valente vaccin gebruikt in de vaccinatiecampagnes van de Vlaamse Gemeenschap. In de Franse Gemeenschap schakelde men sinds 1 september 2011 over naar dit vaccin. Inleiding Invasieve pneumokokken-infecties (IPD) vormen een belangrijk gezondheids probleem voor zowel jonge kinderen als ouderen (86). Pneumokokken-infecties worden door veel verschillende serotypes veroorzaakt. Een bepaalde set van serotypes heeft het hoofdaandeel in de infecties. Pneumokokken vaccins richten zich op deze meest voorkomende serotypes (Tabel 8). Het 7-valente pneumokokkenvaccin Prevenar® (PCV7) werd in België op de markt gebracht in oktober 2004 en door de Hoge Gezondheidsraad aanbevolen voor alle kinderen jonger dan 2 jaar en kinderen van 2 tot 4 jaar met een verhoogd risico van invasieve pneumokokkeninfecties (schema 3 dosissen met 1 boosterdosis) (29). Sinds januari 2007 is het 7-valente vaccin gratis voor alle kinderen onder de 2 jaar, volgens een schema van 2 dosissen (op 2 en 4 maanden) met 1 boosterdosis op de leeftijd van 1 jaar. In oktober 2010 raadde de Hoge Gezondheidsraad het 13-valent pneumokokkenvaccin aan (87). Vanaf 1 juli 2011 werd het 13-valente vaccin gebruikt in de vaccinatiecampagnes van de Vlaamse overheid. In de Franse gemeenschap schakelde men op 1 september 2011 over naar dit vaccin. Na de introductie in 2007 van het 7-valent vaccin Prevenar® in het basisvaccinatieschema steeg de vaccinatiegraad bij kinderen aanzienlijk. In Vlaanderen werd in 2008 de vaccinatiegraad voor het PCV7 met een 1e dosis geschat op 97,7% en met een 3e dosis op 89,1% (31). In Wallonië werd in 2009 de vaccinatiegraad voor PCV7 met een 1e dosis geschat op 97,1% en met een 3e dosis op 80,7% (21). serotypes Eiwit Immunogeniciteit Goedgekeurd vanaf leeftijd van voor leeftijd 6-8 weken 7-valent geconjugeerd pneumokokken vaccin (PCV7) (Prevenar®) 4, 6B, 9V, 14, 18C, 19F, 23F CRM197 Ja < 5 jaar 10-valent geconjugeerd pneumokokken vaccin (Synflorix®) PCV7+ 1, 5, 7F Protein D, Tetanus Toxoid (18C), Diptheria Toxoid (19F) Ja < 5 jaar 13-valent geconjugeerd pneumokokken vaccin (Prevenar 13®) PCV7 + CRM197 Ja < 5 jaar 23-valent polysaccharide vaccine (Pneumo 23®) 1, 2, 3, 4, 5, 6B, 7F, 8, 9N, 9V, 10A, 11A, 12F, 14, 15B, 17F, 18C, 19A, 19F, 20, 22F, 23F, 33F 1,3,5,6A,7F, 19A ≥ 50 jaar Nee > 2 jaar Het opvolgen van de impact van het geconjugeerde pneumokokkenvaccin blijft belangrijk om vervanging van serotypes die opgenomen zijn in het vaccin door serotypes niet vervat in het vaccin op te volgen. Daarnaast kan via surveillance een mogelijk geval van vaccin-falen worden gedetecteerd en een wijziging in klinische presentatie worden opgevolgd. Methode Surveillance van pneumokokkeninfecties gebeurt sinds 1983 door het peilnetwerk van laboratoria van het WIV-ISP en door het Nationale Referentiecentrum (NRC) voor invasieve S. pneumoniae van het UZ Leuven/KU Leuven (4). Klinische gegevens en vooral gegevens over de vaccinatiestatus van gevallen zijn echter zelden gekend. In samenspraak met de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde (VVK), de Groupement belge de Pédiatres de Langue française (GBPF) en de Belgische Vereniging voor Kindergeneeskunde (BVK) werd besloten om de surveillance van invasieve pneumokokkeninfecties bij kinderen tot en met 15 jaar vanaf oktober 2005 op te nemen in het bestaande netwerk van kinderartsen “PediSurv”. Op basis van de gegevens afkomstig van het PediSurv netwerk en het Nationale Referentie Centra wordt een incidentie schatting gemaakt, na correctie voor de onderschatting van het netwerk (88). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Tabel 8 | Samenstelling van pneumokokken vaccins, 2011 57 Inclusiecriteria •Kind van 0 tot en met 15 jaar oud •Isolatie van S. pneumoniae met cultuur of detectie door opsporing van het nucleïnezuur (PCR), uit een normaal steriel lichaamsvocht zoals bloed, cerebrospinaal-, pleuraal-, peritoneaal-, pericard- of gewrichts- vocht. Resultaten In 2011 werden er door het netwerk van PediSurv en via het NRC in totaal 481 gevallen van IPD gemeld, dit zijn 66 gevallen meer dan in 2010 (Tabel 9). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Tabel 9 | Gevallen van invasieve pneumokokken infecties bij kinderen 20062011, België (Pedisurv, WIV-ISP) 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Aantal gevallen 405 368 403 461 415 481 Serotype gekend (%) 90,9 91,0 85,4 83,9 90,1 88,6 klinische informatie (%) 77,5 79,0 72,7 74,6 76,1 75,9 evolutie gekend (%) 63,5 69,8 63,0 66,8 64,3 63,7 vaccinatiestatus gekend (%) 55,3 59,7 56,6 46,9 56,6 56,2 Incidentie In 2011 werd de hoogste incidentie gezien bij de leeftijdsgroep < 2 jaar met 68,3/100.000. Dit was ook zo in de voorgaande jaren. In vergelijking met 2006 en de periode 2002-2003 werd in 2007 een significante daling van het aantal gevallen van IPD vastgesteld in de leeftijdsgroep < 2 jaar (Figuur 20). In de daaropvolgende jaren werd er echter terug een toename gezien van de incidentie van IPD bij deze leeftijdsgroep. In de leeftijdsgroep 2-4 jarigen werd een significante toename gezien van het aantal invasieve pneumokokken infecties in 2011 in vergelijking met 2010. Figuur 20 | Incidentie van Invasieve Pneumokokken Infecties (IPD) bij kinderen < 16 jaar volgens leeftijdsgroep en jaar van diagnose, (Pedisurv, WIV-ISP) Incidence/100 000 58 160 140 120 100 80 60 40 20 0 < 2 year 2-4 year 5-15 year 20022003 20042005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Serotype In 2011 werd een duidelijke daling gezien van gevallen veroorzaakt door serotypes vervat in het PCV7 vaccin in vergelijking met 2006, en dit voor alle leeftijdsgroepen (Figuur 21). De toename van IPD in de periode na vaccinatie wordt verklaard door de significante toename van niet-vaccin serotypes. Figuur 21 | Aantal gevallen van IPD voor de meest frequente serotypes, bij kinderen < 16 jaar, 2006-2011, België. (Nationaal Referentiecentrum S. pneumoniae, UZ Leuven) N 140 120 100 80 60 40 20 0 2006 Average 2007-2010 2011 1 19A 5 7F 12F 24F 3 10A 19F 38 23F 33F 22F 6A 6B 9V 14 18C Serotype Klinische gegevens Bij kinderen jonger dan 2 jaar nam de incidentie af van bacteremieën en meningitis door pneumokokken tussen 2006 en 2011. Bij de leeftijdsgroep 2-4 jarigen nam de incidentie van invasieve pneumokkokken pneumonie echter significant toe (Tabel 10) II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e De meest frequente serotypes bij de leeftijdsgroep < 5 jaar in 2011 waren: serotype 1 (27%), 19A (23%), 5 (10%) en 7F (9%). Samen vertegenwoordigen deze serotypes 69% van de getypeerde stammen bij deze leeftijdsgroep. Sinds 2006 zien we ook een toename van serotypes die niet in het 10-valent of 13-valent vaccin vervat zijn, ondermeer serotype 12F en 24F. 59 Tabel 10 |Incidentie/100.000 inwoners van invasieve pneumokokken infecties volgens klinische presentatie (Pedisurv, WIV-ISP) 20022003 2006 2007 2008 2009 2010 2011 pneumokokken meningitis 19,3 24,1 11,7 14,4 13,7 9,6 11,0 bacteremie 70,9 38,9 31,0 33,3 31,3 25,3 34,4 pneumokokken pneumonie 25,5 21,4 22,4 16,1 20,9 29,9 17,7 3,0 1,1 0,7 0,8 0,0 1,0 0,4 Leeftijd < 2 jaar Leeftijd 2-4 jaar II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e pneumokokken meningitis 60 bacteremie 17,0 5,2 6,3 9,1 7,9 7,9 5,0 pneumokokken pneumonie 20,1 18,0 21,8 22,1 25,3 23,8 37,4 pneumokokken meningitis 0,9 0,2 0,5 0,9 0,2 0,7 bacteremie 0,4 0,9 0,0 0,5 0,5 0,9 pneumokokken pneumonie 3,9 4,2 3,2 4,9 4,5 4,4 Leeftijd 5-15 jaar Vaccinatie In 2011 was voor 217 kinderen de vaccinatiestatus gekend (45%). Hiervan waren er 125 (85%) gevaccineerd met PCV7. Het vaccinatieschema was volledig (volgens de leeftijd en het schema 2 + 1) voor 68%, onvolledig voor 6% en ongekend voor 26%. Zowel het serotype als de vaccinatiestatus was gekend voor 176 kinderen. Er werden 5 gevallen van infectie met een serotype vervat in het PCV7 vaccin vastgesteld bij een gevaccineerd kind. Geen van deze kinderen had de booster dosis gekregen (post-primary vaccin failure). Verwikkelingen In 2011 was de evolutie van de pneumokokkeninfectie gekend voor 307 kinderen (64%). Vijf kinderen onder de 5 jaar overleden aan de gevolgen van een invasieve pneumokokkeninfectie. Bij drie kinderen ging het om serotype 19A. De case fatality rate bij kinderen jonger dan 5 jaar was 1,9% in 2011 en gemiddeld 2,2% tussen 2006-2011. Gewesten Bij de leeftijdsgroep < 5 jaar werd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot 2009 een hogere incidentie gezien dan in Vlaanderen en Wallonië. In 2011 werd een incidentie gezien in het Brussels Hoofdstedelijk gewest van 70/100.000, vergelijkbaar met de incidentie in Vlaanderen (77/100.000). De incidentie in Wallonië was 49/100.000 (Figuur 22). In 2011 varieerde zowel het klinische beeld als het serotype volgens regio (Tabel 11,Tabel 12). In het Vlaamse gewest werd bij de leeftijdsgroep < 5 jaar in de eerste plaats een pneumonie (58%) of bacteriëmie (30%) vastgesteld. Het meest frequente serotype was 1, 19A en 5. In het Brussels Hoofdstedelijk gewest werden ook vooral een pneumonie (51%) of bacteriëmie (30%) vastgesteld. De meest frequente serotypes in Brussel waren 1, 7F en 19A. In Wallonië werd in 69% van de gevallen een pneumonie vastgesteld en kwam voornamelijk serotype 1 en 19A voor. 110 Total 100 Incidence/100 000 90 Flanders 80 Wallonia 70 60 Brussels 50 40 30 20 10 0 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Tabel 11 | Klinische presentatie van IPD infecties volgens gewest (aantal gevallen), < 5 jaar, 2011 (Pedisurv, WIV-ISP) Brussels Hoofdstedelijk gewest Diagnose Bacteriëmie Vlaanderen Wallonië N % N % N % 17 39,5 57 30,0 11 18,6 Meningitis 2 4,7 15 7,9 6 10,2 Andere 1 2,3 4 2,1 1 1,7 Pneumonie met abces/effusie 8 18,6 34 17,9 22 37,3 Pneumonie niet gecompliceerd 14 32,6 77 40,5 19 32,2 Shock 1 2,3 3 1,6 0 0,0 Totaal 43 190 59 II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Figuur 22 | Incidentie van IPD per 100.000 inwoners volgens regio, < 5 jaar, 2006-2011, (Pedisurv, WIV-ISP) 61 Tabel 12 | Verdeling van de voornaamste serotypes volgens gewest (aantal gevallen), < 5 jaar, 2011 (Nationaal Referentiecentrum S. pneumoniae, UZ Leuven) Brussels Hoofdstedelijk gewest II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Serotype 62 N % Vlaanderen Wallonië N % N % 1 9 18,8 59 29,2 23 28,0 12F 2 4,2 14 6,9 3 3,7 15A 1 2,1 2 1,0 0 0,0 15B 2 4,2 0 0,0 0 0,0 15C 1 2,1 2 1,0 0 0,0 19A 17 35,4 46 22,8 16 19,5 22F 1 2,1 1 0,5 0 0,0 24F 1 2,1 9 4,5 8 9,8 3 1 2,1 5 2,5 1 1,2 33F 0 0,0 3 1,5 0 0,0 5 0 0,0 25 12,4 9 11,0 7F 6 12,5 15 7,4 9 11,0 Andere 7 14,6 21 10,4 13 15,9 Totaal 48 202 82 Discussie Sinds de introductie van het PCV7 vaccin in het vaccinatieprogramma in 2007 werd een duidelijke impact gezien op de totale incidentie van IPD bij kinderen jonger dan 2 jaar. Er werd een daling gezien in de incidentie van invasieve pneumokokken infecties van 37 tot 54% in de periode post-vaccinatie. In 2011 was nog sprake van een reductie van 27% in vergelijking met 2006. De voorbije jaren wordt deze impact inderdaad uitgevlakt door een toename van de gevallen van IPD door serotypes niet vervat in het PCV7 vaccin. In andere Europese landen wordt een vergelijkbare lagere impact geobserveerd dan verwacht werd op basis van de ervaringen met het PCV7 vaccin in de USA. Deze schattingen van impact zijn uiteraard een onderschatting, gezien de vergelijking gebeurde met één enkele puntschatting (2006 of 2002-2003, indien mogelijk), terwijl er een toenemende tendens van IPD gevallen werd waargenomen in de periode voor vaccinatie (89). De meest frequente serotypes bij de leeftijdsgroep < 5 jaar in 2011 waren: serotype 1 (27%), 19A (23%), 5 (10%) en 7F (9%). Deze serotypes zijn vervat Verschillende kandidaat proteïne vaccins tegen pneumokokken infecties worden momenteel ontwikkeld. Deze proteïnes kunnen een immuun respons genereren die niet-serotype specifiek is en dus mogelijks de dekkingsgraad verhogen (92). De surveillance van IPD, het klinische beeld, de verantwoordelijke serotypes en de vaccinatiegraad blijft van groot belang ter ondersteuning van het vaccinatiebeleid en om de impact van het vaccin verder op te volgen. II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e in het 13-valente vaccin. Sinds 2006 zien we ook een toename van serotypes die niet in het 13-valent vaccin vervat zijn, ondermeer serotype 12F en 24F. De stijging in serotypes niet vervat in het PCV7 vaccin, voornamelijk serotype 1, 7F, 19A en 5 werd reeds beschreven in andere landen (90;91). Meerdere factoren, zoals de natuurlijke variatie over de tijd, het verschijnen van meer virulente varianten of de antibioticadruk kunnen een rol spelen in de toename van deze serotypes. Een daling in incidentie van IPD bij kinderen wordt verwacht vanaf 2012-2013, gezien de overschakeling naar het 13-valente vaccin eind 2011 plaatsvond. Voorwaarde is dat de vaccinatiegraad voldoende hoog blijft. Anderzijds zullen er steeds gevallen van IPD voorkomen door serotypes die niet in een PCV vaccin vervat zijn. Typevervanging en wijziging in klinische presentatie blijven mogelijk, afhankelijk van de karakteristieken en het invasieve karakter van de andere serotypes. 63 Andere Infecties Hepatitis B Hepatitis B Sinds september 1999 raadt de Hoge Gezondheidsraad (HGR) de systematische vaccinatie tegen Hepatitis B aan van twee groepen van kinderen, nl. zuigelingen en preadolescenten (11-12 jaar). Deze systematische vaccinatiestrategie werd gekozen omdat dit het meest kosteneffectief is om progressief de bevolking te beschermen (29). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Naast de vaccinatie van zuigelingen worden in de Vlaamse Gemeenschap de kinderen van het eerste jaar secundair onderwijs gevaccineerd. Het aantal meldingen van acute Hepatitis B in de Vlaamse Gemeenschap daalde met 83% (van 322 naar 55 meldingen) tussen 2006 en 2011. 64 De laatste seroprevalentie studie voor hepatitis vond plaats in Vlaanderen (2003). De prevalentie voor HBsAg werd geschat op 0.66% (93). In de Franse Gemeenschap worden naast de vaccinatie van zuigelingen, de leerlingen van het zesde leerjaar gevaccineerd. HPV Vaccinatie tegen HPV werd in mei 2007 aanbevolen door de HGR voor een geboortecohorte van meisjes tussen 10 en 13 jaar (29). Het RIZIV voorziet in een terugbetaling sinds november 2007. In Vlaanderen werd vanaf september 2010 het HPV vaccin gratis aangeboden aan de meisjes van het eerste jaar secundair onderwijs. Hierbij werd gekozen voor het tetravalent vaccin Gardasil®. Zowel in het eerste als in het tweede schooljaar sinds de start van het vaccinatieprogramma blijkt ruim 80% van de doelgroep gevaccineerd te zijn. Voor het schooljaar 2010-2011 bedroeg het aantal meisjes met 3 geregistreerde vaccinaties tegen HPV 80,8% van de doelgroep (94). Voor het schooljaar 2011-2012 was dit 79,3% van de doelgroep (95). In september 2011 besliste de Franse Gemeenschap om de vaccinatie tegen HPV op te nemen in het gratis vaccinatieprogramma. Daarvoor werd gekozen voor het bivalente vaccin Cervarix®. Dit vaccin wordt ter beschikking gesteld aan meisjes uit het tweede jaar van het secundair onderwijs (of het 1ste supplementaire en het 1ste différenciée en aan meisjes van 13-14 jaar in het bijzonder onderwijs). Onderzoek uit Australië, waar HPV vaccinatie werd ingevoerd in 2008, toont de eerste gunstige effecten aan op het voorkomen van hooggradige cervicale laesies bij vrouwen jonger dan 18 jaar. De daling in incidentie van deze letsels begon vrij snel na introductie van vaccinatie. Bij vrouwen tussen 18-20 jaar, wordt de daling in incidentie ongeveer 1,5 jaar na introductie van vaccinatie gezien. Deze resultaten zijn gebaseerd op een observationele studie, waarbij er geen link werd gemaakt tussen het kankerregister en de vaccinatiestatus van de vrouwen (96). Tetanus Op basis van de gezondheidsenquête 2008 bleek 62% van de bevolking gevaccineerd te zijn tegen tetanus in de afgelopen tien jaar. In 1997 bleek dit nog 68% te zijn (97). II. Infectieziekten bij kinderen die voorkomen k u n n e n w o r d e n d o o r va c c i n at i e Sinds de start van systematische vaccinatie in 1959 daalde de incidentie van tetanus in België aanzienlijk. Momenteel is tetanus enkel verplicht te melden in de Franse Gemeenschap. Seroprevalentie onderzoek toonde echter aan dat de seroprotectie bij de leeftijdsgroep 40-65 jaar 87.2% is en 79,6% bij de 60-65 jarigen (22). 65 66 Hoofdstuk 3. Mogelijke Kandidaat vaccins In de Verenigde Staten werd varicella vaccinatie geïntroduceerd in 1995, een tweede dosis werd aanbevolen sinds 2006. De mortaliteit door varicella daalde met 88% in vergelijking met de periode vóór vaccinatie (98). Er werd een daling gezien in alle leeftijdsgroepen, maar deze was het hoogst bij kinderen en adolescenten jonger dan 20 jaar (daling van 97%). Een toename van het aantal gevallen van herpes zoster sinds introductie van vaccinatie blijft nog controversieel (99-102). Varicella en herpes zoster gevallen worden opgevolgd via de Huisartsen peilpraktijken sinds 2006. De consultatie-incidentie van varicella bij de Vlaamse huisartsen varieerde tussen 2006 en 2010 van 28,8 tot 35,7 gevallen per 10.000 personenjaren. In Wallonië was in 2010 de consultatie-incidentie van varicella met 41,4/10.000 personenjaren significant hoger dan in Vlaanderen waar een incidentie van 29,4/10.000 werd genoteerd. Grotere uitbraken van varicella vinden plaats met een inter-epidemische cyclus van twee tot vijf jaar. In tegenstelling hiermee is de incidentie van herpes zoster stabiel over de tijd. In november 2011 werd van start gegaan met de surveillance van hospitalisatie wegens varicella bij kinderen via Pedisurv om de ziektelast bij kinderen beter te kunnen inschatten. Infecties met Meningokokken serogroep B vertegenwoordigen het grootste aandeel van de invasieve meningokokken infecties in België. De incidentie van meningococcus B stabiliseerde in 2010-2011 na een dalende trend sinds 1999. Een licentie voor het vaccin tegen meningococcus B werd goedgekeurd (Bexsero, Novartis). Dit vaccin “4CMenB” bevat drie primaire recombinante proteïne antigenen. Pfizer ontwikkelt een bivalent MenB kandidaat vaccin. Universele vaccinatie tegen Hepatitis A op de leeftijd van 1 jaar werd niet kosteneffectief bevonden door het KCE (104). Vaccinatie zou het meest kosteneffectief zijn bij kinderen van 1 tot 12 jaar die reizen naar gebieden die hoog-endemisch zijn voor hepatitis A. I I I . M o g e l i j k e K a n d i d a at va c c i n s Het al dan niet vaccineren tegen varicella en herpes zoster werd geëvalueerd door het KCE eind 2010 (103). Veralgemeende vaccinatie tegen varicella kon niet aanbevolen worden, gezien het aantal gevallen van zona hierdoor tijdelijk zou kunnen toenemen. Bovendien bestaat er onzekerheid of een voldoende hoge vaccinatiegraad kan verkregen worden. Ook vaccinatie van volwassenen tegen zona werd niet kosteneffectief bevonden. 67 Vaccinatie tegen hepatitis C virus is momenteel niet beschikbaar en in onderzoeksfase. I I I . M o g e l i j k e K a n d i d a at va c c i n s De vaccinatie tegen het Respiratoir Syncytiaal Virus (RSV) bij kinderen is in klinische onderzoeksfase I, introductie van deze vaccins op de markt is echter niet verwacht binnen de vijf komende jaren. Het aantal RSV infecties wordt opgevolgd via de Peillaboratoria. 68 Hoofdstuk 4. Vaccinatiegraad De effectiviteit van een vaccinatieprogramma wordt mee bepaald door een voldoende hoge vaccinatiegraad. Een hoge vaccinatiegraad is noodzakelijk om zoveel mogelijk individuen te beschermen. Voor de meeste ziekten ontstaat op deze manier ook een groepsimmuniteit die de bevolking beschermt tegen uitbraken. Het bestaan van niet- of onder gevaccineerde groepen kan echter nog steeds aanleiding geven tot uitbraken. Dit is één van de uitdagingen om de mazelen eliminatie doelstelling te bereiken in Europa (105). De laatste vaccinatiegraadstudies werden uitgevoerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 2006, in Vlaanderen in 2008 en in Wallonië in 2009 (16;21;31). Een overzicht van de resultaten voor deze meest recente studies wordt weergegeven in Tabel 13. DTP 3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2006 Vlaanderen 2008 Wallonië 2009 98,6 % 98,3 % 98,6 % Hepatitis B 3 96,7 % 98,0 % 96,9 % MBR 1 91,1 % 96,6 % 92,4 % MBR 2 70,5 % 90,6 % 75,5 % Polio 3 98,6 % 98,5 % 98,0 % Meningo C 91,7 % 95,6 % 91,2 % 97,7 % 97,1 % Pneumokokken (7-valent) 1 dosis Rotavirus 1 dosis 82,0 % Het WIV-ISP staat in voor de rapportering van vaccinatiegraad gegevens aan het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC), de Wereldgezondheids Organisatie (WGO) en de Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD). Hiertoe wordt een gewogen gemiddelde berekend voor België. In vergelijking met de voorgaande studies wordt inderdaad een toename of stabilisatie gezien in vaccinatiegraad voor de verschillende vaccins opgenomen in het vaccinatieprogramma. I V. Va c c i n at i e g r a a d Tabel 13 | Vaccinatiegraad op de leeftijd van 18-24 maanden, op basis van de vaccinatiegraad studies (16;21;31) 69 I V. Va c c i n at i e g r a a d 70 100 DTP3 93 86 Poliomyelitis 3 79 MCV1 72 65 Hepatitis B 3 58 51 44 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 30 1999 37 1998 Immunisation coverage (weighted average, %) Figuur 23 | Vaccinatiegraad bij kinderen 18-24 maanden , gewogen gemiddelde voor de 3e dosis difterie-tetanos-pertussis vaccinatie (DTP3), 1e dosis mazelen vaccin (MCV1), 3e dosis hepatitis B vaccinatie en 3e dosis poliomyeltitis vaccinatie, België (Volksgezondheid en Surveillance, WIV-ISP) Hoofdstuk 5. Vaccinatieadvies en beleid in België Het vaccinatieschema, keuze van het vaccin en beslissing tot wijzigingen is een bevoegdheid van de gemeenschappen. Alle hierboven vermelde vaccins zijn opgenomen in het vaccinatieschema van de gemeenschappen, met lichte verschillen in tijdstip van toediening en verschil in keuze van type vaccin. Uitzondering hierop is de vaccinatie tegen rotavirus. Voor dit laatste vaccin geldt voor een specifieke leeftijdsgroep een regeling van gedeeltelijke terugbetaling door het RIZIV. In België is alleen vaccinatie tegen poliomyelitis wettelijk verplicht. Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP) ondersteunt het gezondheidsbeleid door wetenschappelijk onderzoek, expertadvies en dienstverlening. De dienst Infectieziekten in de algemene populatie, operationele directie Volksgezondheid en Surveillance, volgt de epidemiologische evolutie van infectieziekten op, meet de impact van infectieziekten op de volksgezondheid en onderzoekt de impact van preventieve maatregelen zoals vaccinatie. De operationele directie Overdraagbare en besmettelijke ziekten staat in voor de snelle en vroegtijdige detectie, identificatie en microbiologische surveillance van bestaande en (her)opduikende pathogenen, evenals voor hun preventie en behandeling. De dienst Biologische standaardisatie van de operationele directie Expertise, Dienstverlening en klantenrelaties voert de kwaliteitscontrole op vaccins uit. Deze dienst verifieert de conformiteit van elke partij vaccins voor humaan gebruik met de geldende internationale normen alvorens zij op de markt worden gebracht en onafhankelijk van de producent. V. Va c c i n at i e a d v i e s e n b e l e i d i n B e l g i ë De Hoge Gezondheidsraad (HGR) is het wetenschappelijke adviesorgaan van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. De werkgroep vaccinaties van de HGR doet jaarlijks een voorstel voor de vaccinatiekalender voor baby’s en schoolgaande jeugd tot 16 jaar en geeft adviezen over vaccinatie en inhaalvaccinaties. In het basis vaccinatieschema zoals aanbevolen door HGR, zijn de vaccinaties opgenomen die bestemd zijn om een basisimmuniteit op te wekken bij de hele bevolking. Het gaat om de vaccinaties tegen poliomyelitis, difterie, tetanus, kinkhoest, Haemophilus influenzae type b, mazelen, bof, rubella, hepatitis B, meningokokken van de serogroep C, pneumokokken, rotavirus en humaan papillomavirus (ref). 71 Het WIV-ISP is het coördinerende bevoegde orgaan voor België dat rechtstreeks in contact staat met het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) op vlak van onder meer surveillance, respons op uitbraken en wetenschappelijk advies. Surveillance op Europees niveau werd vastgelegd voor de volgende ziekten die voorkomen kunnen worden door vaccinatie: difterie, infectie door H.influenzae type B, griep, mazelen, bof, rubella, B. pertussis, polio, pokken, tetanus. V. Va c c i n at i e a d v i e s e n b e l e i d i n B e l g i ë Het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) is een federale instelling met als opdracht het uitvoeren van studies en maken van rapporten om de beleidsmakers te adviseren bij hun beslissingen betreffende gezondheidszorg en ziekteverzekering. Een van de domeinen van het KCE is kosteneffectiviteit onderzoek: staat de gezondheidswinst in verhouding tot de kost. 72 België onderschreef ook de doelstelling van de Wereldgezondheidorganisatie (WGO) om in de Europese regio van de WGO mazelen en rubella te elimineren tegen 2015 en om de regio polio-vrij te houden. Het WIV-ISP staat in voor het secretariaat van het Comité voor de Eliminatie van Mazelen en Rubella in België en van het Belgisch Certificatie Comité voor de Eradicatie van Poliomyelitis. Daarnaast staat het WIV-ISP in voor de jaarlijkse rapportage van gegevens over infectieziekten voorkomen door vaccinatie in het “Joint Report Form” van de WGO (106). Bijlagen Bijlage 1. Alfabetisch lijst van relevante websites Direction Générale de la Santé, Fédération Wallonie-Bruxelles: http://www.sante.cfwb.be/ European Centre for Disease Prevention and Control: http://ecdc.europa.eu Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu: http://www.health.belgium.be/eportal/index.htm Global Polio Eradication Initiative: http://www.polioeradication.org/ Hoge Gezondheidsraad Vaccinatiegids en vaccinatieschema: http://www.health.belgium. be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/10758445.pdf Huisartsenpeilpraktijken: https://www.wiv-isp.be/epidemio/epinl/index10.htm Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE): https://kce.fgov.be Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD): http://www.oecd.org PediSurv: https://www.wiv-isp.be/pedisurv/n_index.htm Peillaboratoria: https://www.wiv-isp.be/epidemio/epinl/index8.htm Referentielaboratoria: http://nrchm.wiv-isp.be/nl/default.aspx Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV): http://www.riziv.be Vaccinatieprogramma Franse Gemeenschap en gebruikte vaccins: http://www.sante.cfwb.be/index.php?id=vaccination Verplichte aangifte van infectieziekten: • Vlaamse Overheid: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Ziektes/Infectieziekten/ • Fédération Wallonie-Bruxelles: http://www.sante.cfwb.be/index.php?id=1156 • Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad: http://www. ccc-ggc.irisnet.be/nl/erkende-instellingen/gezondheidzorg/besmettelijke-ziekten Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid: http://www.zorg-en-gezondheid.be/ Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP): www.wiv-isp.be World Health Organization, regional office for Europe (WHO Europe): http://www.euro.who.int Bi j l a g e n Vaccinatieprogramma Vlaamse Gemeenschap en gebruikte vaccins: http://www.zorg-en-gezondheid.be/vaccinaties/ 73 Bijlage 2. Samenstelling Begeleidingscomités, 2011 Belgisch Certificatie Comité (BCC) voor de Eradicatie van Poliomyelitis Van Ranst Marc Bots Johan Duys Martine Goubau Patrick Hue Didier Liesnard Corinne Padalko Elizaveta Paeps Annick Pauwels Katia Quoilin Sophie Reynders Daniel Sabbe Martine Schirvel Carole Theeten Heidi Top Geert Van Damme Pierre Van Oyen Herman Waegenaere Jacques UZ Leuven, voorzitter GGC – Brussels Hoofdstedelijk Gewest UMC Sint-Pieter Brussel Cliniques Universitaires Saint-Luc (UCL) WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance ULB UZ Gent Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Vaccinaties WIV-ISP, dienst Bioveiligheid en biotechnologie WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance Franse Gemeenschap Universiteit Antwerpen, Vaxinfectio Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Vaccinaties Universiteit Antwerpen, Vaxinfectio WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance GGC – Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bi j l a g e n Comité voor de eliminatie van Mazelen en Rubella in België 74 Goubau Patrick Bots Johan Hue Didier Hutse Veronik Lévy Jacques Schirvel Carole Naessens Anne Padalko Elizaveta Paeps Annick Quoilin Sophie Reynders Daniel Sabbe Martine Schelstraete Petra Swennen Béatrice Theeten Heidi Top Geert Trefois Patrick Van Damme Pierre Van de Vyver Nathalie Cliniques Universitaires Saint-Luc (UCL), Voorzitter GGC – Brussels Hoofdstedelijk Gewest WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance WIV-ISP, Dienst Virale Ziekten UMC Sint-Pieter Brussel Franse Gemeenschap UZ Brussel UZ Gent Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Vaccinaties WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance UZ Gent ULB, PROVAC Universiteit Antwerpen, Vaxinfectio Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Vaccinaties Question Santé Universiteit Antwerpen, Vaxinfectio Domus Medica Van Gucht Van Oyen Van Ranst Waegenaere Steven Herman Marc Jacques WIV-ISP, Dienst Virale Ziekten WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance UZ Leuven GGC – Brussels Hoofdstedelijk Gewest Comité PediSurv Alexander Bots Hue Schirvel Lepage Matthys Paeps Proesmans Quoilin Sabbe Top Van Lierde Vergison Waegenaere Marc Johan Didier Carole Philippe Dirk Annick Marijke Sophie Martine Geert Stefaan Anne Jacques Président GBPF, Clinique Edith Cavell GGC – Brussels Hoofdstedelijk Gewest WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance Franse Gemeenschap HUDERF ULB UZ Gent, BVK-SBP Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Vaccinaties UZ Leuven WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Vaccinaties VVK, H. Hart Tienen HUDERF GGC – Brussels Hoofdstedelijk Gewest Hainaut Hue Schirvel Lepage Malfroot Philippet Proesmans Quoilin Ramet Sabbe Schelstraete Swennen Tuerlinckx Van Lierde Van Oyen Vergison Verhaeghen Marc Didier Carole Philippe Anne Pierre Marijke Sophie José Martine Petra Béatrice David Stefaan Herman Anne Jan UMC Sint-Pieter Brussel WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance Franse Gemeenschap HUDERF ULB UZ Brussel Clinique de l’Espérance, Liège UZ Leuven WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance UZ Antwerpen, pediatrie WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance UZ Gent ULB, PROVAC Cliniques Universitaires UCL Mont Godinne VVK, H. Hart Tienen WIV-ISP, Volksgezondheid en Surveillance HUDERF UZ Leuven Bi j l a g e n Comité Invasieve Pneumokokken Infecties bij kinderen 75 Referenties (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11) Referenties (12) (13) (14) (15) 76 (16) (17) (18) (19) (20) Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid. Meldingsplichtige infectieziekten. Available from: URL: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Ziektes/Infectieziekten/ Fédération Wallonie Bruxelles. Matra. Déclaration obligatoire des maladies transmissibles. Available from: URL: https://www.wiv-isp.be/matra/cf/connexion.aspx Commission Communautaire Commune (COCOM), Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Matra-Bru. Enregistrement des Maladies Transmissibles | Registratie van Meldingsplichtige Infectieziekten. Available from: URL: https://www.wiv-isp.be/ Matra/bru/connexion_nl.aspx Arrêté royal relatif à la prophylaxie des maladies transmissibles., A.R.01-03-1971, (1971). 23 APRIL 2009. Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de profylaxe tegen overdraagbare ziekten, BS 18/ 06/2009, BS/MB 18/06/2009, (2009). Ministerieel Besluit van 19 juni 2009 tot bepaling van de lijst van de infecties die gemeld moeten worden en tot delegatie om ambtenaren-artsen en ambtenaren aan te wijzen., (2009). Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid OVeS. Peillaboratoria. https://www.wiv-isp.be/ epidemio/epinl/index8.htm . 2012. Ducoffre G, Hanquet G. Réseau des Laboratoires Vigies : contribution à la surveillance nationale et internationale. Bruxelles. 20ème Séminaire, Diagnostic et surveillance des maladies infectieuses. 2004. Van Casteren, V. 30 jaar Huisartsenpeilpraktijken - Registratie van de morbiditeit in België: Het Verleden, een Succes - De Toekomst, een uitdaging. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid; 2009. Report No.: D/2009/2505/54. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid OVeS. Huisartsenpeilpraktijken. Available from: URL: https://www.wiv-isp.be/epidemio/epinl/index10.htm Gaetan M, Amber L, Genevieve D, Sophie Q. Establishment and reinforcement of the national reference centers for human microbiology in Belgium. Arch Public Health 2012;70(1):16. Sabbe M, Lernout T, Dupont Y, Quoilin S. The Belgian Paediatric Surveillance Unit «PediSurv»: more than couting cases. Pediatric Infectious Disease Journal 28[6], e73. 9-6-2009. 27th Annual Meeting of the European Society For Paediatric Infectious Disease, Brussels, Belgium, June 9-13, 2009. Poster. Global Immunization Division and Division of Viral Diseases, National Center for Immunization and Respiratory Diseases Centers for Disease Control and Prevention. CDC assessment of risks to the global polio eradication initiative (GPEI) strategic plan 2010-2012. Atlanta, Georgia USA; 2012 Jan 24. World Health Organization. WHO-recommended standards for surveillance of selected vaccinepreventable diseases. Geneva, Switzerland; 2003. Report No.: WHO/V&B/03.01. Boonen M, Theeten H, Vandermeulen C, Roelants M, Depoorter A.M., Van Damme P et al. Vaccinatiegraad bij jonge kinderen en adolescenten in Vlaanderen in 2008. Vlaams Infectieziektebulletin 2009;68(2). Robert E and Swennen B. Onderzoek naar de vaccinatietoestand van kinderen van 18 tot 24 maanden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2006. Robert E. Enquête de couverture vaccinale des enfants de 18 à 24 mois en Communauté française. Novembre 2009. 2011. Wagner KS, White JM, Lucenko I, Mercer D, Crowcroft NS, Neal S et al. Diphtheria in the postepidemic period, Europe, 2000-2009. Emerg Infect Dis 2012 February;18(2):217-25. Dallman T, Neal S, Green J, Efstratiou A. Development of an online database for diphtheria molecular epidemiology under the remit of the DIPNET project. Euro Surveill 2008 May 8;13(19). Burgmeijer R, Hoppenbrouwers K, Bolscher N. Handboek vaccinaties. Infectieziekten en vaccinaties. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV; 2007. Referenties (21) Robert E and Swennen B. Enquête de couverture vaccinale des enfants de 18 à 24 mois en Communauté Française (Bruxelles excepté). Novembre 2009. PROVAC-ULB; 2010. (22) Theeten H, Hutse V, Hens N, Yavuz Y, Hoppenbrouwers K, Beutels P et al. Are we hitting immunity targets? The 2006 age-specific seroprevalence of measles, mumps, rubella, diphtheria and tetanus in Belgium. Epidemiol Infect 2011 April;139(4):494-504. (23) Wagner KS, Stickings P, White JM, Neal S, Crowcroft NS, Sesardic D et al. A review of the international issues surrounding the availability and demand for diphtheria antitoxin for therapeutic use. Vaccine 2009 December 10;28(1):14-20. (24) Zakikhany K, Efstratiou A. Diphtheria in Europe: current problems and new challenges. Future Microbiol 2012 May;7(5):595-607. (25) de Melker HE, Schellekens JF, Neppelenbroek SE, Mooi FR, Rumke HC, Conyn-van Spaendonck MA. Reemergence of pertussis in the highly vaccinated population of the Netherlands: observations on surveillance data. Emerg Infect Dis 2000 July;6(4):348-57. (26) Ducoffre, G. Jaarverslag van de surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van Peillaboratoria, 2008 + Epidemiologische Trends 1983-2007. Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid; 2009. Report No.: D/2009/2505/31. (27) Tan T, Trindade E, Skowronski D. Epidemiology of pertussis. Pediatr Infect Dis J 2005 May;24(5 Suppl):S10-S18. (28) Gregory DS. Pertussis: a disease affecting all ages. Am Fam Physician 2006 August 1;74(3):420-6. (29) Hoge Gezondheidsraad. Vaccinatiegids. 2009. (30) Vincent M, Rodeghiero C, Eylenbosch R, Mans Y, Swalus-Steenhouwer J, Pierard D et al. Pertussis serodiagnosis in Belgium from 1990 to 2009. Clin Vaccine Immunol 2011 April;18(4):588-94. (31) Hoppenbrouwers K, Vandermeulen C, Roelants M, Boonen M, Van Damme P, Theeten H, and Depoorter A.M. Studie van de vaccinatiegraad bij jonge kinderen en adolescenten in Vlaanderen in 2008. 2009. (32) European Centre for Disease Prevention and Control. Annual Epidemiological Report on Communicable Diseases in Europe 2009. 2009. (33) De Schrijver K, Van den Branden D, Eilers K, Boeckx H, Vandewalle L. Forse toename van geregistreerde kinkhoestgevallen bij kinderen en volwassenen in provincie Antwerpen. Vlaams Infectieziektebulletin 2007;62(4):3-9. (34) Nationale Referentiecentra voor Bordetella pertussis. Surveillance van Infectieuze Aandoeningen door een Netwerk van Laboratoria voor Microbiologie 2011 + Epidemiologische Trends 19832010. Bordetella pertussis. Available from: URL: https://www.wiv-isp.be/epidemio/epinl/plabnl/ plabannl/11_012n_r.pdf (35) Klein NP, Bartlett J, Rowhani-Rahbar A, Fireman B, Baxter R. Waning protection after fifth dose of acellular pertussis vaccine in children. N Engl J Med 2012 September 13;367(11):1012-9. (36) Zepp F, Heininger U, Mertsola J, Bernatowska E, Guiso N, Roord J et al. Rationale for pertussis booster vaccination throughout life in Europe. Lancet Infect Dis 2011 July;11(7):557-70. (37) Plotkin S, Orenstein W, Offit P. Vaccines. Fifth Edition ed. Elsevier; 2008. (38) Watt JP, Wolfson LJ, O’Brien KL, Henkle E, Deloria-Knoll M, McCall N et al. Burden of disease caused by Haemophilus influenzae type b in children younger than 5 years: global estimates. Lancet 2009 September 12;374(9693):903-11. (39) Office de la Naissance et de l’enfance. Rapport 2002-2003 Banque de Données MédicoSociales (BDMS). 2004. (40) De Schrijver K, Flipse W, Laisnez V, Mak R, Steenbergen JEv, Timen A et al. Haemophilu influenzae type b (HIB)-infectie. In: De Schrijver K, Flipse W, Laisnez V, Mak R, editors. Richtlijnen Infectieziektebestrijding Vlaanderen - Editie 2011. 2012. (41) Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging. Meldingen infectieziekten 2006-2012. 2012 November 9;Available from: URL: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Ziekten/ Infectieziekten-en-vaccinatie/Meldingen-infectieziekten-2006-2012/ (42) Van Loock F, Rubbens C, Bauche P. Incidentie van invasieve infecties door Haemophilus influenzae in de Franse Gemeenschap in België. Enquête 1990-1992. Negende Seminarie Diagnostiek en Surveillance van Infectieuze Aandoeningen; Brussel: Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie; 1993 p. 17-23. (43) Ladhani S, Slack MP, Heath PT, von GA, Chandra M, Ramsay ME. Invasive Haemophilus influenzae Disease, Europe, 1996-2006. Emerg Infect Dis 2010 March;16(3):455-63. 77 Referenties 78 (44) Ladhani S, Ramsay ME, Chandra M, Slack MP. No evidence for Haemophilus influenzae serotype replacement in Europe after introduction of the Hib conjugate vaccine. Lancet Infect Dis 2008 May;8(5):275-6. (45) Christensen H, May M, Bowen L, Hickman M, Trotter CL. Meningococcal carriage by age: a systematic review and meta-analysis. Lancet Infect Dis 2010 December;10(12):853-61. (46) Instituut voor Tropische Geneeskunde. Meningokokken A en W135 meningitis. www.itg be/itg/ uploads/medserv/nmeningo.pdf 2012 December 11. (47) Boccadifuoco G, Brunelli B, Pizza MG, Giuliani MM. A combined approach to assess the potential coverage of a multicomponent protein-based vaccine. J Prev Med Hyg 2012 June;53(2):56-60. (48) Bertrand, S., Mattheus, W., Vanhoof, R., and Carion, F. Nationaal Referentiecentrum voor Neisseria meningitidis. Jaarverslag 2011. Brussels; 2012. Report No.: D/2012/2505/26. (49) Top G, Paeps A. Effect of a single dose group C Meningococcal vaccination program on the epidemiology of invasive meningococcal infections in Flanders. 2012. (50) Kriz P, Wieffer H, Holl K, Rosenlund M, Budhia S, Vyse A. Changing epidemiology of meningococcal disease in Europe from the mid-20th to the early 21st Century. Expert Rev Vaccines 2011 October;10(10):1477-86. (51) Matsika-Claquin MD, Perrocheau A, Taha MK, Levy-Bruhl D, Renault P, Alonso JM et al. [Meningococcal W135 infection epidemics associated with pilgrimage to Mecca in 2000]. Presse Med 2001 October 27;30(31 Pt 1):1529-34. (52) Strebel PM, Papania M, Dayan GH, Halsey NA. Measles Vaccine. In: Plotkin SA, Orenstein WA, editors. Vaccines. 5Th ed. Philadelphia: Elsevier Inc; 2008. p. 353-98. (53) WHO.Regional Committee for Europe.Sixtieth session. Renewed commitment to elimination of measles and rubella and prevention of congenital rubella syndrome by 2015 and Sustained support for polio-free status in the WHO European Region. 2010. (54) Increased transmission and outbreaks of measles-European Region, 2011. MMWR Morb Mortal Wkly Rep 2011 December 2;60(47):1605-10. (55) European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC). European Monthly measles Monitoring (EMMO). 2012 Feb 21. Report No.: 8. (56) WHO Regional Office for Europe. Eliminating measles and rubella and preventing congenital rubella infection.WHO European Region strategic plan 2005-2010. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe; 2005. (57) Sabbe M, Hue D, Hutse V, Goubau P. Measles resurgence in Belgium from January to mid-April 2011: a preliminary report. Euro Surveill 2011;16(16). (58) Hviid A, Rubin S, Muhlemann K. Mumps. Lancet 2008 March 15;371(9616):932-44. (59) Demicheli V, Rivetti A, Debalini MG, Di PC. Vaccines for measles, mumps and rubella in children. Cochrane Database Syst Rev 2012;2:CD004407. (60) De Schrijver K, Byvoet V, Van den Branden D. Bof in de provincie Antwerpen in 2011. Vlaams Infectieziektebulletin 2012 February 1;80. (61) Otto W, Mankertz A, Santibanez S, Saygili H, Wenzel J, Jilg W et al. Ongoing outbreak of mumps affecting adolescents and young adults in Bavaria, Germany, August to October 2010. Euro Surveill 2010;15(50). (62) Walker J, Huc S, Sinka K, Tissington A, Oates K. Ongoing outbreak of mumps infection in Oban, Scotland, November 2010 to January 2011. Euro Surveill 2011;16(8). (63) Whelan J, van BR, Greenland K, Fanoy E, Khargi M, Yap K et al. Ongoing mumps outbreak in a student population with high vaccination coverage, Netherlands, 2010. Euro Surveill 2010 April 29;15(17). (64) Whyte D, O’Dea F, McDonnell C, O’Connell NH, Callinan S, Brosnan E et al. Mumps epidemiology in the Mid-West of Ireland 2004-2008: increasing disease burden in the university/college setting. Euro Surveill 2009;14(16). (65) World Health Organization. Immunization surveillance, assessment and monitoring. http:// www.who.int/immunization_monitoring/data/en/ 2012. (66) Levine H, Ankol OE, Rozhavski V, Davidovitch N, Aboudy Y, Zarka S et al. Sub-optimal prevalence of mumps antibodies in a population based study of young adults in Israel after 20 years of two dose universal vaccination policy. Vaccine 2011 March 24;29(15):2785-90. (67) Date AA, Kyaw MH, Rue AM, Klahn J, Obrecht L, Krohn T et al. Long-term persistence of mumps antibody after receipt of 2 measles-mumps-rubella (MMR) vaccinations and antibody (69) (70) (71) (72) (73) (74) (75) (76) (77) (78) (79) (80) (81) (82) (83) (84) (85) (86) (87) Referenties (68) response after a third MMR vaccination among a university population. J Infect Dis 2008 June 15;197(12):1662-8. Cohen C, White JM, Savage EJ, Glynn JR, Choi Y, Andrews N et al. Vaccine effectiveness estimates, 2004-2005 mumps outbreak, England. Emerg Infect Dis 2007 January;13(1):12-7. Huang AS, Cortese MM, Curns AT, Bitsko RH, Jordan HT, Soud F et al. Risk factors for mumps at a university with a large mumps outbreak. Public Health Rep 2009 May;124(3):419-26. Plotkin SA. Rubella eradication. Vaccine 2001 May 14;19(25-26):3311-9. eCDC. ECDC measles and rubella monitoring, June 2012, Surveillance data for Rubella 2011. 2012. Muscat M, Zimmerman L, Bacci S, Bang H, Glismann S, Molbak K et al. Toward rubella elimination in Europe: an epidemiological assessment. Vaccine 2012 March 2;30(11):19992007. Nationaal Referentie Centrum voor Mazelen en Rubella (WIV-ISP). Available from: URL: http:// nrchm.wiv-isp.be/fr/centres_ref_labo/measles_et_rubellavirus/default.aspx Iturriza-Gomara M, Dallman T, Banyai K, Bottiger B, Buesa J, Diedrich S et al. Rotavirus genotypes co-circulating in Europe between 2006 and 2009 as determined by EuroRotaNet, a panEuropean collaborative strain surveillance network. Epidemiol Infect 2011 June;139(6):895909. Bilcke, J., Beutels, P., De Smet, F., Hanquet, G., Van Ranst, M., and Van Damme, P. Costeffectiveness analysis of rotavirus vaccination of Belgian infants. Health Technology Assessment (HTA). Brussels, Belgium: Belgian Health Care Knowledge Centre (KCE); 2007. Report No.: KCE reports 54C, D2007/10.273/11. Hanquet G, Ducoffre G, Vergison A, Neels P, Sabbe M, Van DP et al. Impact of rotavirus vaccination on laboratory confirmed cases in Belgium. Vaccine 2011 June 24;29(29-30):4698703. Raes M, Aerssens P, Alliet P, Gillis P, Verjans MP, Mewis A. Rotavirus gastroenteritis: epidemiological data from a regional hospital in Belgium. Eur J Pediatr 2008 January;167(1):71-3. Raes M, Strens D, Vergison A, Verghote M, Standaert B. Reduction in pediatric rotavirus-related hospitalizations after universal rotavirus vaccination in Belgium. Pediatr Infect Dis J 2011 July;30(7):e120-e125. Zeller M, Rahman M, Heylen E, De CS, De VS, Arijs I et al. Rotavirus incidence and genotype distribution before and after national rotavirus vaccine introduction in Belgium. Vaccine 2010 November 3;28(47):7507-13. Braeckman T, Van HK, Meyer N, Pircon JY, Soriano-Gabarro M, Heylen E et al. Effectiveness of rotavirus vaccination in prevention of hospital admissions for rotavirus gastroenteritis among young children in Belgium: case-control study. BMJ 2012;345:e4752. Tate JE, Cortese MM, Payne DC, Curns AT, Yen C, Esposito DH et al. Uptake, impact, and effectiveness of rotavirus vaccination in the United States: review of the first 3 years of postlicensure data. Pediatr Infect Dis J 2011 January;30(1 Suppl):S56-S60. Buttery JP, Lambert SB, Grimwood K, Nissen MD, Field EJ, Macartney KK et al. Reduction in rotavirus-associated acute gastroenteritis following introduction of rotavirus vaccine into Australia’s National Childhood vaccine schedule. Pediatr Infect Dis J 2011 January;30(1 Suppl):S25-S29. Carvalho-Costa FA, Volotao EM, de Assis RM, Fialho AM, de Andrade JS, Rocha LN et al. Laboratory-based rotavirus surveillance during the introduction of a vaccination program, Brazil, 2005-2009. Pediatr Infect Dis J 2011 January;30(1 Suppl):S35-S41. Hull JJ, Teel EN, Kerin TK, Freeman MM, Esona MD, Gentsch JR et al. United States rotavirus strain surveillance from 2005 to 2008: genotype prevalence before and after vaccine introduction. Pediatr Infect Dis J 2011 January;30(1 Suppl):S42-S47. Kirkwood CD, Boniface K, Barnes GL, Bishop RF. Distribution of rotavirus genotypes after introduction of rotavirus vaccines, Rotarix(R) and RotaTeq(R), into the National Immunization Program of Australia. Pediatr Infect Dis J 2011 January;30(1 Suppl):S48-S53. Ducoffre G. Surveillance van Infectieuze Aandoeningen door een Netwerk van Laboratoria voor Microbiologie 2009 + Epidemiologische Trends 1983-2008 . Hoge Gezondheidsraad. Vaccinatie tegen pneumokokken bij kinderen 7-, 10- en 13-valent pneumokokkenvaccin. 2010 Oct 6. Report No.: 8687. 79 Referenties 80 (88) Kissling, E. Sensitivities of Invasive Pneumococcal Disease Surveillance Systems in Belgium, October 2005 to September 2006: Capture-recapture study in children. Brussels (Belgium): IPH; 2008. Report No.: 2008-036. (89) Hanquet G, Lernout T, Vergison A, Verhaegen J, Kissling E, Tuerlinckx D et al. Impact of conjugate 7-valent vaccination in Belgium: Addressing methodological challenges. Vaccine 2011 February 19. (90) Hanquet G, Kissling E, Fenoll A, George R, Lepoutre A, Lernout T et al. Pneumococcal serotypes in children in 4 European countries. Emerg Infect Dis 2010 September;16(9):1428-39. (91) Lepoutre A, Varon E, Georges S, Gutmann L, Levy-Bruhl D. Impact of infant pneumococcal vaccination on invasive pneumococcal diseases in France, 2001-2006. Euro Surveill 2008 August 28;13(35). (92) Immunization VaBWHO. Pneumococcal vaccines. http://www.who int/vaccines/en/ pneumococcus.shtml. 2012 (93) Quoilin S, Hutse V, Vandenberghe H, Claeys F, Verhaegen E, De CL et al. A population-based prevalence study of hepatitis A, B and C virus using oral fluid in Flanders, Belgium. Eur J Epidemiol 2007;22(3):195-202. (94) Top G, Paeps A. HPV-vaccinatie in Vlaanderen - Resultaten van het eerste vaccinatiejaar 20102011. Vlaams Infectieziektebulletin 3, 4-7. 2012. (95) Top G, Paeps A. Actualisering: HPV-vaccinatie in Vlaanderen – Resultaten van de eerste twee vaccinatiejaren 2010-2012. Vlaams Infectieziektebulletin 3. 2012. (96) Brotherton JM, Fridman M, May CL, Chappell G, Saville AM, Gertig DM. Early effect of the HPV vaccination programme on cervical abnormalities in Victoria, Australia: an ecological study. Lancet 2011 June 18;377(9783):2085-92. (97) Gisele, L., Hesse, E., Drieskens, S., Demarest, S., Van der Heyden, J., and Tafforeau, J. Gezondheidsenquête België, 2008. Rapport II - Leefstijl en Preventie. Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid; 2010. Report No.: ISSN: 2032-9172. Depotnummer. D/2010/2505/16 – IPH/EPI REPORTS N° 2010/009. (98) Marin M, Zhang JX, Seward JF. Near elimination of varicella deaths in the US after implementation of the vaccination program. Pediatrics 2011 August;128(2):214-20. (99) Nelson MR, Britt HC, Harrison CM. Evidence of increasing frequency of herpes zoster management in Australian general practice since the introduction of a varicella vaccine. Med J Aust 2010 July 19;193(2):110-3. (100) Chao DY, Chien YZ, Yeh YP, Hsu PS, Lian IB. The incidence of varicella and herpes zoster in Taiwan during a period of increasing varicella vaccine coverage, 2000-2008. Epidemiol Infect 2011 September 12;1-10. (101) Leung J, Harpaz R, Molinari NA, Jumaan A, Zhou F. Herpes zoster incidence among insured persons in the United States, 1993-2006: evaluation of impact of varicella vaccination. Clin Infect Dis 2011 February 1;52(3):332-40. (102) Civen R, Chaves SS, Jumaan A, Wu H, Mascola L, Gargiullo P et al. The incidence and clinical characteristics of herpes zoster among children and adolescents after implementation of varicella vaccination. Pediatr Infect Dis J 2009 November;28(11):954-9. (103) Bilcke J, Marais C, Ogunjimi B, van Hoek AJ, Lejeune O, and Callens M, Vancorenland S Van Kerschaver E Callaert K Hens N Van Damme P Beutels P. Kosteneffectiviteit van vaccinatie tegen windpokken bij kinderen en tegen zona bij ouderen in België. Health Technology Assessment (HTA). Brussel; 2010. Report No.: D/2010/10.273/102. (104) Beutels, P., Luyten, J., Lejeune, O., Hens, N., Bilcke, J., and De Schrijver, K. et al. Evaluatie van universele en doelgroep hepatitis A vaccinatie opties in België. Health Technology Assessment (HTA). Brussels, Belgium: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE); 2008. Report No.: KCE reports 98A (D/2008/10.273/88). (105) Martin R, Deshevoi S, Buddha N, Jankovic D. Approaching measles and rubella elimination in the European region-need to sustain the gains. Euro Surveill 2009;14(50). (106) World Health Organization. WHO/UNICEF Joint Reporting Process. http://www.who.int/ immunization_monitoring/routine/joint_reporting/en/index.html. 2012. Operationele directie Volksgezondheid en Surveillance Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel | België www.wiv-isp.be Verantwoordelijke uitgever: Dr. Johan Peeters Depotnummer of ISSN: D/2012/2050/80
Similar documents
Vaccinatie: Verzieking van het lichaam en beknotting van de geest
Dat zwangere vrouwen in voorkomende gevallen van bijvoorbeeld een heersende griep, zoals nu de ‗mexicaanse‘ griep, daartegen gevaccineerd worden, en zelfs gezien worden als een risicogroep aan wi...
More information