Veluwsche geslachten - Vereniging Veluwse Geslachten

Transcription

Veluwsche geslachten - Vereniging Veluwse Geslachten
Overgedrukt uit ,.De Nederlandsche Leeuw".
1943.
g./ e4
Veluwsche Geslachten uit de Schoutambten van
• Putten en Nijkerk in de XVde en XVIde eeuw. •
Een woord vooraf.
Over oude Veluwsche geslachten is tot nog toe zeer wein
ig
gepubliceerd. De enkele gegevens, die in druk zijn versc
henen,
zijn, naar mij bleek, dikwijls verre van betrouwbaar.
Eerst
in de laatste jaren is hierin gelukkig een verandering
ten
goede gekomen door de stelselmatige en zeer nauwkeur
ige
onderzoekingen van ons hooggeacht medelid Jhr. Roel
l te
Eefde, die in de kolommen van dit blad reeds herhaalde
lijk
de uitkomsten van zijn genealogische speurtochten
openbaar heeft gemaakt. Verder rcian de tweede helft van
de
XVIde eeuw gaat Jhr. ROell echter doorgaans niet. Toch
is
uit de tijden daarvóór nog heel wat te vinden. Toen mij
dit
bij mijn onderzoek naar de Schrassert's, Van Hennekele
r's en
Van Oldenbarneveles duidelijk was geworden, heb ik mij
ten
doel gesteld bij een hernieuwd doornemen van de oude
gerichtssignaten van de Veluwe 1), recognitieboeken van Harderwijk 2 ), civiele proces-dossiers van het Hof van Gelr
e en
Zutphen 3 ) , geregistreerde. processen, en onklaarbo
eken van
het Veluwsche drostambt 4 ) telkens die acten op te teek
enen, welke mij voor een studie betreffende de oude gesla
chten
van de Noord-Westelijke Veluwe van belang toeschene
n.
Bij het ordenen van de aldus verkregen collectie gegevens
bleek
het weldra mogelijk een aantal fragment-genealogieën same
n te
stellen. Daar zij mogelijk later nog eens tot basis
zullen
kunnen dienen voor een verder onderzoek (waarvoo
r mij
vooreerst de tijd ontbreekt), scheen het mij gewensc
ht het
resultaat van mijn onderzoek in de kolommen van ons Maan
dblad te publiceeren. Het feit, dat de oude, veelal
1580 aanvangende doop-, trouw- en begraafregisters zeer zeke
r nog
menige aanvulling zullen kunnen verschaffen, deed mij
besluiten mijn publicatie te beperken tot de gegevens
uit de
XVde en XVIde eeuw. Ik doe dat des te eerder, omd
at ik
mij daarmede de zekerheid verschaf, mij niet in het vaarw
ater
van Jhr. Roell te begeven.
Achtereenvolgens hoop ik nu van tijd tot tijd een gede
elte
1•
Hieronder aan te halen als G.S.V.
2) Hieronder aan te halen als Ree. Boek.
3) Hieronder aan te halen als C.P.H.
4) Hieronder aan te halen als G.P.V.' en onkla
arboeken,
2
van de door mij bijeengebrachte gegevens in dit Maandblad
openbaar te mogen maken. Ik heb mij daarbij in principe beperkt tot het publiceeren van die fragment-genealogieën, die
drie of meer generaties omvatten. Alleen waar — zij het hypothetisch — samenhang met andere fragmenten aan te
wijzen viel, ben ik van dit beginsel afgeweken. Steeds heb ik
mij voor oogen gehouden, dat men op de Veluwe‘ oudtijds
met familie-namen vrij willekeurig om placht te springen.
Men ontleende vaak zijn „geslachts-naam" aan het goed, dat
men bewoonde. Daarbij maakte het weinig verschil, of men
het goed bewoonde als eigenaar, pachter of inwonende knecht.
Verhuisde men, dan hing het veelal van de spraakmakende
gemeente af, of men zijn ouden naam behield of naar de
nieuwe woonplaats genoemd werd. Het is dus duidelijk, dat
gelijkheid van naam nog niet steeds op verwantschap behoeft
te wijzen. Mede om die reden heb ik er van afgezien den
lezer te vervelen met het geven van losse, in geen enkel onderling verband te ordenen gegevens, zooals men dit vroeger
gewoon was te doen.
1. Van Arler.
W a p e n: In blauw een schuinrechts geplaatste, zilveren
visch; helmteeken: twee zilveren visschen, met de koppen omlaag in V-vorm (omgekeerden keper-vorm) geplaatst.
I. Reyner Henricksz, dienstman 5 ) en herbergier 6 ) te Putten, ontvangt 1437 het schoutambt Nijkerk in pand 7)
en 9 Juni 1438 ( tezamen met Gerrit Snapper) de breuken in het dijkgraafschap van Putten en Nijkerk 8 );
schout te Putten, en als zoodanig in 1443 vermeld als
„die oudste peynder van den ampt 'van Putten" 6); neef
van Reyner Berntz en zwager van Bernt Crede ");
overste-peynder te Nijkerk (1445).11 ) en Putten
(1457) 12 }; herhaaldelijk vermeld als „ordelwyser" in de
5) G.S.V. Inv. No. 2 deel 7, fl:Jl. 118 vso. Volgens zijn tegenpartij zou
Reyner een „gecoft dienstman" geweest zijn, wat bezwaarlijk juist geweest kan zijn, daar Reynier later als overste peynder voorkomt, en deze
functie alleen vervuld kon worden door welgeboren dienstlieden (zie Mr.
E. Heringa, Tynsen op de Veluwe, blz. 101), Zie over de „dienstlieden" op
de Veluwe Ned Leeuw 1941, kol. 218 en vlg.
6) G.S.V. Inv. no, 2, deel 5, fol, 110.
7) C.P.H 1626 I, dossier Landrentmr. contra Goessen van Curler. Over
het schoutambt Putten wordt in dit dossier slechts terloops melding -gemaakt. Daaruit valt echter af te lesden, dat het geheele gebied van Putten
en Nijkerk Onder de schouten-functie viel, die in 1437 aan Reyner Henricksz werd verpand.
8) Nijhoff, Gedenkwaardigheden enz., deel IV no. 178.
9) G.S.V. Inv. no. 2, deel 5, fol. 106. Er waren dus toen meerdere
schouten.
10) G.S.V. a.v., fol. 29
11) G.S.V., Inv. no. 2, deel 6, fol. 65.
12)
G.S.V., Inv. no. 2, deel S, fol. 106 vso.
3
bank van het Veluwsche landgerich
t te Putten 1") en
Nijkerk "); tr. in of voor 1450 N.N. 15
).
Reyner Henricksz, was vader van "):
a. Gerrit Reynersz''), schout te Put
ten (1446) 1 s). vermoedelijk als zoodanig optredend nam
ens zijn vader
(den „over-peinder -19 )), immers hij
komt in 1447
aldaar voor als onder-peinder");
zegelt (als zoon
van Reyner Henricksz) 9 October 146
0 r').
b. Reyne r Reynersz (Reyner
Reyner Henricksz) 21 )
volgt onder II.
En voorts mogelijk van:
c. Henrick Reynersz, wiens nakom
elingen in mannelijke
lijn in 1626 afstammelingen genoem
d worden van
Reyner Henricksz voornoemd n);
hij volgt onder
Ilbis.
d.
Aertje van Arler. (N.B. De naa
m „Van Arler" vond ik het
eerst vermeld bij den onder IIb:s geno
emden Henrick Reynersz.
Volgens de gedrukte bronnen zou echt
er Evert Sehrassert, geb.
J: 1435 en j- 1477 (zie Ned. Leeuw
1940, kil. 204) gehuwd
zijn geweest met Aertje (Scholten gen
d) van
Aangezien
uit dit huwelijk drie kinderen spr
oten, moet Aertje ±1470
gehuwd en ± 1450 geboren zijn. Op
dezen grond acht ik het
uitgesloten, dat zij een dochter was
van Reyner van Arler en
Catharina (van Seherpenzeel), hier
onder te vernielden sub III,
gelijk ik in 1940 vermoed heb (zie Ned
. Leeuw t.a.p.). Mogelijk
blijft altijd, dat zij een dochter was
van Reyncr Reynersz, die
volgt onder II. De gedrukte genealo
gieën geven haar allen een
Reyner tot vader, die gezien haa
r naam , Scholten" schout geweest moet zijn; dat Reyner Reynersz
deze functie bekleed heeft,
bleek mij niet).
1I. Reyner Reynersz, verme
ld 1444 als zoon van Reyner
Henricksz 21 ) en 1458.
Hij was vermoedelijk vader van:
13) G.S.V., Inv, no. 2, deel 5, fol, 43,
50, 61 vso. en 64 vso.
14) G.S.V. a.v., fol. 40, 48 vso en
61 vso,
15) G.S.V.. Inv no. 2, deel 7, fol, 44.
18 ) Waar de volgorde met
]etters (a, b, c, enz.) is aangegeven staa
t de
juiste volgorde niet vast. Volgens de
„Le
zijn, dat de hierboven onder c onderst itnamesitte" zou aan te nemen
elde zoon in werkelijkheid — als
mijn vermoeden over zijn afstamm
ing juist is — de image was. ni.
een
petekind van zijn grootvader van vad
erszijde. Volgens deze zeIfd2 wijz
e
van naamakeuze zou dan mogelijk zijn
,
grootvader van moederskant. Deze moe dat de tweede zoon heette naar zijn
der zou dan een Gerritsdr, geweest
zijn.
17) Archief van het Rijksstift Riten (Sta
atsarchief Dusseldorf) Lfd.
no. 168, Orig. no. 145 (afschrift inve
ntaris op het R.A. Arnhem),
18) G.S.V„ Inv. no, 2, deel 6, fol, 66.
19) Men onderscheidde op de Veluwe
onder-peinders (hulp-schouten);
peinders (of overpeinders) de hoofd-s
chouten; en den oversten peinder
(wiens gebied de heele Veluwe omvatte
).
20) G.S.V. Inv. no. 2, deel 6, fol.
126.
21) G.S V. kv., fol. 12.
22) C.P.H. 1626 I (Landrentmr
. contra Goessen van Curler),
4
ick
a. Henrick Reynersz (de Jonge), zit nevens Henr
sch
Veluw
Reynersz (zijn oom?) in de bank van het
landgerecht te Nijkerk 1481 "). Een Henrick Reynersz was in 1474 gehuwd met eene Griet N.N. 24 ).
) en
b. Elbert Reynersz, schout te Putten (1491) 25
Nijkerk 25 ), vermeld 1499 27 ), 1506 29 ) en 1529 29 ).
Ilbis. Henrick Reynersz (van Erler) 30), schout te Putten (als
zoodanig vermeld 1470-1486 31 ) ), en te Nijkerk (vermeld
is dood
1481-1486 32 ) ), eigenaar van het goed Arler 34 ),
1492 55 ); tr. [morgengave Harderwijk Quasimodo)
1466 38 ) Beerte (of Bye), vermeld te Nijkerk 1474 27 )].
vóór 1492 35 ).
Hij was vader van:
a. Reiner Henricksz van Arler, als zoon van Henrick
Reynss van Erler vermeld 1483 30 ), volgt onder III.
Hij had een broeder "):
b. Aerend Henricksz van Ader"), met wien hij in 1492
een magescheid maakte betreffende den boedel hunner ouders"); deze Arend werd in 1507 (vermoedelijk na den dood van zijn broeder) schout te Putten 22 ).
Blijkens meergenoemd magescheid sproten uit het
huwelijk van Henrick Reynersz van Erler nog:
c-d. twee dochters.
III. Reyner Henricksz van Arler (Reyner Henricksz de
Jonge), peinder te Nijkerk (als zoodanig vermeld 1488 33 )1499 39 ) en te Putten (vermeld 1492 4°)-1499 59 ) ), mach,
Inv. no. 2, deel 10, fol. 64.
23) G.V.
24) G.S.V. Inc. no, 2, deel 9, fol. 21.
23 ) G.S.V. Inv, no. 2a deel 3, lol. V.
20 ) G.S.V. a.v. fol. XCIX.
27 ) G.S.V. Inv, no. 2a, deel 5 fol. XXXIX vso.
23) G.S.V. Inv. no. 2a, deel 6, fol. 7.
29) G.S.V. Inv no. 4, deel 3, fol. 154.
30) Ree. Boek 1479-'97, fol. 85 (Ao. 1483).
7, fol
31) Ree. Boek 1466-78, fol. 71, 141, 158, 213 vso; idem 1479-9
56,
vso.,
50
fol.
7
1479-9
Boek
26; G.S.V. Inv. no. 2 deel 10, fol. 16; Ree.
TSO.
149
fol.
1,
deel
2a,
no.
59 en 59 vso.; G.S V. Inv.
deel 1,
32) G.S.V. Inl.. no. 2, deel 10, fol. 68 vso; idem Inv. no. 2a,
fol, 116.
G.
34) Mageseheid d Ao. 1492 in origineel in het bezit van den heer
e.
venhag
's-Gra
te
Bert
C. L, Schrassert
35) Deductie van lir. Johan Schrassert (gewaarmerkte copie eener
origineele acte) in het bezit van den heer Sehrassert Bert vnd,
de hier als
30 ) Ree, Boek 1466-78 fol, 4. Overigens blijft mogelijk, dat
R<yReyner
vn.
van
echtgenoot vermelde IIenrichi Reynersz de zoon was
nersz, vermeld sub II.
37 ) G.S.V. Inv. no, 2, deel 9, fol. 11 vso.
35 ) G.S.V. Inv. no. 2a, deel 2, fol, CXI vso.
39) G.S.V. Inv. no. 2a, deel 5, fol.
40) Ree. Boek 1479-97, fol. 171 vso. 1-let schoutambt te Putten en dij.
kerk werd hem bij bovenvermeld magescheid toegedeeld,
5
tigt 1492 zijn zwager ( = schoonzoon) Gerrit van Spetade, eigenaar van het goed Arler 34 ), leeft nog 1506 28 ),
doch is dood 1510 41 ), tr. ( le?) in of vóár 1484 41 Jan
N.N.; tr. (2e?) in of vóár 1498 43 ) Katharina 43 ) van
Scherpenzeel 44 ) , stichtte 9 Febr. 1510 als weduwe een
vicarie bij het altaar van het H. Kruis te Putten 41 ), beleend met het goed tot Wullinck onder Zelhern
(1522) 44 ), is dood 11 Dec. 1531 44 ).
Uit het het hierboven onder 2e genoemde huwelijk:
1. Reyner van Arler 41), vermeld als erfgenaam zijner
moeder 1531 44 ), volgt onder IV.
2. Henrick van Ader 41) , volgt onder IVbis.
3. Bernard van Arler 4').
En eenige dochters 41) onder welke:
d. Dirckgen van Arler 45 ); tr. Harderwijk (morgengave
Michaëlis) 1482 46 ) Gerrit van Spetdde.
IV. Reiner van Arier (ook wel genoemd Reiner Schuit 47 ))
beleend met het goed tot Wullinck (1531) 44 ), schout
te Putten, als zoodanig vermeld 1522-1530 48); drost op
Hulckestein 46 ); nog vermeld 1546 "); voor 10 Maart
1550 51); tr. le N.N.; tr. 2e Harderwijk 8 (morgengave
9) November 1530 52 ) Eva van Brienen 53 ), zuster van
Johan van Brienen 54 ) beleend met den hof tot Emse (12
Mrt. 1550) onder Epe 55 ) en Larysgoed (10 Mrt.
1550) "), is dood 1571 56 ).
Uit beide huwelijken tezamen vier kinderen "), t.w.
uit het eerste:
1. Assuera van Arier, af gegoed 23 Nov. 1530 57), t
na 1 juli 15A8 58 ); tr. in of vóár Sept. 1560 ") Joest
41) Mr. L, A. J. W. baron Sloet, Versl. en Medeel, der Kon. Aeadeni- e
van Wetenschappen, afd Letterkunde, 3e Reeks, deel VI, blz. 259.
42) G.S.V. Inv. no. 2a, deel 1, fel. 2-1.
43) G.S.V.Inv_ no. 2a, deel 5. fel. VII vso.
44) Register Leenactenboek Gelderland, kwartier van Zutphen, blz. 288.
45) Ree. Boek 1523-'39, fel. 103 vso.
49 ) Ree. Boek 1479-97, fol 59.
47 ) G.S.V. Inr. no.. 4, deel 1 fol, 202 rso.
49 ) Zie -aant. 6; Ree. Boek 1523.39, fel. 6 vsi); G.S.V. Inr. no. 4 deel
1, fel, 203; idem deel 3, fel 14; zie ook aant. 7.
49) Ree. Boek 1523-39 fol. 156 vso.
50) G.S.V. Inv. no. 4 deel 5b, fel. 14S vso. Hij wordt voorts genoemd in
1542 (Volont. acten Veluwe 1538-1610, fol, 16 rso.) en 1544 (zie aant. 44)
51) Leenactenboeken Putten (Register in lis van wijlen Dr. J. S. van
Veen op het R.A. Arnhem), 't Leen Larysgoed.
52) Ree. Boek 1523-'39, fel, 158 vso.
53) Volant. Aeten Veluwe a.v., fol. 14.
54) Ree. Boek 1550-'59, fel. 379.
55) Bron vermeld in aant. 51.
56) G.P V. 1615-'16, proces no. 4.
57) Rec. Boek 1523-'39, fol.- 160.
58) Ree. Boek 1583-'97.
59) Ree. Boek 1560-'68, 26 Sept. 1560.
6
van Bronckhorst, leeft nog 10 juli 1567 60 ), .t vóór
29 Juli 1587 58 ).
Uit het tweede huwelijk:
b. Catharina van Ader, als dochter van Reiner vermeld
1554 61 ) , begr. Harderwijk 9 Maart 1605 62 ), tr. vóór
April 1554 01 ) Johan Pannekoeck Marisz"), leeft nog
1561 "), t voor 6 April 1563 65 ), zn. van Mauritius
Marisz 06 ) en Janneke van Bemmel 87 ).; tr. 2e vóór
9 Mei 1567 Philips Schrassert Ottensz, wedr. van
Elisabeth van Estvelt, geb. ± 1508, gerichtsman te
Nijkerk, aldaar gegoed, t Juni 1577-Febr. 1580, zn.
van Otto en Engel van Hollick, gend. Dageraet 68 )
C. Henrick van Arler, vermeld als zoon van Reiner vnd.
1551 44 , volgt onder V.
4. Reyner van Arler, als jongste zoon van Eva van
Brienen bekend met den hof tot Emse (1550) 55 ),
t 3 Juli-25 Sept. 1587 58 ); tr. voor 30 Oct. 1575 68 )
Margaretha Rycx. (Zij hertr. als wede. Henrick van
Meurs ) ").
Voorts had Reiner van Arler (Sr.) nog een natuurlijken zoon:
e. Jorrien van Arler, vermeld 1560 " ), en in 1608 te
Amsterdam wonende 72 ).
V. Henrick van Arier de Olde 73) , geb. ± 1546 "), en nog
onmondig 1551 "), beleend met Larysgoed ,(1550) 51 )
het goed tot Wullinck (1551) 44 ) en den hof tot Emse 55 );
wordt 1595 aangemaand het goed Arler met zijn zuster
Catharina te deelen 75 ); was in 1580 te Harderwijk gildemeester van het St. Georgiusgilde 76 ) t na 16 Augustus
1617 77 ); tr. Hermanna van der Heil 72 ), nog vermeld
00 ) Ree. Boek 1559-'6R.
61) C.P.H. 1561 II, no. 22,
62) Begraafaanteekening in de te Harderwijk in het kerkarchief berustende kerkeboeken.
63) Onklaarboek Inv. no. 6, deel 3, fol. 196,
64) Ook vermeld 25 Maart 1560 (Ree. Boek 1560-'68).
(15 ) Ree. Boek a.v.
66) Onklaarboek Inv. no. 6, deel 3, fol. 76.
67) C.P.H. 1595 no. 11.
GS ) Ned. Leeuw 1940, kol, 206/7 en 209.
69) Onklaarboek Inv. no. 6, deel II, fol. 74,
70) G P.V. 1615-'17, proces F.
71) 25 Maart en 21 Mei 1560 (Ree. Boek 1560-'68).
72) G.P.V. 1608-'10, proces no. 3.
73) Transsehrevenboek Veluwe Inv. no. 18, deel 1 (Nijkerk 8 Juni
1597).
74) Hij was 7 Aug. 1575 ± 29 jaar oud (C.P.H. 1575 no. 14).
75) Brieven Hof v. Gelre met het kwartier van Veluwe no. 7803.
76) Ree. Boek 1572- '82.
77) G.P.V. Inv. no. 14, deel 16 (1615-'17), proces F.
7
1608 "), dr .van Cosijn en Truida ( Geertruidt) van Oldenbarnevelt 78)
Uit dit huwelijk:
a. Reiner van Ader, beleend met het goed tot Wullinck
(1621) 44) en de hof te Emse (1622) ").
(Uit hem een dochter Herinanna van Arler gehuwd met
Johan van Wyek),
b. Johan van Arler, als erf g enaam van zijn broeder
Reyner beleend met diens leengoederen.
(Hij had een dochter'Eeske, die 9 Aug. 1643 te Harderwijk huwde met Jan Gruiter).
IVbis. Henrick van Arler, schout te Putten (1539) 79), nog
vermeld 1541 53), j vóór 3 Juni 1547 89); tr. in of vóór
1533 8') Naete van Hoeckelom (vermoedelijk een zuster
van Griet van Hoeckelom, want deze noemt in 1539
Henrick van Arler haar zwager), j- na 3 Maart 1580 82).
Uit welk huwelijk:
a. Reyner van Arler, als zoon van Nale vermeld 1557 83 )
volgt onder V.
Hij had een broeder 84):
k. Gerrit van Ader, volgt onder Vbis.
Reyner had voorts een zuster 85):
van Arler, vermeld 1554 ), -I- na' 28 Juni
Nale
c.
1617 86 ) ; tr. 1 e vóór 18 October 1568 87) Mauritius
Pannekoeck; tr. 2e vóór 31 Juli 1582 Johan Slodt (of
Jan Slootse) 88 ) , 1- 9 Sept. 88)-23 Nov. 1582 89); tr.
• 3e (huw. voorwaarden 23 Juli 1586 9°) ) Evert Schras,
sert Philipsz, maalman van 't Appelrevelt, beleend
met het goed Borrink (1581), kerkmeester te Nijkerk
(1590 en '96), t 28 Juli 1617-Mei 1620, zn. van
Philips Ottensz en Elisabeth van Est-velt 88).
d. Margaretha van Arler, als zuster van Nale vermeld
6 Jan. 1602 921-28 Juni 1617 "); tr. vóór
1586 91),
78) C.P.H. 1596, proces dossier: Henrick van Arler nom. uxoris contra
Alydt Pannekoeck, wede Johan van der Heil de Jonge. Zie over het
echtpaar van der Hell X Van Oldenbarnevelt Ned. Leeuw 1940. kol. 52b
79) G- S.V. Inv. no. 4, deel 5a, fol 35 vso.
80) Ree. Boek 1539-'49, fol. 333 vso.
81) Charter no. 38 Putten (R.A. Arnhem).
82) Ree. Boek 1572-'82.
93 ) Ree. Boek 1550-'59, fol. 377 rso.
84) C.P.U. 1579 I, no. 2.
85) Ree. Boek 1550-'59, fol. 213 vso.
88) Zie Ned. Leeuw 1940, kol. 210.
87) Volant. Acten Veluwe 1538.1610, fol. 164.
Arnhem).
88) Transportregister Veluwe, Archief van Rhemen (R
") Onklaarboek Inv. no. 6, deel II.
80 ) Volont. Acten Veluwe 1611-'40, Archief Enghuizen (R.A. Arnhem).
91) Ree. Boek 1583-'97, 7 Jan. 1586. Nale en Margaretha van Arler
8
7 januari 1585 93 ) Dirck Voeth, burgemeester van
Harderwijk, t na 6 Jan. 1602 92 ).
V. Reyner van Arler ( Henricksz), geb. + 1529 94 ), schout
6°) , t
te Putten, en als zoodanig vermeld 1544 88 ) -1566
3 juli 1573 95 )-9 Sept. 1574 94 ); tr. in of vóór (October)
1566 °°) Bye Scholten, t ná 10 December 1580 81 ) , dr.
van Aelt Henricks 22).
Uit welk huwelijk:
a. Aelt van Arler 22 ), heemraad van den Arkemheenschenpolder, t ná 29 Mei 1633; tr. Harderwijk 20
Februari 1594 Elisabeth Schrassert, t ná 29 Mei 1633,
dr. van Philips Ottensz en Catharina van Arler 99 ).
(Uit dit huwelijk: le een achter Bya van Arler, die tr.
le Putten 26 Dec. 1626 Frederick van Zuyien van Nyevelt ;
2e aldaar 30 Sept. 1632 Augu,styn Pannekoeck, ontvanger
van den Arkemheem. Voorts twee zoon; ged. te Putten,
t.w. Philips (22 Dee. 1602) en Reyner (21 Juli 1605), alsmede 4e een dochter Catharina van Arler, ged. Putten 28
Febr. 1608, tr. aldaar (ondertr. Harderwijk 26 Juni) 1637
Georgius van .Afiddachlen).
b. Henrick van Arler 8g), de Jonge, schout te Putten, en
als zoodanig vermeld 1602-1606, woonde aldaar op
Bollegoed 97 ), lijftocht zijn vrouw 1603 871 , tr. (huw.
voorwaarden 26 Oct. 1591 9') Truyde van Ommeren.
Uit dit huwelijk:
le. Elisabeth van Arier, ged. Putten 24 Nov. 1602; ondertr.
Nijkerk 5 Maart 164i Trailer van Twilter, zn. van
Gysbert Woltersz.
2e. Margrieta van Arler, ged. Putten 26Nov. 1606; ondertr.
Nijkerk 18 April 1641 Everhard van ?'witter, zn, van
Amelis kVoltersz.
3e. Derck van Arler, ged. Putten 19 Aug. 1610, leeft nog
Putten 20 Oct, 1636).
c. een dochter. ( N.B. Zie Navorscher 1879, blz. 42.
Volgens deze bron zou zij gehuwd zijn met Reinier
van Coat, schout te Ermelo. De daarvermelde gegevens bleken mij echter voor een groot gedeelte onjuist).
Vbis. Gerrit van Arler, was in 1574 voogd over de kinderen
leggen dan getuigenis af, dat zij hun dan overleden moeder wel eens een
verklaring hebben hoeren doen t a.v. een uitlating van zalige Lysbeth van
Staveren, wede van Reyner van Arier, scholt over een huwelijksfeest van
Augustyn Poone1,:oeck met haar dochter Trabbe van .Arler. Ik heb deze
Van Arlers niet in de hier gepubliceerde genealogie kunnen plaatsen.
02 ) Voluut. Aeten Veluwe 1538-1610.
93 ) Ree, Boek 1583-'97.
Hij was 22 Juni 1564 ± 35 jaar oud (G.S.V. Int-, no. 6, deel 8).
95 )
Onklaarboek Lir. no. 6, deel 10 (Putten).
06 ) Transsehrevenbock Veluwe, Inl., no. 18, deel I Putten 9 Juni 3597.
97) Volont. Aeten Veluwe 1538-1610, S Oct. 1603.
9
van zijn overleden broeder Reyner 98), schepen te Harderwijk 1579 "), en schout te Putten (1579 1°°) en
1590 101 ) ) t 1616 77 ); tr. veiór 29 Oct. 1583 Eefse
Pannekoeck "2 1 , dr. van Johan Marisz en Catharina van
Arler 103 ),
Uit welk huwelijk eenige kinderen.
II. Scholten.
(Scholten van Vanevelt-Van Vanevelt).
W a p e n: Als Van Arler (zie aldaar).
N.B. De overeenkomst van dit wapen doet samenhang met
de Van Arlers vermoeden. Volgens een in 1626 gevoerd proces 1 ) zouden de XVIde eeuwsche pandhouders van het
schoutambt Nijkerk afstammelingen geweest zijn van den eersten pandhouder Reyner Henricksz, den stamvader der Van
Arlers. Deze pandhouders behoorden allen tot het hier behandelde geslacht Scholten. Hoe die afstamming geconstrueerd werd, blijkt niet. Wel wordt beweerd en door getuigen bevestigd, dat zij nakomelingen waren van Henrick
Henricksz Scholten. Volgens de posita van de eene partij
(Goessen van Curler) zou in de XVIde eeuw bij een familiedeeling het schoutambt van Putten aan de Van Arlers toegewezen zijn, terwijl een andere tak (de Scholtens) het schoutambt Nijkerk verkreeg. De samenhang kan hypothetisch geconstrueerd worden door aan te nemen, dat de hieronder sub
genoemde Henrick Reynersz een zoon was van Reyner
Reynersz, en dus identiek met Henrick Reynersz de Jonge,
vermeld in de genealogie Van Arler sub II onder a.
I. Henrick Reynersz.
Hij was vader van:
a. Aelt Henricksz, in 1524 rechte erfgenaam van Bye
N.N. (echtgenoote van Johan van Bylar), die kin.
derloos overleed 2 ); hij volgt onder H.
b. Henrick Henricksz (ook genoemd Henrick Scholten),
in 1524 rechte erfgenaam van Bye vnd. 2 ), volgt onder
Ilbis.
c. een dochter, f voor 18 April 1551 3 ); tr. Giisbert van
98) C.P.H. 1579 I, no. 2.
99) Ree. Boek 1572-'82, fol. 291.
100) Ree. Boek a.v., fol. 300 vso.
) C P.H. 1595 I no. 1,
102) Onklaarboek Inv. no. 6, deel 12, Putten 1583.
los) Eefse Pannekoek immers wordt
6 Mei 1616 (G.P.V. Inv. no.
14 deel 16, proces F.) een zuster genoemd van Coop Sehrassert Phitipsz,
een zoon uit het tweede huwelijk van Catharina van Arler.
1) C.P.H. 1626 I (Landrentmr. contra Goessen van Curler).
Inv. no, 4 deel 1, fol. 101.
2)
3) Volgens een aanteekening mij bereidwillig door de heer Muschart
verstrekt.
10
Wenckum, rechte erfgenaam van Bye vnd. 2 ), als
scloonzoon van Henrick Reynersz vermeld 1535
schout te Nijkerk 4 ), nog vermeld 1539 5 ), 1- in of
vóór 1552 81.
11. Aelt Henricksz - (Schalt), schout te Nijkerk; verhoogt na
bovengenoemde ( voorgewende?) familie-deeling het
tpandschap op het ( hem toebedeelde?) Nijkerksche schou
).
8
ambt in 1517 I ), vermeld 1529 7 ) en 1530
Uit wiep 1 ):
ick
a. Henrick Schotten Aeltsz (komt ook voor als Henr
ver-.
erk
Aelts van Achtevelt 9 ), als schout te Nijk
11
kerkmeester te Nijkerk 1573 ),
meld 1554 8 )-1561
gasthuismeester aldaar (1574) 12 ), leeft nog 31 Dec
1595 I). -I- -± 1605; tr. vóór 10 Januari 1563 13 ) Arnti
gen (of Aertge) van Oldenbarnevelt, 1- vóór 5 Sept.
1576, vermoedelijk dr. van Herman en. Anna van
Wenckum 14). .
b. Anna Scholten 15 ), moeder van burgemeester ter Celeman van Ommeren 1 ); zij maakte 31 Jan. 1560 huw.
voorw. met Wolf van Ommeren").
c. Bye Scholten 18 ), moeder van Aelt van Arler 11, ver- pacht 1574' het schoutambt van Putten, als behoorende tot de nalatenschap van haar man aan Reiner
Scholten van Vanevelt 17), f na 10 Dec. 1580; tr.
geb.
in of vóór October-1566 Reyner van Arler,
± 1574, zn. van Henrick
1529, schout te Putten,
en Naele van Hoeckelom.
), schout
Ilbis. Henrick Henricksz (Scholten), vermeld 1529 7
te Arn1551
in
g
te Nijkerk 1547 18 ), wegens wangedra
hem gevangen gezet en in 1553 uit zijn ambt ontslagen 10 ) ;
rsehe Rekenkamer,
4) Jhr. Mr.- Martens van Sevenhoven: Archief Gelde
regest no. 680.
5) G.S.V. Inv. no. 4, deel 5a, fol. -101 vso.
6) G S.V. Inv. no. 4, deel 5e, fol. 275 vso.
G.S.V. Inv. no. 4, deel 3, fol. 10 vso.
blz. 232 en vlg. De
S) Gelre, Bijdragen en Mededeelingen, deel XIX,
e gelijknamige
illend
hier afgedrukte lijst is niet geheel juist, daar versch
de Scholtens
en
s
Arler
Van
de
personen met elkander verward zijn, en
n.
met elkander geidentificeerd worde
rk 8 Juni 1588).
9) Transsehrevenboek Veluwe Inv. no. 18 deel 1 (Nijke
10) G.S.V. 1558-'63.
11) Gelre, Bijdr. en Meded., dl. XV, blz. 104/105.
12) Gelre a.v., blz. 137.
13) C.P.H. 1622 III,
14) Ned. Leeuw 1940, kol. 335/336.
in het bezit van den
16 ) Volgens de Deductie van Johan Schrassert
ge.
venha
's-Gra
lieer Schrassert Bert te
2.
16) Ree. Boek 1559-'68 (Oct. 1566) ; C.P.H. 1579 1 no.
17) C.P.H. 1579 I no. 2.
18) G.S.V. Inv. no. 4, deel 5b.
11
eigenaar van het goed Roeckeswerff"); tr. Elisabeth van
Hoeckelum, vermeld (tezamen met haar man) 1558 12 ).
Uit welk huwelijk:
a. Henrick Scholten (Henricksz) 20 ), die volgt onder
b. Reyner Henricksz Scholten, broer van Henrick
vnd. 21 ), ook genoemd Reyner (Scholten) van Vanevelt"), volgt onder IIlbis. Hij had een zuster 22 ):
c. St yntge Scholten, ook genoemd Styn van Vanevelt 32 );
zij stichtte 30 Sept. 1575 twee proeven in de kerk te
Nijkerk 23 ), t 30 Sept.-14 Nov. 1575 34 ); tr. Reyner
Ctaesz van Wenckum, vermeld Nijkerk 1569 23 ), aldaar gegoed 36 ), t voor 18 Juni 1600 27 ), zn. van
Claes.
Henrick en Reyner waren broers van 21 ):
d. Elisabeth Schotten van Vanevelt, die tr. in of vóór
1537") Gysbert Woltersz (van Twiller), geb. ±
1518, t voor 11 Mei 1568 21 ), zn. van Wolter.
e. Een dochter, gehuwd met Arend Heimanz van Curler,
burgemeester van Elburg 30 ).
III. Henrick Scholten Henricksz, borg voor Reyner Scholten
van Vanevelt in 1576 22 ); tr. Elisabeth van Arckel, die
nog leefde 15 April 1585 21 ). Zij bezat het goed „Vaneveltskampje" onder Putten.
Uit dit huwelijk:
19) G. A. van Schouwen, De eKinary van Putten, bijlage blz. XXIII.
20) In Ned. Leeuw 1940, kol. 205 noot 53 heb ,ik aangenomen, dat
Henrick Schotten eerst gehuwd was met Elisabeth van Hoeckelum, en
daarna (in tweeden echt) met Elisabeth van Arckel. Het feit, dat blijkens
een verklaring uit 1610 (G.P.V. 1607-'09, proces 25) Elisabeth Scholten
van Vanevelt slechts twee broers had gehad, Henrick en Reyner, doet mij
op mijn oorspronkelijke meening terugkomen. Indien immers mijn oorspronkelijk vermoeden juist was, zou Elisabeth ook nog een broer AeIt
(Henricks) gehad moeten hebben.
21) G.P.V. 1607-'09, proces no. 25,
22) Onklaarboek Inv. no. 6, deel 11, fol. 68. Zie ook aldaar 10 Juni
1576.
23) Gelre a.v. XV, blz. 138.
24) Onklaarboek Ins'. no. 6, deel II, fol. 68.
25) Onklaarboek Inv. no. 6, deel 9. (Nijkerk 23 Mrt. 1569).
2s) Navorscher 1879, blz. 214.
27 ) G S.V. Nijkerk 18 Juni 1600.
29 ) C.P.H. 1608 II (Gysbert Wolters van Twiller contra de kerkme
ester van Nijkerk). De uit dit huwelijk geboren dochter Claesgen Gysberts
(gehuwd met Loech Gerrets) was in 1608 51 jaar oud.
29) Onklaarboek Inv. no 6, deel 7 (Putten 12 Maart 1563).
30) Gelre a.v., deel XV, blz. 49.
31) Vol. iaden Veluwe 1579-1581 (archief van Rhemen, R A. Arnhem),
fol 24.
32) Ned. Leeuw 1940, kol. 279.
12
), volgt
a. Mafthijs Scholten (van Vanevelt) Henricksz
onder IV.
art
b. jannetje Scholten van Vanevelt, j ná 17 Ma
Evert
1597 1 ), tr. le Herman van der Schuer, zn. van
1597
en Margriet Schrassert; tr. 2e voor 17 Maart
Evert Schrassert Coopsz, geb. ± 1553, wonende te
p en
Ter Schuur, leeft nog 31 Juli 1608, zn. van Coo
Naele van Estvelt 33 ).
Maart
c. Nicolaesgen Scholten van Vanevelt, t 17
uer,
Sch
1597 1 )-21 April 1652; tr. Hendrick van der
vermeld 1564-'79.
Nicolaesgen had een zuster 341:
erk
d. Catharina Scholten van Vanevelt, leeft nog Nijk
1597
rt
Maa
18 Augustus 1631 33 ); tr. 1 e voor 17
ertr.
Aelt Bernts Brouiver, t 1597-1602; _tr. 2e (ond
zn. van
Nijkerk 13 November 1603) Aernt ten Hoeft,
Gijsbert en Heil Schrassert 37 ).
.Vanevelt),
IV. Matthijs Scholten Henricksz (Scholten van
er 1584
t voor 7 April 1587 38 ); tr. v6ár 4 Decemb
er NijAndriesken Schrassert, geb. 1555/.56, gegoed ond
p en
Coo
van
dr.
,
kerk, t 15 April 1615-1 Februari 1620
Naele van Estvelt "j.
Uit dit huwelijk:
tr.
1. Lysbeth Scholten, vermeld 1597, en 1616-1636;
HenneNijkerk (ondertr. 21 Aug.) 1608 Walter van
renten
ster,
keler, geb. ± 1583, veekoopman, kerkmee
ter
meester der geestelijke goederen te Nijkerk, stich
.
begr
en
1s,
shui
en regent van het Nijkerksche Wee
)
lf
'Wu
Utersem(?) Maart 1641, zn. van Wolf fer (of
en N.N. 33).
Reyner
IIIbis. Reyner Scholten van Vanevelt, ook genoemd
"),
van Vanevelt (Henricksz) 17 ), vermeld 14 Nov. 1575
Bye
van
pacht 5 Sept. 1577 het schoutambt van Putten
pachtden
van
p
afloo
Scholten, en komt op dien grond na
t nog
leef
,
tijd voor als gewezen schout van Putten 40)
Olden27 Maart 1597 1 ); tr. véo5r 1569 41 ) Mechtelt van
33) Ned. Leeuw 1940, kol. 205/6.
34) Archief Kelnary Putten no. 170.
35) G.S.V.
i& Aeltsz noem36) Archief Kelnary Putten, no. 170. Zijn zoon Henr
deel 9, proces
14,
no.
Inv.
.V.
z
(G.P
Acits
llen
de zich later Renrit] Scho
E.).
37) -Ned. Leeuw 1940, kol. 204.
erk; Meten na. aant. de
38) Onklaarboek Inv. no. 6, deel 12, Nijk
ao. 1583.
36 ) Ned. Leeuw 1940, kol. 60 en 61.
rtier van Veluwe 4721, 4852,
40 ) Brieven Hof van Gelre met kwa
4872 en 4880.
13
rnevelt, t ná 27 Maart 1597 1 ), dr. van Herman en
Anna van Wenckum 14 ).
Uit welk huwelijk:
a. Claes Reyners van Vanevelt, vermeld 1585 ").
b. Anneke van Vanevelt; tr. (ondertr. 12 Februari 1598)
1544 44 ),
na langen tijd ") Aelt Pannekoeck, geb.
N.N..
Elisabeth
en
Marisz
us
zn. van Jeronym
c. Henrick ,van Vanevelt, geb. ± 1569 46 ); ondertr. Nijkerk 15 Januari 1598 Heiltgen ten Hof f, dr. van
Bessel.
(Uit dit huwelijk zes kinderen, o.m. een zoon Reinier, geb.
1599, die tr. met Claesken Wouters van den .Poll, dr. van
Wouter Looghsen; en een dochter ilechtelt, geb. 1604, gegehuwd in 1637 met Joost ten Holthe Gerritsz).
d. Jan van Vanevelt, geb. -± 1573 47 ); tr. Arnhem
(ondertr. Nijkerk 29 April 1604) Bytgen van Steenler, nog met haar man vermeld 19 Sept. 1627 te
Nijkerk 36 ), dr. van Arent.
(Uit dit huwelijk een dochter Elysabeth in 1637 gehuwd
met Cornetis Moy Willemsz).
e. Hadewich van Vanevelt 48 ).
Van Arler (fragment) 1 ).
Blijkens het wapen van den hieronder sub II volgenden
Reinier van Arler 2 ) moeten de hierna vermelde personen behoord hebben tot liet gelijknamige geslacht, waarvan de genealogie is behandeld in dezen jaargang van dit maandblad.
kol. 90 en vlg. De juiste aansluiting bleef mij evenwel onbekend. Op grond van de namen zijner zonen ligt het vermoeden voor de hand, dat de hieronder sub 1 genoemde Goert een
Hun zoon Henrick was 22 Sept. 1645 76 jaar oud (G.P.V. Inv.
no. 14 deel 33, proces XII).
n) Brieven, vermeld in aant. 40, no. 5137.
43) Op kerkelijke inzegening werd eerst later prijsgesteld, een toen
veelvuldig voorkomend iets.
44) Onklaarboek Inv. no. 6, deel 6 (13 Mrt. 1561) en ondertr. acte
van Anneke.
40)
Bron vermeld in aant. 41.
4 T) G.P.V. 1608-'10, proces no. 20.
4 S) C.P.H. 1622 III.
a-) Over een in de XVde eeuw te Elburg gevestigden tak kon ik te
weinig gegeens bijeenbrengen, om daaruit een fragment samen te stellen. Hetzelfde was het geval met een takje, waarvan ik sporen vond in
het Ree. Boek 1583.1597 (2 Juli 1585) en het Vehiwsche Transportregister in het archief van Ehemen (R.A. Arnhem) sub dato 20 Mei 1585.
Deze sporen brachten aan het licht, dat zekere Egbert van Ader, priester,
drie zusters had Jacobgen (gehuwd met eenen Van Hoeckelum, voor 2 Juli
1585 overleden), G-eertgen en Lysbeth, en in 1585 vader was van twee zo. .
nen Walter en Jan van Arler,
2)
Charter no. 44 in doos, gemerkt „Putten" op het R.A. Arnhem.
41)
14
zoon is geweest van een Reinier of Henrick van Arler. die geleefd moet hebben in of omstreeks het laatste kwart van de
XVde eeuw. Daar van Henrick Reynersz. van Arler (genealogie Van Arler t.a.p., kol. 91, Ilbis) en zijn zoon Reyner
Henricksz. van Arler alle zonen bekend zijn, terwijl daaronder
geen Goert voorkomt, kan de aansluiting niet hier zijn gelegen. Zuiver hypothetisch kan ook worden verondersteld, dat
Goert van Arler een zoon is geweest van den schout van Putten Aerend Henricksz. van Arler, vermeld t.a.p. kol. 92. Van
dezen Aerend heb ik weliswaar geen nakomelingen vermeld,
maar het blijft mogelijk, dat hij geïdentificeerd moet worden
metArent van Arler, vermeld te Nijkerk 1520 3 ) en Putten
(1522) 4 1, gerichtsman (1526) 5 ) en in 1538 5 ) gewezen
schout te Putten. Deze Arent, die overleden moet zijn tusschen
25 Maart 1539 7 ) en 31 Maart 1541 8), verklaarde in 1529 9 )
voor het gericht, dat zijn voorouders steeds een overpeinder
te Nijkerk boven den schoft aldaar waren geweest. Hij moet
dus in ieder geval tot het geslacht van de reeds eerder behandelde Van Arlers hebben behoord. Volledigheidshalve zij vermeld, dat deze Arent voor 1530 loy gehuwd moet zijn met, een
Johanna N.N., die nog 31 Maart 1541 8 ) in leven was. Als
zijn kinderen warden opgegeven 8 ) Reyner van Ader Arndtsz,
en Griet (Margaretha) van Arler, welke laatste in eerste huwelijk in of voor 1539 11 ) getrouwd was met Henrick van
Heerde na) , en daarna (veer 27 Dec. 1560 12 )) hertrouwde
met Heviger Evertsz. Dat onder deze kinderen geen zoon
Goert wordt vermeld, kan mogelijk het gevolg zijn van het
feit, dat een zoon van dien naam veer 31 Maart 1541 was
overleden. Wij doen evenwel goed met niet al te lang op het
glibberige terrein der onderstellingen te verwijlen. Ik begin
daarom dit fragment met:
I.
Goert van Ader, in 1532 bezitter van het in dat jaar van
3)
G.S.V. Inv. no. 4, deel 1.
C.P.H. 1589, omslag 4.
8) G.S.V. Inv. no. 4, deel 2, fol. 55vso.
8 ) Ree. Boek 1523-'39, fol. 385.
'1) Register van Opdrachten en Tuchten van Veluwe 1538-1610 (R.A.
Arnhem, Inv. Veluwe no. 40).
8) G.S.V. Inv. no. 4, deel 5a, fol. 208 vso en 210 vso. Zie ook Oorkonden en Acten betreffende het geslacht Van Heerde-Van Heerdt door W.
\Vynaendts van Resandt (1941), regest uit 1587. (C.P.H. 1587 no. 2).
9) G.S.V. Inv. no. 4, deel 3, fol. 14.
10) G.S.V. als voren, Putten 1530.
11) Aant. 8, en de in sant. 7 genoemde bron, Mrt. 1539.
iia) Zn. van Daem en Maris van Meeckeren; Henrick v. H., wordt
vermeld te Elst 1533, 46 en was gegoed te Putten. Zie Oorkonden en Acten betr. het geslacht Van Heerde-Van Heerdt, no. 19, waar de vrouw ten
onrechte een dochter van Reinier van Arler heet.
12) Ree. Boek 1560-68.
4
15
de hoorigheid gevrijde goed Steven Aertsen goed onder
Nulde 13 ); tr. in of voer 1532 Lubbertgen N.N, 13 ).
Hij was vader van:
a. Reinier van Arler Goertsz, volgt onder II.
b. Henrick van Arler Goertsz., tr. in of veer 1542 13')
. Alijt N.N., weduwe 31 Oct. 1575 14).
II. Reinier van Arler Goertsz., vermeld te Putten 1556 15 ),
leeft nog aldaar 16 Febr. 1571. (Hij was mogelijk identiek met den schout Reyner van Arler, in dit maandblad,
jg. LXI, kol. 94, aant. 91, 15a). als echtgenoot van Lysbeth van Statieren vermeld. De daargenoemde dochter
Trobbe 18 ) was gehuwd met Augustijn Pannekoeck, zn.
van Mauritius Marisz., en overleed veer 9 Oct. 1581 17 ) ).
Reinier van Arler Goertsz was vader van")
1. (oudste kind 's)) Catharina van Arler, op 6 Mei
1587 19 ) vermeld als vrouw van Henrick Jansen, met
wien zij 28 Oct. 1599 te Putten kerkelijk trouwde 19 ).
Zij I. als wed. (aan de pest) in 1603 29.
(Hun zoon volgt sub B).
2. Lubberta van Arler, leeft nog 1603; tr. veer 1603
Hendrick Egbertsz, alias Willemsen
3. Anna van Ader.
4. Beige van Ader.
5. Aeltgen van Arler.
(Vrouwelijke Lijn).
B. Reinier Henricksz van Ader 21 ), woonde te Harderwijk "),
gaf in 1601 schriftelijke, door samenleving gevolgde
trouwbeloften 22 ) aan Jenneken Philips, die hij in 1604 in
Onklaarboek 1583-'92, fol. 49 (copie); Archief Kelnarij van Putten, omslag no. 8; G. A. van Schouwen, De kelnarij van Putten, Bijl.
blz. XXVI.
na) Bron, vermeld in aant. 7, fol. 16 vso.
14) Onklaarboek, Inv. no. 6, deel 11, fol. 75 vso.
16) Onklaarboek, Inv. no. 6, deel 4, 20 Mrt. 1556 (Putten).
ia) Waar te lezen is i.p.v. 1586: 1585.
16) Ook wel genoenid Webbe.
37) Nee. Boek 1572-'83, 9 Oct, 1581.
15) Bron vermeld in sant. 7 sub, dato 6 Mei 1587.
19) Over de losse verhoudingen in dien tijd in Nijkerk en Putten zie
men Bijdr. en Meded. der Vereeniging Gelre XV, blz, 111/18 en vlg. Daar
het hier genoemde „echtpaar" in 1601 al een volwassen zoon had, moet de
verbintenis al meer dan twee decennnia oud zijn geweest, toen zij kerkelijk werd gewijd. Men hoede zich evenwel voor de opvatting, dat zulk een
„onofficieele" verbintenis in dien tijd onzedelijk werd geacht. De kerk
erkende het zelfs. Zie aant. 22.
20) 0. P. H. 1607 I (dossier Jenneke Philips contra Reyer Hendricksz van Ader).
21) Hij had een broeder Henrick Henricksz, van wien ik niet vond,
dat hij den naam Van Arder aangenomen heeft.
22) Bij besluit van de Classis van Harderwijk van April 1605 werd
dit „huwelijk" van waarde verklaard (Bijdr. en Meded, der Ver. Gelre,
13)
16
den steek liet; tr.") (2e) Utrecht (Geertekerk) 29 April
1604 Catharina Bits, geb. Brussel.
Uit de eerste verbintenis
1. een dochter, tot wier opvoeding aan de moeder in
1604 het Steven Aertsengoed werd togedeeld.
MR. W. DE VRIES.
dl. XV blz• 118). Dergelijke huwelijken, bij brief onder getuigen (soms
ook onder overgifte van een penning) kwamen meer voor, en werden door
de bevolking volkomen erkend. Het heeft velen predikanten harden strijd
gekost tenslotte alleen het kerkelijk huwelijk als geoorloofd te doen be••
schouwen.
") Volgens voornoemd besluit een polygame verbintenis!
Overgedrukt uit „De Nederlandsche Leeuw"
1948
Genealogieën van Byler vóór de tweede helft
van de XVIlde eeuw,
(vervolg van LXIV, 234)
door MR. W. DE VRIES.
VI.
De van Byler's uit Harderwijk.
§ 1. Eén der aanzienlijkste leden van het thans te bespreken geslacht van Byler is ongetwijfeld geweest de reeds
eerder ') door mij vermelde Balier van de commanderie van
St. Catharina te Utrecht, de in 1560 in de Catharijnekerk te
Utrecht begraven Wouter van Byler. Hij moet blijkens zijn
wapen (drie jachthorens) 2 ) behoord hebben tot hetzelfde
geslacht als de Veluwse ridders en knapen lienrick van Bgler
en zijn 'zoon Johan van Byler. Henrick wordt op 3 Mei
1418 8 ) vermeld onder de Veluwse knechten; hij komt nog
voor in 1429. en (telamen met zijn zoon Jan) in 1430 en
1431 4 ); vermoedelijk is hij in laatstgenoemd jaar of kort
daarria overleden. Van zijn zoon Jan weten wij met zekerheid, dat hij in 1430 5 ). 1431. 1433 en 1434 8 ), alsmede op
2 Februari 1436 op welken datum hij behoorde tot de
Veluwse ridders en knapen 7 ) -- nog moet hebben geleerd.
Daarnaast hebben ons uit den tijd van 1418-1458 8) een
1) Ned. Leeuw LXIV (1947), kol. 232.
Ned. Leeuw LXIV (1947), kol. 232. Op 3 Febr. 1550 zegelde hij
als commandeur van St. Jan te Ingen met een wapen, dat boven de
drie jachthoorns een schildhoofd vertoonde, waarin een kruis, dat de vier
zijden raakt. (Archief van St. Jan (RA. Arnhem), charter no. 125e).
Een penning in het gemeente-museum te Utrecht vertoont als wapen van
ir. van Byler: gedeeld: I een kruis; II doorsneden: a. 3 jachthoorns;
b. een keper vergezeld van 3 lelies; randschrift „Moderato. Durant
ao. 1558.
3) Jhr. Mr. D. P. M. Graswinckel, Het oud-archief der gemeente
Arnhem (1935), II, Regest no. 566; I. A. Nyhoff, Gedenkwaardigheden
uit de geschiedenis van Gelderland III,no. 374.
4) Gerichtssignaat Veluwe - voortaan aan te halen als G.S.V. Inv. no. 8, fol. 144vso, 212 en 226rso,
3 ) G.S.V. Inv. no. 8, fol. 193 (hij is dan kerkmeester van de kerk te
Barnereld) 193vs9, 194vse en 212.
13 ) G.S.V. Inv. no. 8, fol. 226; inv. no. 10, fol. 3 en 119.
reg. no. 740. Aan dit charter hangt zijn in Ned.
7) Graswinekel,
Leeuw LXIII, kol. 193, beschreven wapen.
8) G.S.V. Inc. no. 7, fol. 19vao, 51v8o, 120vso; inv. no. 8, fol. 59vs0,
18vso, 145vso, 154, 175, 193, 1.3vso, 212, 242vso; inv. no. 10, fel. 119;
inv. no. 11, fol. 2; inv. 13, fol. 115, 137; inv. no. 14, foL 14, 43 0,
101vso, 148vao, 309vas; Klaerbeek Veluwe, Inv. no. 2, lol. 34vss.
2)
groot aantal gegevens bereikt, waarin een Jan van Byler vermeld wordt,. zonder dat wij den naam van diens vader vernemen. Daar in 1430 en 1434 9 ) te Barneveld jan van Biler
Henricksz. wordt vermeld nevens een niet nader met vaders;
naam aangeduiden Jan van Byler .-- mogelijk identiek met
zullen'
.;die aide Jan van Byler", die in 1429 10 ) voorkomt
dat
feit,
het
met
wij in ieder geval rekening moeten houden
in dien tijd twee naamgenoten te Barneveld geleefd hebben.
In het hoofdstuk, waarin ik nog nader de aandacht zal wijden
aan de Amsterdamse en Dordrechtse van Byler's hoop ik
duidelijk te maken, dat deze van Byler's, wier wapen in zilver
zes rode lelies vertoonde, afstamden van zekeren Morre Jansz.
van Byler, die 1424-1458 voorkomt, en die blijkens zijn
patronimicum een zoon is geweest van een Jan van Byler,
die in de eerste helft van de. XVde eeuw moet geleefd hebben. Of deze Jan van Byler evenwel identiek was met den
„alden Jan" uit 1429, waag ik niet beslissen; zeker was hij
een ander, dan zijn naamgenoot uit 1457, die toen uitspraak
deed in een geschil, waarin genoemde Morre Janszoon partij
was 11 ). Wel ligt het voor de hand dezen Jan van Byler uit
1457 te identificeren met den Veluwsen (Barneveldsen) ridder Jan (of Johan) van Byler. uit 1460 en 1469 "), maar over
diens afkomst tast ik geheel in het duister. Waar ik overigens
ook geen enkel nader gegeven heb kunnen ontdekken over
eventuele nakomelingen van Jan van Byler Henricksz. uit
1430-1436, meen ik goed te doen mij verder te onthouden
van enige nadere poging om het genealogisch verband tussen
dezen Jan en zijn vader Henrick, en de van Byler's, waartoe
de balier Wouter behoorde, aan het daglicht te brengen.
§ 2. In een vorig hoofdstuk, dat ik aan de van Byler's
gewijd heb, heb ik op twee garfbordert gewezen 13 ), volgens
welke het wapen van Agnes van Byler, dochter van Henrick
van Byler en vrouw van Mr. Adriaan Ploos van Amstel, zou
hebben vertoond: in blauw een schuin-rechts geplaatsten
gouden vis, omzoomd (langs de schildranden) door acht rode
lelies in zilver. Aangezien deze Agnes van vaderszijde afstamde van een Henrick Elbertsen en Weyme van Byler„
wier kinderen den naam van Byler van hun moeder aannamen, en Henrick Elbersen's kleinzoon Elbert van Byler
als burgemeester van Utrecht alleen het wapen met den vis
(Zonder de lelies) gevoerd heeft, heb ik destijds het vermoeden geopperd, dat Henrick Elbertsen zou zijn gesproten uit
9) G.S.V. Inv. no. 8, fol. 193vso; inv. no. 10, fol. 119.
10) G.S.V. Inv. no. 8, fol. 175.
11) G.S.V. Inv. no. 14, fol. 101vso.
12) Mr. J. W. baron d'Albaing van Giessenburg, De ridderschap vast
Veluwe (1859), blz. LXIX en LXX.
') Ned Leeuw LX1Y (1947), ka. 229 en aldaar aast. 7.
3
denzelfden stam als de van Arler's en Scholten's"), en dat
Weyme behoord heeft tot het geslacht der Amsterdamse en
Dordrechtse van. Byler's 15 ) . Zoals -evenwel uit het onderstaande zal blijken, was Weyme een volle zuster van den
balier Wouter van Byler, en behoorde zij dus tot het geslacht, dat met de drie jachthorens zegelde. Ik betreur uiter, aard de vergissing; zij bewijst voor de zoveelste maal hoe
weinig vertrouwen wapenboeken e.d. verdienen.
§ 3. Noch van Wouter van Byler, noch van zijn broeders,
.is mij gebleken, of zij nakomelingen hebben gehad. Evenwel
doet zich de omstandigheid voor, dat Wouters halfbroer en
naamgenoot Wouter (Walter) van Byler de jongste in het
begin van de tweede helft van de XVIde eeuw burger blijkt
te zijn geworden van Liibeck. Vo& 20 Sept. 1563 moet hij
zijn gehuwd met zekere Geertruyd.
Merkwaardig nu is, dat er in de XVIIde eeuw een Groninger geslacht van Byler bestaan heeft, dat afstamde van
een zekeren Walter van Byler, die geleefd moet hebben in
de eerste helft van de XVIIde eeuw. Volgens een van dit
geslacht afkomstig archiefje") zouden deze van Byler's de
nakomelingen zijn geweest van „een oud adelijk geslacht,
hetwelk reets voor twee en driehondert jaren aan de ridderorde van Maltha en aan de provintien Utrecht en Gelderland
aanzienlijke diensten bewezen heeft". Een zoon van genoemden Walter van Byler, Ds. Gualtherus van Byler"), predi14) Ned. Leeuw LXIII (1946), kol. 92.
15) Ned. Leeuw LXIV (1947), kol. 229.
16) Rijksarchief Groningen, Verzamelingen Familiepapieren 12t; Verklaring uit 1757.
ir) Ds.Gisaltherus van Byler, geb. Groningen, student aldaar 7 Juni
1644, predikant te Oldenzij1.1651-1690, t aldaar. 2 Oct. 1690; tr. 1° 1653
Oldenzijl 31 Maart
(ondertr. Groningen 21 Mei) Anna Albertharna,
en 31 Oct.)
Groning
.
(ondertr
1663
2°
dr.
;
Thomae
1662, dr. van Albertus
Aeltje Remmerts, wed. van Ds. Laurens Pimperling.
1635,
Gualtherus' broeder Ds. Henricus van Byte?, geb. Groningen
Hoogeen
(1662)
ik
Noordd
te
t
predikan
student aldaar 31 Jan. 1651,
zand (1662), t Hoogezand 6 Maart 1706, tr. in 1664 (ondertr. Groningen
7 Mei) Margaretha Braa (of Brahe). Zij werden ouders van 6 kinderen
o.a. een zoon Walter (ged. Hoogezand 11 Dec. 1670, student te Groningen 2 Sept. 1689) en een dochter Agnes van Byler. Laatstgenoemde huwde
met Ds. Johannes Carolines, geb. Amsterdam th 1663, student te Gronin-,
gen (27 Juni 1685), predikant te Wolvega en Hoogezand. Zij hadden enige
kinderen, die den naam Carolinus van Byter aannamen, o.a. Ds. Henricus
Carolines van Byter, geb. Wolvega 1 Nov. 1692, predikant te Scherpenzeel
(Fr.) (1719), Niekerk, Oldekerk en Faan •(1722), Oosterhesselen (1735)
en Gieten (1739), t Gieten 23 Juli 1756. Deze Ds. H. (Carolinus) van
Byler heeft zich een droeve vermaardheid verworven door zijn drijverij die
den dood van 22 mannen, valselijk beticht van het crimen nefandurn, ten
gevolge had. Zie hierover Ab. Visser, Rudolf de Mepse (Het monsterproces van Faan (1945)). Volgens zijn grafzerk in de kerk te Gieten
heeft 'ook hij het wapen met de drie jachthoorns gevoerd. (J. M. Van
Kuyk, Grafschriften, wapens etc. in eenige kerken van Drenthe).
Uit het huwelijk met Ds. Henricus Carolinus van Byler ontsproten
weer eenige kinderen.
kant te Oldenzijl, voerde een wapen, dat in de rechterhelft
drie jachthorens vertoonde.
Een onderzoek naar de afstamming van deze van Byler's
heb ik niet kennen instellen. Interessant is evenwel, dat in
en7 Groningse acte uit 1556") (20 Aug.) een Geertruid•
Schinkels, vrouw van Wolter van Byler, genoemd wordt.
Hebben wij hier te doen met den Wolter uit Liibeck en hebben zijn nakomelingen zich wellicht te Groningen gevestigd?
Zekerheid ontbreekt mij .ten. deze, maar ik meen goed te doen
met de mogelijkheid althans te vermelden.
§ 4. De samenstelling van de hierna te publiceren genealogie is alleen mogelijk gebleken door het gelukkige feit, dat
de recognitie-boeken van Harderwijk k) sedert het midden
van de XVde eeuw bewaard zijn gebleven. Helaas reiken
zij nog niet vèr genoeg terug, om het ons mogelijk te maken,
de juiste verwantschap vast te stellen tussen de in onderstaande genealogie vermelde personen en een aantal van
Byler's, die omstreeks het midden van de XVde eeuw te
Harderwijk geleefd moeten hebben. Hen allen te noemen zou
mij -te ver voeren. Ik meen echter een uitzondering te moeten
maken t.a.v. zekere Nale van Byler (vermoedelijk heeft zij
den naam van Byler ontleend aan haar man), die in een
groot aantal acten uit de jaren 1453-1482") vermeld wordt.
Haar dochter 21) Trude van Byler huwde te Harderwijk
1 Februari 1455 22 ) Reyner van der Heil. Over de van der
Hell's hoop ik t.z.t. een aparte genealogische studie te kun-Jen publiceren; de thans in mijn bezit zijnde gegevens laten
nog niet hoe de afstamming van voornoemden Reyner definitief vast te stellen. Ik vermeld daarom slechts, dat hij blijkens
een acte uit 1455 ") een zoon geweest zou zijn van een
Alyt van Bilar (Byler); tot welke familie van Byler deze
Alyt heeft behoord, is mij niet met zekerheid kunnen
blijken. 24 )
19) .'eitb, Inventaris van het archief Groningen, no. 61.
19) Deze bron zal hieronder aangehaald worden als Ree. Boek.
20) P. Berende, Het oud-archief der gemeente Harderwijk (1935) II.
reg. no. 289, 355, 356; Ree. Boek 1453-1465, foi. 28,.30vso 32, 40.
42vso, 44veo, 61vso, 75vso, 117vso, l2Ovso, 125veo, 139vso, 159, 189v80,
191; idem 1466-1478, 87vso 201; idem 1479-1497, 47Vso, 50, 53.
21) Ree. Boek 1453-1465, fol. 30vso, 40 en 42vso.
22) Ree. Boek a.v. foL 27; Morgengave 2 Febr. 1455.
23) Ree. Boek a.v. fol. 30vso.
24) Een Alyt tli211 Byler komt in 1441 te Barn.eveld voor als voormalig
Inv. no. 11,
bezitter van het tynsgoed het goed tot Kreyen.
fol. 23~J). Misschien was zij identiek met haar naamgenote, die in of
voor 1424 gehuwd moet zijn met Engelbert Dagerait (G.S.V. rnv. no. 7,
fol. 143), die in dat zelfde jaar (G.S.V. Inv. no. 7, fol. 151vso) met
Wolfger ren Ri/ar Andriesz. om een boedelscheiding procedeerde. Deze
WéZfger (of Wulf) heeft vermoedelijk behoord tot het geslacht der
(latere) Amsterdamse en Dordrechtse van Byler's. Blijkens een acte
uit 1432 (G.S.V. Inv. no 9, fol. 61vso) was Engelbert Dagerait toen
5. (Genealogie).
Henrick van Byler 2'), t in of" na 1475 2"); tr. Harderwijk tussen 13 Dec. 1463 en 25 Jan. 1464 27) Weyme
(van Byler 2s fl , bezat te Harderwijk een huis in de
Valckenstraat (1473) 29 ), j in of na 1500 ") (doch
vóór 18 Oct. 1512 31) ), dr. van Aernt Warmboutsz. 32 )
en Nale 33 ).
Uit welk huwelijk 34 ):
a. Henrick "), volgt onder II.
.b. Swane van Byler 33 ), t na 25 Febr. 1538 36 ), maar
vétór 28 Febr. 1548 35 ); tr. 37 ) Harderwijk 27 -(morgengave 28 38)) Maart 1490 Pelgrom van Hierden (de
Jonge 39 ) ), schepen te Harderwijk"), t in of na
1536, doch voor 28 Februari 1548 35 ), zn. van Pelgram 41) .
c. (Heer) Aernt van Byler, geestelijke 42 ), broer van
Henrick van Byler 43 ) en neef (tante-zegger) van
Styntgen Aernt Warmboutsensdr. 44 ); lid van het St.
Jorisgilde te Harderwijk (1495) 45 ), vicaris van St.
richter van Harderwijk. De mogelijkheid bestaat dat Ala na den dood
van Engelbert hertrouwd is met een van der Heil, den vader van Reyner.
Behalve bovengenoemde Trude had Nale van Byler nog een dochter
Geertgen, die in 1482 vermeld 'wordt (Ree. Boek 1479-1497 fol. 50).
25) Ree. Boek 1479-1497, fol. 47vso vermeldt hem als vader van Jan
Top, die een bastaardbroeder was van Weyme's kinderen.
26) Ree. Boek 1466-1478, fol. 128 (1473) en 156 (1475).
27) Ree. Boek 1453-1465, fol. 169.
26 ) Dezen naam ontleende zij aan haar man. Zij komt zodanig voor
R.ec. Boek 1479-97, fol. 47vso 185vso, 186vso, 197vas; Ree. Boek
1497-1523, fol. 26, 29 en 51.
29) Berends,' a.w. reg. no. ,390.
30) Ree. Boek 1497-1523, fol. 51.
31) Zie Berends a.w. reg. no. 464 en 528.
32) Volgens -Ree. Boek 1497--1523, fol. 51 had Weyme een zuster
Styne Arent Weremboutsdr. genaamd.
33) Ree. Boek 1466-1478, fol. 119 en 126vso.
34) Indien in deze genealogie de volgorde der kinderen met letters
(en niet met cijfers) is aangegeven, staat de juiste volgorde niet vast.
35) Ree. Boek 1539-1549, fol. 369 en 369vso.
36) Ree. Boek 1523-1539, foi. 354.
37 Een kind uit dit huwelijk, Naie van Hierden, vrouw van Lambert
Kreen, noemde in 1548 Henrieh van Byler haar oom (Ree. Boek 15391549, fol. 369).
38) Ree. Boek 1479-1497, fol. 153v30.
39) Ree. Boek 1479-1497, fol. 3, 8 en 153vso.
40) Ree. Boek 1523-1539, waarin hij 1523-1536 herhaaldelijk als
zodanig voorkomt.
41) Ree. Boek 1497-1523, fol. 8.
42) Berends a.w., reg. no. 506 (a° 1505).
43) Ree.' Boek 1497-1523, fol. 51; a.v. 1523-1539, fol. 24vso, 184,
197. Op fol. 24vso komt hij ook voor als zwager van Pelgram van Hierden.
44) Zie aant. 42 en Rec. Boek 1466-1478, fol. 126vsbo en 119, waar
Styne een dochter wordt genoemd van Nale Arnt Warmbantstuyt
46) Wapenheraut 1897, blz. 15.
-r
bom,
14. AVE
t
7.
Catharina aldaar 46 ) t tussèn 17 Juli en 24 September 1537 47 ). d. Wolter van Byler, lid van het St. Jorisgilde te Harderwijk (1490) 41; t tussen 13 Mei 1493 en
2 Februari 1494 48 ); tr. Harderwijk 11 (morgengave
12 49 )) Mei 1493 Enike Gerritsdr., t na 2 Februari
1494, dr. van Gerrit Reynersz.
Henrick van Byler had' voorts 5°) een natuurlijken
zoon:
e. Jan Top, vermeld 1482 59.
II. Henrick van Byler, gildemeester van het St. Joris-gilde
te Harderwijk (1522, 1527 en 1528 ")); potmeester van
de G.L. Vrouwenpot aldaar (1529 en 1531 ")); t tussen 6 Sept. 1540 en 11 Mei 1541 "); tr. 1° Harderwijk
13 (morgengave 14 36 ) ) October 1501 Griete (van
Byler")), t in of na 1519 57 ); tr. 2° Harderwijk 16
(morgengave 17 58 )) November 1524 Pe(y)nse, dr. van
N. N. en Wobbe van Staveren 59 ).
Llit het .eerste huwelijk°°):
a. Henrick van Byler (de jonge 61 )), verl(oopt 27 Mei
1540 zijn moeders versterf aan zijn vader 62 ) , lid van
het St. Jorisgilde te Harderwijk (1529) 65 ); t vermoedelijk voor 6 Sept. 1540 64 ).
b. (Heer) Wolter (of Wouter) van Byler (de
48)
Ree. boek 1523-1539, fol. 112vso.
47) We. Boek 1523-1539, fol. 340 en 344. Zie over hem ook Berends,
a.w., reg. no. 627.
48) _Ree. Boek 1479-1497, fol. 179vso, 185vso en 186vso.
49) Ree. Boek 1479-1497, fol. 179vso.
50) Mogelijk had hij ook nog een zoon Reymer van Byler. Deze Reyner
(Ree. Boek
tr Harderwijk 13 (Morgengave 14) Febr. 1495 met Maes
1479-1497, fol. 394vso).
51) Zie aant. 25.
52) Wapenheraut 1897, blz. 16, Ree. Boek 1523-1539, fol. 82vso.
53) Ree. Boek 1523-1539, fol. 157, 165 en 169; Berends, a.w. reg.
no. 555 de aant., 651 en" 681.
54) Ree. Boek 1539-1549, fol. 86.
55) Ree. Boek 1497-1523, fol. 62.50 ) Ree. Boek 1539-1549, fol. 33vso. Zij zal dezen naam ontleend
hebben aan haar man.
57) Ree. Boek 1497--1523, fol. 312.
58) Ree. Boek 1523-1539, fol. 35.
59) Ree. Boek a.v., fol. 41.
60) De hieronder sub b, e en d vermelde kinderen waren blijkens het
Ree. Boek 1539-1549, fol. 42, halve broeders en zusters van de kinderen,
vermeld onder e en f.
61) Ree. Boek 1539-1549, fol. 33vso.
62) Ree. Boek a.v.
63) Wapenheraut 1897, blz. 16.
64) Hij ontbreekt in de aant. 60 vermelde acte.
7
jonge ") ), geestelijke te Harderwijk (1540 ") ), lid
van het St. Jorisgilde aldaá (1542) 66 ), commandeur van St. jan te Ingen 67 ), balyer van de coramanderie van St. Catharina te Utrecht (1551-1560),
-f 3 Maart 1560, begr. Utrecht St. Catharijnekerk
(op het koor) 68 ).
c. Rey(n)er van Byler, lid van het St. Jorisgilde te
Harderwijk (1539) 66 ), bezat (een deel van) het
goed Rateler onder Ede (buurschap het Woud) 66).
d. Weyme van Byler, nicht (oom-zegster) van Walter
Rycksz. 70 ); tr. 1° Harderwijk 14 (morgengave
15 n)) Januari 1540 Henrick Elbertsz. (over hem en
zijn nakomelingen, zie hierna hoofdstuk VII);
tr. -2° vóór 1 juni 1570 72 ) Willem van Meurs (de
jonge ")). Deze procedeert 1570-1583 tegen de
kinderen uit Weyme's eerste huwelijk ").
Uit het tweede huwelijk:
e. Walter van Byler . (de jongste 73 )) neef (oomzegger)
van Wolter Rycksz. 76 ), lid van het St. Jorisgilde te
Harderwijk (1550) 77 handelaar in Liibeckse bieren
en burger Van Liibeck (1563) 78 ); tr. (P?) voor 20
juni 1552 Lubbe N: N. "); tr. (20?) voor 20 Sept.
1563 78 ) Geertruyt (Schinkels?")).
65) Ree. Boek 1539-1549, fol. 42. Een afbeelding van hem komt voor
op een door hem zelf in 1556 aan de Grote kerk te Gouda geschonken
glasraam (Zie Moes, Iconog-raphia Batava no. 1301).
66) Wapenheraut 1897, blz. 57.
67) ,Zie aant. 2 en Ree. Boek 1539-1549, fol. 86.
68) Jhr. Mr. Dr. E. A. van Beresteyn, De Johanniterorde, blz. 95,
afb. no. 14. Aldaar vindt men ook de wapens zijner grootouders.
6) Berends a.w., reg. no. 1465. Deze Beyner moet niet verward worden met zijn naamgenoot, die in de eerste helft van de XVIde eeuw
schout was van Ede, en tot het geslacht der (latere) Amsterdamse e_ n
Dordrechtse van Byler's behoorde.
70) Ree. Boek 1539-1549, fol. 86. Of deze Wolter, die schepen was
te Harderwijk en vele malen in de Ree. Boeken voorkomt, gehuwd was
met een zuster van Weyme's moeder of van Wey-me's vader is mij niet
kunnen blijken.
71) Ree. Boek a.v., fol. iSvso.
72) Onklaerboek Veluwe 1569-1570, Inv. no. 47. Nijkerk 1 Juni 1570.
79 Mr. J. Schrassert, Codex Gelro-Zutphanicus (1740), II, Stuk H,
blz. 16 vlg.
74) Zie aant. 73; Onklaerboeken. Inv. no. 48, fol. 31, 242vso, 336;
no. 49, fol. 58vio, 380vso; no 50, fol. 37, 100vso- Civiele procesdossiers
Hof van Gelre 1570, no. 18; brieven van dat Hof met het Kwartier van
Arnhem no's 3215 en .3225.
75) Ree. Boek 1539-1549, fol. 184.
76) Ree. Boek 1539-1549, fol. 164. Vergel. aant. 70.
77) Wapenheraut 1897.
76 ) Ree. Boek 1560-1568, 20 Sept. 1563.
'70) Ree. Boek 1550-1559, fol. 137vso.
80) Zie boven § 3.
f.
na 1, November 1588 81 ); tr.
Wobbe van Byler,
voor 13 Nwiember 1574 S2 ) Willem Py1(1), van
Amersfoort 83 ) , welke stad hij na 1578 om des 'geloofs wille verliet 84 ), raad en schepen aldaar, zn. van
Anthony s1)
§ 6. Ik wil dit hoofdstuk over de Harderwijkse van
Byler's niet besluiten, zonder er met nadruk op gewezen te
hebben, dat de hierboven gepubliceerde genealogie een vermoedelijk zeer onvolledige weergave bevat van het
geslacht, dat met de drie jachthorens zegelde. Boven 5°) reeds
heb ik de aandacht gevestigd op een mogelijker Groningsen
tak van deze familie, waartoe o.a. (?) een in de eerste helft
van de XVIIde eeuw levende Walter van Byler zou behoord
kunnen hebben. Merkwaardig nu is het, dat wij over onweerlegbare gegevens beschikken, dat er inderdaad in
Maart/Mei 1633 een Walter van Byler moet hebben bestaan,
die verwant geweest moet zijn aan de hierboven vermelde
Weyme van Byler, echtgenote van Willem van Meurs. Met
enige leden van de familie Pyl — (t.w. Willem Pyl en zijn
zusters Fersken (wede van Jan van Achteveld) en Heinricxken (echtgenote van Jacob Schay) .2-, blijkt deze Wolter
tezamen met zekere Fersken van Byler (zijn zuster?) behoord te hebben tot naaste familieleden van Herriek van
Meurs, zoon van voornoemden Willem en Weyme van
Byler 85 ). Daar wij volledig op de hoogte zijn van de van
Byler's, die de nakomelingen zijn geweest van Weyme van
Byler en haar eersten man s6 ), kunnen wij met zekerheid
vaststellen, dat de hierbedoelde Wolter niet tot laatstgenoemde groep van Byler's kan hebben behoord. Het ligt daarom
zeer voor de hand hem te houden voor een afstammeling van
Weyme's halfbroeder Wolter van Byler den jongste.
sr) Berends a.w., reg. no. 1465.
82) Transportregister Amersfoort (R.A. Utrecht, Recht. Arch., Inc.
no. 436) 15701577, fol. 158.
83) Ree. Boek 1583-1597, 2 :Nov. 1585.
84) Hij wa,s,R.K. (Ned Leeuw LIX (1941), kol. 189).
85) Zie Leenactenboek der heerlijkheid Putten (bij Elburg),
no. 3, fol. 269
Behalve deze Henrich van Ifeurs (burgemeester van Harderwijk, gehuwd met Magarelho Eyck-a:, wedr. van Reyner von Arler, en t Harder-wijk Mei 1632) moeten er nog enige dochters zijn geweest (Leenactenboek
alsvoren, Inv. no. 3, fol. 196). Henrich van Meurs vetmaak-te zijn hele
nalatenschap aan zijn achternicht Agnes van Byler, vrouw van Mr. Adriaen Ploos ron Amsiel. Men zie hierover . o.m. Versl. en Meded. van de
Ver. tot Uitgaaf dPr bronnen van het Oud-Vad. ReCht, dl. VIII, blz.
430 en. vlg.
36) Zie hoofdstuk till.
Overgedrukt uit „De Nederlandsche Leeuw
1948
Genealogieën van Byler voor de tweede helft
van de XVIIde eeuw,
(vervolg van LXV, 265).
door MR. W. DE VRIES.
VII.
De Nijkerk-Utrechtse van Byler's.
§ 1.
De tot het geslacht der Nijkerk-Utrechtse van
Byler's behorende Utrechtse burgemeester Elbert van Byler
heeft blijkens een op het Rijksarchief Utrecht berustende
wapenkaart 1) een wapen gevoerd, dat in het schild op een
veld van azuur een schuin-rechts geplaatsten, gouden vis heeft
vertoond. Hetzelfde wapen, maar dan omzoomd met zes of
acht rode lelies op zilver, wordt in enige manuscript-wapenboeken toegeschreven aan de van Byler's, die tot het voorgeslacht van Engelbert, Regin en Suzanne Ploos van Amstel behoorden. 2 ) Blijkens de hieronder volgende genealogie was dit
het geslacht van voornoemden Elbert van Byler, en we mogen
derhalve wel aannemen, dat inderdaad het wapen-met-den-vis
het oorspronkelijke wapen van deze van Byler's geweest is.
Reeds eerder wees ik er op, dat dit aanleiding geeft tot bet
vermoeden, dat we hier hebben te doen met een tak van hetzelfde geslacht, waaruit ook de Nijkerkse en Puttense van
Arleis en Scholten's 2 ) sproten.
Op grond van een sententie van het Hof van Gelre
§ 2.
en Zupthen uit 1574 4 ) is het mogelijk gebleken, de afstam,ining van de Nijkerk-Utrechtse van Byler's op te voeren tot
zekeren Elbert, die bij zijn dood in 1544 enige zonen en
dochters naliet, die hun vaders nalatenschap onder elkander
verdeelden. Eén van .hen, Henrick Elbertsen, ontving toen
het abtsgoed (horige goed van de abdij van Paderborn
(kelnarij van Putten)) Mansgoed onder Holk (buurschap
onder Nijkerk). Enige jaren tevoren was deze Henrick te
1) R.A. Utrecht, FIS. verzameling nu. 113.
) ms. Wapenboek, Getiteld „Grafs en Wapen" I, fol. 62 (G.A.
Utrecht); collectie familiepapieren, omslag „De Casembroot" (G.A.
Rotterdam); Ms. Wapenboek van Mr. W. van der Leb, (Km. Bibl.
's-Gravenhage), getiteld „Verzameling van tombes, sepultures" etc, dl. LIL
3) Zie Ned. Leeuw LXI (1943), kol. 90, 123 en 214.
4) Gepubliceerd door Mr. J. Schrassert in zijn Codex Gelro-Zutphanicus (1740), dl. II, Stuk Hr -blz. 16 vlg.
Harderwijk in het huwelijk getreden met een Weyme van
Byler, dochter van Henrick en Griete N. N., en behorende
tot de van Byler's, die met de drie jachthorens zegelden 5 ).
Uit het huwelijk van Henrick met Weyme sproten. twee
zoons en twee dochters, die allen den naam van Byler aannamen. De Nijkerk-Utrechtse van Byler's vormen dus genealogisch een vrouwelijken tak van de Harderwijkse van Byler's,
die in het vorige hoofdstuk werden besproken.
Het is mij niet mogen gelukken te weten te komen, wie
de ouders zijn geweest van dei Elbert, -die in de eerste helft
van de XVIde eeuw het abtsgoed Mansgoed moet hebben
bezeten. Wel heb ik een sterk vermoeden, dat hij identiek
geweest met den Elbert Reynersz., dien ik als schout te
Putten en Nijkerk van 1491-1529 vermeld vond, en die een
lid was van het geslacht der van Aflui s a). Méér dan een
vermoeden is dit evenwel niet.
§ 3. (Genealogie):
1. Elbert N. N., bezitter van het horige erf Mansgoed
onder Holk( Nijkerk), t 1544 7 ). Hij was vader van o.a.:
a. Henrick Elbertsen, volgt onder II.
II. Henrick Elbertsen, ontvangt na overlijden zijns vaders
uit diens nalatenschap na boedelscheiding met zijn
broeders en zusters het Manágoed onder Holk T), t
voor Kerstmis• 1557 8 ); tr. Harderwijk 14 Januari
1540 Weyme van Byler, dr. van Henrick en Griete
N. N. 5 ); zij hertrouwde Willem van Meurs den Jonge.
Uit haar eerste huwelijk vier kinderen 8 ):
a. Henrick (van Byler), volgt onder III.
b. Elbert Henricksz.") (van Byler")), procedeert
1571—'72 11), t in of na 1583 12 ).
Margriet Henricks") (van Byler), t tussen 5 Juli
C.
1606 en 16 Januari 1607 "); tr. 1° voor 16 Maart
1569 14 ) Henrick Stel 10 ), rentmeester, t na 6 Oct.
1572 doch voor 27 Oct. 1586'5 ); tr. 2° ,Utrecht 26
Augustus 1593 Bartholomeus van Wede, wed.. van
5)
Zie hoofdstuk VI, § 5 onder IId.
Ned. Leeuw LXI (1943), kol. 91.
7) Zie § 2.
8) Ree. Boek 1550-1559, fol. 396vso.
9) Bron vermeld in aant. 4. Indien de volgorde der kinderen niet met
cijfers maar met letters is aangegeven, staat die volgorde niet vast.
) Civiele processen Hof van Gelre 1570 no. 18.
11) Onklaerboek Veluwe, 'nv. no. 48, fol. 31vso, 152 en 232.
12) Onklaerboek Veluwe, Inv. no. 50, fol. 37 en 100vso.
13) Transportregister Utrecht (G.A. Utrecht, inv. no. 3243), 1607, dl. I,
blz. 24.
14) Transportregister Amersfoort (RA. Utrecht, Inv. no. 436) 1564—
1570, fol. 171vso.
15) Transportregister Utrecht 1586, dl. II, blz. 178.
8)
Anneke Cornelisdr., overluid Utrecht 8 September
1615").
d. Hilleke Henricks") (of Hillegonda van Byier), t
± 1596 (ná 21 April 1595 '7 ) ); tr. vóór 4 juni 1583
Jan van Byler, geb. Barneveld vóór 1538 19 ), koopman te Amsterdam. poorter aldaar 19 Mei 1589 17 ),
vóór 11 Oct. 1606"), zn. van Wynant en Geertgen (Loeff)"); hij hertr. in 1597 Geertruyt de
Rode.
1
4
111. Hendrik van Byler Henricksz., geb.
1540 22 ), procedeert 1569-1580 tegen zijn stiefvader Willem van
Meurs 22 ), o.m. over het Mansgoed, leeft nog 27 Juli
1584 24 ), t (doodgeslagen) vóór 1 Mei 1592 25 ); tr. vóór
31. Maart 1574 26 ) Nyse Jansdr. (ook wel genoemd
Agnes van Wedinchem of van Wenckum), wede van
Reyner. Reynersz. (van Steenler) 27 ), beleend met het
goed tot Wedinchem (Wenckum) (1574), 1- ná 12
12 October 1581 26 ), maar vóór 29 juni 1584 27 ), dr. van
Johan Gerrit Morrenszoon van Achtevelt") en Weyme
Jans.
Uit dit huwelijk:
1. Henrick, volgt onder IV.
2. Aeltie (of Alydt) van Byler"), nog onmondig 27
juli 1584 29 ) , tante van Adriaen Ploos van
Amstela°), overluid en begr. Utrecht (Buurkerk)
16 juni 1620; tr. Utrecht (St. janskerk) 28 Nov.
15) Navorseher 1885, blz. 138.
17) Vergel. W. A. van Bijlert. Enkele genealogiséhe bijzonderheden
betreffende een in de zestiende eeuw te Amsterdam en Dordrecht woonachtige familie van Bijlaer (later van. Bijter en van Bijter t) (Rhenen
z. j.)i, blz. 6. Het ligt in mijn voornemen aan dit geslacht het volgende
(achtste) hoofdstuk te wijden.
18) Transpertregister Utrecht, 1583, dl. 1, blz. 337.
10) Recht. archief Ou.lemborg, portef. 124, acte d.d. 27 Oct. 1559.
20) Leenregister peppel, acte d.d. 11 Oet. 1606.
21) De door van ,Bijlert a.w. blz. 6 vermelde Camelia Sweers was
Wynants tweede vrouw.
22) Onklaerboek Veluwe, lnv. no. 48, fol. 88. (Hij was in 1571 ongeveer 30 jaren oud).
23) Zie sant. 10; Onklaerboek a.v.. f al. 58vse, 380vse, en brieven Hof
van Gelre met het kwartier van Arnhem no. 3225.
24) Onklaerboek Veluwe Fnv. no. 50, fol. 38vso.
. no. 50, fol. 505vso.
2-3) Onklaerboek a.v., Inv
26) Register op de leenactenboeken van Gelre en Zutphen, kwartier
van Arnhem (Uitgave Ver. Gelre), blz. 138.
27) Zie aant. 26 en Onklaerboek Veluwe, Inv. no. 50, fol. 38.
28) Versl. en Meded. der Ver. tot Uitgave der bronnen van het OudVad. Recht VELT (1939), blz. 430 en vlg. en Ned. Leeuw LVI (1938),
kol. 313.
29) Onklaerboek a.v., fol. 38vso.
30) Navorseher 1886, 11. 201.
tm,
1602 Jacob Woutersz. Lieftinck, geb. ± 1571/73,
zeepzieder, raad van Utrecht, begr. Utrecht (Buurkerk) 2 of 3 juni 1624, zoon van Wouter en Sophia
Gerritsdr. Bosch").
3. Elbert Henricksz. van Byler, nog onmondig 27 juli
1584 29 ), ' ontvanger der Staten van Utrecht
(1623) 32 vroedschap en burgemeester van Utrecht
1626 33 ), overluid Utrecht 7 April 1626 34 ); tr.
Utrecht (St. janskerk) 3 November 1605 Catharina.
van Rhijn, wede van Jacob Foeyt, overluid Utrecht
30 Maart 1625 35 ).
IV. Henrick van Bylei (de Jonge"), ook wel genoemd
van Byler van Wenckum ), geb. Nijkerk 38 ), beleend
met het goed tot Wedinchem (18 Juli 1584), t in of
vóór Juni 1600 26 ); tr. Utrecht (St. Geertekerk) 29
Augustus 1592 Aaltje van Harn, geb. Utrecht 38 ).
Uit dit huwelijk:
a. Johan van Byler, tijdens zijn minderjarigheid beleend
met het goed tot Wedinchem (6 juni 1600), t in of
vóór 1604 .
b. Agnes van Byler, geb. Utrecht "), beleend met het
goed tot Wedinchem (11 Dec. 1604) 26 ) en het Puttense leen Roeskensgoed c.a. (Mei 1633) "), t tussen 22 Jan. 1661 en 19 Mei 1662 20 ); tr. 1° Utrecht
(Buurkerk) 1 December 1611 Gerard Foeyt, geb.
Utrecht 38 ); tr. 2° Utrecht (St. Geertekerk) 6 Augustus 1616 Mr. Adriaen Ploos van Amstel, kanunnik
ten Dom (1605), geëligeerde Raad van Staten 's lands
van Utrecht (1610), thesaurier ten Dom (1618),
ambachtsheer van Tienhoven (1621), Oude Geyn
(1626), Geyn (1629) en Lievendael (1638); president van de Staten van Utrecht (1636); proost van
St. Marie (1639); ridder van St. Michiel (1629); t
's-Gravenhage 12 Maart 1639, overluid Utrecht 16
Maart 1639 41, begil.. aldaar in den Dom; zn. van
Gerard en Catharina van Leeuwen").
n) Ned. Leeuw LVI (1938), kol. 313.
32) Prot. van Notaris Joh. Ant. Wtewaell te Utrecht (G A. Utrecht),
acten d.d. 10 Februari en 30 Maart 1623.
33) Prot. , a.v., acte d.d 13 April 1626.
34) Navorseher 1888, blz. 66.
33) Navorscher 1887, blz. 583.
36) Schepensignaat Arnhem 1582-1587, fol. 120.
37) Van Bijlert, a.•. blz. 4.
38) De geboorteplaats blijkt uit de ondertrouwacte te Utrecht.
38) Leenkamer van het huis Putten (onder Elburg), Inv. no. '3, fol. 269.
10) Navorseher 1895, blz. 147.
41) Deze gegevens zijn ontleend aan de Wapenheraut '1910,
blz. 179 en vlg.
Overgedrukt uit „De Nederlandsche Leeuw' - , _
1947.
Genealogieën van Byler vóór de tweede helft
van de XVIIde eeuw,
(vervolg van LXIII, 207)
door MR. W. DE VRIES.
IV
De van. Byler's uit Wijk hij Duurstede.
§ 1. Een in het transpoitiegister van Wijk bij Duurstede
bewaard_ gebleven lijfrente-acte 1 ) van 20 April 1553 maakt
het mogelijk de afstamming van het thans te behandelen geslacht op te voeren tot zekeren Herman van Byler, die blijkens
na te noemen patroniem de vader moet zijn van Cornelis
Herrnansz van Byler, welke, naar bedoelde lijfrente-acte ons
meedeelt, op zijn beurt vader was van Heynrick van Bytar.
Wegens de bediening van 't kameraarschap was de stad 2 )
aan Henrick van Byler — in dezen optredende namens zijn
een som gelds schuldig gebleven. De magistraat van
vader
Wijk droeg in verband met die schuld, volgens bijzonder
octrooi van het Hof van Utrecht d.d. 17 April 1553, aan
Heynrick Cornelis van Bylartsoone vaar zeven en negentig
keyser Carbliguldens een lijfrente op voor der duur van zijn
leven.
-Hendrik van Byler vinden wij nog_ in eenige andere Wijksche acten genoemd, voor de laatste maal in 1562. Op 7
Januari 1549 blijkt hij reeds schepen te Wijk bij Duurstede
te zijn geWeest. In die functie zegelde hij toen met een wapen,.
dat in het schild drie vuisten vertoonde (met de duimen naar
links). Het onduidelijk zichtbare helmteeken bestond vermoedelijk uit een tusschen een antieke vlucht geplaatste
hand, die een schuinlinks omhoog gericht zwaard met groot
gevest en korten kling omklemde. 3 ) Daarentegen voerde zijn
kleinzoon Johan van Byler als schout van 't Hoogeland bij
Amersfoort een wapen, waarop de vuisten met de duimen,
naar rechts waren geplaatst, terwijl het helmteeken gevormd
werd door een tot den elleboog bekleeden arm, met den elleboog naar -links ,en de 'hand gebald tot een vuist. 4). - Een
Transportregister Wijk bij Duurstede 1552-1554 (B.A. Utrecht,
Recht. ,A.reb_ !nv. no. 580), acte dd. 20 April 1553.
2) De kameraar was ii66r de invoering der BtatenirnpOstea de eenige
rekenplichtige - ambtenaar van het stadsbestuur van Wijk bij Duurstede
3) Mededealing van den' heet/ R T. Musichart te Arnhem. - _
...Ter
4) -Charter --dd. _14 Maart 1620 in . het 'archief :f.der :heerlijkheid
ht) Utrec
-.11.A.
tand"
eg
Hoia
het
.
sfoort
,Amer
kt
Horst (in. dooia _ gemer
_ -
zelfde wapen (de vuisten rood, schuin-rechtá geplaatst . in een
veld van .goud) zou blijkens eenige -wapenboeken 8 1 gevoerd
zijn door die familie van Byler, waarvan afstamde Susanna
Ploos van Amstel, de in 1717 overleden echtgenoote van
Johan de Casembroot. In dit laatste geval hebben wij echter
met een vergissing te doen. Susanna immers stamde af van
Mr. Adriaan Ploos van Amstel en Agnes van Byler, en laatstgenoemde was een dochter van Henrick van Byler (de Jonge),
wiens broer Elbert Henricksz van Byler, burgemeester van
Utrecht, zegelde met het wapen met den visch. In de inleiding 9 ) tot deze studie merkte ik reeds op, dat wij hier zeer
waarschijnlijk te doen hebben met een geslacht, waarvan de
leden. tot in de tweede helft der XVIde eeuw alleen bij naam
en vadersnaam werden genoemd, en dat eerst in genoemden
tijd na huwelijk met eene van Byler dezen naam aannam.
Geheel overeenkomstig deze ontwikkeling vertoonde dan ook
destijds een in de Domkerk te Utrecht voorkomend grafbord
van Engelbert Ploos van Amstel Ít 1680)- als wapen van het
kwartier van Byler: een blauw hartschild, waarin een, schuinrechts geplaatsten, gouden visch, alles omzoomd door. acht
roode lelies in zilver 7 ). Uit dit wapen valt af te leiden, dat
degeen, aan wie de naam van Byler ontleend is,_ behoord
heeft tot het uit Barneveld afkomstige geslacht der Amsterdamsche en Dordrechtsche van Byler's. Met de Wijksche
van Byler's, die met het wapen met de drie vuisten zegelden,
had Suzanna Ploos van Amstel dus niet te maken.
Daar Henrick van Byler reeds schepen was in 1549, moet
zijn vader — Cornelis, de kameraar — geleefd hebben in de
eerste helft van de XVIde eeuw, en zijn grootvader Herman
van Byler omstreeks 1500. Of laatstgenoemde identiek was
met zijn in 1506 als schepen te Wageningen voorkomenden
naamgenoot 8 ), waag ik niet. te beslissen, terwijl ik ook geen
zekerheid heb ten aanzien van zijn (eventueele) familieverhouding tot de op 23 December 1530 overleden Judith van
Byler echtgenoote van den stamvader van, het geslacht van
Schuylenburch, den Wijkschen burgemeester Aert Woutersen (t 1529) 9 ), alsmede tot de echtgenoote van den in 1515
te Wijk bij Duurstede begraven 'Johan van Nyewael van
Rynestein, Oeda van Byler. 10 ) Verwantschap komt mij echter wel aannemelijk voor. Dat de hier behandelde familie van
Byler haar naam vermoedelijk ontleend heeft aan een, in 1591
5 ) Mededeeling van den heer R. T. Muschart.
e) Zie Inleiding, fi 1. (Ned. Leeuw 1946, kol. 192).
7) Aldus ook op het grafbord van Regina Ploos van Amstel (t 1691)
in de Oosterkerk te Middelburg (Ms. wapenhoek van Mr. W. van der
Lely, getiteld: „Verzameling van tombes, sepultures" etc., dl: III (Kon.
Bibliotheek, 's-Gravenhage).
8) Archief Kerkroogdij Wageningen, charter no. 212.
8 ) Ned. Leeuw 1917.
10) Gen. en Herald. Bladen VIII, blz. 93.
3
vermeld goed, „den Bylaer" genaamd, gelegen in het gerecht
van Wijk, is reeds in de inleiding van deze studie medegedeeld.
§ 2. Alvorens over te gaan tot een weergave van de
genealogie der uit 'Wijk bij Duurstede afkomstige familie
van Byler, is het gewenscht nog een oogenblik onze aandacht
te wijden aan een zekeren Wouter van Bykr, die op 4 Januari
1580 voor het eerst in onzen gezichtskring verschijnt, wanneer hij een huis, hof . en hofstede te Amersfoort overdraagt "). Hij was ongetwijfeld identiek met den Wouter
van Byler, die volgens van Bemmel "a) in 1580 en '96 raad
van Amersfoort was, schepen aldaar 1581, '83, '86, '88—'89,
'90—'92, en 1599; burgemeester in 1587 en wees-meester in
1593. Ook houd ik hem voor denzelfden, als den Wduter
van Byler de Beer, die in 1594 optrad als raad en in 1595
als schepen van Amersfoort. Van Rootselaar blijkt van hetzelfde gevoelen te zijn geweest inl. Behalve als schepen en
burgemeester vermeldt hij hem nog als luitenant der burgerij
te Amersfoort. Uit anderen bron nog blijkt, dat hij in 1589
weesvader was ile), en in 1596 en '97 kerkmeester van de
L. Vrouwe Capelle te Amersfoort lid).
Op grond van het feit, dat de tot het thans behandelde
geslacht van Byler behoorende Marie van Byler, dochter van
Hendrick van_ Byler en Alyd Wouter BeereirdoChter, later
ook voorkomt onder den naam Marie van Byler de Beer, en
verschillende leden van deze familie in het einde van de
XVIde eeuw zich -te Amersfoort blijken te hebben, gèves tig d.
zou het voor de hand liggen, Wouter van Byler de Beer, als
een na familielid, bijv. een broeder van Marie van Byler de
Beer, te besehouwen. Dit vermoeden wordt echter door geen
nader gegeven afdoende bevestigd "e). Ik meen dan ook niet
gerechtigd te zijn, genoemden .Wouter van Byler (de Beer)
in onderstaande genealogie op te nemen,
-§ 3. (Genealogie).
I. Herman .van Byler, vader van:
11) Transp.reg. Amersfoort 3577-1582.
na) A. van Bemmel, Beschrijving der stad Amersfoort, H.
W. F. N. van Rootselaar, Amersfoort, dl. H, blz. 49.
iie) Transp.reg. Amersfoort 1587—'94, 15 Mei 1589.
lid) Transp.reg. a.v. 1594—'99, 29 Nov. 1596, 26 Jan. 1597, 25 Juli
1597.
iie) Tenzij men daarvoor houden wil, dat hij op 3 Febr. 1583 te
Amersfoort met Maria's broeder Egbert van. Byfrr getuige was bij den
doop van twee kinderen, geboren uit het huwelijk van een zuster van
Egbert's vrouw (t.w. Judith van LaUfrenbuirch gehuwd 1i/et Anselmu-s
Ruysch) en op 21 Februari d.a.v. bij den doop van Egbert's zaan
Hendrick. Merkwaardig blijft dan nog, dat Wouter. niet Vóórkorát onder
de broers en erfgenamen van Hermal van Byler, :vernield in het
portregister van Wijk bij Duurstede (R.A. 1:1-tIreeht, Recht-. Ara., Inir.
no. 580, 1576-1583, kol. 79vs0).
4' •
II; Cornelis Hermansz. van Byler, kameraar van . Wijk bij.
Duurstede 2 ), vader van:
III. Hendrick van Byler, schepen van Wijk bij Duurstede
(1549), vermeld aldaar 1553 32 ), als burger van die stad
1554 18 ), leeft nog 1562 14 ); tr. Alyd 9, dr. van Wouter
de Beer 13 )..
Hendrick was vader van:
a. Cornelis van Byler, vermeld 1553 (burger van Wijk
bij Duursiede).12 ), 1580 15 ); vestigde zich- later te
Amersfoort, en verkoopt 1591 „den Bylaer" 'onder
Wijk le).
en voorts van:
b. Mark van Byler (de Beer) 17 ), dochter van Henrick
van Byler 18 ) en zuster van Jacob en Egbert van
t na 15 November 1600 17 ); tr. 1° vóór
Byler
7 Januari 1577 Mr. Johan Beyer de Harnn, t rib
28 April 1580 19 ). maar. voor 1591 21 ); tr. .2° voer
18 Augustus 1591 21 ) (huwelijk later. bij echtscheiding ontbonden) Nicolaes van Sompeken, zn. van
Augustijn 21 )
c. Jacob van Byler, broeder van Marie 19 ) en Herman
van Byler 29, volgt onder IV.
d. Herman van Byler, broeder van Jacob 20 ), t vOor
7 Januari 1577 20 ).
e. Eibert van Byler, broeder van Marie van Byler
vnd. 18 )., volgt onder Whis.
f. Henrick van Byler, broeder van Egbert en Aeltje van
Byler 18 ), volgt onder Wier.
Aeltje (of Alyd 22 )) van Byler, zuster van Henrick
na 17 Augustus 1615 2?); tr. veer
van Byler 19 )-,
28 April 1580 19 ) Nicolaas Mouthaen, burger van
Utrecht"), commissaris van de Staten Generaal
(1615) 22 ), zn. van Alert Adriaensz. 24 ).
IV. Jacob van Byler, vermeld te Wijk bij Duurstede
72) Transp.reg. Wijk bij Duurstede 1522—'54, 20 April 1553.
13) Transp.reg. a.v., 18 Dec. 1554.
14) Transp.reg. a.v. 1562._De zelf niet gedateerde en onvoltooide acte
is ingeschreven tusschen één van 10 April en 25 Maart 1562.
15) Transp.reg. a.v. 1576-1583, fol. 79vso .en 81 (28 April 1580).
1e) Transp.reg. a.v. 1583-1593, fol. 116vso (12 Jan. 1591).
27 ) Protocol van Notaris Steven Pelt te Utrecht 15 Nov. 1600.
18) Handschrift b ren het Middel-Ned. gedicht, bekend als „Tweede
Iteinaert" (Bourgondische Bibliotheek te Brussel), schutblad: „Marga
van Ham, Heyndrick van Byler dochter" (Zie Dr. E. Martin, Seinart,
inl. VI).
78) Transp.reg. Wijk bij Duurstede 1576-1583, fol. 79v50.
20) Transp.reg. e.v. fol. 15.
21) Transp.reg. Utrecht, Inv. no. 3243, 1591, dl. 1, blz. 216.
22) Prot. Nets. Joh. Ant. Wtewaell te Utrecht, 17 Aug. 1615.
23) Wapenheraut 1897, blz. 16.
24) Transp.reg. Utrecht, a.v., 1595, dl. I, blz. 62.
5
(1580) 19 ), woonde aldaar ± 1586 ")", t voor 17 Augustus 1615 22 ) .
Hij was vader van:
a. Hendrick van Byler, volgt onder V.
V. Henrick (Jacobsen 26 ) ) van Byler, geb. Wijk bij
Duurstede 27 ), t voor 17 Augustus 1615 22 ); tr. 1° Tiel
3 September 1598 Fyckgen 28 ) (of .Ida 27 )) Franssen,
geb. Tiel; tr. 2° Tiel 17 Augustus 1603 Marytgen Augustijnsdr., wede van Anthonis Reynen; tr. 30 Wijk bij
Duurstede Mei 1604 Dirckgen Jans van Wevelmilhoven.
Hij was vader van:
a. Jacob van Byler, nog onmondig 27 1\i'civember .
1622 29 ).. Vermoedelijk was hij identiek met zijn
naamgenoot, die in •1640 notaris was te Wijk bij
Duurstede S°).
IVus. Egbert van Byler, woonde te Ameisfoort"), t vóór
30 April 1589 31):: .tr. vóór 30 Augustus 1580 32) A/yd
van Laurenburch, t ná 30 April 1589 31 ), dr. van
Goert 33) en Mechtelt van Leeuwen 33 ) .
Uit dit huwelijk:
a. Johan van Bylér, volgt onder V.
b. Hendrik van Byler, ged. Amersfoort 21 Februari
1583.
c. Alijd (of Aktta 34 ) ) van Byler, overluid Utrecht
1 September 1651 34).; tr. vóór 23 Mei 1615 36-) Daem
Jelisz van Couwenhoven, overluid Utrecht 11 Oétober.,
. 1649 36 ); zn. van jelis. • V. Johari vari Byler, schout van 't Hoogeland (bij Amersfoort) 37-), t vóór 7 Maart 1650 38 ); tr. Amersfociit,
Bijdr. en Medea. van het Hist Genootschap te Utrecht, V, blx; 2
20) Ondertronwacte Wijk bij Duurstede Mei 1604.
21) Ondertrouwacte Tiel 29 Juli 1598.
23) Ondertrouwacte Wijk bij Duurstede 13 Juli 1598.
29) Prot. Nota. Petrus Bosch te Wijk bij Duurstede 1621-1626 (E.A.
Utrecht), Not. archieven, Int. no. 1733), -di. II, fol. 158vso.
30 ) R.A. Utrecht, Not. archieven, Inv. no. 1733xx. Deze Jacob van
Byler liet de volgende kinderen te Wijk bij Duurstede doopen: 1. jacobus
(11 April 1638); 2. Aeltgen (21 Oct. 1641); 3. Psb-rand (5 April 1040);
4. Willempje (19 Nov. 1648) ; 5. Willem Adriaen (12 Nov. 1650); 6.
Cornelis (31 Oct. 1652). Hij schreef zijn naam als „«01,
al) Protocol van Transporten enz. van Amersfoort (R.A. - Utrecht,
Recht. Axchief, Inv. no. 436), 30 April 1589.
32) Transp.reg. Utrecht, Inv. no. 3243, 1580, dl. II, fol. 57.
33) Doopboek Geref. Gemeente Amersfoort 21 Febr. 1583.
34) Navorscher 1901, blz. 96.
38 ) Protocol van Transporten enz. van Amersfoort a.v., 23 en 15 mei -'
1615.
36) Navorscher 1899.
31) Doopacte van zijn dochter Judith en Prot. van Nota. Cornelis'lian
Ingen -te Amersfoort (R.A. Utrecht, Not. arch. Inv. no. 1677s), 7;.Mairlt1650 (fol. 19) en nota. Dirck van Roetare, aldaar (R.A. Utrecht,---3:-!4k-"Inv. no. 16808, 26 Mei 1653 (fel. 89160).
38). Prot. van nota. e. van lagen,- vermeld in vorige sant.
25)
--.
tra Maart
Lodewycksik
AUgUitUá1611
1650 ss ).
Uit dit huwelijk:.
1 Aeltje (Alyd) . van Byler, ged. Amersfoort 15
Februári 1614, t na 7 Maart 1650 ").
2. Engelbártus van Byler, ged. Amersfoort 25 Februari
1615.
3. Egbertus van Byler, ged. Amersfoort 27 September
1619:
4. Judith van Byler, ged. Amersfoort 16 januari 1620,
t .na 7 Maart 1650 38).
5. Geertruid van Byler; tr. 1 0 Bunschoten 12 Mei 1639
Marten Rademakers, koopman te Amsterdam, wedr
van Gerbrechtgen Flenricx; tr. 2d Leidschendam
(ondertr. Amersfoort 26 October) 1644. D6 Nicolas
Martini, predikant te Wilsveen en Leidschendam.
•
„
1Vter. Henrick van. Byler, burger van Wijk bij DUurstede 3e),
potmeester aldaar (1604) 49, f ná.17 Augtistus 1615 ");
tr. Aeltje van Schuylenburg, t kort vóór 8 December
1592 44. Uit welk huwelijk 41) :
a. Aeltje (of Alyc1 22 )) van Byler, t na 17 Augustus
1615.
b. Henrick van Bylér.
c. Aertgen van Byler.
Het Utrechtsche sehildersgeslacht Van Byler.
•
§ 1. Toen in 1560 Wouter van i3ylee, in leven balier van
de commanderie van St Catharina te Utrecht, op het koor
van de Catharyne kerk- te Utrecht te ruste gelegd was, dekte ,
men zijn graf met een zerk,_ die behalve Wouters familiewapen (drie jachthorens]-ook de wapens van zijn vier kwartieren. vertoonde. Van Beresteyn heeft in zijn monographie
over de johanniterorde een afbeelding van den betreffenden
grafsteen gegeven. 42) 'Zij is aan een oud handschrift ontleend en er is bij geschreven: „er zijn vier of vijf oude geslachten van Bylaer of Byler te Utrecht geweest, verscheyde
wapenen gevoerd hebbende". Twee van deze families zijn
reeds boven behandeld: het Amersfoortsche burgemeestersgeslacht, waarvan een lid, Willem van Byler, zich in de laatste
zg) Transp.reg. Wijk bij Duurstede 1583--'93, fol. 131v60-, 135veg,en 170vso.
40) Transp.reg. a.v. 1604-1610, fol. 30.
41) Transp.reg. a.v. 15$3-93, fol. 157.
42) Van Beresteyn, t.a.p. blz. 95, afb. no. 14.
•.•••
•
7
helft van de XVIde eeuw te Utrecht vestigde 43 ), en de Wijksche van Byler's, waarvan eenige vrouwelijke leden in on;
geveer denzelfden tijd te Utrecht voorkomen. Vermeld werd
voorts reeds eenige malen het geslacht van den Utrechtschen
burgemeester Elbert van Byler, den oom van Agnes van Byler,
die met Mr. Adriaan Ploos van Amstel gehuwd was. De
bovengenoemde balier• Wouter van Byler, behoorde blijkens
zijn wapen tot het geslacht der Veluwsche ridders en knapen
van Byler. Thans zal in dit . hoofdstuk worden behandeld een
familie van Byler, die in het einde der XVIde eeuw te Utrecht
woonde en verschilende glas- en kunstschilders op heeft geleverd. Of zij een wapen gevoerd heeft, is mij niet kunnen
blijken.
§ 2. (Genealogie).
1. Beernt van Byler, vader van:
a. Herman van Byte/. (volgt onder II), broer") van
van .
b. Adriaen Beerntz van Byler, volgt onder IIbis.
II. Herman Bar_ endsz van Byler (of van Nieutandt")),
glasschilder („glaesschrijver" 46 ) ) te en burger van
Utrecht 47.); tr. ~j-8 Mei 1595 45) Elisabeth Willemsdr,
- van Laeckervelt (ook -genaamd van Cuylenborch 45 )).
Uit dit huwelijk:'
. a. - Barend Hermans van Byler, geb. Utrecht, glazen: maker te Utrecht 44 b Ir. aldaar (Buurkerk) 7 Mei
..1 609 Pleuntge Stevens (Apollonia van Soestdyck),
geb. Utrecht.
Judith Hermans van Byler,. geb: Utrecht,- tr. :aldaar
1 'Augustus 1615 Lambert Lambertsz pan Asperen,
.
,geb.
c. _Anna Hermans van Byler, t Utrecht 9 juli 1649; tr.
- aldaar 6 April 1619 Beernt Adamsz' van Halen.
d. Jan Hermansz van Bykr, volgt onder III.
e: Luytgen (Lucretia) Hermans van Byler, geb. Utrecht;
tr. 1° Utrecht (Geertekerk) 30 Maart 1624 Ds
Caspárus Rocchusius, predikant te Zuilichém; tr. 2'.
Utrecht 18 December '1631 Bartholome.uS Adamsz
van Halen.
f. Maria Hermans van Byler, t Utrecht 18 September
1626; •ir. aldaar 8 Juni 1626 jan jansz (van Well).
g. Willem Hermans van Byler, glasschrijver 48-),
Zie Ned. Leeuw, 1946, kol.' go 6.
44) ,Transp.reg: Utrecht (Ixiy. no..3243) 1597, ai. a, blz. 282.
;
45) TraiLlp.reg..-e..v. 1595, dl. J, -Ik .360.
46), Traisi.ree -á.v'1598 r41.!1, , z. "243 ;7105
Transp.reg á•v•
,1 :'1g2.' n
Heral1-Blidei - , 1!2
;-
-
•
,...,
_.
:-
v,--,„ r._ __
ct er 162 , ;-,,
October 1610 49 - ktprzja: - .9>mel r' -...20
t)=.
aisiiái
d
.-yt‘ m„,, -to_ , (radPórtengen.
- Johan 49a) Y Hgrmanii- vak Byler."), geb.. Utrecht jan
75'1597/8; hinstschilder 49a), lid van het St- lucasgilde
1626)' en'• regent van het - Hiobsgasthuis aldaar, t
Utrecht 13 November 1671; tr. Amsterdam 30 Mei 1625
Margaretha Kenninck, geb:Nijmegen, dr: van jan. Uit- dit huwelijk:
a. Hermak van Byler.
- b. Elisabeth van Byler.
Adriaen- Beernti van Byler, tr. Grietgen. Maiten.s
laerts, t Utrecht 21 Maart 1642, -dr. van Marten.
Uit dit huwelijk:
a. Anna- Adri,aeras van Bylert, geb. Utrecht; tr. aldaar
_, • (Buurkerk) 26. Februari 1609 Werner Beerntsz Croes(Werzernar. Crossen),` geb. l3olswingen.i
•
.
b:. Mirdriet AdriaenS van -Bylert;' .
c:-- Maart:én ilditiensz tafrz -Bylert;. Volgt Onder' III.
d. : Sophia Adriaerzs van. Bylert, .geb. Utrecht; tr. aldaar
(Buurkerk) 3 November 1622 Peter Lathouwèr;geb.
Middelburg.
_, •
,,.--•
•
.t3-1-4 o -
•1
. . _
•
... •
•• •
.■
.
III. Maarten- Adriaensz van Bylert, glasschrijver te Utrecht;
Merrichgen Petersdr. van Wyck.
.
•
Uit dit huwelijk:
- 1. Aden van Bylert, ged. Utrecht (Domkerk) 11 Januari
1629. 2. Rutger van Bylert, ged. Utrecht (Damkerk) 17 April
1631.
Tot het in dit hoofdstuk behandelde geslacht van Bylèr(t)
heeft vermoedelijk eveneens behoord de Utrechtsche „constschilder” 5i). Abraham van Bylert, die te Utrecht op 11- April
1643 huwde met Elysabeth Clock (Joachimsdr). Zij warenouders van:
1. Berent van Bylert, ged. Utrecht 28 Maart 1645,
2. Elisabeth van Bylert, ged. Utrecht 20 Augustus 1648.
Een Abraham van Bylert, schipper van de „cleyne vrachtan van
schuyte van Utrecht op Amsterdam", en een Herm
52)
md
genoe
-Asperen, waren in een acte van 13 Maart 1657
als neven van den kunstschilder Johan van Bylert (zie boven).
blz. 258.
Bergen op Zoom, 9 Febr. 1657. •
50) Zie over hem: Oud-Holland, 1935, blz. 134.
51) Prot. van Gerrit Horstman te Utrecht, acte d.d. 21 Juli 1643.
52) Prot. van nats. E.-van. Vechten te Utrecht 13 Maart 1657.
411) Gen. en Herald. Bladen V,
40a) Prot. van Nots. Stempel te
Y.
.
É7 d .
3319
eraldiach
Overgedrukt nit het Maandblad van het Geneabgisch-B
3 d .11.
Genoatschap "De Nederlandsche Leeuw ,/ , 1928, 1,011
Deventer geslachten.
ten Brink,
Bijdrage tot de genealogie Jacobson en
door Mr. H. KEONENBE11.0 en Jhr. H. H. ROELL.
uit
Wapen. De geslachten Jacobson en ten Brink,
in
n.l.:
en
één stam gesproten, voeren hetzelfde wap
en,
gezi
rood een borstbeeld van een Turk van ter zijde
gedekt
d
hoof
het
eed,
gekl
in natuurlijke kleur, in goud
vinen
goud
een
en
door een gouden tulband; helmteek
gerring met edelsteen.
; een
Het wapen komt dikwijls zeer misteekend voor
naar
men
geno
,
glas
erd
goed specimen in gebrandschild
G.
er
eest
gem
het schepenzegel van den Deventer bur
ten
er
J. Jacobson, is te vinden in de burgemeesterskam
stadhuize te Deventer. I)
ste
De geslachtsnaam Jacobson vindt men in de oud
t
kom
eeuw
18e
registers als Jacobs en Jacobsen; in de
uik.
gebr
hoe langer hoe meer de naam Jacobson in
samenBehalve van de of ficieele registers is bij het
t van
aak
gem
uik
gebr
stellen van deze genealogie ook
ere
d011d
de
rouw
een handschrift in het bezit van Mev
age.
bars" van Plettenberg geb. Jacobson te 's Gravenh 71)
5-16
Het is aangevangen door Gerrit Jacobs (159
rit Jan
Ger
oon
einz
en is voortgezet door zijn achterkl
is 27
m
datu
Jacobson (1690-1771). De eerstvermelde
Februari 1595, de laatste 15 Dec. 1732.
nter
1. Egbert ten Brinke, wordt 1564 burger van Deve
em.
Loch
zonder weiderecht, komende van
Febr.
II. Jacob Egberts, wordt in een acte van 26
1582 (protocol van bekende schulden Dev. Archief)
vermeld als zoon van Egbert ten Brinke, die toen
overleden was, woont te Deventer aan de Nieuwe
e
Markt, goudsmid, lid van de gezworen gemeent
32,
6-16
voor de Assenstraat 1607-1614, 161
tussehen het familie) Er zal hoogstwaarschijnlijk verband bestaandat
jaeab Egberts, zie
aalt,
verh
die
,
wapen en de familieoverlevering
e.
reisd
ije
Turk
naar
onlijk
perso
zaken
II, voor zijn
1
•
2
t aldaar Zaterdag 17 Mrt. 1632 en 21 Mrt. in
de Lebuinuskerk begraven, huwt op Martiniavond (10 Nov.) 1584 Catharina N.N., t Deventer
7 Nov. 1630, begraven op Woensdag 10 Nov. in
de Lebuinuskerk. Het handschrift meldt: nquaemen
n op Martijnij avont bij malcanderen binnen oock
n op Martijnij avont wederom van malcanderen
n gescheijden".
Een geschilderd portret van Jacob Egberts berust
bij de (10111."bars" van Piettenberg-3 acobson, den
Haag.
Uit zijn huwelijk : (de volgorde der kinderen
is eenigszins willekeurig)
P. Egbert Jacobsen, f te Deventer aan de pest op
Dinsdag 23 Aug. 1636 en 26 Aug. in de Lebuinuskerk begraven. 2)
2°. Sara Jacobsen, huwt Deventer 19 December
1630, ondertrouw 20 Nov. met /Folter Priasen,
f Deventer 24 Sept. 1668, van 1647 tot 1658
gemeensman van Deventer voor de Overstraat,
weduwnaar van Aaltje Costers, met wie hij 5
Oct. 1617 te Deventer was gehuwd en zoon
van Jan Friesen.
3°. 'hannes, volgt III.
4*. Essele Jacobsen, ged. Deventer 1592, t aldaar in het kraambed 14 Sept. 1636, huwt
Deventer 24 Juni 1627, ondertr. 19 Mei Cosman Timensen, van 1638-1684 gemeensman
van Deventer voor de Assenstr., zoon van
Titiaan Winolds.
Sara en Essele Jacobsen koopera 4 Mei 1628 een
huis in de Hofstr. te Deventer. Dev. renuntiatieboeken.
56. Gerrit, volgt IIIbis.
6e. Willemken, ged. Deventer 26 December 1597,
t te Deventer aan de pest Vrijdag 17 Sept.
1630 en 19 Sept. in de Lebuinuskerk begraven.
7°. Else Jacobsen, ged. Deventer 14 A pril 1601,
te Deventer in het kraambed t Woensdag 17
Nov. 1641, huwt Deventer 19 Nov. 1637, ondertr. 28 Oct. Latnbertus lialewegh, zoon van
Ds. Hugo .Halewegh en van Aalije van Reil.
') Deze Egbert Jacobsen moet niet verward worden met een gelijknamigen Egbert Taeobsen, ged. Deventer 30 Sept. 1606, vader Jacob
.Egbersen wonende in de Vieesehhouwerateeg, moeder Merrfjtgen, huwt
Deventer 6 Dec. 1635, ondertr. 7 Oet. Trijntje Maas, dr. van Jan
Maas, bakker.
8
Hij hertrouwt Deventer 30 Mei 1643, ondertr.
6 Mei Margaretha Vos dr. van Jan Vos.
Inventaris van Lambert _Halewegh wedr. van Elske
Jacobs d.d. 29 Mei 1843, zie inventarissen Assenstr.
Dev. Archief.
Joannes Jacobsen, ged. Deventer 23 Apr. 1590
(de vader heet hier Jacob ten Brincic, overal elders
Jacob Egberts), t Deventer aan de pest Woensdag 31 Aug. 1636 en 2 Sept. in de Lebuinuskerk
begraven, van 1626-1636 gemeensman van Deventer voor de Bisschopstr., huwt Deventer 31. Dec
1615, ondertr. 16 Dec. Anna van der Weide, wed.
van Allart Tengnagel.
Uit dit huwelijk :
1°. Jacob, volgt IV.
IIIbis. Gerrit Jacobsen, geb. Deventer Donderdag 27 Febr.
1595, ged. aldaar 23 Mrt., t Deventer 27 Juli
1671, goudsmid, van 1613-1671 gemeensman van
Deventer voor de Assenstraat, diaken, ouderling
en lid van de achtenkamer, huwt 1$ Deventer 17
Juli 1625, ondertr. 11 Juni .Mechteld Wedaeus,
geb. te Zutphen 2 Sept. 1602, t in het kraambed
te Deventer 2 Juli 1626 en 5 Juli in de Lebuinuskerk begraven, dochter van Ds. Johannes Wedaeus en van Catharina Queijsen. Hij huwt 20
Zwolle 29 Apr. 1627, ondertr. Dev. 7 April Mechteld Schuijrmans, geb. Zwolle 16 Nov. 1600, t Deventer Zaterdag 2 Mrt. 1644 in de kraam en
7 Mrt in de Lebuinuskerk begraven, dochter van
Gerrit Schuijrman en van _Petertje 1V .N. Hij huwt
3$ Deventer 19 Dec. 1645, ondertr. 29 Nov. Elisabeth Jacobs, wed. van Willem Smits, t Deventer
aan een beroerte Maandag 13 Juni 1670 en 17
Juni in de Lebuinuskerk begraven.
Uit de eerste twee huwelijken :
1$. Johannes Jacobsen, geb. Deventer 22 Juni,
ged. 25 Juni 1626, 1 Deventer aan de pest op
Woensdag 12 Aug. 1629 en 14 Aug. in de
Lebuinuskerk begraven.
20. Peter Jacobsen, geb. Deventer 3 Juni, ged.
8 Juni 1628 8), f Deventer aan de pokken op
I) ,Mijn huijevrouwen vaeder ie pete geweest en mijn hu1jsvrouwen
broers vrouw suster Anneken, vaeder beefft gegeven 7 rijidalers en
2 spanscha matten tot een silver beker, en een brootien suijckere
voor het maeken, suster heeftt gegeven een steek goute weert 10
gulden met een rijxdaler".
4
Zaterdag 2 Jan. 1630 en 4 Jan. in de Lebuinuskerk begraven.
, volgt IVbis.
'hannes
3e.
40. Peter Jacobsen, geb. Deventer 7 Jan., ged.
9 Jan. 1631, t Deventer op Maandag 24 Dec.
1632 en 26 Dec. in de Lebuinuskerk begraven.
5°. Jacob Jacobsen, geb. Deventer 11 Oct., ged.
14 Oct. 1632, t Deventer aan de pest op Zaterdag 6 Aug. 1636 en 8 Aug. in de Lebuinuskerk begraven.
6e. Gerrit Jacobsen, geb. Deventer 12 Oct., ged.
18 Oct. 1635 4), t Deventer Maandag 12 Dec.
1636 en 16 Dec. in de Lebuinuskerk begraven.
70. Trijntje Jacobsen, geb. Deventer 29 Juni, ged.
2 Juli 1637, t Deventer in het kraambed op
Donderdag 9 Mei 1667 en 12 Mei in de Lebuinuskerk begraven, huwt Deventer 16 Mei
1666, ondertr. 21 April Med. Dr. Simon Tesschernaker, geneesheer te Deventer, lid van de
gezworen gemeente voor de Overstraat 16601673, weduwnaar van Margareta Arentsen en
zoon van den Deventer hoogleeraar Engelbert
Tesschenzaker. Hij hertrouwt Deventer 11 Febr.
1672, ondertrouw 22 Jan. met Magdalena van
Rodestein uit Zutphen.
8e. Gerrit, volgt IV ter.
90. Petertje Jacobsen, geb. Deventer 2 Dec., ged.
4 Dec. 1642, t aldaar Donderdag 8 Dec. 1642
en 11 Dec. in de Lebuinuskerk begraven.
IV. Jacob Jacobsen, ged. Deventer 27 Sept. 1619, provisor, lid van de gezworen gemeente te Deventer
voor de Bergstraat 1657-1673, huwt le Deventer
15 Aug. 1643, ondertr. 22 Juli Aaltje Vriese, dr.
van lVolter Vriese en van Aaltje Costers. Hij huwt
20 Deventer 22 April 1655, ondertr. 31 Mrt. Anna
Avercamp, wed. Gerrit Jans. Hij huwt 3• Deventer
26 Mei 1663, ondertr. 9 Mei Anna Booms, j.d.
van Wesepe.
Uit het late huwelijk 4 kinderen, die den ouden
geslachtsnaam ten Brink weer hebben
aangenomen en met hunne afstammelingen na de genealogie Jacobson behandeld warden.
„Gevaeders sijn gewest mijn vrouwen beijde broers Peter ende
broer Peter gegeven voor die pillegave een
Lucas Sehuijrrnan
heele rijder met een dubbelde rijxdaler, broer Lukas een Jacobus met
een dubbelde rijxdaler".
5
IVbis joannes Jacobsen, geb. Deventer 3 Dec. 1629, ge-
doopt 6 December 6 ), t Deventer Dinsdag 19
April 1670 en aldaar 25 April in de Lebuinuskerk begraven, van 1658 tot zijn dood lid van
de gezworen gemeente te Deventer voor de Engestraat, huwt Deventer 26 Jan. 1651, ondertr.
7 Dec. 1650 Geertrui Smits, dr. van Willem Smits
en van Eavabeth Jacobs en dus de dochter van
zijn stiefmoeder.
Geertrui Smits ondertrouwt Kampen 16 Apr.
1680, ondertr. Deventer 10 April Lambert Alatthijsen Hartogh, weduwnaar van Geurtje Goozens,
met wie hij 2 April 1658 te Kampen huwde.
Uit zijn huwelijk :
1.6. Willem Jacobsen, geb. Deventer 15 Nov., ged.
16 Nov. 1651, begraven Deventer Lebuinuskerk 28 April 1687, lid van de gezworen
gemeente te Deventer voor de Engestraat 1675
en 1676, huwt Deventer 30 Aug. 1681, ondertr. 6 Aug. llillegonda Berdenis, ged. Deventer 15 Oct. 1654, wed. van Johannes Poot,
verwalter richter van Bedingen en dochter
van Dr. Dirk Berdenis en van Henrica Rouse.
Zij hertrouwt Rockt' van Ecic, controleur te
Coevorden. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Zie boedelinventarissen De v. Archief 28 Juni 1694.
Jacobus Jacobsen, ged. Deventer 21 April 1653.
3°. Jacobus Jacobsen, geb. Deventer 4 April, ged.
20.
9 Apr. 1654, t een maand later.
46. Jacobus, volgt V.
50. Gerrit, volgt Vbi.s.
66. Elisabeth Jacobsen, geb. Deventer 6 Mrt., ged.
8 Mrt. 1660, j- Deventer aan de pest Donderdag 8 Nov. 1666 en 10 Nov. in de Lebuinuskerk begraven.
IVter. Gerrit Jacobsen, geb. Deventer 15 Apr., ged. 19
April 1640, t tusschen 13 Jan. 1671 en 23 Dee.
1673, huwt te Apeldoorn 27 Aug. 1665, ondertr.
Deventer 29 Juli 1665, attest. op Apeldoorn 21
Aug. 17 eronica Wilbrenninck, geb. Feb. 1640 6),
begraven Deventer Lebuinuskerk 20 Febr. 1692,
5) ,Cosijn Peter Boloffs borgemeijster tot Swol is gevaeder gewest,
heefft ons een silver schaele gegeven weert omtrent 82 guldens een
hensken in den kelder".
4) „Waren beide olt in haer 26 jaer, doch die brult omtrent 10
weecken older", aldus de aanteekening van zijn vader.
dochter van Bernardus Wilbrenninek, predikant
te Apeldoorn en van Antonia lot. Zij hertrouwt,
ondertr. Deventer 25 Nov. 1673, att. op Colmschate 24 Dec. met Aren t Arentsen, ged. Deventer
6 Juni 1644, begraven in de Lebuinuskerk 4 Dec.
1722, lid van de gezworen gemeente te Deventer
voor de Bergstr. 1675-1702, zoon van burgemeester A•ent Arentsen en van Aleida Boeien.
Inventaris van Feronica Wilbrennincks wed. zal.
Gerhardt Jacobs, zie inrent. Assenstr. 23 Dec. 1873
Dev. Archief.
Uit dit huwelijk :
Mechteid Jacobsen, geb. Deventer 9 Juni, ged.
10 Juni 1666, begraven Deventer Lebuinuskerk
13 Aug. 1749.
2e. Antonia Jacobsen, geb. Deventer 16 Sept., ged.
20 Sept. 1667, huwt Loenen (Geld.) 17 Nov.
1701, ondertr. Arnhem 29 Oct. Otto Wijnen. 7 )
30. Catharina Jacobsen, geb. Deventer 4 Nov., ged.
8 Nov. 1668.
4*. Bernardus Jacobsen, geb. Deventer 8 Jan., ged.
13 Jan. 1671, ingeschreven als student aan het
Deventer Athenaeum 26 Jan. 1687.
V. Jacobus Jacobsen, ged. Deventer 15 Juli 1655,
t Deventer 10 Juni 1724 en 15 Juni in de Lebuinuskerk begraven, koopman, lid van de gezworen gemeente voor de Assenstraat van 16821702, voor de Engestr. van 1703-1724, kerkmeester, huwt 1680, ondertr. Deventer 28 Febr.,
attest. op Wijhe 27 Mrt Judith van Souten uit
Harderwijk, t Deventer 27 Juli 1748 en 1 Aug.
in de Lebuinuskerk begraven, waarschijnlijk dochter
van Gerhardus van Souten 1. U. D. en van Jacomina Warners (doopboek Harderwijk 1649 —1674
ontbreekt).
Uit dit huwelijk :
1*. Gerhardt Jacobsen, ged. Deventer 17 Mei 1683,
waarschijnlijk t 18 Aug. 1748 (doodboek Wilp
1702-1750 ontbreekt), predikant te Wilp.
2e. Elisabeth Jacobsen, ged. Deventer 8 Febr. 1685,
t aldaar 7 Sept. 1765 en 12 Sept. in de Lebuinuskerk begraven.
Testamenten van Elisabeth Jacobsen d.d. 25 Aug.
7) Otto Wijnen, med D' te Arnhem, volgens een genealogie Wijnen
zoon van Johan Wijnen en van Elisabeth van Dans, geb. 1641, t 1708.
1751 en 14 Mei 1752, boek opene test. 1748/56.
Dev. Archief.
3°. Johannes, volgt VI.
V bis. Gerrit Jacobsen, geb. Deventer 15 Mrt., ged. 16
Mrt. 1658, t Deventer 27 Dec. 1724 en 2 Jan.
1725 in de Lebuinuskerk begraven, wijnkooper,
rentmeester van Mr. Geerts en Buskes klooster,
lid van de gezworen gemeente te Deventer van
1685-1702 voor de Overstraat, van 1703-1724
voor de Waterstraat, huwt Januari 1683 te Epe,
ondert. Deventer 16 Dec. 1682, att. op Epe Jan.
1683 (trouwb. Epe ontbreekt) Johanna Coopsen,
begr. Deventer Lebuinuskerk 25 Juli 1713, dochter
van Johannes Coopsen, predikant te Epe en van
■
Hester van Diest.
Testament van Gerrit Jacobsen d.d. 5 Febr. 1687,
boek van opene test. 1080-1704, Deventer Arob.
Uit zijn huwelijk :
le. Johannes Jacobsen, ged. Deventer 9 Oct. 1683.
2°. Hester Jacobsen, ged. Deventer 14 Oct. 1684.
30. Johannes Jacobsen, ged. Deventer 9 Apr. 1686.
Begraven Lebuinuskerk 26 Oct. 1685: kind
van Jacobsen aan de Merkt.
Begraven Lebuinuskerk 16 Juli 1686: Jacobsen
de wijnkoper lijn kint.
Begraven Lebuinuskerk 26 Nov. 1688: Gerhard
Jacobsens kind.
40. Hester Geertrui Jacobsen, ged. Deventer 18 Aug.
1687, begraven Deventer Lebuinuskerk 3 Mei
1721, huwt Deventer 13 Mrt. 1712, ondertr.
27 Febr. Willem Herman Elberfi I. II. D., ged.
Twello 4 Mei 1690, begraven Deventer Lebuinuskerk 25 Mrt. 1721, ingeschreven Dev. Athenaeum 1707, Leiden 16 Sept. 1709, lid van de
gezworen gemeente voor de Noordenbergstr.
1716-1721.
5°. Gerhard Joan, volgt Vlbis.
VI. Johannes Jacobsen 8 ), ged. Deventer 27 Febr. 1681,
t voor 21 Juni 1731, wijnkooper te Amsterdam,
huwt Amsterdam Walekerk 4 Febr. 1706, ondertr.
15 Jan. Jacomina Prijs, ged. Leerdam 25 Dec.
d door Johannes Jacobsen
8) De Amsterdamsche tak, vertegenwoordig
en zijn afstammelingen, is in deze genealogie behandeld voorzooverre
een oppervlakkig onderzoek, op het Amsterdamsche archief ingesteld,
daartoe de gegevens verschafte.
8
1685, t voor 21 Juni 1731, dr. van Dirk Prijs en
van Sara Jacobs Tuernhout.
Uit dit huwelijk :
10. Judith Jacoba Jacobsen, t voor 25 Aug. 1751,
ondertr. Amsterdam 8 Mei 1727, zij is dan 20
jaar oud, Wouter Sobbe, oud 34 jaar, zoon
van . . . Sobbe en van Maria Venenburg.
2°. Jacob, volgt VII.
3e. Leonard, volgt VII bis.
Vibis. Gerhard Joan Jacobson 9 ), I. U. D., ged. Deventer
7 Febr. 1690, begraven aldaar Lebuinuskerk 18 Oct.
1771, ingeschreven Deventer Athenaeum 13 Sept.
1706, Leiden 15 Sept. 1710, Harderwijk 23 Sept.
1712, geprom. aldaar 22 Sept. 1713, van 1714—
1718 lid van de gezworen gemeente te Deventer
voor de Assenstraat, van 1718-1771 burgemeester
van Deventer, oameraar, van 1725-1731 amptman van Colmschate, gecomm. admiraliteit Amsterdam 1729-1731, gecomm. generaliteitsrekenkamer
1732-1734, admiraliteit in Friesland 1734-1735,
Staten-Generaal 1735-1737, huwt Deventer 10
16 Jan. 1714 (ondertr. 30 Dec.) Elizabeth Ketjes,
geb. Deventer 4 Nov., ged. 6 Nov. 1690, t op de
Sranenkamp onder Diepenveen 24 Sept. 1751 en
29 Sept. in de Lebuinuskerk te Deventer begraven,
dochter van den gemeensman Arent Ketjes en van
Bernardina ten Rhijne. Hij huwt 20 te Wesepe
19 Juni 1758, ondertr. Deventer 3 Juni Aleijda
Catharina Aren tsen, ged. Deventer 22 Nov. 1693,
t aldaar 2 Oct. 1761 en 6 Oct. in de Lebuinuskerk begraven, weduwe van burgemeester Wielhelm
Marienburgh en dochter van den gemeensman Marten Arentsen en van Ilillegonda Snijders.
Geschilderde portretten van Gerhard Joan Jacob30n en van Elisabeth Ketjes berusten bij donder*
barmm van Plettenberg—Jacobson, den Haag.
Gerhard Joan Jacobson koopt 19 Juli 1738 de
kleine Hunne onder Averlo voor f 4610. Zie cohier
50e penning Coltriscbate.
Gerhard Joan Jaeobson en Elisabeth Ketjes dragen
10 Mei 1751 flyer: le een huis aan de Brink win
Dr Gerhard Willem Jacobson en Sara Henriette
Jordens, 2e een huis in de Po'str. aan Willem
Barthold van Hasselt, luit. van de cavallerie en
Bernhardina Jacobson. Dev. renuntiatieboekev.
9) Met hem begint de naamsverandering van Jacobsen in Tacobson
in zwang tn komen. De Amsterdamsehe tak blijft zich evenwel
Tacobsen noemen.
9
Inventaris opgemaakt door burgemr G. J. Jacob16 Juni 1758. Zie inventarissen Engestr. Dev.
Archief.
Test. van G. J. Jacobson en E. Ketjes d.d. 5 Mei
1750, geopend 26 Oct. 1771.
Test. van G. J. Jacobson d.d. 4 Apr. 1768, geopend 26 Oct. 1771. Boek van geopende test. II
397. Dev. Archief.
son
Uit zijn eerste huwelijk :
P. Johanna Jacobson, geb. 4 Oct., ged. 7 Oct. 1714,
t Lunteren 12 Febr. 1802, huwt Deventer 8 Oct.
1761, ondertr. 19 Sept. Dircic Suermondt, ged.
Wageningen 7 Mrt 1709, t Lunteren 17 Jan.,
begr. 23 Jan. 1768, van 1736-1768 predikant
te Lunteren, zoon van Willem Suermondt, burgemr van Wageningen, en van Cornelia van
&tien.
2.. Arend of Arnold Jacobson, geb. Deventer 6 Mei,
ged. 10 Mei 1716, ongehuwd 11 Jan. 1789,
ingeschr. Dev. Athenaeum 30 Jan. 1731, Leiden
.15 Sept. 1731 en 13 Sept. 1734, van 1732 —
1737 gemeensman voor de Bisschopstr., van
1737-1741 secretaris van Deventer, later krankzinnig geworden.
Hij bezat de kleine Hunne. Zie cahier 50e penning Golmschate 16 Febr. 1789 en 15 Juni 1790.
3*. Bernardina Jacobson, geb. Deventer 15 Juni,
ged. 16 Juni 1719, t Midwolde 13 Apr. 1784,
huwt Deventer 14 Febr. 1740 met att. van
Maastricht, ondertr. Deventer 30 Jan. Willem
Barthold van Rasselt, t te Leersum 26 April
1768 als luitenant-kolonel der cavallerie, zoon
van den majoor Jacob van Hasselt en van Ida
Geerbuid Ooms.
Mester Geertrui Jacobson, geb. Deventer 5 Mrt.
ged. 6 Mrt. 1721, begraven Deventer Lebuinuskerk 7 Nov. 1780, huwt Deventer 17 Dec.
1741, ondertr. 2 Dee. Hendrik Budde, ged.
Deventer 1 Febr. 1711, begraven aldaar Lebuinuskerk 19 Sept. 1772, lid van de gezworen gemeente voor de Overstraat 1738-1772,
zoon van Benricus Budde en van Rosalina
Westenberg.
5e. Gerhard Willem, volgt Vilter.
6°. Anna Jacoba Jacobson, geb. Deventer 13 Febr.,
ged. 14 Febr. 1725, t Deventer 4 Mei 1726
en 7 Mei in de Lebuinuskerk begraven.
10
7.. Anna Mechtelina Jacobson, geb. Deventer 3
April, ged. 4 April 1728, begraven Deventer
Bergkerk 27 Nov. 1745.
8e. Jan Hendrik, volgt Vliqualer.
9e. Een doodgeboren zoon, geb. Deventer 15 Dec.
1732, begraven Lebuinuskerk 19 Dec.
VII. Jacob Jacobsen, is bij zijn huwelijk 23 jaar, huwt
1731, ondertrouw Amsterdam 21 Juni Alida Sobbe,
oud 24 jaar. Haar ouders zijn overleden.
Uit dit huwelijk :
1 Johannes Jacobsen, ged. Amsterdam Nieuwe
kerk 18 Juli 1731.
2e. Jacob Jacobsen, ged. Amsterdam Nieuwe kerk
19 Mei 1734.
3*. Maria Jacomina Jacobsen, ged. Amsterdam
Westerkerk 19 Oct. 1736.
4°. Jacob Gerhardus Jacobsen, ged. Amsterdam
Nieuwe kerk 26 Juli 1741. Hij wordt genoemd
in het testament van juiir. Elisabeth Jacobsen
d.d. 25 Aug. 1751 (zie V 20) en Heet daar
oenigate zoon van neef Jacob Jacobsen".
Virbis. Leonard Jacobsen, is bij zijn huwelijk 26 jaar,
huwt 1739, ondertrouw Amsterdam 3 April Cornelia Looien, uit Amsterdam, oud 25 jaar. Haar
ouders zijn overleden.
Uit dit huwelijk:
I.e. Johannes Jacobsen, ged. Amsterdam 19 Juni
1737.
2e. Philip Antonij Jacobsen, ged. Amsterdam Oude
kerk 12 Febr. 1741.
3°. Johannes Jacobsen, ged. Amsterdam Westerkerk 13 Jan. 1743.
4°. Jacomina Catharina Jacobsen, ged. Amsterdam
Nieuwe kerk 11 Nov. 1744.
5°. Philip Antonij Jacobsen, ged. Amsterdam Nieuwe
kerk 17 Apr. 1746.
6°. Philip Antonij Jacobsen, ged. Amsterdam Nieuwe
kerk 19 Juli 1747, wordt vermeld in het bovengenoemde test. van juffr. Elisabeth Jacobsen
d.d. 25 Aug. 1751.
7.. Jacomina Catharina Jacobsen, ged. Amsterdam
Nieuwe kerk 6 Sept. 1750, wordt vermeld
in het test. van juffr. Elisabeth Jacobsen d.d.
14 Mei 1752.
8°. Jan Gerrit, volgt VIII.
11
Vitter. Gerhard Willem Tacobson, I. U. D., geb. Deven-
ter 4 Dec., ged. 6 Dec. 1722, begraven Deventer
Lebuinuskerk 15 Mei 1798, ingeschreven Dev.
Athenaeum 5 Febr. 1738, Utrecht 1743, geprom.
te Utrecht op eens dissertatie de Veteranis 17
Juni 1743, lid van de gezworen gemeente te Deventer voor de Bisschopstr. 1743 — 20 Sept. 1787,
toen ontslagen, huwt Deventer 11 Juli 1745 Franeche kerk, ondertr. 26 Juni Sara Henriette fordens,
ged. Deventer 26 April 1722, begraven aldaar
Lebuinuskerk 24 Jan. 1785, dr. van Johan Tordens, I. U. D., schout van Colmschate en van
Antonetta Braakman.
Dr. G. W. Jacobson en vrouwe S. H. Jordens
verkoopen 31 Mrt. 1778 een huis met schuur en
hof de Oliemole genaamd aan de Houtmarkt. Zij
verkoopen 4 Nov. 1782 een huis op de Engestr.
Mr. Gerhard Willem Jacobson verkoopt 9 Jan. 1792
een hof over de IJssel en een akker land buiten
de Brinkpoort en 9 Mei 1792 een hot over de
IJssel. Dev. renuntiatieboeken.
Testament van G. W. Jacobson en S. H. Jordens
d.d. 31 Mrt. 1778, geopend 18 Mei 1798, boek van
geopende test. IV pag. 1. Dev. Archief.
Uit dit huwelijk :
le. Gerhard Joan, volgt VIIIbis.
2e. Antonetta Bern ardina Jacobson, ged. Deventer
28 Nov. 1747, begraven Deventer Bergkerk
26 Sept. 1750.
30. Elisabeth Jacobson, ged. Deventer 15 April
1749, t aldaar 7 Febr. 1797 en 10 Febr. in
de Bergkerk begraven, huwt Deventer 19 Dec.
1766, ondertr. 27 Nov. Hernardus Albers, stads
med. doctor te Deventer, ged. Twello 22 Dec.
1737, t Deventer 10 April 1780 en 15 April
in de Lebuinuskerk begraven, ingeschreven
Dec. Athenaeum 21 Sept. 1756, zoon van Jan
Coenraad Albers en van Johanna van der Bouw.
Test. van E. Jacobson en B. Albers, geopend 27
Febr. 1797. Boek geopende test. III pag. 503.
Dev. Arch.
Vrouwe Elisabeth Jacobson wed. med. Dr. Bernardus Albers koopt 15 Aug. 1782 een hu's aan de
troornarkt. Renuntiatieb.
40. Joan, volgt VIIIter.
50. Jacob .Tacobson, ged. Deventer 6 Mei 1753, begr.
Deventer Bergkerk 8 Juni 1753.
12
6•. Antonetta Bernardina Jacobson, ged. Deventer
7 Oct. 1759, t 8 Juni 1806, huwt Olst 15 Mei
1780, ondertr. Deventer 27 April 1780 Mr.
Joan Derk Hagedoorn, ged. Deventer 24 Juli
1755, begraven aldaar Bergkerk 28 Sept. 1788,
ingeschr. Dev. Athenaeum 12 Juli 1773, Leiden
16 Sept. 1776, rentmeester van Diepenveen en
lid van de gezworen gemeente te Deventer
voor de Waterstr. 1784-20 Sept. 1787, toen
ontslagen, zoon van Burgemeester Ilenrik
gedoorn, I. U. D., en van Anna Mechteld Sina
Jordens.
Zij hertrouwt Deventer 29 Jan. 1795, ondertr.
8 Jan. Rendrik Budde, ged. Deventer 12 Dec.
1748, t op het Zand onder Wilp 6 Jan. 1829,
lakenkoopman te Deventer, lid van de gezworen
gemeente voor de Engestr. 1783-20 Sept. 1787,
toen ontslagen, lid van het Intermediair Administratief Bestuur van Overijssel, weduwnaar
van Gesina Grim en zoon van den gemeensman
Rendrik Budde en van Hester Geertrui Jacobson.
Mr Joan Derk Hagedoornen Anton. Bern. Jacob-
son koopen 17 Aug. 1787 van de erfgenamen van
Joost Jordens het prioraat op den Berg. Dev.
renuntiatieboeken.
ged. Deventer 11 Mei
1730, begraven aldaar Lebuinuskerk 5 Sept. 1807,
ingeschreven aan het Dev. Athenaeum 9 Sept. 1746,
wijnkooper, lid van de gezworen gemeente te
Deventer voor de Engestr. 1777-20 Sept. 1787,
toen ontslagen, huwt Wesepe 12 Jan. 1756, ondertr.
Deventer 27 Dec. 1755 Debora Jordens , ged.
Deventer 14 Oct. 1731, t 15, begr. aldaar in de
Lebuinuskerk 19 Juli 1806, dr. van Herman Jordens
❑IIquater. Jan Rendrik Jacobson,
en van ,Sina Maria
Royer.
Jan Hendrik Jacobson en Debora Jordens cedeeren
2 Dec. 1799 bun huis in de Polstr. aan Hendrik
Jacobson en Maria Regina Strauwitz. Dev. renuntiatieboeken.
Uit dit huwelijk :
1•. Mr. Gerrit Jan Jacobson, ged. Deventer 4 Aug.
1757, t Amsterdam 28 Oct. 1816, ingeschreven
Dev. Athenaeum 9 Juli 1773, Leiden 11 Sept.
1777, lid van de gezworen gemeente te Deventer voor de Bergstr. 1783-1786, burgemeester van Deventer 1787, directeur der
13
Marine op de lil aze 1795 en volgende jaren,
in 1801 lid van de Raad van Marine, Voorz.
van de Staatscommissie tot het ontwerpen van
een Strafwetboek voor de Zeemacht 1808,
Voorz. van de commissie voor het Grootboek
der Nationale Schuld, lid van de Algemeene
Rekenkamer, huwt Leiden 9 April 1798 (afk.
Deventer 25 Mrt., Leiden 24 Mrt.) Catharina
Jacoba van lies, geboren Utrecht 2 April 1771,
ged. Domkerk 17 Apr., t 1 Mrt. 1850 op den
huize Groenhoven onder Zuilen, weduwe van
Dr. Joachim de Sandra en dr. van Jacob van
Nes van Meerkerk en van Catharina Nieuwenhuis.
Uit dit huwelijk 6 kinderen, allen jong overleden.
2*. een doodgeb. kind, begr. Lebuinuskerk Deventer 14 Nov. 1758.
30. Herman Jacobson, ged. Deventer 15 Jan. 1760,
luitenant ter zee, omgekomen in 1784 bij het
vergaan van de Ajax, ondertr. Deventer 25
Sept. 1784 Gosewina Barthoida Rekker, geatt.
naar Amsterdam 27 Sept. 1784.
Zie over hem en zijn bruid Gosewina Bartholda
Mekker resolutie van de Staten van Holland van
8 April 1785 in Navorscher 1923 pag. 224.
46. Jan Jacobson, ged. Deventer 11 Dec. 1761,
begr. aldaar Bargkerk 10 Nov. 1762.
5°. Johanna Catharina Jacobson, ged. Deventer 14
Jan. 1763, begr. aldaar Bergkerk 4 Febr. 1763.
66. Elisabeth Jacobson. ged. Deventer 1 Febr. 1764,
begr. aldaar Bergkerk 23 Aug. 1765.
76. Renrik, volgt VIIIquater.
86. Arend Jacobson, ged. Deventer 14 Juni 1768,
begraven aldaar Bergkerk 28 Juni 1768.
90. Sina Maria Jacobson, ged. Deventer 18 Mrt.
1772, t Deventer 25 Sept. 1859.
VIII. Jan Gerrit Jacobsen, ged. Amsterdam Westerkerk
24 Dec. 1758, huwt Margareta Willemina van
Keulen, ged. Amsterdam Oude Kerk 11 Mrt. 1757,
dr. van Gerard van _keulen en van Elisabeth Ja-
coba Alulexius.
Uit dit huwelijk :
1*. Leonard Cornelis Jacobsen.
2". Jacoba Gerharda Jacobsen, huwt Mei 1808 10 afk.
Deventer 8 Mei Gerrit Willem Hagedoorn, makelaar te Amsterdam, ged. Deventer 30 Jan.
1785, zoon van Mr. J oan Derk Hagedoorn en
14
van Antonetta Bernardina Jacobson. Zij hertrouwt H. P. Berlage, wedr. M . E. de Boer.
Vlilbis. Dr. med. Gerhard Joan Jacobson, ged. Deventer
8 April 1746, .1. stad Vollenhove 25 Aug. 1797, ingeschr. Deventer Athenaeum 6 Nov. 1761, Utrecht
26 Mei 1770, lid van de gezworen gemeente te
Deventer voor de Bergstr. 1780-1782, dokter te
Vollenhove, huwt Utrecht 23 Juni 1779, onderin
Deventer 5 Juni Gijsberta vun Eé, geb. Utrecht 20
Mei 1757, .1. stad Vollenhove 16 Juni 1817, dochter
van Hubert van Eé en van Dora Geertrui can
Klaveren.
Geschilderde portretten van G. J. Jacobson en
G. van Eé hebben berust bij den Heer G. W.
Jacobson, t Arnhem 19 Mrt. 1919 en zijn na diens
dood met den inboedel verkocht.
Uit dit huwelijk :
le. Gerhard Willem, volgt IX.
2e. Dora Geertruida Jacobson, ged. Deventer 25
Aug. 1782, t stad Vollenhove 5 Mrt 1864.
3e. Mr. Huibert Jacobson, geb. 12, ged. stad Vollenhove 19 Sept. 1784, t Almelo 17 J an. 1856,
ingeschreven Utrecht 14 Sept. 1807, maire van
Wierden, van 1816-1839 rechter, van 1839
tot zijn dood president van de rechtbank te
Almelo.
4e. Gerhard J oan Jacobson, geb. 12, ged. stad Vollenhove 26 Dec. 1785, t aldaar 16 Jan. 1869, burgemeester van stad Vollenhove tot 1841, heemraad
van het waterschap Vollenhove, huwt stad Vollenhove 6 Aug. 1813 Maria &riek, ged. stad
Vollenhove 8 Dec. 1779, t aldaar 11 Febr. 1845,
dr. van burgemr Joan Reinhard Strick en van
Elisabeth Geertruyd Strick.
56. Sara Renrietta Jacobson, geb. 3, ged. stad Vol-
lenhove 13 Jan. 1788, t aldaar 22 Oct. 1870.
6e. Anna Margareta Jacobson, geb. 12, ged stad
Vollenhove 20 Dec. 1789, t Vollenhove 22 Juli
1810.
7 Petronella lannetta Jacobson, geb. 4, ged. stad
Vollenhove 13 Febr. 1793, t Wijhe 27 Febr.
1875, huwt stad Vollenhove 6 Aug. 1840 Leendert Pieter Brocx, ged. te Gellen (N.-11r.) 20 Juni
1790, f Apeldoorn 20 Jan. 1864, rijksontvanger,
weduwnaar van Jacqueline Pauline Brocx en
zoon van Willem Leendert Brocx, secretaris van
15
Geffen en Nuland en van Josijna Margaretha
Bronkhorst.
8e. Anton Bernhard, volgt IX
.
90. Joan Jacobson, ged. stad Vollenhove 3 Dec
1797, overluid Vollenhove 14 Sept. 1798.
Oct. 1751,
\giller. Mr. Joan JacobEon, ged. Deventer 22
. AtheDev
f Deventer 27 Jan. 1825, ingeschreven
2, adnaeum 26 Juni 1766, Leiden 11 Sept. 177
enter
vocaat, lid van de gezworen gemeente te Dev 7,
178
t
Sep
0
voor de Noordenbergstr. 1781-2
7-1794,
burgemeester van Deventer 20 Sept 178
onder
gecomitteerde ten landdage van Overijssel, Devan
er
eest
gem
koning Willem I opnieuw bur
i 1778,
venter 1820/1821, huwt Deventer 11 Me
ler.
ged.
ondertr. 23 April Theodora Mechteld Tich
i 1833,
Deventer 11 Aug. 1748, t Wijhe 15 Jul
kink.
Diti
rta
elbe
Eng
dr. van Jacob Tichler en van
Joan Jacobson en Dorothea Tichler knopen 24
str.
Mrt. 1780 een huis in de Lange Bisschop
Jacobson
beth
Elisa
van
1790
Zij koopen 14 Mei
hof buien
erve
een
rs
Albe
s
Wed. Dr. Bernardu
n met
oope
verk
Zij
en.
Lind
de
r
onde
t
ten de Duimpoor
eroud
de
de andere erfgenamen 80 April 1799 uit
een
ven,
lijke boedel : het ouderlijke huis op de Gra
ergstr.
houtschuur en twee huisjes in de Norenb
Dev. renuntiatieboeken.
Uit zijn huwelijk:
Mei
Gerhard Willem Jacobson, ged. Deventer 30
1779.
enter 5
2•. Engelberla Jacoba Jacobson, ged. Dev t Dehuw
4,
Nov. 1780, t Wijhe 19 April 182
bson,
venter 10 Dec. 1809 Gerhard Willem Jaco
Juli
ged. Deventer 7 Sept. 1780, t Wijhe 26
.
1868, ingeschreven Dev. Athenaeum 11 Aug
evred
1
181
in
1795, Harderwijk 1 Sept. 1800,
er
richter te Goor, van 1811-1815 markericht
d.
van Holten, notaris te Wijhe, zoon van Me a
bert
Gijs
van
en
on
obs
Dr. Gerhard Joan Jac
i 1830
van Eé. Hij hertrouwt te Dordt 14 Me
zijner
er
met Elisabeth Antoinette Jacobson, zust
eerste vrouw. Zie 8e hieronder.
enter 28
3'. Sara Henrietta Jacobson, ged. Dev 18 Jan.
erk
usk
uin
Juli 1782, begr. aldaar Leb
1799.
, ged. De4°. Hendrika Iheodora Aleida Jacobson
1
16
venter 16 Oct. 1783, begr. aldaar Lebuinuskerk
Juli 1794 10).
50. Elisabeth Antoinetta Jacobson, ged. Deventer
24 Aug. 1785, begr. aldaar Lebuinuskerk 4 Juli
1789.
6°. Theodora Mechteld Jacobson, ged. Deventer 16
Dec. 1787, begraven aldaar Lebuinuskerk Juli
1794 10).
7°. Johanna Anna Jacobson, ged. Deventer 11 Mrt
1789, begr. aldaar Lebuinuskerk Juli 1794 10).
8°. Elisabeth Antoinette Jacobson, ged. Deventer
29 Dec. 1790, t Wijhe 6 Nov. 1857, huwt
Dorth 14 Mei 1830 Gerhard Willem Jacolmon,
notaris te Wijhe, weduwnaar van haar zuster
Engelberta Jacoba; zie hierboven onder 28.
Vffiquater. ilenrilc Jacobson, god; Deventer 27 Dec.
1765, t Deventer 6 Mei 1828, adelborst 1799,
luitenant ter zee 1782, kapitein luitenant ter zee
1793, kapitein 2° klasse 1799, ontslagen 1801,
huwt Deventer 3 Mrt. 1799, ondertr. 17 Febr.
Maria Regina von Strauwitt, ged. Engelsche kerk
's Gravenhage 17 Aug. 1777, t Deventer 24 Febr.
1845, dr. van Charles von Strauwitz en van Caro-
lina Gautier.
Uit dit huwelijk:
1°. Debora Anna Jacobson, geb. 5, ged. Deventer
14 Juni 1801, t aldaar 13 Aug. 1820.
IX. Gerhard Willem Jacobson, ged. Deventer 7 Sept.
1780, i Wijhe 26 Juli 1868, ingeschreven Dev.
Athenaeum 11 Aug. 1795, Harderwijk 1 Sept. 1800,
in 1811 vrederichter te Goor, van 1811-1815
markerichter van Holten, notaris te Wijhe, huwt
le Deventer 10 Dec. 1809 Engelberta Jacoba Jacobson, ged. Deventer 5 Nov. 1780, t Wijhe 19 April
1824, dochter van burgemr Mr Joan Jacobson en
van Iheodora Mechteld Tichler. Hij huwt 2° te
Dorth (kring van Dorth, thans gemeente Gorssel)
14 Mei 1830 Elisabeth Antoinette Jacobson, ged.
Deventer 29 Dec. 1790, t Wijhe 6 Nov. 1857,
zuster zijner eerste vrouw.
Uit het 1° huwelijk:
1'. Gijsberta Gerarda Johanna Jacobson, ged. Bath10) In de Lebuinuskerk werden op 5 Juli, 10 Juli en 28 Juli 1794
begraven een kind van burgera. Teen Tacobson zonder verdere vermelding van den naam.
1.7
men 15 April 1810, t Wijhe 28 Juni 1812.
2°. Joan Theodoor Jacobson, ged. Goor 17 Oct.
1811, t Wijhe 18 April 1812.
3°. Gijsberta Gerarda Johanna Jacobson, geb. Wijhe
1 Apr. 1814, t Arnhem 29 Oct. 1889.
4°. Joan Theodoor Jacobson, geb. Wijhe 13 Jan.
1816, t Wijhe 19 Dec. 1880, candidaat notaris.
5•. Gerhard Joan Jacobson, volgt X.
6*. Theodora Mechteld Jacobson, geb. Wijhe 24 Oct.
1820, t aldaar 13 Oct. 1822.
70. Willem Jacob Jacobson, geb. Wijhe 31 Juli 1822,
t aldaar 8 Juni 1865, koopman in Ned. Indië.
IXbis. Anton Bernhard Jacobson, ged. Vollenhove 6 Mei
1795, j Hellendoorn 16 Mrt 1834, van 1823-1831
notaris te Lunteren, van 1832-1834 te 11 ellendoorn,
huwt 19 Wijhe 19 Juni 1824 Rosina Anna de Ridder,
geb. Zwolle 16 Juli, ged. 19 Juli 1804, t Lunteren
11 Jan. 1825, dr. van Jan de Ridder en van Christina Baijens; hij huwt 2' te Rhenen 26 Juli 1827
Gerharda Maria Sandbrink, geb. te Gemen in
Pruissen 2 Jan. 1804, t Rhenen 14 Mrt 1859, dr.
van Franciscus Gerardus Sandbrink en van Jo-
hanna van Bede.
Uit het 243 huwelijk :
15. Gerhard Joan Jacobson, geb. Lunteren 19 April
1828, t Schiedam 1 Sept. 1883, ingeschreven
aan het Deventer Athenaeum 8 Jan. 1854, directeur van de Stearine Kaarsenfabriek Apollo
te Schiedam.
2e, Johanna Jacoba Henriette Jacobson, geb. te
Lunteren 30 Augustus 1829, 1. Veenendaal 5
Febr. 1907, huwt Rhenen 29 April 1869 Johannes Boonzaaijer, geb. Veenendaal 17 Nov.
1831, f Rhenen 6 Dec. 1899, horlogemaker,
zoon van Gerrit Boonzaa&r en van Adriaan-
tje van de Haar.
3°. Gijsbarta Elizabeth Antoinetta Jacobson, geb.
Hellendoorn 15 Juni 1832. Zij leeft nog 1
Sept. 1883.
X. Gerhard Joan Jacobson, geb. Wijhe 16 Jan. 1818,
t Arnhem 11 Mrt. 1899, ontvanger der registratie
en domeinen, huwt Schagen 1 Aug. 1854 Johanna
Mechteld Wijnen, geb. Culemborg 1 Aug. 1824,
t Arnhem 21 Febr. 1900, dr. van Gijsbert Karel
Wijnen en van Johanna Garolina Hubertha de Witt.
Uit dit huwelijk:
-,••••e"
18
10_ Gerhard Willem Jacobson, geb. Schagen 5 Sept.
1855, f Arnhem 19 Mrt. 1919.
2.. Johanna Carolina Rubertha Jacobson, geb. te
Wijk bij Duurstede 7 Oct. 1857, huwt Arnhem 29 Juni 1882 Alexander Leonard baron van
Plettenberg, geb. Zwolle 11 Oct. 1847, t den
Haag 25 Juli 1903, redacteur van het Vaderland, zoon van Alexander Coenraad baron van
Plettenberg en van _Elisabeth Maria Cornelia
Johanna Douglas. ('s-Gravenhage).
ten Brink.
Jacob Jacobsen (zie pag. 4 onder IV) huwt
le Aaltje Vriese. Uit dit huwelijk 4 kinderen, die
den ouden geslachtsnaam ten Brink weer aangenomen hebben :
1.. Joan ten Brink, ged. Deventer 21 Juni 1644,
begraven aldaar Lebuinuskerk 3 April 1719,
huwt Almen 1676, ondertr. Deventer 5 Aug.
1676, naar Almen geatt. 28 Aug. (in de acte
heet hij Joannes Jacobs ten Brinck soon van
wijlen Jacob Jacobsen ten Brinck) A leijda Gelinck,
ged. Deventer 26 Juli 1657, begr. aldaar Lebuinuskerk 29 Dec. 1730, dr. van burgemr
Wilhelm Gelinck en van Joanna Aersen.
Uit dit huwelijk :
Jacobus ten Brink, ged. Deventer 22 Aug.
1677, waarschijnlijk dezelfde als begr. Deventer Lebuinuskerk 21 Oct. 1700.
2•. Aeltien ten Brink, ged. Deventer 30 Mrt. 1646.
3.. Anna ten Brink, ged. Deventer 4 Juli 1647,
begr. aldaar Lebuinuskerk 7 Mei 1731, huwt
Deventer 8 Aug. 1671, ondertr. 15 Juli (in
de acte heet zij Anna Jacobs evenals bij den
doop van hare kinderen, doch komt ook als
Anna ten Brink voor) Berent Dapper, ged.
Deventer 27 Sept. 1640, begraven aldaar Lebuinuskerk 27 Juni 1707, lid van de gezworen gemeente te Deventer voor de Assenstraat
1681-1702, provisor van het Groote Gasthuis,
weduwnaar van Reinira Verstege en zoon van
den gemeensman Bitter Dapper en van Chris-
tina Etsinck.
4.. Wolter, volgt V.
5.. Jacob, ged. Deventer 13 April 1654.
V. Wolter ten Brink, ged. Deventer 30 Jan. 1649, be-
19
graven aldaar Lebuinuskerk 30 Jan. 1725, lid van de
gezworen gemeente te Deventer voor de Assenstr.
1675-1676, Bergstr. 1701-1702, griffier van de
ridderschap van Overijssel vanaf 15 April 1707,
huwt naar buiten geattesteerd 25 Oct. 1685, ondertr. Deventer 10 Oct. (in de acte heet hij Wolterns ten Brincke soon van wijlen Jacob Jacobsen
ten Brincke) Elisabeth van Lennep, ged. Deventer
1 Sept. 1664, begraven aldaar Lebuinuskerk 25
Dec. 1730, dr. van burgere Johan van Lennep
en van Anna van Suchtelen.
Uit dit huwelijk :
19. Hermanna Aleida ten Brink, ged. Deventer 22
Aug. 1686.
2e. Johan Abraham ten Brink, ged. Deventer 6
Nov. 1687, begr. aldaar Lebuinuskerk 22 April
1709.
3a. Jacob ten Brink, volgt VI.
4°. Aleijda ten Brink, ged. Deventer 13 Dec. 1692,
begr. aldaar Lebuinuskerk 29 Mei 1769, huwt
Deventer 13 Dec. 1716 Waalsche kerk, ondertr.
28 Nov. Christoffel IJssel, kapitein der artillerie
13 Nov. 1717, ged. Deventer 23 Dec. 1688,
begraven aldaar Lebuinuskerk 19 Febr. 1761,
zoon van luit.-kol. Hendrik IJssel en van Aleijda
.Margaretha Brttijns.
5°. Gijsbert ten Brink, 1. U. D., ged. Deventer 2 Nov.
1698, begraven aldaar Lebuinuskerk 4 Mrt
1745, ingeschreven aan het Dev. A.thenaeum
25 Sept. 1715, van 1719-1745 lid van de gezworen gemeente te Deventer voor de Bisschopstr., griffier van de kenen van Overijssel,
als hoedanig hij 10 Juli 1722 den eed aflegde.
VI. Jacob ten Brink, 1. U. D., ged. Deventer 9 Juni
1690, begraven aldaar Lebuinuskerk 14 Sept. 1757,
ingeschreven aan het Dev. Athenaeum 17 Febr.
1706, van 1712-1716 lid van de gezworen gemeente voor de Bergstraat, van 1716-1757 burgemeester van Deventer, cameraar, raad en generaal
meester der munt, gecommitteerde ten landdage
van Overijssel en tot den Raad van State, huwt
Deventer 14 Juni 1716 Waalsche Kerk, ondertr.
30 Mei Mechteld Theodora IJssel, begraven Deventer
11. Nov. 1751 in de Lebuinuskerk, dochter van
luit. kol. Bendrik IJssel en van Aleijda Margaretha Bruijns.
20
Test. van Jacob ten Brink en Mechteld Theodora
IJssel. Zie boek van geopende test. I 324. Dev.
Archief.
Uit dit huwelijk:
le. Silvester Aemilius, volgt VII.
2e. 11 illem Arnold ten Brink, ged. Deventer 2 Oct.
1718, begraven aldaar Lebuinuskerk 16 Oct.
1719.
3°. Willem Arnold ten Brink, ged. Deventer 19 Oct.
1719, begraven aldaar Lebuinuskerk 13 April
1722.
4°. Jan Abraham ten Brink, ged. Deventer 29 Dec.
1720, begr. aldaar Lebuinuskerk 4 Juni 1735.
. Christoffel Theodorus ten Brink, ged. Deventer
5■
15 Febr. 1722.
6°. intiem Arnold ten Brink, ged. Deventer 10 Oct.
1723, begr. aldaar Lebuinuskerk 9 Oct 1726.
7°. Anna Susanna ten Brink, ged. Deventer 8 Mrt.
1725, begraven aldaar Lebuinuskerk 25 Nov.
1788, huwt Deventer Fransche Kerk 10 Mrt.
1748, ondertrouw 24 Febr. Adam Persoon, I. U.
D., ged. Deventer 29 Jan. 1726, t 11 Januari,
begr. Deventer Lebuinuskerk 15 Jan. 1801,
bijna 75jaar oud, ingeschreven Dev. Athenaeum
25 Sept. 1741, Harderwijk 16 Sept. 1743 en
en 15 Mrt 1745, lid van de gezworen gemeente
te Deventer voor de Polstraat 1743-20 Sept.
1787, toen ontslagen, rentmeester van het kapittel van Lebuinus, schout van Colmschate,
zoon van den Deventer burgemr Antonij Joan
Persoon, I. U. D., en van Ilendrica Jordens.
8°. Beatrix Antonia Henrietta ten Brink, ged. Deventer 6 Aug. 1726, begr. aldaar Lebuinuskerk
4 Juni 1735.
9°. Willem Arnold ten Brink, ged. Deventer 11 Jan.
1728, begr. aldaar Lebuinuskerk 30 Juli 1728.
VII. Silvester Aetnilius ten Brink, I. U. D., ged. Deventer 9 Sept. 1717, begraven aldaar Lebuinuskerk 9 Febr. 1754, ingeschreven als student aan
het Dev. Athenaeum 6 Febr. 1733, Utrecht 1737,
lid van de gezworen gemeente te Deventer voor
de Bergstr. 1734-1753, griffier van de leenen
van Overijssel, rentmeester van de proostdij en
van de Boedekeriaansche goederen, huwde 2 Sept.
1739 Kampen, ondertr. Deventer 15 Aug., attest
naar Kampen 30 Aug., Anna Mechteld Roelinck,
1-
21
ged. Kampen 5 Sept. 1717, begr. Deventer Lebuinuskerk 8 Juli 1796, dr. van Herman Willem
Roelinek en van Anna Maria Eekhout.
Test. van S. X. ten Brink en van A. M. Roelinck
d.d. 19 Juli 1742, geopend 12 Mei 1762, boek
van geopende test. II 141. Dev.
Vrouwe A. M. Roelinck wed. ten Brink verkoopt haar hof buiten de Brinkpoort 18 Juli
1783. Dev. ren untiatieboeken.
Uit dit huwelijk :
le. Jacoba Willemina Aleijda ten Brink, ged. Deventer 6 Juni 1740, begr. Lebuinuskerk aldaar
7 Sept. 1746.
2•. Anna Maria ten Brink, ged. Deventer 16 Juli
1741, huwt Colmschate 19 Febr. 1771, ondertr.
Deventer 31 Jan. Absalom Verborg, ged. Gouda
7 Dec. 1742, t Amsterdam 9 Mrt. 1797, predikant te Westgraftdijk 1766, Winkel 1768,
Deventer 1769, Amsterdam 1782, zoon van
Frederik Verborg en van Maria van der Beek.
3e. Alechteld Theodora ten Brink, ged. Deventer
Lebuinuskerk 25 Sept. 1742, i Diepenveen 11
Nov. 1816, huwt Deventer Fransche Kerk 1.8 Juli
1762, ondertr. 3 Juli Rudolf Jordens, I. U. D.,
ged. Deventer 13 Nov. 1732, t op den huize de
Bannink onder Colmschate 5 Oct. 1797, begr.
Deventer Lebuinuskerk 9 Oct., ingeschreven Dev.
Athenaeum 29 Jan. 1749, Leiden 17 Sept 1753,
lid van de gezworen gemeente te Deventer voor
de Bergstraat 1754-20 Sept. 1787, toen ontslagen, landrentmeester van Twenthe, zoon van
burgemr Rerman Joan Jordens en van Rudol-
phina Johanna Daendels.
4°. Harmen Willem ten Brink, I. U. D., ged.
Deventer 21 Juni 1744, begraven aldaar Lebuinuskerk 16 Febr. 1770, ingeschreven aan
het Deventer Athenaeum 27 Jan. 1761, Utrecht
1766, lid van de gezworen gemeente te Deventer
voor de Polstr. 1764-1769, verwalter scholtus
van Colmschate.
5.. Jacob ten Brink, ged. Deventer 25 Jan. 1746,
begr. Lebuinuskerk 5 Juli 1748.
6.. Walter IJssel ten Brink, tweeling met den voorgaande, ged. Deventer 25 Jan. 1746, begraven
Lebuinuskerk 5 Juli 1748.
7.. Antonij ten Brink, 1. U. D., ged. Deventer 21 Mei
Overgedrukt uit „De Nederlandsche Leeuw",
Maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap
voor Geslacht- en Wapenkunde, 1940.
Bijdrage tot een genealogie
Van Oldenbarnevelt '),
door MR. W. DE VRiEs.
1. Inleiding.
§ 1. Aan de onderzoekingen van wijlen onzen oud-voorzitter, den heer J. D. Wagner, danken wij een tweetal „Bijdragen tot de kennis van Johan van Oldenbarnevelt en zijn
geslacht", gepubliceerd in de jaargangen 1915 en 1918 van
ons Maandblad. In deze artikelen voerde de „Kolonel" de
afstamming van den grooten „advocaet" en zijn broers en
zusters (allen kinderen van Gerrit van Oldenbarnevelt en
Deliana van Weede), op grond van authentieke gegevens op
tot hun grootvader Reyer van Oldenbarnevelt, vermeld 14941532, is dood 1535, gehuwd met Geertruyd Verbrugh. Aan het
geslacht Van Oldenbarnevelt genaamd Witte Tullingh heeft
uiteraard de redactie van het Ned. Adelsboek eenige malen
ernstig de aandacht gewijd. De samenhang van dit geslacht
met dat van Johan van Oldenbarnevelt zou, na diens dood en
de samenzweering van zijn zonen; aanvankelijk opzettelijk
verborgen zijn gehouden, doch werd later, toen de grootheid
van den „advocaet" alom werd erkend, naar voren geschoven.
Van verschillende zijden bestreden, scheen het verband door
de familie-papieren (in 1886 in ons maandblad gepubliceerd)
bevestigd te worden. De jongste onderzoekingen (Ned. Adelsboek 1938, •blz. 262) hebben thans echter aangetoond, dat
bedoelde familie-stukken op dit punt niet juigt konden zijn.
Samenhang op andere wijze blijft echter mogelijk; men zal
misschien ook op afstamming langs vrouwelijke lijn bedacht
moeten zijn. Behalve in den naam Van Oldenbarnevelt genaamd Witte Tullingh leeft de naam Van Oldenbarnevelt
nog voort in den naam Raedt van Oldenbarlevelt, gevoerd
door de afstammelingen van Henrik Jan Rae-it (1719-1794)
en zijn vrouw Ida Barneveld ) , wier voorouders ook als Van
Oldenbarnevelt voorkomen. Haar broeder, de Elburgsche
burgemeester Mr. Jan Rutger van Oldenbarnevelt (Barneveld) (1735-1798), heeft zich destijds veel moeite getroost,
om den samenhang van zijn geslacht met de Veluwsche Van
1) De naam komt voor als Van Aldenbarrenvelt, Aldenbernevelt, Barnevelt, Oldenbaernefelt, Oldenbarnefelt, Oldenbernefelt, Oldenbernevelt.
In de Veluwsche aeten komt de naam steeds voor, eindigende op de enkele letter t.
2) Nederland's Patriciaat 1912, blz. 133 (139).
2
Oldenbarnevelt's aan te toones, doch slaagde- daarin niet.
Zijn gegevens werden nimmer gepubliceerd, doch zijn grootendeels bewaard gebleven 3 ). Door ons mede-lid, den heer
J. Warner kort geleden geraadpleegd, werden zij mij door
deze medegedeeld. Op grond van authentieke gegevens vermoedde ik immers samenhang tusschen Mr. Jan Rutger's
voorouders en de Elburgsche Van Oldenbarnevelts, vermeld
in het tweede artikel van den heer Wagner. Een veel vermelde bron voor gegevens over de Van Oldenbarnevelt's
blijkt voorts D'Ablaing van Giessenburg: „De Ridderschap
van Veluwe" te zijn. Het daar vermelde is echter weinig betrouwbaar, zooals mij bleek bij het raadplegen van authentieke stukken als de oude Veluwsche Gerichtssignaten '),
Onklaerboeken 5 ) en Geregistreerde Processen 9; Civiele
Processen Hof van Gelre 7 ); Recognitie-boeken van Harderwijk 9 ); Protocollen en Gerichtssignaten van Elburg; Gerichtsignaten, Registers van Opdracht en en Testament-registers van Hattem, de laatsten voor 'zilover aanwezig over de
jaren 1550-1650. Het resultaat van het ingestelde onderzoek
moge hier volgen!
§ 2. Onder de nagelaten aanteekeningen van den heer
Wagner, berustende op het bureau van ons Genootschap,
bevinden zich in een dossier-Van Oldenbarnevelt - talrijke
gegevens, die de Kolonel slechts gedeeltelijk in zijn beide genoemde artikelen verwerkt blijkt te hebben. In het dossier
is o.m. aanwezig een afschrift van, door den bekenden Arnhemschen historicus Mr. G. van Hasselt verzamelde, copieën
van door hem indertijd gevonden, origineele stukken betreffende de Veluwsche (Nijkerksche en Puttensche) Van 01denbarnevelt's 9 ). De copieën zelf zullen vermoedelijk deel
uitmaken van zijn uitgebreide verzameling handschriften, toevertrouwd aan de zorgen van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Arnhem. Wegens de tijdsomstandigheden elders op
veiliger plaats ondergebracht, zijn zij thans voor het publiek
niet meer ter inzage. Het wegbrengen uit het Rijksarchief
te Arnhem naar dezelfde bewaarplaats van o.m. de oude
Veluwsche thinsboeken — de genealogische bron bij uitnemendheid voor de Veluwe —, de genealogieën van. Van
Rhemen "), de klaerboeken van den bank van Engelanderholt, en van het geheele z.g. Hertogelijk Archief onttrok ook
3) De betreffende collectie (Huis archiefvan Morren) berust thans
te Nunspeet.
4) Voortaan aan te halen als G.S.V.
5) Voortaan aan te halen als Onkl. Boek.
6) Voortaan aan te halen als G.P.V.
7) Voortaan aan te halen als C,P.H.
0 ) Voortaan aan te halen als Ree. Boek.
9) Voortaan aan te halen als Copieën Van Hasselt.
10) Archief van den Geldersehen Toren. Hierin zouden ongetwijfeld
vele gegevens over aangehuwde personen te vinden zijn geweest.
3
deze bronnen aan de mogelijkheid tot raadpleging. Mede door
deze omstandigheden wordt het karakter van deze bijdrage
bepaald. Wellicht is het later eens mogelijk meer bouwsteenen voor een volledige genealogie bijeen te brengen. In
verband daarmede zijn, om latere toetsing en, zoo noodig,
correctie te vergemakkelijken, van het thans gepubliceerde de
bronnen zooveel mogelijk vermeld. Naar nauwkeurigheid is
getracht, maar de gedwongen beperking (zie boven) maakte
vergissingen niet uitgesloten ").
§ 3. In het hiervoor vermelde dossier Van Oldenbarnevelt
ligt een afschrift van een genealogie dezer familie uit het
archief Mariënweerd. De samensteller daarvan schreef onder
meer in zijn inleiding:
,.Deze familie wordt niet vroeger gemeld, als 1417.
Zelfs bij losse narigten; daarbij zijn de huwelijken doorgaans weinig aanzienlijk; dit doet geenszins besluiten
voor haar luister. Deze huwelijken zijn oorzaak, dat er
eenige duisterheid bij de filiatie ontstaat, dewijl men
weinig hulp bij andere geslagtslijsten en familiepapieren
vindt. Het is mij niet mogelijk geweest een goed geheel
te maken; maar het zijn meest stukken en brokken".
Op grond van de thans gevonden, authentieke gegevens
bleek het mogelijk verschillende „brokstukken- — kennelijk
door D'Ablaing blindelings overgenomen — na correctie, en
soms na voorafgaande splitsing, aan één te voegen, maar
ook nu ontstond geen, op grond van authentieke bronnen bewijsbaar geheel. Daarom mogen hier allereerst eenige fragTusschen 1500 en 1545 vonden wij in bijna dertig acten een Ernst
van Oldenbarnevelt zonder vadersnaam vermeld. Uit vijf andere aeten uit
dien zelfden tijd blijkt, dat toen op de Veluwe vier verschillende personen van dien naam geleefd hebben, zonen van respectievelijk Johan, Claes,
Casijn en Eeyner van Oldenbarnevelt. Alleen van Ernst Beynersz en zijn
vader (vermeld G.S.V. Nijkerk 1525, Inv. no. 4, deel 1, fol. 195) konden
wij de plaats in de door ons gevonden stamreeksen niet vaststellen. Onnoodig te zeggen, welk een verwrongen genealogisch beeld verkregen zou
zijn, indien deze vijf acten toevallig niet in het ter beschikking zijnd
bronnen materiaal aangetroffen waren. De bedoelde vijf acten ontnamen
echter weer aan de tientallen acten veel van hun waarde, daar niet was
uit te •maken, welke Ernst in een bepaalde acte was bedoeld. Zoo blijkt
bijv. in 3540 (G.S.V. Nijkerk, Inv. no. 4, deel 5a, fel. 199) een Ernst van
Oldenbarnevelt overleden, zonder dat duidelijk wordt, op wien van de
vier naamgenooten dit gegeven betrekking heeft, te meer, daar uit eenige
acten enkele folio's verder een Ernst van Oldenbarnevelt lustig aan het
procedeeren blijkt te zijn te Nijkerk en Putten. Om dezelfde reden was het niet mogelijk in de stamreeksen de plaats te bepalen van
Bessel van Oldenbarnevelt, dochter van Ernst, en in 1543 met andere
vrouwen gijzelaarster (Gelre XV, blz. 511). Blijkens Ree. Boek 1550-'59,
fol. 407 vso. was zij 3 Maart 1558 weduwe van Aelt van Hollick, zn. van
Pelgrum (Ree. Boek a. v. fol. 135). Vermoedelijk is zij dezelfde als Besselken van Oldenbarnevelt, die 11 April 1567 met anderen bezitster was
van het heerengoed Tolsgoed (Archief Geld. Rekenkamer Inv. no. 1550,
fol. 264).
11)
4
menten volgen, waarvan de gegevens gebaseerd zijn op
authentieke gegevens. Daarna hopen wij in een afzonderlijk
hoofdstuk, mede met behulp van familiepapieren en andere,
soortgelijke bronnen, de samenhang van al die fragmenten en
de door wijlen kolonel Wagner gepubliceerde stamreeksen
nader onder oogen te zien.
II. Genealogische Fragmenten.
§ 1. Over den oorsprong van den naam bestaan verschillende theorieën. Volgens sommigen is de naam ontleend aan
het gelijknamige goed, de hofstede Oldenbarnevelt bij Barneveld gelegen, waar oorspronkelijk de oude Hessenwegen
van Stoutenburg, Kootwijk en Meulunteren samenkwamen 12 ). Volgens Mr. C. A. Nairac: Een oud Hoekje
der Veluwe was dit stamhuis der Van Oldenbarnevelt's eenmaal een klooster 13 ). Anderen beschouwen de Van Oldenbarnevelt's als leden van een, uit Barneveld afkomstige
familie, die ter onderscheiding van een jongere tak zich de
oude (olde) Barnevelt's noemden 14 ). Zij gaven dan op hun
beurt hun naam aan het door hen bewoonde stamgoed. Hier
doet zich het probleem van de kip en het ei voor.
Reeds in de oudste acten komen de namen Van Oldenbarnevelt (in zijn talrijke schrijfwijzen) en (van) Barnevelt naast en door elkander voor 15 ). Sedert de tweede helft
van de 1 5e eeuw gaat echter de benaming Van Oldenbarnevelt overheerschen, om ten slotte den naam Van Barnevelt
geheel te verdringen, behalve bij de nakomelingen, van den
Elburgschen schepen en burgemeester Casijn oan Oldenbarnevelt (1- ± 1552), bij wie nog beide namen eenigen tijd gehandhaafd schijnen te zijn. Bij hen zou later de naam. Van
Oldenbarnevelt in onbruik zijn geraakt, totdat in de tweede
helft der 18e eeuw het verlangen ontstond den ouden naam
te doen herleven, en deze ten slotte, opnieuw in zwang ge,
bracht, in vrouwelijke lijn in den dubbelen naam Raedt van
Oldenbarnevelt voor uitsterven werd behoed.
Het wapen der Van Oldenbarnevelt's vertoont (in
§ 2.
rood) een (zilveren) ankerkruis; als helmteeken een (ijzeren)
mand, waaruit vlammen omhoogrijzen (alles in natuurlijke
kleur). Uit dit laatste is wellicht af te leiden, dat in werkelijkheid de Van Oldenbarnevelt's nimmer een helm Met helmteeken hebben gedragen. Niet wel mogelijk toch schijnt het,
dat zulk een helmteeken ooit in feite een echten helm gesierd
12) Gelre (Bijdragen en Mededeelingen) VI, blz. 156, en XLIII,
blz. 103.
13) Gelre a. v. XXIV, blz. 177.
14) A. A. in De Hofstad, 13 Oct, 1906.
15) Zie bijv. G.S.V. Ins,. no. 2, deel 2, fol. 33 vso., 34 rso., en 44 vso
(allen acten uit 1425).
heeft. Geen mensch zal zich in letterlijken zin ooit kolen vuurs
op 't hoofd gestapeld hebben!
Naar aanleiding van dit wapen vermeldt de genealogie uit
het archief Mariënweerd:
„De geslachten Van Oldenbarnevelt, Van Dompselaer
en Van der Heil, als voerende hetzelfde wapen en helmteeken gehoren zeker tot den zelfden stam — wegens het
helmteeken, gelove Heil den geslachtsnaam".
Het helmteeken der Van der Hell's verschilt echter in zooverre van dat der Van Oldenbarnevelt' s, dat het tusschen de
vlammen nog een aanzienden, zwarten duivelskop vertoont.
Het is dus „sprekend". In den naam (van Olden-) Barrie-velt
kan. naar mijne meening, voldoenden grond gevonden zijn
voor een zuiver zelfstandige keuze van een korf met barnende
vlammen als sprekend helmteeken, zoodat aan ontleening hier
niet gedacht behoeft te warden. Ook is het m.i. — salva
reverentia jegens een deskundig genealoog, als den grooten
Van Spaen, die de betreffende oorspronkelijke genealogie
samenstelde — niet juist op grond van de gelijkheid van het
wapen in d i t geval tot gemeenschappelijke afkomst te willen
concludeeren. Het betreft hier een specifiek „streekwapen",
zooals de heer Muschart zoo vriendelijk was mij mee te deelen.
Het komt voor langs den geheelen Gelderschen IJssel, in het
Westen van de Veluwe en in Leiden. Tevergeefs zal men het
elders in die mate zoeken. Talrijk daarentegen zijn de families, die het in genoemde streken voerden. Geen gemeenschappelijke banden van bloed, doch misschien in oorsprong een
zelfde (leen-)heer kan de wapen-overeenkomst wellicht verklaren.
§ 3. Stamreeks A.
I. Cosijn (ook wel: Casijn 15a)) van Oldenbarnevelt.
t
H. Claes Cosijnsz van Oldenbarnevelt, burger van Harderwijk (1498 16 ) ) , is dood 1506 17 ): tr. N.N.
Uit welk huwelijk 18 ):
a. Coop (volgt onder III), als zoon van Claes Cosijnsz
vermeld 1506 17 ). Hij had een broeder 19 :
b. Ernst van Oldenbarnevelt, als zoon van Claes Cosijnsz
vermeld 1506 1T); leeft nog 3 Juli 1522 17 ).
c. Truytgen van Oldenbarnevelt, als dochter van Claes
vermeld 1506 17 ); leeft nog 11 September 1551 20 ), is
lse.) Beide schrijfwijzen komen herhaaldelijk door elkaar voor. Eerst
later schijnt er onderscheid te ontstaan.
18) Navorscher 1933, blz. 103.
17) Ree. Boek.
18) Ree. Boek 3 Juli 1522.
19) G.S.V. Nijkerk, Inv. no. 2a, deel 6.
20) Ree. Boek 1550-59, fol. 96vso.
k
dood 4 October 1558 21 ); tr. 24 (morgengave Harderwijk 25 17 ) September 1524 Arent van Brienen de
Jonge, Schepen van Harderwijk "), is dood 27 Maart
1541 n ).
III. Coop van Oldenbarnevelt, vermeld 1497 23 ), rnagescheidsvriend 1514 24 ), gerichtsman van Veluwe (1518 23 ) ).
rentmeester van de Abdij van Elten (1519-1539 ") ),
verschreven in de ridderschap van Veluwe 25 ), leeft nog
1545 23 ), begr. in de kerk te Nijkerk in of voor 1562 ");
tr. N.N. 27 ), begr. in of voor 1562 in de kerk te Nijkerk 26 ). _
Uit welk huwelijk:
a. Claes Coopsz 28), volgt onder IV. •
b. Cosijn 29 ) , door zijn vader gevolmachtigd (1539) 23 ),
vermeld 1558 214, volgt onder IVbis.
Hij had een zuster 21):
C. Truyde van Oldenbarnevelt 28), f na. 21 juni 1564 30 );
tr. Casijn van der Heil 31 ), t voor 25 Juni 1562 26).
d. Geertgen van Oldenbarnevelt, als zuster van Cosijn
vnd. vermeld 1558 21 ).
e. ,Roelof van Oldenbarnevelt Coepsz, gevolmachtigd
door (zijn tante) Truy van Oldenbarnevelt 1523 "),
bekend met een hoeve onder Barnevelt (1541) 22 ).
bezitter van Loevemanserve onder Nijkerk en het
Harsveld en Achtenveld onder Barneveld 33 ), t in of
voor 1550 34 ); tr. (huw. voorw. d.d. 7 Maart 1546 33 ) )
Griete Tengnagel.
IV. Claes van Oldenbarnevelt Coopsz 28 ), rentmeester van de
Abdij van Elten (1530-1541 ")), is dood 16 October
21) Ree. Boek a.v., fol. 434.
22) Ree. Boek 1539-49, fol. 79vso.
23) G.S.V. Nijkerk.
24) Leenactenboek Gelre 1614-'27 (letter (2), fol. 101.
en voor
25) Navorseher 1884, blz. 205 en Mr. G. van Hasselt, Stukk
de Vaderlandsehe Historie IV, no, 35.
26) Onkl. Boek Inv. no. 6, deel 7, Nijkerk 25 Juni 1562.
blad
27) Volgens het „Stamboeek der Van der Hell" (zie dit maand
.
Spaen
Van
ook
Zoo
Biler.
run
1940, kol. 200) heette zij Gerritgen
28) G.S.V. Nijkerk 1561 en Fam. Archief v. d. Capellen tot den Poll
(R.A. Arnhem) Inv. no. 22.
29) Zie aant 26 en G.S.V. Nijkerk 1541.
Onkl, Boek Inv. no. 6, deel 8, Nijkerk 21 Juni 1564.
ZO)
een zoon
31) Volgens het in aant. 27 genoemde Stamboeck was hij
r.
Wacke
eth
Elisab
en
van Johan Casijnsz
n32) Keppelseh leen (volgens de genealogie uit het archief Marie
weerd).
33) Mr. A. baron van Dedem: Register van Charters en Bescheiden,
Regt en
berustende bij de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch
313.
no.
),
Dedem
Van
als:
halen
te
aan
aan
Gescheidenis (voort
veld.
34) Beleening van zijn broeder Cas(in met het leen onder Barne
35) G.S.V. Putten.
7
1561 29 ), begr. in de kerk te Nijkerk 23 ); tr. Anna")
(van Middachten 36 )), leeft nog 10 Juli 1592 37 ).
Uit welk huwelijk:
1. Geertruyt van Oldenbarnevelt 38 ); tr. váár 21 Maart
1571 39) Steven van Delen, als zwager ( = schoonzoon) van Anna, wede. van Claes van Oldenbarnevelt, vermeld 10 Juli 1592 3T ), leeft nog 7 September
1601, compareert in ridderschap van Veluwe 15711603, ambtsjonker van Nijkerk, op ridderceduul 1575,
'79, '86, op riddervergadering te Barneveld 30 Maart
1593 41 zn. van Aelbert Evertsz en Antonia van
Middendorp 39 ).
Cosijn van Oldenbarnevelt, na zijn broeders dood met
hoeve te Barneveld beleend (1550) 32 ), ambtman van de
Abdij van Elten (1554 23 ), 1558 ") ), verschreven in de
ridderschap van Veluwe 25); tr. in of vóór 1544 Johanna
van Daatselaer, dr. van Derrick en Nicolaes Jansdr. van
Rantwijck ").
Uit welk huwelijk:
a. Dirck, volgt onder V.
b. Geertje van Oldenbarnevelt, begr. Nijkerk 17 Maart
1614 "); tr. (huw. voorw. 21 Maart 1582 ")) Anthonis van Oldenbarnevelt, t vóór 21 October 1603 "),
zn. van . Herman en N.N. 47).
c. Nicolaesgen (Claesje) van Oldenbarnevelt, t Nijkerk
(begr. aldaar) 20 Januari 1604 45).
d. Truytken van Oldenbarnevelt, j- 25 juni 49 )-1 Augustus 1605 " ).
1VbiS.
V. Dirck van Oldenbarnevelt, bekend met de hoeve onder
Barneveld, welke hij aan anderen opdraagt (1566) 32 ),
30) Volgens de hs. genealogieën en de genealogie Van Delen in het
Ned. Adelsboekje.
ST) Van Dedem no. 327.
38) Recesboek Hof van Gelre 1571-79 (Archief Hof van Gelre Inv.
no. 220f), fol. 34-39. De hs. genealogieën stellen haar allen als dochter
van Claes, doch noemen dezen Claes nu eens zoon van Ernst, dan weer
van Coop. Claes Ernstsz van Oldenbarnevelt had echter maar één dochter,
en deze huwde Ernst van Hennekeler, die haar overleefde.
39) Recesboek a.v.
40) Van Dedem no. 329.
41) D'Ablaing van Giessenburg: Ridderschap van Veluwe.
42) Onkl. Boek Inv. no. 6, deel 5, Nijkerk 19 Mei 1558.
43) Gerichtssignaat Wageningen 1542.50, fol. 40-40 vso.
44) Gelre XV, blz. 27.
45) Van Dedem no. 324.
48) Van Dedem no. 331.
47) Zie stamreeks C.
48) G.P.V. Inv. no. 14, deel 2, proces no. 3.
49) Archief Veluwe Inv. no. 182 (10 Juni 1807).
50) G.S.V. Nijkerk, acte onder rol van 12 Juni 1605,
rentmeester der Anholtsche goederen 51 ), ontvanger of
schatbeurder van Nijkerk (1581-'83) 52 ) , verschreven in
de ridderschap van Veluwe (25 Mei 1579), compareert
tot 1599, ambtsjonker van Nijkerk 1584 41), leeft nog
1598 53 ), begr. Harderwijk ná 3 Maart 1600 (hij was
dood 16 October 1600 54 ) ); tr. 1 e (huw. voores. d.d.
25 September 1568 55 ) Alijt (of Aeltgen) van Oldenbarnevelt. leeft nog 29 Maart 1572 56 ), is dood November 1589 "), dr. van Herman; tr. 2e ± November
1589 (? 57 ) ) Geertruyd van Hollick, i ni; 10 Juni 1612 23 )
Uit het eerste huwelijk 57 ) :
1. Casijn van Oldenbarnevelt, leeft nog 18 Mei 1602 58 ),
sedert zijn dertiende jaar in het leger, i als vaandrig
voor Oostende 59 ) 1602.
Uit het tweede huwelijk:
2. Gaap van Oldenbarnevelt 00 ), nog onmondig 15 Juni
1608 23 ), lid van het St. Jorisgilde te Harderwijk
(1611) 61), vraagt verschrijving in de ridderschap van
Veluwe (17 Mei 1614) "2 ) , compareert tot 1628 41
gerichtsman te Nijkerk (1615-11 Juni 1628) 23 ) tr.
Harderwijk 18 December 1616 Engel van .Zuylen van
Nyevelt, dr. van Frederik en Maria van Wenckum ").
§4. Stamreeks B.
1. N.N. van Oldenbarnevelt, tr. Beerte, weduwe in 1486 64 ).
Uit dit huwelijk:
a. Reyner van Oldenbarnevelt, vermeld 1486 '23 ), die
een broer had 64 ):
b. Claes van Oldenbarnevelt, vermeld 1474 64 ), in het
gericht van Nijkerk 1484, procedeert 1485, vermeld
1486 23 ) en 1497 "), rentmeester van de Abdij van
Elten (1492-'93 35 ) ) .
Reyner en Claes waren broers van 64 ):
51) C.P.H. 1587, uo. 8.
52) C.P.H. 1585, no. 13 en 1587, no. 8.
53) Richtboek Harderwijk 1597.1609, 27 Sept. 1598. Hij zou in 1600
nog lid van het. St. Jorisgilde geworden zijn te Harderwijk (Con. Wagner).
54) Ree. Boek 1593-1601.
55) Van Dedera no. 318.
58) Richtboek Harderwijk 1572-1597.
Casijn
57) 1 November 1589 had de afgoeding van Dirck's zoon
.
plaats (Ree Boek 1583-97)
58) G.S.V. Nijkerk 30 Juni 1607.
59) G.P.V. Inv. no. 1, deel 1, proces no, 4.
60) G.P.V. Inr. no. 14, deel 2, proces no. 3 en G.S.V. 16 Juni 1603.
67 ) Ca. Wagner.
82 ) Ned. Leeuw 1908, kol. 81.
63) Ned. Adelsb. 1918.
64) G.S.V. Inv. no. 2a, deel 1, fol. 151, en idem no. 2, deel 9, fol. 11.
Zie ook hieronder Hoofdstuk III, § 2.
9
c. F y e van Oldenbarnevelt, vermeld 1486; tr. in of
voor 1486 Jan Goetinx.
Fye had een broeder"):
d. Casijn, vermeld 1486."), volgt onder II.
II. Cosijn van Oldenbarnevelt, vermeld 1479 "), 1486 64 ) en
1492 33 ); tr. N.N.
Uit welk huwelijk:
a. Ernst (Cosijnsz a3 ) ) , volgt onder I I I, die een broeder
had 60 ):
b. Johan (of Jan) (Cosijnsz ), volgt onder IIIbis.
c. Truyde van Oldenbarnevelt as), t na 3 Juli 1544; tr.
± 1510 of vroeger 66 ) Wulf van Hennekeler de Jonge,
bezitter van het goed Hennekeler, nog vermeld 1547
en 1552 10 ).
en voorts mogelijk 7'):
d. Jacob Cosijnsz van Oldenbarnevelt, vermeld 1552.
III. Ernst van Oldenbarnevelt, dijkgraaf van den Arkemheen
(1534 '3 ), leeft nog 1541 60 ), maar is dood 26 Juni
1544 7"); tr. in of vóór 1523 73 ) Elisabeth Jacobs (van
Dyrum 74 )), dr. van Jacob Claesz en Trude Brunis").
Uit welk huwelijk:
a. Claes Ernstsz, volgt onder IV.
b. Elisabeth van Oldenbarnevelt 76 ), leeft nog 12 Augustus 1571 77 ); tr. le ~ir 28 Januari 1546 Wolter
Henricksz van Hennekeler, t 1547/48 "), zn. van
Henrick en Catharina Randt "); tr. 2e in of voor
1551 50 ) Wolter iansz si) (van Renselaer), t ná 28
65) G.S.V. 1534-37, fol. 224vso.
"G) G.S.V. Inv. no. 4, deel 5b, fol. 23.
67) Thinsboek Nijkerk 1549-60 (Archief Geld. Rekenkamer), fol. VII.
68) G.S.V. Inv. no. 4, deel 5c, fol. 99vso, 100 vso. en 286. Zie ook
Ned. Leeuw 1940, kol. 64.
69) Geboortejaar van Truyde's zoon Casijn Prulfax •£011 Hennekeler
(Onkl. Boek Inv. no. 6, deel 7, Nijkerk 24 Juni 1562).
70) Ned. Leeuw 1940, kol. 64, zie ook aant. 71.
71) Hij was in 1552 procespartij tezamen met Johan en Claes van
Oldenbarnevelt (Ernstsz) en Wulf von Hennekeler (G.S.V. Inv. no. 4,
deel 5e, fol. 286).
72) G.S.V. Inv. no. 4, deel 5b, Putten.
73) Orkl. Boek Inv. no. 6, deel 7, Nijkerk 25 Juni 1562 en Putten 12
Maart 1563.
74) Later: Van Biermen.
75) C.P.H. 1549, no. 2.
76) Ned. Leeuw 1940, kol. 140.
77) G.P.V. Inv. no, 14, deel 7, proces no. 7.
78) Onkl. Boek Inv. no. 6, deel 7, Nijkerk 25 Juni 1562.
79) Ned. Leeuw 1940, kol. 59.
80) G.S.V. Inv. no. 4, deel 5e, fol. 180 en idem, deel 7, fol. 177vso.
Uit dit huwelijk een zoon Jahan van Renselaer Woltersz., die Casijn van
Oldenbarnevelt Ernstsz zijn bastaard-oom noemde (G.P.V. Inv. no. 14,
deel 2, proces no. 8).
10
Juni 1566 92 ), doch vóór 12 Augustus 1571 77 ), zn.
van Johan Henricksz.
c. Marrytgen van Oldenbarnevelt Ernstsdr."), t na
22 November 1569 '4 ); tr. 19 (morgengave Harderwijk 20 ") ) Februari 1549 Reyner Rlicksen, f ná 27
Januari 1577 ").
Ernst was voorts vader van een bastaard"):
d. Casijn van Oldenbarnevelt Ernstsz"), f vóór 24
September 1599 88 ) ; tr. 1 e N.N. 89; tr. 2e (huw.
voores. d.d. 13 Januari 1589 ") Alijdt Gerrits, t ná
14 Juni 1615 ")
IV. Claes van Oldenbarnevelt Ernstsz, geb. 1522/23 '3 ),
dijkgraaf yan den Arkemheen " ), collator der vicarie van
het H. Kruisaltaar in de kerk te Nijkerk (1586 92 ) ), leeft
nog 14 Januari 1587 "), doch is dood 26 September
d.a.v."); tr. 18 (morgengave Harderwijk 19 94 ) ) Juli
1543 Nelle van Wenckum, f ná 24 Januari 1588 "), is
Hij had een broeder Kille (Kiliaen) Jan,sz (G.S.V. Inv. no. 4,
deel 8, Nijkerk 11 Maart 1563), die 9 Mei 1558 (Ree. Boek 1550-59, fol.
418) procedeerde tegen zijn vaders huisvrouw, Andrees van Oldenbarnevelt, volgens laatstgenoemde bron (fol. 123), weduwe van Johan Henricksz.
92 ) G.S.V. Inv. no. 4, deel 9.
83) Ree. Boek 1539-49, fol. 410vso.
84) Ree. Boek 1562-72.
85) a. v. 1572-82.
S6 ) Zie sant. 80 slot.
97 ) G.P.V. Inv. no. 14, deel 5, proces no. 20.
88 ) Archief Veluwe Inv. no. 15a.
Cosijn Ere99 ) In 1608. verklaarde Henrick van Arler de Jonge, dat
w haar erfhuisvrou
zijn
van
n
overlijde
het
rnevelt)
na
sten (van Oldenba
genamen een inventaris der nalatenschap had overgegeven (G.P.V. Inv.
no. 14, deel 2, proces no. 8).
90) G.S.V. Nijkerk 14 Juni 1599.
91) C.P.H. 1627 V (Henrick van Nulde contra Goetschalek Claessen)
en Ree. Boek 1560-68, acten d.d. 15 Maart en 22 Sept. 1565, en 2 Maart
1566.
Ernst van Olden82 ) C.P.H. 1608 II (Frederik Jacobs Vlugh contra
barnevelt).
93 ) Ree. Boek 1583-97.
Nelle Brinks. Dat
94 ) a.v. 1539-49, fol. l65vso. De vrouw heet hier
wel met hun moeook
m
Tfeneku
van
z
Henricks
Wolder
van
kinderen
de
dersnaam voorkomen, blijkt o.m. uit een acte in het Ree. Boek 1550-59,
fol. 350vso, waar Wouter's eenige zoon Rycket (C.P.H. 1627 V, Henrick
van Nulde contra Goetschalck Claessen) voorkomt onder den naam
Rycket Brinck, doch Nelle wederom Van Wenckum genoemd wordt.
Rycket heet later zelf ook weer Fan Wenckum. Hij was gehuwd met
Margrita van. Kayenbecck, een dochter van Melis Segersz en Alijd van
Wenckum (zuster van Bessel Revners van Wenckum; zie C.P.H. 1620 V,
Gijsbert van Twiller contra Hendrick Vlieck). Deze Margrita komt later
voor als Margrita Brinks. (G.P.V. Inv. no. 14, deel 3, proces no. 25).
De ron Kayenbeeck's ontleenden hun naam aan het goed Kayenbeeck, doch
stamden in mannelijke lijn af van de Fan Norden's (C.P.H. 1620 V. a.
v.). Wij hebben hier een voorbeeld van echt Veluwsch gegoochel Met
achternamen.
81 )
11
dood 1591 95 ), dr. van Wouter Hendriksen 96 ) en Lambertgen Brinck 97 ) .
Uit welk huwelijk:
a. een dochter "); tr. in of voor 1578") Ernst van
Hennekeler 100,) geb. ± 1550, vermeld sedert 1588,
geërfde in den Arkemheen, gegoed onder Nijkerk en
Harderwijk, bezitter van het goed Hennekeler, kerkmeester te Nijkerk (7 Febr. 1616), t v6ór 16 Juni
1624, zn. van Casijn Wulfsz en Aertje Schrassert.
b. Cosijn van Oldenbarnevelt. als zoon van Claes vermeld 1558 "J), volgt onder V. Hij had een jongere
broeder 102 ):
c. Ernst 1U3 ), volgt onder Vbis.
V. Cosijn van Oldenbarnevelt, vicarius van het H. Kruis101,) , wonende te
1
altaar in de kerk te Nijkerk ( 558)
Huenen onder Putten 101) en verbannen wegens zijn
dienen onder Brederode (20 April 1569) 1"), t na 10
Maart 1571 1"), doch voor 26 September 1587 93 ); tr.
95 ) Archief Veluwe Inv. no. 18, deel 1, sententie d.d. Putten 1 Juni
1592.
90 ) Bezitter van het (Eltensch) vrouwengoed Crommenhorst onder
Nijkerk (buurtschap \Vollenhoven), hem via zijn vader aanbestorven van
zijn grootvader Wolter Gadertsz van Tredinchem (G.P.H. 1627 V a. v.).
97 ) C.P.H. 1627 V a.v.
99) In Ned. Leeuw 1940, kol. 65 noemden wij haar Geertruid van Oldenbarnevelt, t ná 28 Juli 1590, zulká op grond van een magescheid van
dien datum (G.P.V., Inv. no. 14, deel 8), waarin o.m. werden vermeld
Ernst van Hennekeler en zijn vrouw Geertruid, en een verklaring van
Ernst's zoon Wulf, dat Claes van Oldenbarnevelt en Nelle van Wenckum
zijn grootouders van moederszijde waren geweest. (Zie Ne& Leeuw 1940,
kul. 140). Ook de lis. genealogieën noemden een Geertruit van Oldenbarnevelt als vrouw van Ernst van Hennekeler. Uit Ree. Boek 1583.97, acte
d.d. 5 Mei 1593 en idem 1597-1606, acte d.d. 31 Juli 1599 blijkt echter.
dat Ernst van Hennekeler toen gehuwd was met Geertje van Nulde, hetgeen het vermoeden doet ontstaan, dat Ernst van Hennekeler tweemalen
is gehuwd, en de in het =gescheld uit 1590 vernielde vrouw zijn tweede
echtgenoote was. Dit vermoeden vindt nader grond in het feit, dat in
een acte van 26 Sept. 1587 (Ree. Boek 1533.97), waarin Nelle van Wenckum met haar kinderen en kleinkinderen voorkomt, wel Ernst van Hennekeler, doch niet zijn vroi ► genoemd wordt; blijkbaar was laatstgenoemde toen reeds overleden.
99) Geboortejaar van haar zoon Tng/f van Hennekeler (Ned. Leeuw
1940, kol. 65).
100) Als schoonzoon van Nelle van Wenckum vermeld (Ree. Boek
1583-97), acte d.d. 24 Jan. 1588.
lol) G.S.V. Inv. no. 4, deel 7, fol. 177vso en deel 8, fol. 15.
102) Copieën Van Hasselt.
103) In de in aant. 92 genoemde bron als zoon van Claes van Oldenbarnevelt vermeld.
1114 ) C. H. Ris Lambers: De Kerkhervorming op de Veluwe 15231578, blz. CCCLXI.
105 ) Navorscher 1884, blz. 205; 31r. 0. van Hasselt, Stukken voor
de Vad. Historie I, no. 166.
12
-1- 1567 1°4 ) Jannetje Snappers 100 ), f ná 29 Maart
dr. van Meus 166 ) en Evertje 104 ) N.N.
Uit dit huwelijk 108 ):
a. Cosijn, neef (oom-zegger) van Ernst Claesz van
Oldenbarnevelt "2 ), vraagt verschrijving in de ridderschap van Veluwe (1605) 105), volgt onder VI.
b. Brinck je van Oldenbarnevelt 1"), zuster van Cosijn
vnd., t Nijkerk (aan de pest) nazomer 1636 105 ); tr.
(ondertr. Nijkerk 2 November) 1608 Philips Schrassert, lid van het St. jorisgilde te Har-crerwijk (1610).
lijftocht zijn vrouw (1616), t 12 Maart 1634-27 April
1635, zn. van Henrick en Margaretha van Smaleveld "°).
1594 107
VI. Cosijn (of Cosijn) van Oldenbarneveld (Cosijnsz), woonde te Putten "2 ),leeft nog 1605, t vóór 3 januari 1606 "1 );
tr. Harderwijk 14 November 1600Margaritha Voeth, t na
1 April 1625 112 ), dr. van Gerrit 113 ) en Alijd Voeth 1" ).
Uit welk huwelijk:
1. Johanna van Oldenbarnevelt 115 ), t 1624 los); tr. Harderwijk 21 juni 1620 Dr. Albert de Booth gent.
Greven, t ná 1 juli 1637 116 ), zn. van Wynolt en
Aaltje Booth.
Vbis. Ernst van Oldenbarnevelt, begaat nederslag op Reyner
Bernts (Putten 1571), waarvoor hij 1587 remissie
krijgt 117), woonde sedert dien te Putten 118 ), dijkgraaf
van den Arkemheen (sedert 1589 als zoodanig vermeld) '19 ), collator van de vicarie van 't H. Kruis-altaar
in de kerk te Nijkerk (1603) 92 ), in het gericht aldaar
(1601) 23 ), op quartierreces van Veluwe (10 Maart 1598,
compareert tot 1602 41 ), t ná 29 Augustus 1606 41 (voor
1609 120 ); tr. N.N. 121 ), leeft nog 4 Juli 1590 ").
196) Gelre XV, blz. 17 en G.P.V. Inv. no. 14, deel 30, proces vim
107) Ree. Boek 1593.1601.
108) Proces, vermeld in aant. 106.
no) Haar trouwacte noemt haar dochter van Casijn.
110) Ned. Leeuw 1940. kol. 212 en 213.
111) G.S.V. Nijkerk onder rol van 12 Juni 1605.
112) Ree. Boek 1623-32, sant. bij acte Van 21 Nov. 1623.
113) Aldus Margaritha's ondertrouwacte te Putten.
114) Ree. Boek 1597-1606, fol. 22Orso. en 222.
115) Volgens haar trouwacte.
116) G.S.V. Nijkerk 16 Augustus 1637.
117) Archief Hof van Gelre Inv. no. 182.
ns) Ree. Boek 1583.97, acte d.d. 23 Nov. 1592.
119) Berends, Het. Oud-archief der Gemeente Harderwijk, regest no.
1470.
120\) Gelre XV, blz. 113.
121) Volgens D'Ablaing van Giessenburg, Van Speen e.a. zou zij
Geertje van Nidde geheeten hebben. Aldus heette echter (ook!) de vrouw
van Ersist van. Ifennekeler (zie aant. 98). Zij zou een dochter geweest
zijn van Claes en Aertje Schouten (van Arler).
13
Uit welk huwelijk:
1. Henrick 1"), volgt onder VI.
b. Evert 123 ) , volgt onder Vlbis.
c. Nicolaes van Oldenbarnevelt, jongste zoon van
Ernst"), geadmitteerd in de ridderschap van Veluwe
21 Januari 1611 41) , t 1620 41) ( voor Juni 1622 ') );
tr. (ondertr. Nijkerk 15 Juni 1617) Andrea Collerts,
wede. van Claes van Steenler 124 ), beleend met „dat
goet voor den Dak" onder Putten (1614) 125 ), leeft
nog 1628 'fl, t vóór 15 Juli 1642 125 ), dr. van Meynt
en Gerritgen Meynten 128 ).
VI. Henrick van Oldenbarnevelt, begr. Nijkerk 10 October
1608; tr. (ondertr. Nijkerk 19 November 1597) Geertje
Scholten (Saab), lidmaat der Geref. Gemeente te Nijkerk (1605) 127 ), dr. van Volcken Kleiners Saapl2s).
Uit welk huwelijk:
1. Nella van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 25 Juli 1599.
2. Claes (of Nicolaes), volgt onder VII.
VII. Nicolaes van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 3 September
1601 129 ), in de ridderschap van Veluwe 15 Juni 1637,
compareert tot 1646 41 ), teekent de kerkerekeningen te
Nijkerk 1644-'51, '57-'58 en '59-'62 139 ); tr. Barneveld
(ondertr. Harderwijk 15) April 1623 Jacoba van Dompseler, geb. 1602, begr. Nijkerk 9 Juli 1661, dr. van Evert
tot Esveld en Gerharda van Ommeren 131)
122) Als oudste zoon vermeld C.P.H. 1608 II (Frederik Jacobs Vlug
contra Ernst van Oldenbarnevelt).
123) Volgens trouwacte.
124) G.S,V. Nijkerk 14 Juni 1598, 14 Juni 1615, 12 Juni 1616.
125) Leenactenboek Putten (hs. voor register door wijlen Dr. J. S.
van Veen).
128) G.S.V. Nijkerk 14 Juni 1598.
121) Gelre XV, bl. 91.
12s) Volgens ondertr. acte te Nijkerk, d.d. 9 April 1607. Hij was
schout te Bunsehoten.
129) Hij wordt nog als onmondig vermeld 1 Juli 1613 (G.S.V. Nijkerk, onder rol van 16 Juni 1613). D'Ablaing van Giessenburg vermeldt
tussehen 1600 en 1646 één Claes van Oldenbarnevelt, gehuwd met Andrea Collerts (die hij Collart noemt en absussievelijk ook Van Corler) en
één Nicalaes van Oldenbarnevelt, gehuwd met Jacoba van Dompseler.
Laatstgenoemde zou een zoon geweest zijn van Casijn en Mechteld van
Kemnade. D'Ablaing trad daarbij in de voetsporen van Van Spaen. Daar
echter bedoelde Casijns zoon eerst in 1607 gedoopt is, zou zich hier het
merkwaardige feit voordoen, dat deze jongen, nauwelijks zestien jaren
oud, gehuwd zou zijn met een vijf jaar oudere vrouw. Een dergelijk kinderhuwelijk behoeft, alvorens geloof te vinden, toch wel eenig nader bewijs, te meer, nu ons bleek, dat er in het begin van de 17e eeuw te- Nijkerk nog twee personen geleefd hebben, Claes (Nicolaes) van Oldenbarnevelt genaamd, wier bestaan aan Van Spaen niet bekend geweest blijkt
te zijn. Wij meenen, dat een van deze beide laatstgenoemde Van Oldenbarnevelt's de echtgenoot van Jacoba van Dompseler is geweest.
130) Mededeeling van den heer Kragt te Nijkerk.
131) Ned. Leeuw 1884, blz. 87.
14
14
Uit welk huwelijk 41 ):
1. Hendrik van Oldenbarnevelt, geb. 1624 in de ridder-
schap van Veluwe 31 October 1662, ouderling te
Nijkerk (1666), 1- 10 October 1668 122 )
2. Nicolaes van Oldenbarnevelt, geb. 1627.
3. Johan van Oldenbarnevelt, geb. 1630.
4. Johanna van Oldenbarnevelt; tr. ± Juni 1662 Willem
van Haeften, heer tot Putten, wedr. van Johanna van
der Beeck 133 ), t na 17 Mei 1681, zn. van Otto.
nende
Vlbis. Evert van Oldenbarnevelt, geb. "4- 1576 134 ), inwo
Nijte Nijkerk bij Gijsbert van Wenckum 134 ); tr. (ondertr.
),
134
1572
±
geb.
kerk 3 April 1597) Reintgen Looghen,
erts 135 ).
-dr. van Loech Gerrits 133 ) en Claesgen Gijsb
Uit welk huwelijk:
1. Claes van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 7 Juli 1597.
2. Lysbeth van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 6 December 1598, leeft nog 9 Mei 1638 137 ).
3. Brinck je van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 14 De-s
Clae
cember 1600; tr. vóór 20 Augustus 1626 138 )
van Steenier.
4. Claes van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 1 Mei 1603,
leeft nog 9 Mei 1638 137 ).
5. Margaretha van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 11
September 1605, leeft nog 29 Juni 1670, doch is dood
ick van
Mei 1676; ondertr. Nijkerk 12 Mei 1644 Henr
der Schuer, ged. Nijkerk 7 Mei 1609, 1. vóór 22 Juni
III.
).
1670 "), zn. van Brandt en Engel van Hennekeler 139
6. Christina van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 26 Maart1607, begr. aldaar 16 Maart 1671; tr. Peel van Hen
nekeler, ged. Nijkerk 10 Februari 1602, t vóór 9 Mei
1638 137 ), zn. van Bartholomeus Wulfers en Lutgen
Peelen 140 ).
Johan (of Jan) van Oldenbarnevelt, op eerste ridder-
Gelre VI, blz. 240.
tier Arnhem, blz. 155.
Gelre: Register Leenactenboeken, Kwar
133)
14.
no.
s
proce
10,
G.P.V. Inv. no. 14, deel
134)
(C.P.H. 1608 II) noemde zich later
Zijn zoon
135)
1643).
blijkens zijn trouwacte (Nijkerk 28 Jan.
blijkens G.
130 ) G.P.V. Inv. no. 14, deel 30, proces XIV. Zij was
van
er
25 een docht
P.V. Inv. 14, deel 1607-09,
Haar
zie C.P.H. 1608
en
(C.P.H.
van
.3/ijdf
tr.
broeder
chalck Claessen; zie hierboven
1627 V, Iienrick van hulde contra Goets
ert. Amelis en Rvket, die
Gijsb
.
zonen
drie
lijk
, uit welk huwe
Rant. 94 ■
goed
' aan
aannamen. vermoedelijk ontleend
den -naam
(Clevn) Twrller onder Seherpenzeel.
G.P.V. Inv. no. 14, deel 30. proces XIV.
137)
rk.
Doopdatum van een zoon F. eert te Nijke
138)
426.
kol.
Ned. Leeuw 1939,
139)
190)
-Ned. Leeuw 1940. kol. 60.
132)
Wolter
Van der
Poll
ters
Gijsbert Wolproces no.
velt;
Elisabeth (Scholten ran Tarle
Trenrkum Rycketsdr.
Walter Gijsberts
Von Draler
het
15
ceduul Hof, op landdag 1539, 1543 41 ), in het gericht te
Putten (1550) 35 ) , leeft nog 20 Maart 1556 141 ), t voor
23 Maart 1569.
Hij was vader van o. a. 143 ):
a. Hadewych van Oldenbarnevelt, begr. in de kerk te
Nijkerk, in een graf der Van der Hells (vóór
1560 ") ).
§ 5. Stamreeks C.
1. Herman van Oldenbarnevelt woonde te Harderwijk, lid
van het St. jorisgilde aldaar (1533) "), doet burgereed
11 Mei 1541 "4 ), schepen (1539) 1"), stadsrentmeester
(1542) 146 ), gasthuistneester (1551) 147 ), burgemeester
( 1547 148 ) , 1551 149 ), 1557 141 ) en 1563 150 ), collator
van de vicarie van het H. Kruis-altaar in de kerk te Nijkerk (o.m. 26 Febr. 1550 23 ) en 25 Oct. 1554 151 )); in
het gericht te Putten 35) en elders 1544 ") en vlg.; gegoed
in den Arkemheen onder Nijkerk (1537 15 )); koopt half
Oldenaller van de wede. van Reyner van Oldenaller (12
April 1537 153 ) ) , de rest van diens kinderen 1"), leeft nog
Putten Juni 1570 155 ), t voor 20 October 1571 158 ); tr.
1 e 24 (morgengave Harderwijk 25 157 ) ) Februari 1527
Anna van Wenckum, t ná 14 juni 1537 17 ), doch voor 23
januari 1546 158 ), dr. van Reiner en Trude van Wijnbergen 159 ); tr. 2e Woltertgen Ram(s) 1"), t voor 31
Augustus 1591.
Uit het eerste huwelijk 161 ):
Onklaerboek u w. no. 6, deel 5, Putten.
a. v. deel 9, Nijkerk.
143) a. v. deel 8, Nijkerk 21 Juni 1564, waar Hadewych genoemd
wordt „zuster der Van Oldenbarnevelts".
144) „faetus oppidanns vuer lange" (Navorseher 1933, blz. 113).
145) Ned. Leeuw 1926, kol. 109.
148) Ree. Boek 1539-49, fol. 125.
141) a. v. 1550-59, fol. 89.
148) Ris Lambers a, v., blz. CXLIX en vlg.
149) Ree. Boek a. v. fol. 69 vso.
150) Berendl a. v., regest no. 1043.
151) Onkl. Boek, deel 3.
152) Berends a. v. regest no. 692.
153) Bev-ner had dit goed in 1530 van zijn vader verkregen (Van
Dedem no. 310).
154) Onkl. Boek Inv. no. 6, deel 7. Putten 12 Maart 1563.
155) Onkl. Boek a. v., deel 9.
158 ) Onkl. Boek a. v., deel 10, fol. 153.
157) Ree. Boek 1523-39, fol. 82.
158) Ree. Boek 1539-49, fol. 273 vso-274 vso.
159) Zie aart. 158 en Ree. Boek 1479.97, fol. 203 vso.
5 en 6 Sept. 1591.
180 ) Ree. Boek 1583-97, asten d.d. 31 Aug. 1591 en
het goed Vet1551
in
allen
droegen
kinderen
161) De hier volgende
eamp onder Nijkerk over, dat toen door hun Vader was verkocht (Ree.
Boek 1550-59, fol. 67, 68 vso en 69). Daar zij toen mondig waren, kun•
nen zijn niet uit het tweede huwelijk geboren zijn.
141)
14s )
16
182 ), lid van
a. Werner van Oldenbarnevelt Hermansz
het St. Jorisgilde te Harderwijk (1553 89, begiftigd
met de vicarie van St. Anthonius en St. Catharina te
Harderwijk ( 30 November en 2 Dec. 1547 182 ); af183 ); schepen te Deventer 1570stand 20 Maart 1554
'72 "4 ) ; t 15721'73 1B5 ) ; tr. Deventer tusschen
Paaschen en Pinksteren 1555 Mechteld Kreynck, t
ná 1 November 1573 185 ).
b. Reyer, vermeld als zoon van Herman (1551 188 ) ),
volgt onder II.
c. Truyde van Oldenbarnevelt, dochter van Herman 188 ),
t Maart 1605 187 ), begr. Harderwijk 12 Maart 1605.
d. Tyde van Oldenbarnevelt Hermansz 188 ), lid van het
St. Jorisgilde te Harderwijk (1553) 61 ), vermeld 1553.
e. Elisabeth van Oldenbarnevelt Hermansdr. 188 ), tante
van de kinderen van Anthonis van Oldenbarnevelt 188 ) haar broeder 45 ), eigenaresse van Oldenaller 170 ), leeft nog 16 Februari 1611 171 ), t vóór 20
Mei 1612 172 ); tr. vóór 13 Juni 1570 173 ) Goessen de
Baeck, hopman 174 ), schepen 175 ) en raadsvriend 170) te
Harderwijk, burgemeester aldaar 172 ), wonende in de
Hoogstraat 1") begr. Harderwijk 2 Mei 1615.
Uit het tweede huwelijk 189:
f. Harmen van Oldenbarnevelt Harmsz., zwager82van
Goessen de Baeck 188 ), t ná 28 November 1607 ).
en voorts, onbekend uit welk huwelijk:
g. Mechteld van Oldenbarnevelt, zuster van Elisabeth
vnd. 1"), t ná 17 Maart 1597 177 ); tr. vóór 5 September 1576 118 ) Reyner Scholten van Vanevelt
schout van Putten (15 Sept. 1574 176 ), als gewezen
2.
102) Berends a. r. regest no. 866 en Gelre II, blz. 126, noot
936.
no.
regest
r.
a.
ds
Beren
163)
blz. 78.
164) G. Dumbar, Kerkelijk en Wereltlijk Deventer,
1573 als weduwe
Nor.
1
vrouw
zijn
waar
ter,
Deven
oek
185 ) Doopb
wordt vermeld.
100) Transportacte van het goed Vetvamp (zie aant. 161).
167) Ree. Boek 1597-1606.
168) P.ec. Boek 1550-59, fol. 192.
deel 2,
109) Niet van de zijde hunner moeder (zie G.P.V. Inc. no. 14,
proces 3).
170) Ree. Boek 1593-1601, acte d.d. 30 Juli 1597.
171) Ree. Boek 1606-1611.
172) G.P.V. Inc. no. 14, deel 19, proces A.
ródr 25
173) Ree. Boek 1562-72. Vermoedelijk werd het huwelijk al
van
was
nd
jksvrie
huweli
toen
Baeck
de
n
Goosse
daar
n,
geslote
Sept. 1568
318).
no.
zijn schoonzuster Alift (Van Dedem
vso.
174) Onkl. Boek Inv. no. 6, deel 11. fol. 381 en 390
173 ) Ree. Boek 1583-97, 1 Mei 1594 en vlg.
176) Onkl. Boek Inc. no. 6, deel 11, fol. 70 (los blad).
177) C.P.H. 1626 I. Zie Ned. Leeuw 1939. kol. 318.
178) Hij was broeder van Senrick Scholten Efenricksz (zie Bant. 177).
en rechte oom van Gijsbert van Triller (zie aant. 136).
179) C.P.H. 1579 no. 2.
1
1
1
17
schout vermeld 1581 180 ), gedeputeerde van den Arkemheen (1589) 781 ) , t ná 17 Maart 1597 177 ) , zn.
van Henrick.
h. Anthonis 182 ), broeder van Elisabeth vnd., 45 ), volgt
onder II.
i. Alijt (of Aeltgen) van Oldenbarnevelt, t ná 29 Maart
1572 56 ), doch vóór 1 November 1589 "); tr. ( huw.
voorw. 25 September 1568 55 ) ) Dirck van Oldenbarnevelt, erfgenaam van Herman van Oldenbarnevelt 183 ), beleend met een hoeve te Barneveld 32 ), enz.,
t 1600 54 ), begr. Harderwijk. zn. van Cosijn en Johanna van Daatselaer.
j. Maria van Oldenbarnevelt, zuster van Elisabeth 184 )
en Truyde 185 ) vnd., begr. Harderwijk 3 Mei 1610 In),
tr. Deventer 1567 Willem Brandt van Ruitenborg.
wonende te Zwolle, f 19 Augustus 1583-23 Mei
1592 ").
k. een dochter 186 ) (Anna? 1")); tr. Claes van Wenckum, t vóór 14 October 15n.
en vermoedelijk 188 ):
1. Aertje van Oldenbarnevelt, t voor 5 September 1576;
tr. vóór 10 Januari 1563 1x°) Henrick Scholten Aeltsz,
gasthuismeester aldaar
schout te Nijkerk 191 ) ,
(1574) 192 , , en kerkmeester (1573-ná 1593) 1"),
( kinderloos) ± 1605 1"), zn. van Aelt Hendricks 184 ).
II. Reyer van Oldenbarnevelt Hermansz 166 ), lid van het
St. Jorisgilde te Harderwijk (1549) 61 ). leeft nog 14 Augustus 1562 84 ), j- vóór 15 Mei 1565 16x); tr. vóór 11 De180) Brieven Hof van Gelre met het kwartier van Arnhem no. 4721,
4852 en 7280.
181) C.P.H. 1601 II.
182) Gelre XV, blz. 49.
183) Onkl. Boek Inv. no. 6, deel 11, tol. 81 (1575).
184) Ree. Boek 1583-97, 23 Mei 1592.
185) Ree. Boek 1597-1606, 23 Jan. 1604.
186) Claes van Wenckum's dochter Engela ondertr. Nijkerk 22 April
1598 Willem van Hardevelt Gerritsz., geb. ± 1571, burgemr. van Amersfoort. Blijkens G.P.V. Inc. no. 14, deel 19, proces A was Elisabeth van
Oldenbarnevelt, gehuwd met Goossen de Baeck, een tante van haar, evenals Trugde bovengenoemd (Ree. Boek 1597-1606, fol. 415).
187) Richtboek Harderwijk 1572-97 noemt op fol. 212 vso de erfgenamen van zal. Anna van Oldenbarnevelt.
188) Onkl. Boek Inv. no. 6, deel 11, tol. 293.
189) Daar Elisabeth en 3fechteld van Oldenbarnevelt haar erfgenamen
waren. Zie ook Archief Veluwe inv. 18, deel 1, 8 Juni 1597).
190) C.P.H. 1622 III. Zie ook Ned. Leeuw 1940, kol. 52,
181) Gelre XIX, blz. 233.
192) Gelre XV, blz. 137.
193) Gelre XV, blz. 104-105.
Ned. Leeuw 1939, kol. 318.
184)
188) Ree. Boek 1539.49, fol. 323.
18
19
cember 1556 199 Femme Witten T), t ná 20 October
1600 198 ), dr. van Hendrik 189 ) en Johanna van Wijnbergen 200 ).
Uit welk huwelijk:
a. Johan van Oldenbarnevelt, momber van zijn moeder
28 Febr. 1581 93 ), f na 28 November 1607 ").
b. Henrick van Oldenbarnevelt, t na 22 Augustus
1583 03 ).
c. Anna van Oldenbarnevelt, 1. na, 31 Mei 1613 2°1 );
tr. vóór 16 December 1594 202 ) Johan van Sauve (ook
genoemd Jan de Sauve 203 ) , t na 31 Mei 1617 2°1 ).
182
Ilbis. Anthonis van Oldenbarnevelt, heer van Oldenaller ),
lid van het St. Jorisgilde te Harderwijk (1565) 81 ), ouderling te Harderwijk (1585 204)) en een der eerste ouder7 September 1601 2°5 )-21 Octolingen te Nijkerk 182 )
ber 1603 4°); tr. ( huw. voorw. 21 Maart 1582 45 ) Geertgen van Oldenbarnevelt, begr. Nijkerk 17 Maart 1614 "),
dr. van Cosijn en Johanna van Daatsélaer.
Uit welk huwelijk:
1. Casijn 123 ), volgt onder III.
2. Anna van Oldenbarnevelt 123 ), woonde op Oldenaller
(1619) 123 ), begr. Wijk bij Duurstede 29 Januari
1624 2°5 ); tr. le (ondertr. Nijkerk 30 Qctober 1603)
Evert van Hattum, in militairen dienst (1590) 24"),
lijftocht zijn vrouw aan half Esveld (11 Juli 1614 208 ) ).
f na 31 Mei 1617 2°1 ); zn. van Willem en Hester
(ook genoemd Hadewich 207 )) van Es ( Oveld 172 ); tr.
2e Putten 20 October 1619 Jeriphaes van Holland
wedr. van Anna Ketell, rentmeester van 't Convent
van Wijck (bij Duurstede), zn. van Dirck en Maria
van Hattum van Rijnesteyn 208 ) .
1I1. Casijn van Oldenbarnevelt, in ridderschap van Veluwe
(2 April 1609), ambtsjonker van Nijkerk 1632, '33 41 ),
198 ) Ree. Boek 1550-59, fol. 348.
197) Zij was een zuster ran Johan Witte (Ree. Boek a. v., fol. 205
vso.) die een broer Ernst, en een oom Johan van Wijnbergen had. (Ree.
Boek 1539-49, fol. 323). Vergel. Ned. Leeuw 1939, blz. 4.
198) Ree. Boek 1593-1601, acte d.d. 22 Dec. 1600.
199) Richthoek Harderwijk 1561-72, fol. 2.
200) Begr. in de Vrouwenkerk te Harderwijk (Ree. Boek 1583-97.
acte d.d. 10 Mei 1587).
201) Ree. Boek 1611-18.
202) Richtboek Harderwijk 1572-97, fol. 395.
203) Ree. Boek 1597-1606, fol. 459 rso.
204) Berends a. v. regest no. 513.
Signaat Oprachten Veluwe 1538.1610, fol. 341 en Van Deden
2(15 )
329.
no.
208 ) Ned. Leeuw 1903, kol. 148.
207) Richtboek Hattem 1590.92, fol. 7.
208) Gelre, Register Leenactenboeken, Kwartier Arnhem, blz. 83.
209) Ned. Leeuw 1908, kol. 89.
19
t na 16 Mei 1630 21°) (in 1636 41 )); tr. in Twenthe
(ondertr. Nijkerk 30 October 1603) Mechteld van de
Kemmena, t na 15 Juni 1648 35 ), voor de helft gerechtigd tot de vicarie van het H. Kruis-altaar in de kerk
te Nijkerk 211 ), dr. van Gerhard 123 ) en Johanna
Torck 212 ) .
Uit welk huwelijk:
1. Gerrit van Oldenbarnevelt, ged. Putten 25 Juni 1604.
t voor 6 Juni 1659 213 ).
2. Claes van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 29 Maart
1607, t vóór 6 Juni 1659 213 ).
3. Herman van Oldenbarnevelt. ged. Nijkerk 24 Augustus 1609, luitenant in garnizoen te Hasselt, gerechtigd tot verschillende Puttensche leenen (o.a. Klein
en Olden Hell), t 31 Maart-Juni 1659 213 ).
4. Jan van Oldenbarnevelt, ged. Nijkerk 15 Augustus
1611, t vóór 6 Juni 1659 213 Y.
5. Derck van Oldenbarnevelt, ged. Putten 28 Maart
1613, t vóór 6 Juni 1659 213 ).
6 Geirt van Oldenbarnevelt, ged. Putten 28 September
1614, t vóór 6 Juni 1659 213 ).
7. Geyrt van Oldenbarnevelt, ged. Putten 1 April 1616.
214 ) van 013enbarneve1t, ged. Putten 4
8.
Maart 1618.
9. Geurt van Oldenbarnevelt, volgt onder IV.
j. Geertruit van Oldenbarnevelt (mogelijk identiek met
no. 7), t ná 19 Juni 1666 "5 ); tr. (huw. voorw. Hasselt 5 Juli 1653 215 )) Hendrik Ellg(h)er, -I. na 19 Juni
1666 715 ), zn. van Lubbert 215 ).
k. Anthonis van Oldenbarnevelt, vaandrig, t (doodgestoken) Nijkerk 31 januari 1630 210 ) ).
3
IV.
ti
Goert van Oldenbarnevelt. ged. Putten 30 November
1619, verkrijgt 6 Juni 1659 bij magescheid te Hasselt
als „olste op de straet" de zaalweer van het goed den
Olden Hell onder Putten 2"); tr. N.N.
Uit welk hUwelijk:
a. Evert van Oldenbarnevelt, ged. Hasselt 30 November
1651.
210) Remissiën Hof van Gelre 1630 (Stukken betreffende den nederslag door Johan Schrassert begaan aan den persoon van Anthonis van
Oldenbarnevelt. Voor deze ongelukkige vechtpartij met doodelijken af•
loop, waarvoor Anthonis van Oldenbarnevelt zelf voor zijn overlijden alle
schuld op zich nam, verkreeg Johan Schrassert in 1638 remissie).
211) Navorscher 1884, blz. 207.
212) D'Ablaing t.a.p. en Van Dedem no. 331.
213) Magescheid over den boedel van Harmen van Oldenbarnevelt d.d.
6 Juni 1659. (E.A. Zwolle).
214) De doopacte vermeldt geen naam van het kind.
215) G.S.V. Nijkerk, (deel 1666-'68, fol. 44 vso.).
215) Huw. voorw. in originali op it.A. Zwolle.
20
§ 6. Stamreeks D.
217 ),
1. Johan van Oldenbarnevelt, vermeld 4 Sept. 1481
schepen van Elburg (1496-1498 2") ) stadsrentmeester
aldaar (1499) 2" ) t in of vóór 1501 217 ); tr. vóór 4
September 1481 217 ) Maria van Holt, beleend met ( Ebben)
Coelserve en het goed te Wessingen (4 Sept. 1481),
t in of vóór 1501, dr. van Gerrit van Houten en Griet
die Boese 217 ).
Uit welk huwelijk:
a. Ernst, volgt onder II.
b. Gerrit van Holt of Van Oldenbarnevelt, bekend met
(Ebben) Coelserve (1501), vermeld met zijn broeder
Ernst 1510 en 1514 218 ) , t in of vóór 1524.
II. Ernst van Oldenbarnevelt, schepen van Elburg (sedert
1500 218) ) stadsrentmeester aldaar (1500 en 1507 219 )),
beleend met het -goed te Wessingen (1501) en Coelserve
(1524), leeft nog 7 Juli 1544, t vóór 7 Juni 1549 217 ); tr.
Griete op den Dyck.
Uit welk huwelijk:
1. Margriete van Oldenbarnevelt, beleend met de leenen
haars vaders (1549), Boeskenskamp (1555) en tweemaal drie morgen land in den Arkemheen (3 December 1591) "5 ), leeft nog 14 Aug. 1594, t vóór 11
Februari 1598; tr. vóór 7 Juni 1549 Arnt toe Boecop,
burgemeester van Elburg (1557), t. in of vóór 1563,
zn. van Jan en Helena de Wolff.
§7. Stamreeks E.
I. 229. Tonis van Oldenbarnevelt.
Hij was vader van:
1. Lubbert, volgt onder II.
2. Reinier van Oldenbarnevelt, militair, t Hattem 13
Maart 1695.
3. een dochter; tr. N.N. Decker.
4. Gerbregje (van) Barnevelt.
5. Trijntje (van) Barneveld.
II. Lubbert Thonisz van Oldenbarnevelt, gemeensman te
Hattem, provisor van het Vrouwenhuis aldaar; begr.
Hattem 7 Februari 1713; tr. Maria van Dongen, begr.
Hattem 26 Juni 1728, dr. van Jan.
217) Gelre, Register Leenactenboeken, Kwartier Arnhem, blz. 165 en
168.
218) Protocol van Elburg.
219) Dr. A. J. van de Ven, De oude Archieven van de Gemeente
Elburg.
) De hier volgende gegevens zijn grootendeels te danken aan den
heer J. Warner op Morren bij Oldebroek.
21
Uit welk huwelijk:
1. Jan, volgt onder II1.
HL Jan Barnevelt,. geb. Hattem 1, ged. aldaar 20 September
1668, t Hattem 26 November, begr. 4 December 1732;
tr. Hattem 14 April 1700 Swaentje Veltcamp, geb. Hattem 22, ged. aldaar 28 November 1669, t Hattem 1,
begr. 6 December 1734, dr. van Jan Thijsz en Petronella
Grasdorp.
Uit welk huwelijk:
1. Anthony, volgt onder IV.
2. Thijs Barnevelt, geb, Hattem 30 Maart, ged. aldaar
2 April 1702, jong t.
3. Petronella Johanna Barnevelt. geb. Hattem 22, ged.
aldaar 24 December 1706, t jong.
4. Petronella Barnevelt, geb. Hattem 16, ged. aldaar
19 Mei 1709, t aldaar 3, begr. 11 April 1733.
IV. Anthony Barnevelt, geb. Hattem 19, ged. aldaar 21 Januari 1701, schepen, raad (sedert 1749) en burgemeester
van Elburg, bekend met den Beneden Windkorenmolen
c.a. onder Oldebroek • (1722) en „den Brant" onder
Doornspijk (1725) 221), t Elburg 30 October1 begr. aldaar
4 Maart 1769; tr. Hattem 26 April 1730 Wilhelmina
Bethrner, geb. Amsterdam 11, ged. aldaar (Oude Kerk)
13 September 1709, begr. Elburg 23 Februari 1770, dr.
van Rutger en Ida Berck.
Uit welk huwelijk:
1. Jan Rutger Barnevelt, geb. 5, ged. Elburg 7 Januari
1731, t aldaar 2 Juni 1734.
2. Ida van Oldenbarnevelt, geb. 29 Maart, ged. Elburg 3 April 1732, t 11 December, begr. Lochem 14
December 1793; tr. Elburg 1 September 1752 Henrik
Jan Raedt, geb. en ged. Lochem 15 Januari 1719,
diaken (1744), schepen en raad van Lochem (17491769), beleend met het erve Menkveld 222 ) (1757),
30 September, begr. Lochem 4 October 1794, zn.
van Henrik Jan en Jenneken Arendsen.
3. Mr. Jan Rutger van Oldenbarnevelt, geb. 7, ged.
Elburg 9 April 1735, schepen, raad en burgemeester
van Elburg, t Doornspijk (huize Morren) 24 Januari
1798, begr. Elburg 29 Januari 1798; tr. Doornspijk
12 Maart 1779 Metta Lucretia van Hoeclum, ged.
Elburg 19 Juli 1731, begr. aldaar 20 September 1820,
dr. van Dirck Gerrit en Mette Lucretia Lutteken.
4. Hendrik Barnevelt, geb. 14, ged. Elburg 14 Mei 1739,
t aldaar 19 Juni 1745.
221) Zie de in aant. 217 vermelde bron blz. 193 en 164.
222) Gelre, Register Leenaetenboeken, Kwartier Zutphen, blz. 439.
22
5. Mr. Albert Willem van Oldenbarnevelt, geb.
1, ged. Elburg 3 Mei 1742, weermeester en gildemeester van het Schipluidengilde te Elburg, f aldaar
8, begr. aldaar 13 October 1779. •
III. De mogelijke aaneensluiting der fragmenten.
§ 1.
Een woord van waarschuwing ga vooraf aan hetgeen
nu volgen zal. Uit de geraadpleegde bronnen waren niet voldoende authentieke gegevens te ontleenen, om op grond daarvan de hierboven vermelde fragmenten bewijsbaar aaneen te
sluiten. Wij zien ons daarom gedwongen onze toevlucht tot
andere stukken te nemen, waarvan de inhoud zeker niet zonder
voorbehoud als onomstootelijk juist mag worden aangenomen.
Alvorens verder te gaan, willen wij dit uitdrukkelijk vs56rop
stellen.
Reeds heeft in 1918 (Ned. Leeuw kol. 150) de heer
§ 2.
Wagner zijn aandacht gewijd aan de verwantschap van den
grooten „advocaet- Johan van Oldenbarnevelt en zijn „neef Otto van Hae[ten, heer tot Putten, gehuwd met Margriet toe
Boecop, dochter van Arnt Jan= en Margriet van Oldenbarnevelt (zie Stamreeks D, generatie II onder 1 223 )). Volgens
Van Spaen (en Van Haersolte van Yrst) was Johan's groot
vader Reyer (vermeld 1494-1532) een zoon van Claes van
Oldenbarnevelt, uit Nijkerk naar Amersfoort gekomen en gehuwd met Aleid van Lockhorst Jansdr. (Ned. Leeuw 1915,
kol. 212). Deze Claes zou tot vader hebben gehad Reiner
van Oldenbarnevelt, op een quartierdag van Veluwe verschenen (Elburg 1469), zoon van Cosijn van Oldenbarnevelt,
richter van Veluwe tot 1456, gemeld 1440-1458, en broeder
van Ernst van Oldenbarnevelt Cosijnsz, keurmeester van
d
Veluwe (1452), uit wien Johan van Oldenbarnevelt, gehuw
met Maria van Holt (D I).
Dit spoor wijst dus naar Amersfoort en vandaar naar Nijkerk op de Veluwe. Inderdaad wordt tegen het einde van de
een
XVe eeuw een. Claes van Oldenbarnevelt.. gehuwd met
1495 waren zij erfgenamen
Aleid te Amersfoort vermeld. In
224
van Dieren Jan de Wysensoen ), terwijl zij acht jaren daarvoor 225) eenig goed ontvingen van de erfgenamen van heer
Jan van Oldenbarnevelt. Deze Jan (of Johan) had als kanunnik in 1481 zijn broeder Claes vermaakt de helft van de toen
velt en
aan Jan beloofde erfenis, die Ernst van Oldenbarne
Alijt zijn vrouw en Claes voornoemd toekwamen van Tyman
Jansz, hunnen oom 226 ).
n
Kortheidshalve zullen dergelijke verwijzingen voortaan worde
Rohet
en
eks
stamre
de
etter
vermeld als D II 1 (waarbij dus de hoofdl
meinsehe cijfer de generatie aangeeft).
, deel II, blz. 162.
224) W. F. N. van Rootselaar, Amersfoort (1878)
225) Van Rootselaar a. v. blz. 148.
22«) Van Rootselaar a. v., blz. 127.
23 )
23
Indien Claes inderdaad een zoon Reyer heeft gehad, zou
ook de „Leitnamensitte" medebrengen, dat deze zoon genaamd was naar zijn grootvader van vaderszijde. Ongeveer
vijf en twintig jaren voor Claes wordt te Amersfoort een
Reyer van Oldenbarnevelt vermeld. die 5 April 1468 tezamen
optreedt met zijn broeders Claes en Cosijn, allen zonen van
Cosijn van Oldenbarnevelt 227 ), Opvallend is het nu, dat in
1486 een zelfde broedertal te Nijkerk wordt vermeld '2"). Het
klooster van Redinchem heeft dan een proces aangespannen
tegen „Fye, Jan Goetincx wiiff en Beerte oer moeder". Als
hun momber treedt op Casijn van Oldenbarnevelt ( „mombar
van siinre moeder ende Fyen voirsr siinre susten, terwijl
Claes en Reynar van Oldenbarnevelt in dezelfde acte genoemd worden als ..brueder Fyen voirsr" 2").
Er is, strikt genomen, geen enkel positief bewijs, dat we
in beide gevallen met dezelfde personen te doen hebben. Toch
is dit m.i. zeer waarschijnlijk. Nadat in 1468 te Amersfoort
twee broeders Reyner en Claes van Oldenbarnevelt zijn opgetreden, leggen in 1474 Reyn en Claes van Oldenbarnevelt
„gebrueder" te Nijkerk een gerechtelijke verklaring af "°). De
achttien jaren tusschen 1468 en 1486 worden dus geleidelijk
overbrugd.
Maar dan is ook de vader van de hierboven in Stamreeks
B, sub I genoemde kinderen ons tevens bekend geworden. Zij
moeten een Cosijn van Oldenbarnevelt 23'), gehuwd met
Beerte N.N., tot vader hebben gehad, en de aldaar onder b
genoemde Claes moet in dat geval identiek zijn met den in
stamreeks A onder II genoemden Claes Cosijnsz, t voor 1506.
Van hem ging dán het rentmeesterambt van de Abdij van
Elten over op zijn zoon Coop (A III), en de aansluiting van
de stamreksen A en B is daardoor, zoo niet onomstootelijk
bewezen, dan toch wel zeer aannemelijk gemaakt.
§ 3. Opvallend kan het op het eerste gezicht schijnen,
dat de hiervoor vermelde acte van 1468 geen melding maakt
221 ) Van Rootselaar a. v., blz. 88. Zij worden dan vergezeld van een
Ernst Reyérsz van Oldenbarnevelt, vermoedelijk hun neef.
228) G.S.V. Inv. 2a, deel I, fol. 151.
229) Volgens de Familie-papieren (Ned. Leeuw 1886, blz. 46 en vIg.)
had zij nog een zuster Alijd, gehuwd met Reinont Gerrits. ln het bezit
van den heer Warner voornoemd is een blaadje met aanteekeningen van
wijlen den heer Van Riemsdijk, oud-archivaris te Arnhem, volgens welke
het Klaerboek van Engelanderholt 1461-70 melding maakt van Casijn
Casijnsoen, door Henrick de Vos van Steenwijek te Nijkerk aangesproken voor een rente, gevestigd op een goed, waarop zijn (Casijn's) moeder
woont, en Zalentijn genaamd, nagelaten door zijn vader Casijn van Oldenbarnevelt.
230) G.S.V. Inv. no. 2 deel 9, fol. 11.
231) G.S.V. Inv. no. 2a, deel 2, fol. 154 vermeldt te Putten Margrete
run Oldenbarnevelt, mogelijk dezelfde, als Griete Casijnsdochter van Oldenbarnevelt, vermeld in 1484, in G.S.V. Inv. no, 2a, deel 1.
24
van een Ernst Casijnsz van Oldenbarnevelt, terwijl Van
Spaen toch aan Reyner een broer van dien naam gaf. Er zijn
echter voldoende gegevens, die bevestigen, dat een persoon
van dien naam heeft bestaan. In 1447 232 ) reeds wordt hij te
Putten vermeld en in datzelfde jaar bij overdracht van goeg Arnold
deren te Wilp 233 ). Vijf jaren later verschreef herto234)
Vervan Gelre hem het keurmeesterambt van Veluwe
25
die
velt,
barne
moedelijk is het dezelfde Ernst van Olden
Januaari 1461 235 ) zijn echtgenoote Claes te Harderwijk honderd kronen uit hun beider goed tot morgengave beloofde.
Lang heeft dit huwelijk niet geduurd: in 1466 blijkt Ernst
overleden 236 ), zoodat zijn niet-vermelding in de acte van
twee jaren later verklaarbaar zoude kunnen zijn. Reyner van
Oldenbarnevelt belooft in 1466 aan Broenis Potte 237 ) ten behoeve van zijn dochter Claes de toegezegde morgengave in
vier termijnen te zullen uitkeeren. In 1470 heeft het muisje
nog een staartje. Claes Potte is inmiddels hertrouwd met
Tyde van Wynbergen en deze wenscht blijkbaar de morgengave, die Ernst van Oldenbarnevelt „Claes Tyde vuersr. huyszekeren Jan Momme
vrouwe gegeve heft" te ontvangen van
238
). Reyner van OldenErnstsoen 238) van Oldenbarnevelt
barnevelt treedt op als vredestichter en maakt een magescheid,
waarbij de kwestie wordt geregeld.
De vermelding van Jan Momme als zoon van Ernst van
Oldenbarnevelt is uiteraard merkwaardig. Mogelijk sproot
deze zoon, die in 1470 reeds meerderjarig blijkt geweest te
zijn, uit een eerder huwelijk van zijn vader Ernst, en droeg
hij naam en voornaam van een grootvader van moederskant.
Een dergelijke naamgeving was oudtijds op de Veluwe geenszins ongebruikelijk. Ook Johan van Oldenbarnevelt, hierboven
vermeld in stamreeks D onder I, had uit zijn huwelijk met
Maria van Holt Gerritsdr een tweeden zoon, die in de Elburgsche gerichtsprotocollen herhaaldelijk voorkomt als Gerrit van
Holt, broeder van Ernst van Oldenbarnevelt 2"). Van Spaen
noemt, gelijk gezegd, dezen Johan een zoon van Ernst Casijnsz. Daar Johan's zoon Ernst reeds in 1500 schepen was,
moet Johan voor 1480 zijn gehuwd, en kan hij dus bezwaarlijk Claes Potte tot moeder hebben gehad. Toch was hij
n,
zeker niet met voornoemden Jan Momme identiek. Beide
232) G.S.V. Inv. no. 2 deel 6, fol. 154.
233) Mr. J. I. van Doorninek, Catalogus der archieven van het Groote
en V2orster Gasthuis te Deventer, no. 436.
234) Nijhoff, Gedenk-waardigheden enz. IV, blz. 137.
235) Ree. Boek 1453-65, fol. 123.
Ree. Boek 1466-78, fol. 20.
230 )
was gehuwd met een zekere Trude (Ree. Boek 1466-78, fol.
Hij
)
237
33 vso.).
„soep" is later toegevoegd.
235 )
239) Ree. Boek a. v., fol. 76.
240) Zie Protocol Elburg 1472-1515, fol. 246 vso en 262.
25
Johan Momme en Johan van Oldenbarnevelt, komen immers
nevens elkaar in een zelfde acte van 1485 te Elburg voor 241 ).
Het vermoeden rijst dus, dat Ernst van Oldenbarnevelt uit
een vroeger huwelijk twee zonen met namen Johan had. Een
reden voor den een des te meer, zich ter onderscheiding met
zijn grootvaders familienaam te noemen.
§ 4. Men zou volgens de Leitnamesitte bij Ernst Casijnsz
van Oldenbarnevelt niet in de eerste plaats twee zonen met
namen Johan, doch een zoon Casijn van Oldenbarnevelt
verwacht hebben. Mogelijk heeft een zoon van dien naam
toch bestaan, doch vernemen wij, hetzij door toeval, hetzij
door overlijden op jeugdigen leeftijd, niets van hem. Van
Johan van Oldenbarnevelt zijn ons alleen twee zonen, Ernst
en Gerrit bekend, beiden genoemd naar hun respectievelijke
grootvaders van vaders- en moederszijde. Doordat hun moeder
twee Geldersche leenen bezat, waarvan het eene aan Ernst, het
andere aan Gerrit kwam, vernemen wij hun bestaan. Mogelijk
echter waren er nog andere zonen. Tegelijk met Ernst van
Oldenbarnevelt, Johan's zoon, leefde te Elburg een Casijn
van Oldenbarnevelt, schepen aldaar in 1527 242 ), burgemeester (1534 219 ) en 1545 243 )), nog vermeld 29 April 1551 2"),
maar dood op 13 Maart 1552 243 ). Hij huwde in of voor
1514 218 ) een Wychmoet, en had verscheidene zonen 244 ).
waaronder een Lubbert Casijnsz van Oldenbarnevelt, als zoon
van Casijn voornoemd vermeld in 1554 24-5 ), kerkmeester te
Hattem (1541; '60-'61, '64-'65), stadsrentmeester (1549) en
246
schepen van Hattem
weidemeester aldaar (1556)
(1554 245 ), 1568 en 1569 246B) ), burgemeester (1569 en
1575 2468.) overleden in 1575 of 1576 248 ). Uit zijn in of vs5ór
1 557 247 ) gesloten huwelijk met een ons onbekend gebleven
vrouw sproten verschillende kinderen 248 ), wier namen eveneens in het duister verborgen bleven.
Na het overlijden van zijn vader procedeerde Lubbert reeds
in 1553 te Elburg. Blijkens een acte uit dat jaar in het Elburgsche gerichtsprotocol deed hij in zijn zaak getuigen hooren.
Onmiddellijk vóór die acte staat een andere 249 ), volgens
241) Protocol a. v. fol. 82 vso.
242) Protocol Elburg 1515-32, fol. 129 vso. Op fol. 141 worden Ernst
en Casijn, van Oldenbarnevelt tegelijk als schepenen vermeld.
243) Gerichtssignaat Elburg.
244) Mogelijk behoorde hiertoe ook Franek van Oldenbarnevelt, vermeld 1559 (Gerichtssignaat Elburg 1557-60, fol. 227 vso.). Dat Lubbert
broeders had, blijkt uit Protocol Elburg 1472-1515, fol. 263.
245) C.P.H. 1554, no. 40.
246) F. A. Hoefer, De Kerk van Hattem, blz. 155.
246a) Richthoek Hattem.
247) Gerichtssignaat Elburg 1557.60, fol. 1 en 3.
248) Ree. Boek Harderwijk 1572-82, 17 April 1578.
249) Gerichtssignaat Elburg 1551-53, fol. 156 vso. Reyner wordt reeds
vermeld 1551 (a. v. fol. 9).
26
welke ten verzoeke van een Reyner van Oldenbarnevelt over
hetzelfde onderwerp anderen getuigenis doen. Het vermoeden
ligt voor de hand, dat Lubbert en Reyner van Oldenbarnevelt
broeders waren. Van Spaen vermeldt hen als zoodanig en
beroept zich ten bewijze op een boedelverdeeling uit 1552,
die ons echter niet onder oogen is gekomen. Dat Lubbert in
ieder geval nog broeders had, volgt uit een aanteekening bij
een acte uit 1514 2").
Verschillende authentieke stukken 230 ) lichten ons over
Reyner nader in. Hij woonde te Elburg, waar hij gegoed was,
evenals van vrouwswege in Oosterwolde onder Doornspijk.
Nog in leven in 1571, blijkt hij op 20 Januari 1600 dood. Uit
zijn voor 29 Januari 1568 231 ) gesloten huwelijk met Mette
Henricksdr (ter Braecken), nog vermeld op 15 December
1612, maar voor 22 October 1614 overleden, werd een zoon
Heyman van Oldenbarnevelt geboren, die omstreeks Mei 1622
overleden moet zijn. Bij gebreke van wettige nakomelingen
treedt een Lubbert Casijnsz van. Oldenbarnevelt, die Heyman
zijn neef noemt, als erfgenaam ab intestato op. Onmogelijk
kan blijkens het bovenstaande, deze Lubbert identiek geweest
zijn met zijn Hattemschen naamgenoot en schepen. Van Spaen
houdt hem voor een broeder van Cosijn van Oldenbarnevelt
Cosijnsz (B VI), doch verwart dezen laatste weer met Casijn
Anthonisz (C III) en geraakt geheel in den knoop door hem
tevens broeder van Coop van Oldenbarnevelt, den man van
Engel van Zuylen van Nyevelt ( A V 2). te noemen. Lubbert
zou, volgens- hem, 1613;18 als majoor te Harderwijk voorkomen, en gehuwd zijn geweest met een dochter uit het bekende geslacht _ der Van Wenckums. Het is mogelijk, maar
bewezen is het niet. Het meest aannemelijk lijkt het, dat beide
Lubbert Casijnszonen- grootvader en kleinzoon zijn geweest.
In zijn klaarblijkelijke verwachting van een aardige erfenis
werd Lubbert hevig teleurgesteld. Heyman-neef had met zijn
moeder successievelijk het grootste deel zijner goederen tegen
een lijfrente overgedragen op zijn neef en nicht Johan van
Wijnbergen Willemsz en diens vrouw (later weduwe) Dorothea van Boecop. Inde lacrimae en een proces, waarvan de
stukken ons bewaard gebleven zijn 2"). Onder de acten bevindt zich o.m. de copie van een op 20 juni 1600 gedateerd
transport, waarin Mette ter Brake, weduwe van Reyn van
Oldenbarnevelt, Otto van Haeften, heer tot Putten, en zijn
zwager Ernst toe Boecop (resp. schoonzoon en zoon van
Arnt toe Boecop en Margriet van Oldenbarnevelt (D II 1) ),
„ook haer swagers- noemt, terwijl Dorothea van Boecop
(dochter van Sweder Arentsz 252 ) ) Heyman's nicht genaamd
250) G.P.V. Inv. no. 14, deel 21, proces M.
251) Ree. Boek Harderwijk 1583-97, acte d.d. 13 Oct. 1586.
232) Kronyk van het. Historisch Genootschap te Utrecht 1862, blz. 374.
27
Wordt. Er is dus reden, om verwantschap te vermoeden 253 )
tusschen Johan van Oldenbarnevelt (D I) en den hierboven
vermelden schepen van Elburg Casijn. Wij willen de veronderstelling uiten, dat zij vader en zoon waren, maar merken
uitdrukkelijk op, dat ieder bewijs ons ontbreekt.
Wel zeer zijn we met dat alles op het terrein van onderstellingen verzeild geraakt! Toch scheen het ons goed aan
deze Elburg-Hattemsche Van Oldenbarnevelt's wat nader de
aandacht te wijden. Mr. Jan Rutger van Oldenbarnevelt (E
IV 3) heeft indertijd gemeend langs deze Van Oldenbarnevelt's met de andere Veluwsche naamgenooten verwant te
zijn. Zeker is in ieder geval, dat zijn familie aanwijsbaar uit
Hattem herkomstig was, terwijl de oudst-bewijsbare voorvader Tonis (dien Mr. Jan Rutger van Oldenbarnevelt een
zoon van een Jan van Oldenbarnevelt noemde) een oudsten
zoon Lubbert had, die in een origineelen gildebrief voluit als
Lubbert Tonisz van Oldenbarnevelt voorkomt. De talrijke
_missing links" mogen aanleiding zijn tot het betrachten van
groote voorzichtigheid, toegegeven kan worden. dat zij een
aannemelijke verklaring kunnen vinden in het in miltairen
dienst getreden zijn der betreffende voorouders, die dan her
en der door 't vaderland verspreid zijn geworden. Lubbert
Tonisz' broeder Reiner was militair. Van Spaen noemt den
tweeden Lubbert Casijnsz (Heyman's teleurgestelde erfgenaam) majoor te Harderwijk 2"). Hij had een tijdgenoot
Gerrit van Oldenbarnevelt (ook genoemd Barnevelt 2")), in
1588 te Hattem in eerste huwelijk getrouwd met Anna van
Keppe/ 2"), daarna met Johanna van Wilsum 25T), schepen
en burgemeester. en sergeant-majoor van Hattem 257 ), begr.
aldaar 16081'09. Volgens sommige hs. genealogieën zou hij
een broeder van voornoemden Lubbert Casijnsz geweest zijn.
Itr
253) De mogelijkheid, dat de verwantschap bestond (ook) via de Ter
Braecke's mag niet uitgesloten worden. Willem van Azijnbergen, de vader van bovengenoemden Johan, huwde in eersten echt Margartha ter
Eraecke (Ferwerda, le deel, 2e stuk).
254) In 1580 en 1584 wordt een Lubbert Casijnsz te liarderwijk vermeld, gehuwd met een Stvaene N. N. (Richtboek Harderwijk 1572-97, tol.
138 en 195). In .1615 was een naamgenoot majoor aldaar (Ree. Boek
1611-28, fol. 328). Niet blijkt, dat deze personErn Van Oldenbarnevelt's
waren.
255 ) Richtboek Hattem 1598.1603, 21 Jan. 1601. Op 1 Mei 1602 en
21 Nov. 1603 heet hij wachtmeester. Hij had een zuster Lubbe van Oldenbarnevelt, gehuwd met Johan Henricx Kerkboff alias van Voorn
(Richthoek Hattem 1604-09, 8 Mei 1604).
256 ) Volgens de handschriften bastaarddochter van Derck van Keppel tot °aide.
25T)) Richtboek Hattem 1604-09, 30 Juli 1607. Mogelijk is hij identiek met Gerryt van Oldenbarnevelt, die 22 Febr. 1594 wordt vermeld in
de Resolutiën der Staten-Generaal (Col]. Wagner); wegens zijn dienst
als soldaat, adelhorst en sergeant-majoor heeft hij dan achterstallige
soldij te vorderen.
28
Veel is hier nog te bewijzen, en gaarne houden wij ons voor
iedere aanwijzing, die ons verder helpen kan, aanbevolen.
§ 5. Over den samenhang van Herman van Oldenbarnevelt c.s. met de andere, hierboven vermelde stamreeksen, tasten wij volkomen in het duister. D'Ablaing van Giessenburg 258 ) noemt hem een broeder van Dirk, en zoon van Johan
van Oldenbarnevelt, een broeder — volgens hem — van den
grootvader van Cosijn Cosijnsz, blijkens diens deductie uit
1605 (ingeleverd bij zijn verzoek om verschrijving in de Veluwsche Ridderschap). D'Ablaing ging hierbij — als bijna
steeds — af op Van Spaen, en na hem vindt men deze afstamming in bijna alle betreffende hs. genealogieën in alle
toonaarden herhaald. Van Spaen zelf noemt ook „volgens
genealogie van Cosijn van Oldenbarnevelt Cosijnsz uit 1605"
Herman en Dirk van Oldenbarnevelt als zonen van Johan,
doch vermeldt daarnevens een tweeden Herman, gehuwd met
Anna van Wenckum, en vader van Reiner, den man van
Femme Witte(n). Laatstgenoemde Herman zou een zoon
van een Ernst Hermansz van Oldenbarnevelt zijn geweest,
een persoon, dien wij alleen bij Van Spaen ontmoet hebben.
De hardnekkigheid, waarmede eenmaal geventileerde genealogische gegevens herhaald blijken te worden, lang nadat
de onjuistheid ervan is vastgesteld, is overbekend. Veel illusies
maken wij ons dan ook niet, indien wij hier met den meesten
nadruk verklaren, dat Cosijn van Oldenbarnevelt Cosijnsz in
zijn deductie Johan van Oldenbarnevelt niet het vaderschap
van twee zonen Herman en Dirck opdringt. Wel legde deze
Cosijn in 1605 een gezegelde verklaring over van Henrick
van Arier den Olde, waarin deze aanzienlijke, toen zestigjarige Puttenaar o.m. verklaarde, dat van requestrant „z.
Johan van Oldenbarnevelt siin olt-ohem, Harman ende Dirck
van Oldenbarnevelt siin naeneven ende bloetverwanten" waren
geweest en „Ernst van Oldenbarnevelt dyckgraeff siin rechten ohem", nl. zijn zaligen vaders broeder was 61 ). Het moge
begrijpelijk zijn, dat men onwillekeurig den oud-oom als vader
der genoemde achterneven beschouwd heeft, het staat er
echter niet.
Onder de namen van Herman's kinderen zoekt men tevergeefs naar eenig houvast voor vermoedens ten aanzien van de
grootouders van vaderszijde. Van Spaen noemde hem een
broeder èn van Casijn van Oldenbarnevelt (Cosijn Ernsten),
gehuwd met Alijd Gerrits. èn van Claes van Oldenbarnevelt,
ambtman van Elten, gehuwd met eene Van Middachten. De
eerstgenoemde bleek ons een bastaardzoon van Ernst van
Oldenbarnevelt Cosijnsz (B III d); Van Spaen verwarde hem
met zijn neef Cosijn Claesz, (B V), want vermeldde hem als
258
) Ridderschap van Veluwe, blz. 209.
29
vader van Brinckje, vrouw van Philips Schrassert, en van
Cosijn, man van Margaritha Voeth. Ernst van Oldenbarnevelt
Cosijnsz had inderdaad een zoon Claes (B IV ), van wien
Casijn Ernstsz een bastaard-broeder was; maar Claes van
Oldenbarnevelt, ambtman van de abdij van Elten en gehuwd
met Anna van Middachten, hebben wij leeren kennen als een
zoon van Coop (Claesz) van Oldenbarnevelt (A III en IV),
zoodat Van Spaen hier misgetast moet hebben. Ook zou
volgens dezelfde hs. genealogie Herman een zuster Andrea
gehad hebben, gehuwd met een Van Renselaer. In de tweede
helft van de XVIe eeuw vonden wij herhaaldelijk een Johan
van Renselaer te Harderwijk vermeld. Hij blijkt inderdaad
een zoon geweest te zijn van een Andreesken van Oldenbarnevelt 259 ); zijn moeder leefde nog 31 Augustus 1566 2"), en
komt sedert 10 juni 1542 291 ) eenige malen voor als weduwe
van Jan Henricxen. Zij moet een zuster Margriet van Oldenbarnevelt hebben gehad (vermeld 3 September 1576 2"),
begr. Harderwijk 28 Augustus 1605), gehuwd met Otto van
Speulde, (gildemeester van het St. joriensgilde te Harderwijk (1547) 2"), t na 6 April 1563 294 ), maar vóór 28 Mei
1567 2"), zoon van Helmich en Jannetje N.N. 2"), daar
voornoemde Johan van Renselaer in 1567 deze weduwe
zijn moeye (tante) noemde 2"). Merkwaardig nu is
het, dat in 1542 deze Otto van Speulde zich tezamen met
Herman van Oldenbarnevelt borg stelde voor het vaderlijk
erfdeel van de kinderen van jan Henricx en Andreesken van
Oldenbarnevelt 269 . Dit schijnt inderdaad op nauwe banden
tusschen Andreesken en Herman van Oldenbarnevelt te
wijzen.
Met dit al wordt ons de plaats van Herman in de bovenvermelde stamreeksen niet duidelijker. Er komt zelfs een
tweede vraag hij: die naar de plaats van Andreesken en haar
zuster Margriet. Mogelijk vinden wij een vingerwijzing in een
acte uit 1558, waaruit blijkt, dat joffer Andrees van Oldenbarnevelt toen erfgename was van Truyde van Brienen 287 ).
Deze Truyde van Oldenbarnevelt, weduwe van Arent van
Brienen, was toen blijkbaar kinderloos overleden, want een
andere acte uit dat zelfde jaar noemt ook haar neef Cosijn
(Coopsz) en diens beide zusters Truyde en Geertgen van
260) Ree. Boek 1593-1601, 21 Sept. 1600. Zij had verder nog een zoon
Hendrick en een dochter Bye.
260) Ree. Boek 1582-72, 31 Aug. 1566.
261) Ree. Boek 1539-49, fol. 142.
262) Ree. Boek 1572-82.
263) Ree. Boek 1539-49, foi. 349.
264) Ree. Boek 1562-72.
205 ) Richtboek Harderwijk 1561-72, foi. 79.
266 ) Ree. Boek 1539-49, fol. 353.
Ree. Boek 1550-59, fol. 431.
2.9
30
Oldenbarnevelt als hare erfgenamen 2"). Dit leidt tot de conclusie, dat Andreesken en Margriet van Oldenbarnevelt vermoedelijk een plaats toekomt in Stamreeks A, en wel als nichten van Truytgen Claesdr (A II c), hetzij als dochters van
Coop van Oldenbarnevelt (indien Van Spaen's mededeeling,
dat Andreesken twee broeders Claes en Cosijn had, juist is).
hetzij als dochters van Ernst Claesz (indien Van Spaen
Andreesken terecht een vader Ernst toegedeeld heeft). \Vat
Herman van Oldenbarnevelt betreft, tusschen hem en de in
stamreeksen A en B vermeldé personen moet ongetwijfeld
samenhang bestaan hebben. Herman, Johan, Cosijn, en Claes
van Oldenbarnevelt waren (evenals hun nakomelingen) allen
gelijkelijk gerechtigd tot de collatie van de vicarie van het
H. Kruis-altaar in de kerk te Nijkerk 289 ). In talrijke acten
creden zij gezamenlijk op, hetzij als proces-partij, hetzij als
magescheidsvrienden of in andere soortgelijke hoedanigheden,
die bij „pacta familiae" aan „'t naaste bloed" toekwamen. Er
moeten dus onderlinge banden bestaan hebben.
1V. De gemeenschappelijke stamreeks der Van Oldenbarnevelt's.
In § 1 van het vorige hoofdstuk wezen wij op de waarschijnlijkheid, dat de stamreeksen A en B beiden tezamen
kwamen in een en denzelfden voorvader: Cosijn van Oldenbarnevelt. man van Beerte N.N., en gegoed onder Nijkerk, die
volgens de betreffende hs. genealogieën richter van Veluwe
zou zijn geweest. Zooals latere Van (Olden)Barnevelt's, als
om strijd, hun verwantschap met — ja zelfs hun afstamming
van — den grooten „advocaet" naar voren zouden schuiven,
om aan zijn roem den luister van hun naam te ontleenen, zoo
blijkt deze richter voor de oudere Van Oldenbarnevelt's een
voorvader te zijn geweest, op wiens roemrijke herinnering zij
zich gaarne beriepen, om de grootheid van hun geslacht aan
te toonen. Na zoovele eeuwen heeft de naam van dezen richter voor ons zijn luister verloren. Talrijke acten echter uit de
eerste helft der XVe eeuw hebben ons zijn naam overgeleverd.
Volgens de familie-papieren (Ned. Leeuw 1886, blz. 46) zou
hij een Ernst van Oldenbarnevelt tot vader hebben gehad.
Tusschen 1418 en 1433 wordt echter in de Gerlchtssignaten
van Veluwe steeds een Casijn Henricksz van (Olden-)Barnevelt vermeld, in 1424 uitdrukkelijk gegoed onder Nijkerk
genoemd 270 ). Vermoedelijk is hij identiek met zijn naamgenoot, Casijn van Oldenbarnevelt, die in 1436 den Verbondsbrief tusschen Ridders, knechten en steden van Gelre mede;
bezegelde. Als richter van Veluwe komt deze Casijn (steeds
288 )
bovenstaande is
a. v. fol. 434. Merkwaardig in verband met hetvan
Oldenbarne-
ook, dat Otto van Speulde huwelijksvriend van Roel«
velt (Coopsz.) was.
209) Onki. Boek Inv. no. 6, deel 3, .Nijkerk 25 Oct. 1554.
270) G.S.V. Int'. no. 2, deel 2, fol. 2 vso.
31
zonder vadersnaam) van 1441 271 ) tot 1456 voor 272 ); zijn
kinderen warden vermeld in 1460 273 ), zoodat aangenomen mag
worden, dat hij dan overleden is.
Bij gebreke van onomstootelijk bewijs blijft de mogelijkheid
bestaan, dat beide Casijn's niet identiek waren. Waarschijnlijk echtèr lijkt ons dit niet. Volgens ons was hij een zoon van
Henrick van Oldenbarnevelt, vermeld 1407 273 ). t in of na
1433 X74 ), en in of vóór 1425 gehuwd met Hadewich (van
Klinkenberg), eigenaresse van Klinkenberg 273 ), en had Casijn
nog twee broeders: Bilorken Henricx van Oldenbarnevelt, vermeld 1435 en '36 270 ), en Jacob Henricsz van Oldenbarnevelt 277 ), die no zegelde in 1477. Mogelijk ook was Henrick
de vader van Reyner van Oldenbarnevelt, wiens weduwe
Katharina nog leefde in 1456 en 1457 278 ). De collectie Wagner op ons Genootschap vermeldt hem (evenals oude acten)
als broeder van Casijn.
Wij willen deze bijdrage niet beëindigen, zonder nogmaals
op het hypothetische karakter van een groot deel van den inhoud der beide laatste hoofdstukken met nadruk gewezen te
hebben. Terecht plegen in dit blad onbewezen supposities in
principe zoo veel mogelijk te worden geweerd. Dat wij op
deze te loven regel voor dit maal een inbreuk durfden te
maken, moge gebillijkt worden door ons streven de losse, gevonden authentieke gegevens in een onderling, aannemelijk
verband te ordenen, om latere onderzoekers zoo mogelijk tot
leiddraad te strekken bij het samenstellen van een volledige
genealogie der Van Oldenbarnevelts. Ons doel was het
slechts, daartoe enkele bouwsteenen bij te dragen.
2n)
0.8.V. Inv. no. 2, deel 5, fol. 26 vso.
Berends a. v., regest no. 345.
273) Navorscher 1884, blz. 204.
274) G.S.V. Inv. no. 2, deel 4, fol. 5 (Nijkerk).
"5) G.S.V. Inv. no. 2, deel 2, fol. 44 vso..
2743 ) 0.8.V. Inv. no. 2, deel 4, fol. 130, 228 vso en 229 vso.
277) Kerk-voogdijarchief Nijkerk; Ned. Leeuw 1912, blz. 41.
278) G.S.V. Inv. no. 2, deel 8. Mogelijk was de in aant. 227 genoemde Erna Reynersz haar zoon.
212)
Overgedrukt uit ,.De Nederlandsche Leeuw1949
De Van Rensselaer's in Nederland,
door MR. W. DE VRIES.
A. Inleiding.
§ 1. „Van enen Bloede".
Onder de z.g. „Knickerbocker-families - (d.w.z. die Amerikaanse geslachten, die afstammen van Nederlandse kolonisten uit de XVIIde eeuw) nemen de New-Yorkse Van
Rensselaer's van oudsher een belangrijke plaats in. Hun gemeen.schappelijken stamvader_ op Amerikaansen bodem vinden zij in den persoon van Jeremias van Rensselaer (1632—
1674), wiens vader, de Amsterdamse juwelier Kiliaen van
Rensselaer (1586-1643), in 1630 in het Oosten der tegenwoordige Verenigde Staten een volksplanting stichtte aan de
„Noordriviere- (den huldigen Hudson). In tegenstelling met.
andere particuliere nederzettingen in diezelfde omgeving
werd Kiliaen's volksplanting (sedert 1632 naar haar stichter
Rensselaerswyck genoemd) op den duur een succes, niet het
minst door Kiliaen's voortreffelijke zorgen. Zelf heeft hij zijn
Amerikaanse schepping nimmei- bezocht, maar verschillende
zijner kinderen hebben zich voor korten of langeren tijd in
Rensselaerswyck opgehouden en er persoonlijk aan het maatschappelijk le'ven leiding gegeven. Twee zonen — Jeremias
hierboven genoemd, en Nicolaes — zijn in de Nieuwe Wereld
gehuwd en gestorven. Nicolaes had geen nakomelingschap,
maar Jeremias is vader geworden van o.a. vier zonen. De
oudste, die den naam van zijn grootvader kreeg en van
1663-1719 leefde, en Hendrik, zijn broer (1667-1740),
waren de eersten van de Amerikaanse Van Rensselaer's, voor
wien. de Nieuwe Wereld geboorte- én vaderland was. Terwijl
Kiliaen de stamvader werd van de z.g. „Manor House
Branch- der Van Rensselaer's, werd Hendrik dat van den
tak Claverack (Greenbush).
In tegenstelling met hun broers Jeremias en Nicolaes zijn
Kiliaen's andere zonen na een verblijf van enkele jaren in
Rensselaerswyck, op den duur allen weer teruggekeerd naar
het moederland. Richard. de jongste, werd burgemeester en
tresorier te Vianen. Uit hem sproot een tak, die in 1819 in
mannelijke lijn uitstierf door den dood van den Nijkerker
Jeremias van Rensselaer (1758-1819). Volgens zijn testament zou hij bij het op-maken daarvan geen andere familieleden meer hebben .gehad, dan zijn Amerikaanse verwanten.
In werkelijkheid evenwel is zijn achternicht Johanna Jacoba
Sara van- Rensselaer eerst elf jaren na hem overleden.
Als achterkleindochter van Jeremias' oud-oom Anthony van
Rensselaer behoorde zij tot den Nederlandsen tak van Jeremias. geslacht. Twee van haar zonen voegden den familienaam hunner moeder voor dien van hun vader, (Jhr. Mr.
Jan) Botvier= waardoor de gecombineerde geslachtsnaam Van
Rensselaer Bowier werd geschapen. Terwijl het huwelijk
van den oudsten zoon Jhr. Hugo Jan Jacob (1819-1884)
kinderloos bleef, sproten uit dat van den jongsten, viceadmiraal Jhr. Maarten Wilhelmus (1822-1889) o.a. twee
zonen, waarvan alleen de oudste, naar zijn oom Hugo Jan
Jacob genoemd (1865-1930), het geslacht voortzette. Zijn
zoon, Jhr. Wilhelmus Marten (geb. 1899), vertrok naar het
land, waar reeds sinds het midden der XV1Ide eeuw een tak
der Van Rensselaer's bloeide. Het Nederland's Adelsboek
1940 deelt van hem mede, dat hij toen woonde in Texas
(U.S.A.); uit zijn in 1922 gesloten, doch later door echtscheiding ontbonden huwelijk werden geen kinderen geboren.
Hij en zijn oom, Jhr. Marten Wilhelmus Marinus Magdalenus van Rensselaer Botvier (geb. 1875), waren dus in-1940
nog de enige naamdragers Van Rensselaer, die in Nederland
waren geboren. Zo vormt de geschiedenis van dezen geslachtsnaam een merkwaardige illustratie van NederlandsAngelsaksische bloedverwantschap. Oorspronkelijk van zuiver Nederlandse herkomst, in de XVllde eeuw naar Amerika
overgebracht, is deze naam daar tot hoog aanzien gekomen.
Daarnaast bleef hij ook in ons land in ere. In het begin van
de XIXde eeuw dreigde hij hier evenwel door uitsterving
verloren te gaan. Om dit te voorkomen voegden twee 1 )
nakomelingen van den Engelsen ritmeester Raphael Boyer
(l. 1623), beiden zonen uit het huwelijk van een Jhr. Bowier
en de laatste der Nederlandse Van Rensselaer's, den naam
van hun moeder bij dien van hun vader. Nederlanders, Amerikanen van Nederlandsen oorsprong en Nederlanders van
Engelse herkomst hebben dus allen tesamen den naam Van
Rensselaer dien luister vereerd, die thans nog aan den klank
daarom is verbonden.
§ 2. Vroegere publicaties.
De Amerikaanse Van Rensselaer's, trots op hun oudNederlandse herkomst, hebben er naar gestreefd de herinnering daaraan in druk vast te leggen. Zo heeft in 1888 de
Amerikaanse predikant Maunsel van Rensselaer hetgeen hij
van zijn geslacht wist, samengevat in een publicatie, getiteld
„Annals of the van Renselaers in the United States-. De
1) Zie het Maandblad „De Nederlandsche Leeuw" LVI (1938), kol. 79
en lig.
3
belangstelling voor dit geslacht werd wederom aangewakkerd toen in 1908 A. j. F. van Laer zijn werk „The Van
Rensáelaer-Bouvier manuscripts" ') in het licht gaf, later gevolgd door zijn publicaties ..Correspondente of Jeremias van
Rensselaer", en „Correspondente of Maria van Rensselaer".
Nadat daarop in 1937 van de hand van S. G. Nissenson
onder den titel „The Patroon Domain" te New-York een
interessante, geschiedkundige studie over Kiliaen van Rensselaer's schepping, de kolonie Rensselaerswyck, was verschenen, waarin allerlei gegevens over de oudste Van Rensselaer's in de Nieuwe Wereld waren vervat, publiceerde tenslotte in 1940 Ir. William j. Hoffman in een studie, getiteld
„An armory of American families of Dutch descent", een
artikel „Notes on the pre-American genealogy of the Van
Rensselaer-family with notes on the van Wenckum, Pafraet,
van Byler and van Wely-families; ancestral lines of the Van
Rensselaer-family in America-. 3 )
Hierbij vergeleken kan de Nederlandse belangstelling voor
de Van Rensselaer's en hun volksplanting uit de XVIlde
eeuw maar matig worden genoemd. Eerst Mr. N. de Roever
heeft in zijn, in 1890 in het tijdschrift „Oud-Holland- verschenen studie „Kiliaen van Rensselaer en zijne kolonie
Rensselaerswyck" gepoogd recht te doen wedervaren aan de
nagedachtenis van dezen groten, maar door zijn latere landgenoten nagenoeg vergeten kolonisator. Enige, zij het weinige, mededelingen over Kiliaen's voorgeslacht vindt men in
die studie vermeld; gegevens over zijn nakomelingschap zal
men erin uiteraard noch zoeken, noch vinden. Daarna verschenen studies, door Hoffman in het kort vermeld, bevatten over de Van Rensselaer's in Nederland nauwelijks iets
van genealogische waarde. Alleen Elias' „De Vroedschap
van Amsterdam 1578-1795" vertelt nog iets over Kiliaen's
nakomelingen, doch te weinig om daaruit een genealogie
samen te stellen. Het merkwaardige feit doet zich dan ook
voor, dat men voor gegevens over de Nederlandse Van
Rensselaer's voornamelijk op Amerikaanse bronnen is aangewezen!
Onder deze omstandigheden is bij schrijver dezes het verlangen ontstaan in de geschetste leemte enigszins te voorzien. Het materiaal werd verzameld, toen Nederland nog
zuchtte onder den Duitsen bezetter. De stof werd geschift en
geordend in den laatsten oorlogswinter van 1944—'45, en on2) Van Renssetter Bowler manuseripts, being the letters of Inham' van
Rensselaer 1630-163, and other documents, relating to the colony of
Rensselaerswyek (Albany, 1908).
3) New-York Genealogical and Biographical Record LXXI (1940),
blz. 129 en vlg. Dit artikel zal hieronder voortaan aangehaald worden
als „Hoffman".
4
middellijk na de bevrijding werd het artikel geschreven. In
de jaren, die sedertdien zijn verlopen, kon de genealogie op
sommige punten nog aangevuld worden. Daar met de Van
Rensselaer's in de Verenigde Staten geen contact opgenomen
kon worden, toen het artikel werd samengesteld, is de inhoud
van deze publicatie uitsluitend geput uit Nederlandse bronnen, voor het grootste deel berustend op het Rijksarchief
Arnhem 4 ). Evenwel zijn ook een aantal gegevens ontleend
aan bescheiden, die bewaard warden op het Amsterdamse
gemeente-archief. Schrijver dezes stelt het ten zeerste op prijs
den heer A. van Marle, die te Amsterdam vele gegevens
bijeenzocht, voor zijn moeite zijn hartelijken dank te betuigen.
§ 3. De Renselaar.
De naam Van Rensselaer 5 ) is ongetwijfeld een herkomstnaam, ontleend aan de thans nog bestaande kapitale hofstede
„de Renselaar" in de buurschap Hell onder Putten. Beernink 8 ) heeft haar ligging omschreven als ,,palend aan de
groote heide van . Helderveld, waardoor bedoeld goed van
Kruishaar gescheiden wordt, en liggende halverwege Nijkerk
en Putten". Het erf was oorspronkelijk een volschuldig-eigen
goed van de abdij van Elten 7 ), m.a.w. een horig erf van
genoemde abdij, waarvan de bezitters — tenzij zij uitstel
behoren moesten tot de
(„oprukking") hadden verkregen
volschuldig eigenen, d.w.z. de meest onvrije klasse der
Veluwse horigen 8 ). Dank zij de vrijgevigheid van haar
stichter, Wichman, graaf in Hameland, bezat de Eltense abdij
sedert de tweede helft van de Xde eeuw o.m. talrijke goederen in de omgeving van Putten, en men krijgt den indruk,
dat ook het terrein, waarop de Renselaar ligt, van oudsher
4) voor zover niet uitdrukkelijk anders vermeld wordt, berusten alle
in de noten vermelde archiefbronnen in het Rijksarchief Arnhem.
5) In de Veluwse bronnen vindt men nimmer den uitgang „-laer", maar
steeds ,,-ler" (Van Renseler, Rentzeler, Renxler, Renxeler of Renzeler).
6) G. Beernink, De geschiedschrijver en rechtsgeleerde Dr. Arend van
Slichtenhorst en zijn vader Brant van Slichtenhorst enz. (Werken der
Ver. Gelre no. 12), blz. 14-0. Deze studie zal hieronder worden aangehaald als „Beernink".
Belangstellenden kunnen de te midden van hoogopgaand geboomte
schilderachtig gelegen hofstede het beste bereiken door gebruik te maken
van het fietspad, dat Nijkerk met Putten verbindt.
7) Als zodanig wordt het reeds vermeld in het oudste, uit het einde
der XIVde eeuw daterende tynsboek van Elten (Nieuw archief voor
kerkelijke geschiedenis n (1854), blz. 161). Als volschuldig-eigen goed
van de Elteuse abdij komt het ook voor in 1445 (Gerichtssignaat Veluwe
Inv. no. 12, fel. 49)
hieronder voortaan aan te halen als G.S.V.
bronnen v. h. Oud
der
uitgaaf
en 1456 (Vers!. en Meded. der Ver. tot
✓adert. Recht. dl. IX (1944), blz. 149).
en
8 ) Zie wat dit betreft mijn artikel „De gerichtslieden van Veluwe
het
in
vlg.,
211
kol.
(1941),
LIX
✓eluwezoom" in .,De Ned. Leeuw"
bijzonder kol. 218, § 7.
5
tot deze goederen behoord heeft. Beernink, en op zijn voetspoor ook Hoffman 9 ), zijn zelfs van oordeel geweest, dat de
Renselaar al vermeld wordt onder de goederen, welke de
vrome Fries Folker in 855 heeft geschonken aan het klooster te Werden "); volgens Beernink zou het erf geïdentificeerd moeten worden met de in de betreffende acte genoemde
„villa, qu(a)e dicitur Rentilo". De juistheid van die mening
betwijfel ik echter. Afgezien van het feit, dat aan genoemd
klooster niet de „villa Rentilo" zelf, maar de tot die „villa"
behorende „byvanck" (comprehensio) geschonken werd.
merk ik . op, dat „villa" in de Middeleeuwse bronnen de
Latijnse naam was voor een complex boeren-hoeven, die
economisch en juridisch een zekere eenheid formeerden,
m.a.w. voor wat later een „buurschap" genaamd werd. Van
het bestaan hebben van zulk een buurschap, die Renselaar
heette, is ons geen enkel bewijs overgeleverd; de Renselaar
schijnt steeds één boeren-erf te hebben gevormd 11); de
„maalschap" (buurschap) waartoe zij behoorde en waarvan
zij in zekeren zin het middelpunt vormde, was de maalschap
van het Hellerveld 12 ). Daarenboven zijn de goederen van
het klooster van Werden later met die van de abdij van
Paderborn (Abdinkhof) verenigd, en indien de Renselaar in
855 aan Werden geschonken zou zijn, zouden wij het niet
als Eltens goed vermeld kunnen vinden (tenzij het later vervreemd was, waarvan ons geen bewijs heeft bereikt 13 ). Beernink is vermoedelijk tot zijn gelijkstelling gekomen door de
mening, dat Rentilo en Renselaar dezelfde betekenis ( „eene
boom- en boschrijke streek, waarin zich herten ophielden")
zouden hebben gehad. Doch „Io" betekende „bos", en „laar"
was meestal de naam voor een grasrijke plaats, al komt het
woord ook wel voor in verbinding met bepaalde bomen of
struiken. Misschien sla ik de plank niet al te zeer mis, wanneer ik vermoed, dat de Renselaar in oorsprong een grasrijk
terrein was, dat door zijn ligging te midden van de kale,
zandige heiden reeds betrekkelijk vroeg in cultuur is genomen, en behalve aan deze natuurlijke gesteldheid mede zijn
9) Beernink, t.a.p. blz. 142; Hoffman, t.a.p. blz. 129-131.
10) Sloet, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen, no. 45.
11) Wel moeten er reeds v66r het einde van de XIVde eeuw delen van
afgesplitst zijn. Vergel. het oudste tynsboek van Elten (bron vermeld in
aant. 7, blz. 136 en 161): „Lizeke des g-reven dochter (oer) guet (en)
is wt Renseler gekomen".
12) Bij de Renselerberg in de nabijheid werd oudtijds op Mei-avond
en St. Marten de „maalspraak" — de vergadering van de „malen" —
van Hellerveld gehouden, die daarna op de Renselaar werden onthaald.
13) De Renselaar was reeds vt56r den door Hoffman (t.a.p. blz. 130)
vermelden verkoop der Werdense goederen (in 1559) bezit van de abdij
van Elten. Zie ook aant. 7.
6
naam dankt aan zekeren Rense 14 ). die dit terrein heeft ontgonnen.
Voor zover men daaraan in de bovengenoemde litteratuur
de aandacht gewijd heeft, blijkt men steeds aangenomen te
hebben, dat het geslacht der Amerikaanse en Amsterdamse
Van Rensselaer's eeuwenlang op de Renselaar woonde, ~iedat in de eerste helft van de XVIlde eeuw Kiliaen, de juwelier-kolonisator, zich te Amsterdam vestigde. Inderdaad komt
de naam der Van Rensselaer's (Van Renseler's) reeds voor
in bronnen uit de XIVde en XVde eeuw. Of echter deze
Van Renseler's uit het einde der Middeleeuwen inderdaad
tot Kiliaen's voorgeslacht hebben behoord, is m.i. geenszins
zo zeker als doorgaans wordt aangenomen. Ik kom op die
kwestie hieronder nog terug, maar wil reeds thans, om misverstand te voorkomen. uitdrukkelijk opmerken, dat gelijkheid
van naam bij boerengeslachten in vroegere tijden dikwijls eer
heeft berust op bezit van hetzelfde goed, dan op directe verwantschap.
§ 4. De Van Rensselaer's in de XIVde en
XVde eeuw.
Volgens Beernink zouden de Van Rensselaer's allen afstammen van zekeren Obert van Renseler, die als bezitter
van het aan de abdij van Elten horige „guet to Renseler"
voorkomt in een uit het einde van de XlVde eeuw daterend
Tynsboek van Elten "). Hij was als zodanig tynsplichtig in
den Eltensen „Hof tot Appel" (onder Nijkerk) en voorts
verplicht tot betaling van een jaarlijksen grondcyns van vier
malder rogge en één malder gerst; Beernink hield hem voor
den vader van zekeren Wolter van Renseler, dien hij ± 1440
vermeld had gevonden g). Zelf ontmoette ik dezen Walter
in de Veluwse gerichtssignaten in acten uit de jaren 1441—
1458'16 ). In 1442 deelde hij mede, dat hij een zoon was van
een Obert van Renseler, gehuwd met een Golden 17 ) . Deze
Obert zou in het bezit zijn geweest van het aan den hertog
horige erf Zwarte Ghermansgoed onder Nijkerk. Toen hij
overleed, was Wolter nog minderjarig; Wolter verliet daarna
het land, en verbleef in het Sticht gedurende een vijf à zes
jaren, om bij zijn terugkeer in 1441 te bemerken, dat zijn
vaderlijk erf het Zwarte Ghermansgoed (of „dat guet te
Bleyden"), inmiddels buiten zijn voorkennis in andere handen
14) Vergel. J. J. Graaf, Nederlandse doopnamen naar oorsprong en
gebruik (1915), no. 630.
15) Bron vermeld in sant. 7, blz. 135 en 13►.
zo) G.S.V. Inv. no. 11, fol. 3, 5, 41, 88vso, 89, 122vso; no. 12, fol.
43vso, 22; no. 13, fol. 115vso, 2O7vso; no. 14, fel. 149.
17) G.S.V. Fnv. no. 11, fel. 88vso, 89 en 104.
7
geraakt was is). Deze ontdekking leidde tot een proces, waarover' in het gerichtssignaat van de Veluwe enige acten voorkomen, zonder dat wij den afloop vernemen.
Was nu Obert, de vader van Walter en de bezitter van
het Zwarte Ghermansgoed, werkelijk, zoals Beernink gemeend heeft, identiek met zijn naamgenoot, die als gebruiker
van de Renselaar wordt vermeld in het Eltense tynsboek? Ik
meen het te moeten betwijfelen. Wel kan een eenvoudige
berekening ons aantonen, dat Wolter's vader inderdaad in
het einde van de XIVde eeuw moet hebben geleefd. Immers
wat Walter ons meedeelt, stelt boven eiken twijfel, dat hij
tussen de 20 en 30 jaren oud zal geweest zijn, toen hij naar
Gelderland terugkeerde; vermoedelijk zal hij dus tussen 1410
en 1420 het levenslicht hebben aanschouwd. Waarschijnlijk
waren er, behalve Wolter, nog drie andere kinderen, want uit
de acten uit 1442'') blijkt. dat Walter voor niet meer dan een
vierde gedeelte gerechtigd was in het Zwarte Ghermansgoed. Een aantekening uit 1441 19 ) brengt ons met één dezer
een zuster Bye, gehuwd met een Meynte van
kinderen
Waller .-- in kennis. Ongetwijfeld was zij identiek met de
Bye van Waller, die voorkomt in het Veluwse Klaarboek
1444-1461, en wel in het deel, dat de „wedersproken oordelen" bevat uit de jaren 1457 en 1461 29. Zij had toen een
volwassen zoon Evert, en zal dus in of omstreeks het begin
van de XVde eeuw zijn geboren. Dat alles wijst er dus op,
dat Obert. de vader van Bye en Walter van Renseler, geleefd zal hebben• in het einde van de XIVde- en in het begin van de XVde eeuw. Dat ik desondanks meen hem niet
te mogen identificeren met den Obert, die in het uit dien zelfden tijd daterende tynsboek van Elten vermeld wordt, vloeit
voort uit het feit, dat blijkens mededeling van Prof. Dr. D.
Th. Enklaar te Utrecht het stuk, waarin Obert van Renseler
voorkomt onder de tynsgenoten ,.in den hofF to Appel", het
afschrift vormt van een oudere lijst, waarvan het origineel
op het Staatsarchief te Düsseldorf bewaard is gebleven en
die uit de eerste helft van de XIVde eeuw moet dateren.
M.a.w.: die in genoemden hof tynsplichtige Obert moet ruim
een halve eeuw vroeger geleefd hebben, dan Beernink gemeend heeft. De gegevens in het Eltense tynsboek wekken
is) G.S.V. Ins-. no. 11, fol. 49vso, S8vso en 89. Het erf heette (later)
ook wel Xnuytergoed (Gelre XV (1912), blz. 127).
19) G.S.V. Inv. nv. 11, fel, 5vso. Zie ook fol. 3 en 103.
20) Klaarboek, Inv. no. 3, fol. 176vso tot 266. Bye komt hierin voor
op fol. 252 en 252vso. Zie ook E. Heringa, Tynsen op de Veluwe (diss.
Leiden, 1931) II (Bijlagen) blz. 26 no. 26, waar deze klaring ten onrechte gedateerd is op 1444. Bye werd aangesproken als bezitster van het
„horige erve Waller, gelegen in den kirspel van den Nyenkirek". Haar
man was dus toen blij
kbaar overleden. Bye zelf deelde mede, dat zij een
,:borgersche (was), woenafftich tot Herderwiiek".
8
den indruk, dat na hem de Renselaar in het bezit is gekomen
van zekeren Gise (Gijsbert), die in de betreffende aantekening uitdrukkelijk „taberts noen" wordt genoemd "). Men
vindt deze mededeling onder het hoofd „Dit sin die eyghen
guede der Abdien van Elten en al die lude, die die guede
hebben man en wijf sullen na den goeden horen en eyghen
wesen" in een opsomming van de „eyghen guede in den kirspel van Putten", en wel in dat deel van het tynsboek, dat
ongetwijfeld gegevens bevat uit het einde der XIVde (en
zelfs deels uit het begin van de XVde 21a)) eeuw. Vergelijkt
men nu deze opsomming met een lijstje uit het eerste gedeelte over „stedicheit in den kirspel van Putten" 22 ), dan
blijkt het, dat beide lijsten bijna geheel identiek zijn. Een
voor ons evenwel zeer belangrijk verschil is, dat in de eerste
lijst nog de naam van Obert van Renseler voorkomt, en in
de latere Gise de plaats van zijn vader heeft ingenomen. Ik
leid eruit af, dat Obert, de vader van Gise, overleden zal
zijn veOr het einde van de XIVde eeuw, en dit sluit dan uit,
dat hij de vader kan geweest zijn van Bye en Wolter.
Afgezien hiervan echter is het ook overigens weinig waarschijnlijk, dat Obert, die reeds in het einde van de XIVde
eeuw een volwassen zoon (Gise) moet hebben gehad, nog
in het begin van de daaropvolgende eeuw vader geworden
zou zijn van enige kinderen. Dit laatste klemt nog te meer.
wanneer wij bemerken, dat Obert's zoon Gise reeds ± 1390
vader geweest moet zijn van (o.a.?) twee zonen. Het toeval
wil nl., dat wij over (een deel van) Gise's .nakomelingschap
tamelijk wel ingelicht zijn. De betreffende gegevens kunnen
als volgt in het kort samengevat warden:
II. Gise Obertssoen van Renseler, eigenman en bezitter van
het horige goed de Renselaar onder Putten. Hij was
vader van
a. Berwe (of Berwyn) Gysensz van Renseler, vermeld onder Barneveld (1431) 23 ) en Nijkerk
1434-1452 '4 ); burger van Harderwijk (4 Sept.
1439) 25 ) ; bezat (tesamen met zijn broer Gelys)
,;Abelen Everwynsoensgoed" onder Nijkerk ")
21) Bron vermeld in aant. 6, blz. 161: .,dat g(uet) to renseler dat
Obertssoen Gise h(evet)".
21a) Zie bijv. de uitgave van Kist, blz. 155 en 163 vlg.
22) t.a.p. blz. 135.
23) G.S.V. Inv. no. 8, fol. 226vso.
24) G.S.V. Inv. no. 10, fol. 121; no. 11, fol. 27; no. 13, fol. 6vso en
2 OSVSO.
23 ) Navorseher
1933, blz. 79.
°) Dit goed was in 1399 van de horigheid gevrijd. Zie Tynsboek
Veluwe, Hertog. Archief, Inv. Nvhoff no. 39e, register no. 47 (voortaan aan te halen als „oudste tyilsboek"), fol. 59vso en XXVIIIvso.
9
en vier morgen aldaar gelegen in „Heyn Roestsland".").
b. Gelys, volgt onder III.
III. Gelys Gysensz van Renseler, broeder van Berwe voornoemd 28 ), vermeld te Nijkerk 1434-1452 ), burger
van Harderwijk (4 Sept. 1439) 25), bezat (tesamen
met zijn broer Berwe) „Abelen Everwynsoensgoed" onder Nijkerk en de vier morgen in „Heyn Roeststand".
Hij was vader van
a. Gysbert, volgt onder IV.
IV. Gysbert (Gelysz")) van Renseler, bezat na zijn vader
en oom het „Abelen Everwynsgoed" en de vier morgen in „Heyn Roeststand" onder Nijkerk 34 ), alsmede
ander goed aldaar 32 ). Hij was vader van:
a. Berwe, volgt onder V.
V. Berwe Gysbertsz van Renseler, burger van Harderwijk
(1465) 83 ), bezitter van het erf „de Cleyne Maet" onder
Nijkerk 34 ); 1- vóór of in 1467 35 ); tr. Encke N. N."),
in of na 1483 36a ). Zij hertr. in 1468 Melis
Huhynck "), die met Berwens kinderen de tyns betaalde van „Abelen Everwynsoensgoed" en van twee morgen in „Heyn Roestsland" 3').
Berwe en Encke waren de ouders van vier kinderen"), waarvan bekend:
a. Trude Berwensdr. van Renseler (Renx1er)").
bezat tesamen met haar zuster Besselken het
goed „de Cleyne Maet" onder Nijkerk 39 ); zij
27) Oudste tynsboek, fel. 77.
28) G.S.V. Inv. no. 11, fol. 121vso; idem no. 12, fol. 109vso, 125, 151,
177vso; idem no. 13, fel. 116vso; oudste tynsboek, fel. 77; Navorscher
1933, blz. 79.
29) G.S.V. Inv. no. 10, fol. 109; no. 11, fel. 27; no. 13, fol. 6vso en
208vso.
30) Oudste Tv-risbock, fel. 59vso en XXVIIIvso.
31) Zie. sant. 30 en 27, alsmede Tynsboek Veluwe, Hertog. archief,
Inv. Nijhoff no. 39e, register no. 49 (voortaan aan te halen als ,.tweede
ty-nshoek"),, fol. 88.
32) Tweede tynsboek, fol. 108vso.
33) Xa,vorselier 1933, blz. 87.
3¢) Oudste tynsboek, fel. 46 en X; tweede tynsboek, fol. 69vso.
35) Recognitieboek Harderwijk (voortaan aan te halen als Ree.. Boek)
1466—'78, fol. 34vso,
36) Ree. Boek a.v., fel. 34veo, 36 en 36vso.
36a) G.S.V., Inv. no. 17, fol. 71, Encke wordt hier vermeld met „berde
hoer kinderen. die zv bv hoeren voirman had". ‘Vellicbt waren de andere
twee dus reeds overleden.
37) Zie sant. 27 en 30.
38) Et-e. Boek a.v., fel. 34vso
36vso.
39) Tweede tynsboek, fel. 69vso.
10
tr. (vermoedelijk) Harderwijk 13 (morgengave
14) 39a) Januari 1492 Claes Arntsz.
b. Besselken Berwensdr. van Renseler (Renxler)34 ),
bezat tesamen met haar zuster Trude „de Cleyne
Maet" onder Nijkerk 39) .
en voorts misschien:
c. Gysbert van Renseler, geestelijke (1474) 41, lid
van het St. Jorisgilde te Harderwijk (1480) 41 );
pastoor te Putten (1480) 42 ).
Toen Encke, Beru'e Gysbertsz van Rense1er's weduwe, in
1468 met Melis Hunynck hertrouwde, waren haar kinderen
nog minderjarig 38 ). Nemen wij aan --- zuiver veronderstellenderwijs ---- dat hun vader nog jong' was, toen hij overleed,
dan kunnen wij zijn geboorte op ± 1440 vaststellen. Zijn
grootvader Gelys zal dus zeker niet na 1390 het levenslicht
hebben aanschouwd; ja, het ligt voor de hand, dat hij waarschijnlijk nog eerder zal zijn geboren. De geboorte van Gise
Obertsoen, Berwens overgrootvader, moet dus omstreeks het
midden van de XIVde eeuw plaats hebben gevonden. Ook
langs dezen weg komen wij dus tot de conclusie, dat Obert,
de vader van Gise (Gijsbert), niet identiek zal zijn geweest
met zijn naamgenoot, den vader van Walter.
Tenslotte kunnen wij voor het bovenstaande nog op andere
wijze bevestiging krijgen. Het verdient nl. de aandacht, dat
de Eltense lijst van tynsgenoten in den Appelsen hof, behalve den reeds vaker genoemden Obert (of Oetbert) van
Renseler, ook nog een Coep van Renxler vermeldt. Welnu:
in een door Van Doorninck uitgegeven rol van een Veluwse
schatting uit het begin van de XIVde eeuw (± 1326) vinden
wij onder de Eltense horigen „in die cloft 43 ) van Putten"
eveneens een Cope van Renxler 44 ) en Obert van Renseler 45 )
genoemd. Hierdoor wordt dus ons vermoeden over den tijd,
waarin de in het tynsboek vermelde Obert geleefd heeft.
nader bevestigd. Van belang is voor ons voorts het feit, dar
in de Gelderse schatting Coop en Obert elk apart voor verschillende bedragen waren aangeslagen, hetgeen erop wijst,
dat zij verschillende goederen bewoonden. Reeds in het be39a) Ree. Boek 1479—'97, fol. 167vso.
40) Ree. Boek 1466—'78, fol. 146.
41) Wapenheraut 1897, blz. 15.
42) Beernink a.w., blz. 142.
43) Over de onbepaalde betekenis van het woord ,,sloft" („kluft" is
afdeling) zie 1. H. Gosses, De organisatie van bestuur en rechtspraak
in de landschap Drente (1911), blz. 184 vlg.
44) P. N. van Doorninek, Schatting van Jeu lande van Gelre voor
de Veluwe (1905), blz. 14.
45) Van Doorninck a.w., blz. 15. Cope droeg 4 pond, Obert 8 pond
bij in de schatting.
11
gin van de XIVde eeuw was de naam „Van Renseler" dus
al geen zuivere herkomstnaam meer. Wanneer wij dus in
acten uit latere tijden personen tegenkomen, die den naam
Van Renseler droegen. dan mogen wij niet maar zonder meer
aannemen, dat deze Van Renseler's ook zelf de Renselaar
zullen hebben bezeten.
Nu hebben ons inderdaad uit de XVde eeuw een betrekkelijk groot aantal gegevens bereikt over personen, die den
naam Van Renseler voerden "). maar over wier plaats in
de hierboven vermelde genealogie wij geheel in het duister
verkeren. Hoe bijv. was de verwantschap van Gise met Obert,
den vader van Wolter? Ons ontbreekt daarover elk gegeven.
Nu vaststaat, dat deze Obert zeker niet identiek was met
zijn naamgenoot, die in het Eltense tynsboek genoemd wordt,
weten wij niet, of hij de Renselaar in zijn bezit heeft gehad.
Een naamgenoot Oebert van Renseler moet in de eerste helft
van de XVde eeuw het hertogelijke tynsgoed de Rabbenkamp onder Nijkerk hebben bewoond "). Na hem kwam dit
bezit in handen van een ander geslacht. en vermoedelijk moeten wij beide Oberts dus wel onderscheiden. Van Oberts
zoon. Wolter is ons alleen nog bekend, dat hij in of voor
1444 met een zekere Lubbergen huwde 48 ). Of hij nakomelingen had, weten wij niet. Het feit, dat hij herhaaldelijk
voor de bank van Nijkerk procedeerde, doet mij vermoeden,
in 1447 49 ) -- trad
dat hij te Nijkerk woonde. Eén keer
hij echter te Garderen op. en dit verdient wel onze aandacht,
omdat een lijst van horige personen en goederen uit het einde van de XVde eeuw 50 ) onder Ermelo een Andries Evertsz
vermeldt, wiens moeder Ryck een dochter was van een Wolter van Renseler van Garderen. Uit Garderen ook kwam in
het eind van de XVde eeuw een naamgenoot Wolter van
Renseler, die op 13 (morgengave 14 51 )) Februari 1485 te
Harderwijk trouwde met een Nelle van Norden"), in 1486
burger werd van die stad 53 ) ,en aldaar nog in 1499, 1505
46 ) Behalve de reeds bovenvermelde en nog te noemen personen vond
ik in de tweede oudste tynsboeken vermeld:
a. Een Copert mi] Renrler (de Jonge), zoon van Bye, gegoed onder
N:ijkerk.
b.
Een naamgenoot, wiens weduwe
Lysbeth
te Nijkerk tynsgoederen
bezat.
47 )
45)
49)
Oudste ty-nshoek. fel. 40vso; tweede tynsboek. fol. 62vso.
Inv. no. 12, fol. 2.
G.S.V., Inv. no. 12, fol. 200. Hij is dan momber (voogd).
Hertogelijk Archief Inv. Nijhoff 2 g II, register van burenspijk
etc.., fol. LXXIIvao.
51)
Ree. Boek 1479—'97. fol. 106.
52)
Zij was bij haar huwelijk in 14S5 weduwe van Helt van Norden,
met wie zij in 1472 gehuwd was (Theo. Boek 14661478, fol. 113) en
dankte vermoedelijk aan dit eerste huwelijk haar naam. Zie ook Ree.
50)
12
en 1521 ") voorkomt. Het schijnt dus, dat in de tweede
helft van de XVde eeuw een tak der Van Renseler's was
gevestigd te Garderen.
Merkwaardig is het, dat al onze gegevens bijna uitsluitend
betrekking blijken te hebben op Van Renseler's, die buiten
Putten waren gevestigd. Het feit toch, dat de Renselaar in
laatstgenoemd ambt was gelegen, zou redelijkerwijze kunnen
doen verwachten, dat vooral in Puttense acten gegevens over
de Van Renselaar's te vinden geweest zouden zijn. In werkelijkheid echter is dit geenszins het geval, en het is slechts
te danken aan den speurzin van den onvolprezen Van Spaen,
dat wij uit het midden van de XVde eeuw ten minste één
gegeven uit Putten bezitten. In het archief van het klooster
Abdinghof onder Paderborn heeft nl. deze historicus een lijst
gevonden van inkomsten van de kerk te Putten in 1459, die
hij overschreef en inlijfde bij zijn Gelderse stukken 55 ). Volgens deze inkomstenlijst droeg een Obert van Renseler toen
„XVI olde boddrager" bij „de bonis in Renseler levandis".
Zo weten wij althans, dat een Obert van Renseler — kennelijk een ander, dan de reeds voor 1436 overleden vader
van Wolter -- in de tweede helft van de XVde eeuw de
Renselaar moet hebben bezeten.
Niet lang daarna evenwel moet het erf in andere handen
geraakt zijn. Immers in den zomer van het jaar 1472 ga)
verscheen voor de schepenen van Harderwijk zekere Gherbrandt Ribbeginssoen, die „synen kinde vuer siin moeders
guedenisse twehondert Rijnsche gulden" schuldig bekende te
zijn, en beloofde „hem die te vesten vuer den richter van
Veluwen wtten erve toe Renseler, sodat dat kynt na den
landrechter dairinne gevest sy". Dergelijke acten komen in
de Harderwijkse recognitieboeken herhaaldelijk voor. Zij
sproten voort uit den wens bij tweede of later huwelijk van
een van de ouders, de kinderen uit het eerste huwelijk zekerheid te verschaffen ten aanzien van de nalatenschap van
de(n) overleden vader of moeder. Denzelfden dag, waarop
Boek 1466—'78, fel. 202, 1479—'97, fel. 172vao. 1497-1523, fol. 29vso.
Zelf kwam zij vermoedelijk van bijkerk. waar zij het erf Klein Morseler
bezat (G.S.V., Inv. no. 23, fel. 65). Zij overleed in of na 1519 (G.S.V,
a.v., fol. 182vso).
gs) Navorseher 1933, blz. 96, waar de naam ten onrechte als „Van
Reyseler" is weergegeven. Zie ook G.S.V. Inv. no. 23, fel. 65.
54) Ree. Boek 1497-1523, fel. 29vso, 99 en 328. Blijkens G.S.V. Inv.
no. 23, fol. 65, had hij in 1518 zijn vrouw kwaadwillig verlaten. Zij
moet toen ruim 60 jaren oud zijn geweest.
55) Van Spaen, Repertorium Gelricum, (Archief Hoge Raad van Adel,
's-Gravenhage), dl. II, blz. 417; gepubliceerd door Sloet in Bijdr. en
Med. van de Kon. Academie van Wetenschappen, afd. Letterkunde, dl. VI
(1889), blz. 243, bijlage 15. Sloet las ten onrechte Van Remeler i.p.v.
Van Renseler.
13
Gherbrandt aan zijn ouderlijke plicht had voldaan, gaf hij
een morgengave aan zijn vrouw Weyme. Den dag tevoren
was hij dus met deze laatste hertrouwd. Vermoedelijk dateerde zijn eerste huwelijk uit 1469. Op 15 Januari toch van dat
jaar gaf Gherbert Ribbenssz een morgengave aan zijn vrouw
Zwene 55b ). Zeer waarschijnlijk was deze laatste een familielid van den Obert van Renseler uit 1459, en had zij de Renselaar van dezen Obert geërfd. Wij weten nl., dat Gherbrandt het goed door magescheid moet hebben verkregen.
Immers een acte van 15 Juni 1474 55e ) vertelt ons, dat Gherbrandt Ribbeginssoen en heer Ghisebert van Renseler —
m.a.w. dezelfde, die in 1480 pastoor was te Putten — een
overeenkomst aangingen over een jaarrente van negentien
gouden Arnoldi-guldens, die Ghisebert toekwamen krachtens
een magescheid, waarbij ook Gherbrandt partij was geweest.
Deze rente, zo lezen wij, moest worden betaald uit „de erve
en guede to Renseler", zijnde „wtten guede ende lande, dair
die maechegesceitsbrieff op holt". Gherbrandt was met het
voldoen van de rente nalatig geweest. Thans beloofde hij
Gijsbert geregeld te zullen betalen. Blijkbaar is dus na den
dood van Obert van Renseler de Renselaar toegedeeld aan
Gherbrandt Ribbensz (of zijn vrouw), terwijl Gijsbert van
Renseler voor zijn aandeel voornoemde jaarrente toegekend
werd. Boven vermeldde ik al, dat Berwe Gysbertsz van Renseler vier kinderen moet hebben gehad. Slechts twee ervan
zijn ons met zekerheid bij name bekend. Mogelijk echter is
ook Gijsbert een zoon van Berwe en Encke geweest. De
vraag kan thans worden geopperd, of Gherbrandt's eerste
vrouw Zwene wellicht ook een kind van Berwe was? Vóór
1472 moet zij zijn overleden. Van Gijsbert weten wij, dat hij
het laatst in 1480 vermeld wordt. Indien wij aannemen, dat
hij niet lang daarna overleed, dan zou dit geheel kloppen
met het feit, dat volgens de bovenaangehaalde acte uit
1483 55(1 ) toen nog slechts twee kinderen, die Encke „by hoeren voirman (Berwe) had", in leven geweest moeten zijn.
Gherbrandt Ribben- of Ribbeginszoon komt na 1474 in de
Harderwijkse recognitieboeken nog herhaaldelijk voor als
schuldenaar van diverse personen 55e ). Mensen uit Monnikendam, Edam en Sneek blijken hem geld te hebben geleend, en
het feit. dat hij in 1481 voor een geldlening „sijn stip" tot
55a) Ree. Boek 1466—/8, fol. 132. De datum (vermoedelijk Juli) is
door beschadiging van het papier niet leesbaar,
55b) Ree. Boek a.v., fol. 53.
55c) Ree. Boek a.v., fol. 146.
55d) Zie aant. 36a.
55e) Ree. Boek 1479—'97, fol. 26, 31, 34 (1481); 40vso, 43 (los blad),
49vao. 54 (1482); 70vso (1483); 90vso, 93 (1484) ; 112 (1485); 127vso
(1487).
14
onderpand stelde, leert ons, dat hij tot de Harderwijkse schippers behoorde. Finantieel schijnt hij den wind niet mee te
hebben gehad. Integendeel: in 1487 zat hij geldelijk zo aan
den grond, dat hij toen moest bekennen reeds twee jaren
de huur van zijn huis te Harderwijk niet te hebben voldaan.
Vermoedelijk zal dit hem ertoe hebben gebracht. voor de
Renselaar een koper te zoeken. In 1488 geluktei het hem
dezen te vinden. Op 19 November van dat jaar verklaarden
Gherbrandt 5") „ende Weyme siin wiif" van „Henric Woltersz. ende siin erven gueden vernoeginge ende betalinge"
te hebben verkregen „van alsulcke erf fcoop als van den erve
ende guede tot Reynsler ende toe maelstede met allen hoeren
toebehoeren, alsoe Henric vuergh(enoemd) dat van Gherbrant ende Weyme vuergh. gecoft heft". In 1488 is de Renselaar dus door koop door dezen Henrick verworven.
De afstamming nu der Van Rensselaer's, waartoe Kiliaen
van Rensselaer (1586-1643) heeft behoord, kan met zekerheid worden opgevoerd tot dezen Henrick Woltersz. te Harderwijk, die blijkens een lijst van horige personen en goederen uit 1493 56 ) in het bezit van „'t guet to Renseler" was,
en ten aanzien van dit goed toen beweerde, dat het geen
horig erf meer was. maar dat het door hem tot een „leenguet
miinre vrouwe (di. de abdis) van Elten" gemaakt was.
Degeen, die deze mededeling noteerde, schijnt haar niet zonder meer aannemelijk te hebben geacht, maar de juistheid
Renervan wordt bevestigd door een acte uit 1582, waarin de
Ruim
).
57
selaar uitdrukkelijk een Eltens leen wordt genoemd
honderd jaren later vinden wij het nogmaals als zodanig verbij
meld in een leenacte van 4 (14) Maart 1688 5s), waar
broer
Nella Maria van Rensel(a)er, als erfgenaam van haar
Stuart,
Kiliaen (t 1687), tesamen met haar man Johannes de
kennelijk door
53f) Ree. Boek ax,, foL 337vso.. De acte noemt . hem
duidelijk dat
vergissing Gherbrant Gheritsz. Uit verschillende aeten blijkt
was.
am
voorna
een
je)
Ribbe (of Ribbegiv, d.i. Ribbet
2 g I, Lijst gemerkt D, fol.
50 ) Hertogelijk archief, Inc. Nijhoff
ende en uit
XIXvso. Een in het archief der Gelderse Rekenkamer berust
en van
goeder
en
deren
en-goe
vrouw
en
1600 daterende „lijst van abtsin de
t
extrac
een
ns
blijke
is
1557),
no.
(Inv,
en"
den proost van Werd
aan
an
voorta
—
en
civiele processtukken van het Hof van Gelre en Zutph
uit
lijst
oemde
voorn
aan
nd
ontlee
te halen als cy.n. — 1547 no. 4
l
artike
mijn
in
ik
an
waara
st,
opgelo
l
raadse
het
ook.
1493. Hiermee is
).
(1940
LVIII
Leeuw
over de Van Hennekeler's (Maandblad Xed.
„vrauwenkol. 54) uitvoerig de aandacht gewijd heb. De daar vermelde
keler
llertne
ron
natter
Elten)
van
abdij
de
van
man" (horige man
1620,
±
uit
r
Wulfe
was niet — gelijk ik toen meende — Ernst's zoon
494 (Ned.
maar Wit 1 f fga Wek t an Hen n ekeler (de oude), vermeld 1464-1
Leeuw t.a.p. kol. 59).
57) Ree. Boek 1572-1582, fol. 429vso.
voor
58) Register van ter Rekenkamer van Gelderland verleende acten
ef
(Archi
736
1652-1
Elten
abdij
der
ederen
leengo
en
de Veluwse horige
256.
fel.
ook
Zie
Gelderse Rekenkamer, Inc. no. 1561), fel. 41vso.
1
15
met .de Renselaar werd beleend. Blijkbaar hebben wij hier
dus te doen met een voorbeeld van een horig goed, dat bij
vrijing van de horigheid tot leengoed werd verheven ").
Van Henrick Woltersz. weten wij, dank zij een in het
archief van de Kelnarij van Putten bewaard gebleven register van inkomsten van de Puttense kerk, dat hij nog in 1519
en 1524 had bij te dragen in het onderhoud van die kerk ").
Als bezitter ter plaatse zal hij, gelijk de Obert van Renseler
uit 1459, tot deze kerkelijke bijdrage verplicht zijn geweest.
Het register uit 1493 deelt evenwel mede, dat hij te Harderwijk woonde. De Renselaar zal hij hebben verpacht; wij vernemen, dat het goed in laatstgenoemd jaar werd bewoond
door een zekeren Gerrit Elbertsz, een horige van de kelnarij
van Putten, die als zodanig van 1518-1521 ook voorkomt
onder degenen, die in den hof te Putten hoofdtyns betaalden B' ). Ongetwijfeld echter was hij niet de eerste, die de
Renselaar in pacht had ontvangen, want reeds in de lijst van
Veluwse horige personen en goederen uit 1460-1493 ")
wordt onder Putten „die bouman op Renseler" (zonde].
nadere aanduiding) genoemd. Misschien dus had ook de
Obert van Renseler in 1459 zijn goed reeds in pacht uitgegeven. Zeker was dit het geval in den tijd, waarin de Harderwijker schipper Gherbrandt Ribbensz. het erf heeft bezeten.
Het feit, dat Henrick Woltersz. de Renselaar in 1488 door
aankoop verwierf, maakt het weinig aannemelijk, dat hij tot
tot het geslacht der XIVde en XVde eeuwse Van Renseler's
zal hebben behoord. De mogelijkheid daartoe blijft natuurlijk
altijd bestaan, maar enige aanwijzing in dit opzicht ontbreekt
ons volkomen. In dit verband is het echter opvallend, dat
noch Henrick Woltersz. zelf, noch zijn zoon, noch diens kinderen vóór 1561 "3 ) met den naam Van Rensel(a)er voor59) Vergel. Mr. E. Heringa, Tynsen op de Veluwe (1932), blz. 105,
109 en 112, en Ned. Leeuw LVIII (1940), kol. 54, waar i.p.v.
„(pand)leen" „(pacht)leen" moet worden gelezen.
60) Pastorata Putten (archief Parochie van Putten, .Inv. no. 1), fel.
4vso en 6vso. De bijdrage van Henrick Woltersz „de bonis in Renseler"
bedroeg in 1519 .,XIII oulde buderagen", doch er is bij aangetekend
„nihil dedit".
) Archief Gelderse Rekenkamer, Inv. no. 1558. Zijn vrouw, een keurmedige van den Geldersen hertog, bewoonde — vermoedelijk als weduwe
— de Renselaar nog in 1559 (Archief alsvoren, Inv. no. 1555a, fol.
XLIX). Volgens den index op het (niet bewaard gebleven) „Liber
Cormedalis primus" (eerste keurboek) van de kelnarij van Putten (Inv.
no. 260) werd de Renselaar later (± tweede helft van de XVIde eeuw)
bewoond door den Puttensen horige Jacob Janssen.
6 ) Hertog-elijk archief, Inv. Nijhoff 2 g I, register, gemerkt A, fel.
XIIIvso. Evenzo register, gemerkt B, fol. XXXV.
63 ) Ree. Boek 1560—'68, 11 Oct. 1561. Daarvóór komen zij of wel
alleen met naam en vadersnaam voor (Henrick Wolters; Johan Henricksz, Kyl Jansz, Welter Jansz) of wel ontleenden zij hun toenaam aan
hun woonplaats („van Harderwijk" of „van Nijkerek").
16
komen. De voorzichtigheid gebiedt ons dan ook met de mogelijkheid rekening te houden, dat Henrick Woltersz tot een
geslacht heeft behoord, welks leden vóór de tweede helft
van de XVIde eeuw alleen bij naam en vadersnaam genoemd plachten te warden, en dat met de Van Renseler's uit
de XlVde en XVde eeuw alleen dit gemeen heeft gehad: dat
zij beiden hetzelfde goed hebben bezeten.
Dank zij een grafzerk met de kwartierwapens van Hendrik (t 1602) en Johan van Renselaar (t 1601) in de kerk
te Nijkerk ") is ons bekend, dat Henrick Woltersz gehuwd
was met een vrouw uit een geslacht, dat „Indyck- (Van
Indyck? In den Dyck?") ) werd genoemd en dat als wapen
drie molenijzers voerde. Volgens Amerikaanse handschriftgenealogieën zou zij den voornaam Swene hebben gedragen.
Noch het een, noch het andere heb ik in enige bron bevestigd gevonden. Een onderzoek in de Harderwijkse archieven
bracht na lang zoeken tenslotte alleen aan het licht, dat aldaar op 27 (morgengave 28 "8 ) Augustus 1485 gehuwd zijn
een Henrick Woltersz en een Lumme N. N. 'T). In hoeverre
de mededeling der handschrift-genealogieën op waarheid berust, waag ik niet te beslissen.
Ik wil ten slotte deze beschouwing over de oudste Van
Renselaar's met een enkele opmerking besluiten. In een der
recognitieboeken van Harderwijk is ons nl. een acte uit
1512 gs) overgeleverd, waarin een zekere Henrick Woutersz
wordt vermeld, die een (dan overleden) broer Weghe Woutersz had. Deze laatste persoon is ons ook uit andere stukken
bekend. Een charter uit 1484 89 ) noemt hem als gerichtsman
te Harderwijk; in 1493 was hij er schout "), en nog in 1512
moet hij in die stad geleefd hebben '1 ). Nu doet zich het
merkwaardige feit voor, dat het zegel van dezen Weghe
Woutersz (of Wolterszoon) aan het charter uit 1484 in het
schild een anker- of krulkruis vertoont, en ditzelfde wapen
I") Zie § 9.
65) Den geslachtsnaam In den Dyck kwam ik in bronnen uit de XVde
en XVIde eeuw enige malen tegen.
66) Ree. Boek 1479—'97, fol. 109► so.
67) Efervrick Woltersz en Lzenime voornoemd verkochten in 1493, evenals Henriek's broeder Jon en diens vrouw Geertken (of Gerritken), hun
moederlijke erfenis aan hun vader Walter Claisz (Ree. Boek 1479---'97,
fol. 178vso). Jan Troliersz was op 28 (morgengave 29) September 1490
niet voornoemde Geertk-en (Meynsolochter) gehuwd (Ree. Boek, a.v., fol.
156). Indien deze Lwrnme inderdaad tot de voorouders van Kinnen heeft
behoord, rijst echter de vraag, waarom zij niet vermeld is in de koopaete van 1488.
Os) Ree. Boek 1497-1523, fol. 185►so.
60 ) Archief heerlijkheid 'Dolde, Ie no. 8, d.d. S Jan. 3484.
70) P. Berends, Het oud-archief der gemeente Harderwijk (1935), dl.
II, regest no. 467. Zie ook regest no. 464.
71) Ree. Boek 1497-1523, fel. 185.
17
later ook door de Van Renselaer's werd gevoerd "). Het
vermoeden ligt dus zeer voor de hand, dat Henrick, de broeder van Weghe. identiek is geweest met zijn naamgenoot uit
1493 en 1519-1522. Méér dan een vermoeden is dit evenwel niet, want hetzelfde wapen is eens ook door talrijke
andere Veluwse geslachten gevoerd ").
§ 5. Veluwse adel?
In zijn studie over „Kiliaen van Rensselaer en zijne kolonie
Rensselaerswijck" heeft De Roever aan de zienswijze uiting
gegeven, dat „de familie Van Rensselaer" „ongetwijfeld" zou
hebben behoord tot _den kleinen (Veluwsen) landadel" ").
Anderen hebben die mening overgenomen 73 ), misschien ook
omdat Rietstap in zijn werk „De wapens van den tegenwoordigen en vroegeren Nederlandschen Adel" aan het wapen
der Van Rensselaers een plaats ingeruimd heeft "). Toch
vraag ik mij af, of dit laatste wel geheel juist is. De oorzaak
van dien twijfel zal ik hieronder bespreken. Vóór daartoe
evenwel over te gaan, schijnt het mij nuttig, eerst tot overeenstemming te komen ten aanzien van de vraag, wat men
onder kleinen Veluwsen adel verstaan kan. Reeds vroeger 77 )
heb ik daaraan de aandacht gewijd. Ik meen daarom nu te
mogen volstaan met het volgende:
Tegen het einde der Middeleeuwen kan men op de Veluwe
twee grote groepen van ingezetenen onderscheiden: enerzijds
de horigen. anderzijds zij. die niet horig (meer) waren, de
dienstlieden. „Dienstman" of „dienstwijf" was volgens een
tekst uit de XVide eeuw „een geheel libera persona, nyet
subiect wesende enige hoericheyt of t servituiit, men alleen
stainde tot gemevne obedientie des fursten". Deze dienstlieden vielen op hun beurt in twee groepen uiteen: nevens de
„gekochte dienstlieden" kende men de „welgeborenen". Tot
eerstgenoemde groep werden die dienstlieden gerekend. die
(of wier voorouders) zich van de horigheid vrij gekocht hadden, maar zelf niet tot de (wel)geborenen behoorden. Immers om (wel)geboren dienstman te zijn, moest men vier
grootouders hebben, die alle vier dienstlieden waren geweest.
Zij. bij wie dat het geval was, genoten „volledig dienstrecht".
Zij waren „schotvrij", d.i. vrij van schot (schatting of belasting), tenzij de schatting was ingewilligd door de Staten; in
) Zie § 10.
1 Zie Ned. Leeuw LVIII (1940), kol. 327.
74) Oud Holland 1890, blz. 31.
75) Zie bijv. Dr. J. Spinoza Catella Jessurun, Kiliaen van Rensselaer
van 1623 tot 16:36 (1917), bh. 24; Kiliaen van Rensselaer, Rensselaerswijek, Patroonship and Manor (1929), blz. 5 en de door Hoffman t.a.p.
blz. 131 noot 11 vermelde fitter stuur.
76) Rietstap, a.w., blz. 382.
77) Ned. Leeuw LIX (1941) , kol. 218 en 219.
72
73
18
tegenstelling met hen noemde men de rest der bevolking
(m.a.w. de horigen en gemene dienstlieden) dan ook wel
„schatbare luyden". Voorts genoten zij o.m. het voorrecht,
in bepaalde gevallen niet anders terecht te mogen staan, dan
voor de hoge bank van Engelanderholt (dus niet voor de
lage bank van het Landgericht), en hadden zij het recht op
Land- en Kwartierdagen onder de ridderschap zitting te
nemen. In tegenstelling met de rest der bevolking — de
.,schatbare luyden". ook wel „huislieden" genoemd —, die
uitsluitend verplicht was bij te dragen in de levering van een
bepaald aantal gewapende mannen uit elk schoutambt, waren
de (wel)geboren dienstlieden individueel dienstplichtig en
namen zij deel aan de heervaart (zo mogelijk) overeenkomstig hun stand: te paard als (schild)knaap (of „knecht") met
de mogelijkheid door verdienste tot „ridder" te worden geslagen. Vandaar dat deze (wel)geboren dienstlieden ook wel
„ridders en knechten" werden genoemd.
Deze „ridders en knechten" vormden dus oudtijds den
Veluwsen adel. Toch hoede men zich voor de misvatting, dat
daartoe alle welgeboren dienstlieden zouden hebben behoord.
Immers in de practijk waren er heel wat, die geestelijke of
stadsburger werden. Onder de rest was er slechts een betrekkelijk klein aantal, dat economisch in staat was een ridderlijke levenswijze te voeren. De meerderheid der Veluwse
welgeboren dienstlieden leidde een leven, dat uiterlijk
weinig verschilde van dat van de huislieden. Kenschetsend is het bijv. dat de in het einde der XVde eeuw levende
welgeboren dienstman Johan van der Hell — hij werd in 1496
door hertog Karel onder de ridders en knapen ter Veluwse
klaring verschreven — te Nijkerk herberg hield 77a). Zijn
collega, de Nijkerkse waard en welgeboren dienstman Ernst
van Oldenbarneveld (Reynersz), was gehuwd met een aan
de kelnarij van Putten horige vrouw (Besseltge Gijsberts
(van Waller)); huwelijken tussen horigen en dienstlieden
kwamen herhaaldelijk voor .Voorts wijs ik op een groot aantal anten in de gerichtssignaten van Veluwe, volgens welke
dienstlieden voor de lage bank werden aangesproken, en de
dienstman zich vervolgens op zijn „dienstrecht" beriep. In al
die gevallen zullen wij aan moeten nemen, dat de aangesprokene door zijn dagelijkse levenswijze met een huisman
kon worden verward.
Ofschoon de welgeboren dienstlieden dus in beginsel allen
tot een zelfden stand — die der „ridders en knechten" —
hebben behoord, kan men hen practisch onderscheiden in
twee groepen: enerzijds een klein aantal, dat op ridderlijk
niveau leefde, anderzijds hen, die door hun dagelijks leven
77a) G.S.V., Inv. no. 19, fol. 3-4.
19
op één lijn met de huislieden stonden. Deze laatsten kan men
terecht samenvatten onder den naam „kleinen Veluwsen
adel". Daar van de riddermatigheid van deze laatste groep
diens'tlieden weinig bewijzen zijn overgeleverd — in de practijk uitte zij zich in het feit. dat zij vrij mochten jagen, in hun
schatvrijheid: hun berechting en hun verschrijving onder de
ridders en knapen, maar dikwijls stelden zij op het laatste
zelf geen prijs
is het dikwijls uiterst moeilijk, ja veelal
zelfs onmogelijk. hen te onderscheiden van de huislieden,
wier dagelijks leven zij leidden. Na de verwarring van de
XVIde eeuw is men dan ook naar vaste criteria gaan zoeken.
om eens en vooral uit te kunnen maken, wie tot den Veluwsen adel behoorde. Daartoe is men toen uitsluitend gaan
rekenen hen, die van „olde adelycke afcomste waren". In de
practijk kwam dat neer op: hen, die konden bewijzen, dat hun
voorouders in manlijke lijn tot de ridders en knechten behoord
hadden. anders gezegd: hun rechten als welgeboren dienstlieden actueel hadden uitgeoefend. Zij, die daarin niet konden slagen. werden geweerd, en ten gevolge van deze ontwikkeling trad in de plaats van den algemenen stand der
(wel)geboren dienstlieden het veel minder omvangrijke, gesloten lichaam der Veluwse _jonkers" 78).
Op grond van het bovenstaande zal het duidelijk zijn hoe
moeilijk, ja onmogelijk, het veelal is van een Veluws geslacht vast te stellen, tot welken stand het oudtijds zal hebben behoord. Tot in de XVIde eeuw kunnen afstammelingen
van een Veluwsen horige horig zijn geweest en gebleven.
terwijl anderen, wier voorouders zich vrij hadden gekocht.
zelfs tot de ridders en knapen behoord kunnen hebben. Anderzijds kunnen nakomelingen van geboren dienstlieden door
huwelijk of anderszins zijn gaan behoren tot de Veluwse
huislieden (zie tabel I). Een voorbeeld daarvan vindt men in
een XVIde eeuwse genealogie der Van Wenckums 78), volgens welke de Harderwijkse burgemeester Herman van
Oldenbarnevelt uit zijn tweede huwelijk met een zekere Dyle
van Hagelwyck een dochter had (Henrickgen Hermans, gehuwd met Claes Henricksz van Wenckum 8°) ) , die een „abtshoorige" vrouw was. Huwelijken tussen dienstlieden (al dan
niet welgeboren) met horige mannen of vrouwen waren
allerminst zeldzaam, en herhaaldelijk deden zich daardoor in
78) De titel „jonker" verving op den duur, nadat de ridderslag in
onbruik geraakt was, de benaming „knaap" of „knecht".
- 79) Archief van de kelnarij van Putten, omslag no. 72.
80 ) Vergel. Ned. Leeuw LVIII (1940), kol. 335/6. De daar vermelde Woltertgen inas was dus blijkbaar Hermans derde echtgenote,
en de sub k vermelde dochter heette niet, gelijk ik ondersteld heb, Anno.
De bovengenoemde Claes Hendricksz van. Wenckum was een kleinzoon
van zijn naamgenbot, die in 1532 met zijn vrouw Engel Hellengoed bezat.
(Zie hierna tabel 11).
20
het zelfde geslacht standswisselingen voor "). „Gy sult oiren
huet voir my afnemen" snauwde in 1552 Mor van DompseIer tot zijn verwant, den ouden Henrick Evertsz van Dompseler: „Ick sy ein edelmann und gby syt ein kerll. Ick wilt
mit zegele und brieve, dat ick ein edelmann sy, bewiesen:
und ghy syt ein ker11!" ") Dit voorbeeld moge ons een waarschuwing zijn om maar niet al te spoedig te gaan generaliseren: tot in de XVIde eeuw kan men t.a.v. een Veluws geslacht zelden of nooit met zekerheid vaststellen, dat het tot
den Veluwsen adel behoord heeft; hoogstens kan men bepalen tot welken stand bepaalde leden van het betreffende
geslacht in hun tijd behoord moeten hebben.
§ 6. De stand der Van Renseler's in de
XIVde eeuw.
De Van Renseler's in de XIVde eeuw waren hoogstwaarschijnlijk allen Veluwse horigen. Reeds wees ik er op, dat
nog Gise, de zoon van Obert van Renseler uit het midden
van de XIVde eeuw, een volschuldig eigen-man van de abdij
van Elten geweest is. Zekerheid in dit opzicht hebben wij
ook ten aanzien van den Obert en Cope van Renseler (Renxler), die voorkomen in de oudste rol van de Veluwse schatting.
Tabel I.
Denkbeeldige stamreeks van de afstammelingen
van een tot den stand der, welgeboren dienstlieden
(ridders en knapen) behorend Veluws echtpaar (I)
in de Middeleeuwen.
Toelichting:
(G.) D.M. of (G.) D.W. is (gekocht, niet-welgeboren), dienstman of
dienstwijf.
H.M. of H.V. is horige man of vrouw.
W.D.M.. of W.D.W. is welgeboren dienstman of dienstwijf.
In de hier ss-eergegeven (hypothetische) stamreeks behoort de kleinzoon (III) door het huwelijk van zijn vader (II) met een vrouw, wier
moeder nog horig was, niet meer tot de welgeboren dienstlieden. Zijn uit
zijn eerste huwelijk met een welgeboren dienstwijf gesproten zoon (IVa)
is evenwel weer welgeboren, maar de zoon (IVb) uit het tweede huwelijk
met een horige vrouw volgt den stand zijner moeder. Aangenomen is,
dat laatstgenoemde zoon huwt met een (niet welgeboren) dienstwijf, en
dat hun zoon (Vb) zich van de horigheid vrijkoopt. De kleinzoon van
dezen gekochten dienstman (VIIb) behoort wederom tot de welgeborenen.
Daarentegen is zijn achterneef (VlIa), wiens grootvader en overgrootvader welgeboren dienstlieden waren, wederom horig.
81) De regel was, dat de kinderen den stand van hun moeder volgden.
Evenwel vormden de kinderen van horige mannen en dienstwijven een
aparte klasse van horigen, de zg. „kamerlingen".
82) C.P.H. 1553, no. 36.
21
D.M. X.D.W.
1
D.11. x W.D.W.
(I) Ir.1)31.
x W.D.W". D.M. x H.V.
1
(I1) TV.D.M.
1
G.D.W.
1
1
1I
(III) D.31.
H.V.
W.D.W.
2e huwelijk
le huwelij k
1I
I
(IVb) 11.31. X D.C.
H.M. x H.V. (IVa) W.D.31. X W.D.W.
i
1
G.D.W.
(Va) Ti.11.31.
1
1
I
(IVa) Dil. )' IT.V.
1
(Vila) H 3/.
1
(Vb) G.D.M. a) > D.W. D.M. x D.W.
1
I
(VIb) D.M.
D.W.
1
1
(VIM) Ir.D.M.
a) z.g. „kamerling". Zie Ned. Leeuw LIX (1941), kol. 218 en 220.
§ 7. De stand der Van Rensselaer's uit de
XVde eeuw.
Eerst uit de eerste helft van de XVde eeuw hebben ons
gegvens bereikt, waaruit blijken kan, dat er toen Van Renseler's waren, die niet meer tot de Veluwse horigen werden
gerekend. Zeker was dat het geval met Gise's zonen Berwe
en Gelys, daar zij anders niet het burgerschap van Harderwijk hadden kunnen verwerven. Daar echter hun vader Gise
nog behoord had tot de Eltense horigen, kunnen zij geen
„welgeboren dienstlieden- zijn geweest. Zij behoorden ongetwijfeld tot de Veluwse .,gekochte dienstlieden-, en maakten
dus zeker geen deel uit van den Veluwsen adel.
Minder zeker zijn wij, wat dit betreft, t.a.v. Wolter van
Renseler, den zoon van Obert en Golden. Wij weten, dat hij
vóór 1442 enige jaren in het Sticht had vertoefd. De verplichting der horigen om een bepaald goed te bebouwen,
schunt dus niet meer op hem te hebben gerust. Toch zou het
mogelijk zijn, dat hij nog had behoord tot de horigen, die niet
aan een horig goed waren gebonden, ware het niet, dat blijkens een acte van 1441 ") Wolter's zuster Bye (van Waller),
aangesproken voor de Veluwse lage bank, tegenwierp, dat
zij een vrij dienstwijf was en dus ingevolge het „dienstrecht"
niet voor de lage bank kon worden gedagvaard. Aangenomen,
dat Bye's verklaring op waarheid berust heeft, leidt dat tot
het vermoeden, dat ook Wolter behoord heeft tot geboren
dienstlieden van Veluwe. Reeds zijn grootvader moet dus
dienstman geweest zijn; tegen het eind van de XIVde eeuw
83)
G.S.V. Inv. no. 11, fol. 5.
22
zal dus deze „tak" der Van Rensselaer's van de horigheid
zijn ontslagen; Wolter's vader en grootvader moeten dan
voorts met „dienstwijven" gehuwd zijn.
Dat Bye aanvankelijk voor de lage bank werd gedagvaard,
bewijst, dat zij het leven der huislieden geleid heeft. Zij woonde in latere jaren te Harderwijk, waar zij, volgens eigen verklaring „borgersche" was. Wolter's positie kán anders geweest zijn. Daartegenover staat dat Van Spaen den naam
Van Rensselaer (Renseler) niet heeft vermeld in zijn lijst
van verschreven Veluwse ridders en knapen "). Dit geeft
aanleiding tot het vermoeden, dat ook Walter hoogstens zal
hebben behoord tot die talrijke, als huislieden levende, geboren dienstlieden, die wij als .,kleinen adel", maar misschien
nog beter als „geheel vrije personen" kunnen beschouwen.
§ 8. De stand der Van Rensselaer's sedert
het einde der XVde eeuw.
Reeds wees ik er op, dat Henrick Woltersz in 1493 en
latere jaren te Harderwijk moet hebben gewoond. Wat wij
van hem en zijn nakomelingen vernemen, doet ons hen kennen als bewoners van die stad en van de „veste" van Nijkerk, en geenszins als mensen, die tot den land-adel behoorden. Gedurende de hele XVIde eeuw komen de Van Renseler's, die van Henrick Woltersz afstamden, nog te Harderwijk voor. De laatste, dien wij er aantreffen, is Henrick Woltersis kleinzoon, Johan van Renseler Jansz (t 1602), ook
wel merkwaardigerwijze bekend onder den bijnaam jan de
Geck, Jan die Dullen of Dolle Johan "). Zijn half-broer
Kil (Ie) Jansz, gesproten uit zijn vaders eerste huwelijk met
Bye van Luxool, ^ volgens Beernink ") „een onrustig heer- vinden wij in 1582 in het bezit van de helft van het Eltense
leengoed Renseler 87 ). Wie de andere helft bezat, bleek mij
niet, maar vermoedelijk kwam dit aan Kille's broeder Walter
Jansz, die de eerste van zijn geslacht was, die zich in Nijkerk
vestigde. In de roerige tijden, voorafgaande aan den opstand
tegen Spanje, heeft deze Walter te Nijkerk plannen beraamd,
om bij een beeldenstorm de behulpzame hand aan het vernielingswerk te bieden s$) . Twee zonen van Kille (of Kiliaen), de
tweelingbroers Henrick en jan, sloten zich in den Geuzentijd
84) D'Ablaing van Giessenburg, De Ridderschap van Veluwe (1859).
blz. LXVII, en vlg.
Sr) C.P.H. 1653, no. 33; 1654, no. 95; 1655, no. 20.
8° ) Beernink, a.w., blz. '142. Kille werd in 1580 door den drost van
Veluwe gevangen genomen, maar op borgstelling weer vrijgelaten. (Onklaarboek Veluwe, Inv. no. 49, fol. 383).
") Ree. Boek Harderwijk 1572—'82, fol. 429vso.
$8) C. Hille Ris Lambers, De Kerkhervorming op de Veluwe 1523—'78
(1890), tekst blz. 138; bijlagen blz. 352, 358 en 360.
23
aan bij het Staatse leger en dienden als hopman. Henrick
werd in 1586 burger van Hasselt en was in 1587-1589 raad
en schepen dier stad, waar zijn zoon Kiliaen. later Amsterdams koopman. de stichter van Renselaerswyck, werd geboren.
Laat ons tenslotte deze beschouwing over den stand der
Van Rensselaer's sedert het einde der XVde eeuw beëindigen
met een uitspraak van tijdgenoten. Wie de Veluwse Gerichtssignaten uit het begin van de XVIIde eeuw doorbladert.
krijgt den indruk, dat kleine ruzies en beledigingszaken schier
dagelijks voorkwamen. Ook de zoon van Wolter jansz. Jan
van Renseler Woltersz. heeft zich in ± 1605 gedrongen gezien de hulp van het gerecht in te roepen wegens „injurie".
Aanleiding hiertoe was het feit, dat de ambtsjonker Nicolaes
van Delen hem in een herberg luidkeels als .,den meesten
dyeff vant gantsche landt" had betiteld. Met trots gaf Jan
van Renseler toen als zijn gevoelen te kennen, dat hij „so
van vader als moeder geboren is mede van de principaelste
van Nykerck; dat hem dienvolgende oock heeft gealleieert
riet een dochter mede van de principaelste van Nykerck heergecomen". En inderdaad: zijn moeder was een Van Oldenbarnevelt en zijn vrouw een Van Aller. Maar zijn tegenpartij
had zijn antwoord direct bij de hand: hoe ..principael" ook
Jan van Renseler zelf zijn afkomst mocht achten, tot den
adel behoorde hij niet, daar hij niet tot de ambtsjonkers behoorde 89
§ 9.• De voorouders van Henrick en Jan van
Renseler.
Méér dan drie eeuwen heeft de gebeeldhouwde zerk, waarmee Kiliaen van Rensselaer de nagedachtenis van zijn vader
en oom geëerd heeft, in den vloer van de Hervormde kerk
te Nijkerk gelegen, totdat de steen in den zomer van 1938
is ingemetseld in een kerkmuur bezijden de preekstoel. Had
Kiliaen het stoffelijk overschot van zijn vader, dat oorspronkelijk op het kerkkoor ter aarde besteld was, tezamen met dat
van zijn oom doen overbrengen naar een toen nieuw gemetsekten kelder 9"), ter gelegenheid dat de gebeeldhouwde zerk
verplaatst werd, zijn de stoffelijke resten naar een nieuw graf
vóór den steen overgebracht, en gedekt met een marmeren
plaat, waarop de woorden _Familiegraf Van Rensselaeraangebracht waren "). Met deze piëteitsvolle daad heeft
s9) Geregistreerde Processen van Veluwe, Inv. no. 83, proces no. 3.
90) Beernink, a.w., blz. 143.
91) Het opschrift is uiteraard onjuist; er rusten immers slechts twee
broeders!
24
Kiliaen's nakomelinge Miss Florence van Rensselaer uit
Amerika haar voorgeslacht willen eren ").
Aan weerszijden van een doodshoofd, omgeven door de
woorden „Dolce est pro patria mori" (heerlijk is het voor
het vaderland te sterven) vertoont de steen aan de bovenzijde
de volledige aliantiewapens van Johan van Renselaer en zijn
vrouw Sandrina van Erp en van Hendrick van Rensselaer
en zijn vrouw Maria Pafraet"), terwijl Kiliaen onderaan in
het midden zijn eigen wapen deed houwen. Alle vijf wapens
zijn gequartileerd. Die van Johan en Hendrick bevatten in
het eerste en vierde kwartier een ankerkruis, in het tweede
kwartier drie kronen (2 en 1), en in het derde kwartier een
keper. vergezeld van drie eenden. De betekenis ervan blijkt
uit de in de randen van den steen aangebrachte kwartierwapens, te weten links: de wapens „Renselaer" (een ankerkruis), „Luxool" (een keper vergezeld van drie eenden),
„Indyck" (drie molenijzers, 2 en 1 ), en „Hanegraef" (drie
hanen, 2 en 1 ). en rechts „Wenkom- (drie kronen),
„Schoute" (of Scholten; een schuinrechts geplaatste vis),
„Hell" (een ankerkruis) en „Bylaer" (Byler, zes lelies 3, 2
en 1). De in de wapens van Johan en Hendrick van Renselaer opgenomen figuren zijn dus ontleend aan I Van Renselaer, II (Van) Wenckum, III (Van) Luxool en IV (Van
der) Heli. Op grond hiervan zou dus de volgende kwartierstaat zijn samen te stellen"):
92) Reeds enige jaren te voren had zij door schenking van een kist
haar belangstelling voor het graf der beide Van Rensselaer's getoond.
De onthulling van den steen, voor de verplaatsing waarvan zii een aanzienlijk bedrag had geschonken, geschiedde 22 Juli 1938 plechtig in het
bijzijn van Miss Florence van Rensselaer en Jhr. M. W. M. M. van
Rensselaer Bowier. Een verslag der plechtigheid kan men o.m. vinden in
het Utrechts Nieuwsblad van 23 Juli 1938. Tweede blad (blz. 5).
93) Een afbeelding naar een tekening van C. L. Jurling te Nijkerk is
te vinden bij Beernink, De Geschiedschrijver en Rechtsgeleerde Dr. Arend
van Slichtenhorst enz., blz. 67.
Van nen-veder x Van ',nataal
Van 1Venektnn x Van der Helt
•••■
•••••••■
■
••....■
...
■
■
•■
•••••
■
•••■
••■
...,
■
■
■
Van Renseler
Pan liteneA:ton
X
••■
•••■
•••
■
•■
....~■
.1..1■
.
■
••
■
Hendriek en Jahan van nenseder.
Gaat men echter uit van de in den rand uitgehakte wapens,
dan krijgt men een andere opstelling, en wel deze:
Van Rensseler x Indy&
faxaal x Hanegraeff
..------„—...--, ----„--.
Van Renseier
Van Liaxood
X
...-------,--.---.
Van Renselaer
Van Wenclown x Van der Hell
Schouten X Van Bylaer
—___--„._--.
—....—„----,
Van Wend"Schonden
X
..
Van W enckum
X
Van Rensekter
26
Deze incongruentie is reeds jaren geleden den heer F.
Kragt Hzn. te Nijkerk opgevallen. Hij ontdekte, dat blijkens
nauwlijks zichtbare sporen de wapens Luxool, Indyck, Schouten en Hell eens uit den steen verwijderd en later weer ingevoegd moeten zijn 95 ). Hij vermoedde deswege, dat men
zich bij de invoeging in de juiste volgorde vergist had en
Schouten (Scholten) en Van der Hell van plaats had verwisseld. Een door mij nader ingesteld onderzoek heeft de
juistheid van dat vermoeden bevestigd "5 ) (zie tabel II).
Bekend is, dat Kiliaen van Rensselaer's latere rijkdom
voort is gesproten uit den handel, dien hij te Amsterdam
dreef in juwelen, zijdelakenen en kostbaarheden. De grondslag ervan was gelegd door zijn verwant Wolfert van Byler
(t 1615), die na een verblijf van enige jaren in Londen. omstreeks 1593 te Amsterdam in de Nes een juwelen- en kunsthandelaarszaak begon, die spoedig een zeer groten vlucht
nam. Op nog betrekkelijk jeugdigen leeftijd (vóór 1608) moet
Kiliaen, die zich blijkbaar tot den handel aangetrokken gevoelde, bij Wolfert als „koopmansdienaar- in den leer zijn
gekomen. Het feit, dat Wolfert en Kiliaen „familie van
elkaar- waren, zal hiertoe aanleiding hebben gegeven. Wat
wij van de verdere ontwikkeling weten, wijst er op, dat
Kiliaen geleidelijk de plaats van Wolfert innam, en dezen
tenslotte in zaken is opgevolgd. Hij zette toen den handel
voort onder de firma Kiliaen van Rensselaer í, Co.
Men kan gerust zeggen, dat de verwantschap tussen Wolfert van Byler en Kiliaen van Rensselaer van wereldhistorische betekenis is geweest. Want zij was de oorzaak. dat
Kiliaen zich in den juwelen-handel begaf, en deze handel
wederom maakte het Kiliaen mogelijk zich op groten schaal
te gaan toeleggen op de ontginning van uitgestrekte woeste
gebieden. Aanvankelijk zocht en vond hij de daartoe nodige
terreinen in het Gooi, maar in 1629 slaagde hij erin van de
West-Indische Compagnie — tot welker bewindhebbers hij
zelf behoorde — een uitgestrekt gebied aan den Hudson ter
kolonisering toegewezen te krijgen. Daar stichtte hij toen de
kolonie Rensselaerswijck.
Over de vraag, in hoeverre Wolfert en Kiliaen elkander in
den bloede bestonden, is in de litteratuur nog nimmer een
afdoend antwoord gegeven 96a ). Ook mij is het aan de hand
94) Dat het vierde kwartier het wapen van de grootmoeder van moederszijde bevat, blijkt uit het wapen van Kiliaen van Renselaer op denzelfden steen. Zie hierover § 10.
95) :Cijkerkse Courant van 22 Juli 1938, Feuilleton: ..De Grafsteen
der Van Rensselaers".
98) Over de kwartieren en wapens heeft Hoffman uitvoerig geschreven
in zijn bovenvermelde studie, blz. 345 vlg.
96a) Wolfert werd eerst in 1616 door Kiliaen's huwelijk een oom van
dezen laatste.
1
27
de door mij verzamelde gegevens over de Van Byler's
en den uitgewerkten kwartierstaat van Kiliaen's vader niet
mogelijk gebleken. die vraag definitief te beantwoorden.
Zeker is wel, dat de verwantschap via de Van Byler's liep.
Stamde Kiliaen af van zekeren Wulifer van Byler (vermoedelijk identiek met den Edensen schout uit het midden van
de XVde eeuw (1439-1458), een zoon van zekeren Andries), Wolfert stamde af van diens tijdgenoot Morre lansz
van Byler. De mogelijkheid bestaat, dat Wulffer's en
Morre's vaders broers zijn geweest, in welk geval Wolfert
van Byler en Kiliaen van Rensselaer neven geweest moeten
zijn in den twaalfden graad. Vast staat wel, dat Wulf fer en
Morre behoord hebben tot hetzelfde geslacht, t.w. het met
zes rode lelies zegelende geslacht der (latere) Amsterdamse
en Dordrechtse Van Byler(t)s.
van
§ 10. Het wapen Van Rensselaer.
De oudste ons bewaard gebleven afbeelding van het wapen
der Van Rensselaer's komt voor op een zegel van Kil(le)
jansz (zoon van Johan Henricksz en diens eerste vrouw Bye
van Luxool) d.d. 31 December 1554 9'). Het zegel vertoont
ons het reeds bovenvermelde anker- of krulkruis. Op latere
zegels ") blijkt het schild te zijn gedekt door een helm, waarop een tenen (of ijzeren) vuurkorf (mand), waaruit vlammen
omhoogstijgen. In kleuren treft men het wapen aan op een
regentenstuk uit 1645 in het Nijkerkse weeshuis; het werd
daarop geplaatst ter herinnering aan den toen reeds sedert
enige jaren overleden weesmeester Jan van Renseler (1604—
1639). Blijkens dit schilderij was het kruis van zilver en het
schild rood — het wapen kwam dus geheel overeen met dat
der Van Oldenbarnevelt's en (op het helmteken na) met dat
der Van der Hell's, die in dezelfde omgeving hun bakermat
hebben gevonden. Volgens Maunsel van Rensselaer zou bij
97) Nijkerks charter, doos gemerkt: „Nijkerk en Putten" (R.A. Arnhem).
98) De heer Musehart te Arnhem was zo vriendelijk mijn aandacht te
vestigen op de navolgende zegels: a. zegel van Johan van .Renselaer,
hopman te Vrek d.d. 26 Mei 1585 in het archief der heerlijkheid Waar•
denburg- en Neerijuen (portefeuille met ingekomen stukken, gemerkt A
(rood)) ; b. zegel van Jan ron Renzefier (Woltersz) d.d. 10 Juli 1605
(C.P.R. 1620 V); c. zegel van denzelfde (charter Putten no. 20, kloosterzegels R.A. Arnhem.); d. zegel van ffenriek van Renseler (Woltersz) uit
1611 (charter no. 2313 in het archief der Gelderse Rekenkamer); e. zegel
van Johan van Renseler (troltersz) vnd. hangende aan het sub d. vermelde charter; f. zegel van Etenric van Renseter (Woitersz) aan een
magescheicl d.d. 1 Nov. 161k (handschriften collectie R.A. Utrecht no.
915); g. zegel van Johan van Renseler (Jan Wolters'zoon) d.d. 6 Mei
1635 (Volmachten Gelderse Leenkamer) ; h. zegel van Kiliaen van Rensetaer (Jan Baptistszocrn,) d.d. 18 Jan. 1682 (Leenkamer Putten, portefeuille no. 10).
U it govrorkt. e kwartierstaat van Ilendrick (t 1602) en Jan van Renseler (t 1601)van der Helt
Schalt e n
van
IIanegraelfg)
van Luxual
van
(van Benscler)
1` a 1) t, 1 B.
llesirick ;ruiters:.
woonde I o l !arderwijk, bezitter van
de gewiekte]. (.149:1),
t in of na 1522 a)
Indyckb)
(Swene?)
Melis Cosijnsz. e)
bezitter van het goed
Luxool d), en het
aan de kelnarij van
behorende,
Putten
horige goed „Groot
Bockhorn" u) ;
dielist man onder Nijkerk I)
HO h)
dienstwijf onder
Nijkerk t)
I
1
1
I
1
Claes Ilenricksz
Engel
bezat in 1532 tezamen inet
zijn vrouw het alitsgoed
„Cleyn Hellengoed" n) ;
kocht in 1532 zich niet zijn
vrouw en kinderen vrij van
de verpliehting zich horig
te maken naar bet goed
X
1
bezat, zonder horig te zijn,
in 1532 „Cleyn Hellengoed".
van IV e n e I,-.
NClia n)
tien Besseter
Kit Jansz
vermeld 1542--158:1/92 a),
X
van Benseler
fitritdriek
t 10112
van der Helt
vanII' cnct:u in
van Luzool
(von Renseler)
Bye
.Johan Hendrick-sz.
begr. te Nijkerk a)
woonde to Ilarderwijk, inter te N ijkenk, beleend met
land aldaar, t (vóiir 10
Juni 1542) te Nijkerk, aldaar begra ven a) ,
x 1larderwijk 30 Juni 1523.
dr. van llridier
van Byler,
ienstw f k)
x
X
X
X
van B y 1 (a) e r
Evert k),
bezitter van het goed
f fat fhrink onder
Nijkerk, gelegen „iiy
sine hofstad" 1) ; be.
zat „abtsgoed" ) j
horige van de kelnarij van Putten
(abt maan) k)
Wencku
lienrtck 1)
van Renseler
Johan
f .1601.
in
29
a) Zie genealogie van Rensselaer.
b) Zie Inleiding § 4.
e) Tweede tynsboek van Veluwe, fol. 72. Zijn vader Cosyn van Ln:rool
was gehuwd niet een Geertruyd 1.ti. (vermoedelijk ene van. Hennekeler).
d) Zie aant. c. Hij bezat onder Rijkerk nog andere goederen, blijkens
het oudste tynsboek, fol. 22 en 75 en het tweede tynsboek, fol. 41,
63 en 106.
e) Archief Kelnarij van Putten.
f) Registers van ergen luiden en goederen in Veluwe (Hertog. Archief,
Inv. Nijhoff 2 g I) register B. fol. XXtIvso en C, fol. LXIIvso.
g) Zie Inleiding § 9. Reintgen Hunegrere tr. Harderwijk 2► (morgengave 28) December 1461 Geertrn-nt N.X. (Ree. Boek 1453—'65, fol.
ilgvso).
Oudate tynsboek, fol. XIVvso, XLVIIvso; tweede tynsboek, fol. 63,
72 en 106.
i) zoon van Wolter Gaedrrts: von iredinchem (Tweede tynsboek, fol.
XXVIllvso).
k) Zie aant. f, register A, fol. XIIIvso en Llvso.
1) Oudste tynsboek. fol. 1 en tweede tynsboek, fol. XVII. Het goed
was voor hem in het bezit van Eeyner ton Helle, die vermoedelijk
identiek was met Reyner Gerrits: ran Helt, bezitter van het aan de
kelnarij van Putten horige erf .,Helleugoed". Dit laatste was in
1532 in het bezit van Claes Efenricksz (ran Trenclenin) en zijn vrouw
Engel (Archief Gelderse Rekenkamer Inv. no. 1559, fol. IIIIvso en
kelnarij van Putten, Mv. no. 138). Waarschijnlijk was Reyner
Gerritsz de vader van Evert.
m) Vermoedelijk het in de vorige aantekening vermelde „Hellengoed"
(of „goed te Helle"), waarvan de kelner van Putten ± 1448 beweerde, dat het een horig goed van de abdij van Paderborn (kelnarij van
Putten) was (Klaarboek Veluwe, Inv. no. 3, fol. 205vso). Het was
toen in het bezit van Gerrit Beynersz von Helle).
n) Archief Gelderse Rekenkamer Inv. no. 1559, fol. IIIIvso en kelnarij
van Putten, Inv. no. 138.
30
het Van Rensselaer-wapen het devies „Niemand Zonder(sc. „Kruis-) behoord hebben. Enig bewijs heb ik daarvan
niet kunnen vinden. De Amerikaanse Van Rensselaer's schijnen later aan een andere spreuk de voorkeur gegeven te hebben. Onder een wapen, dat nagenoeg overeenstemt met het
zo juist beschreven wapen van Kiliaen van Rensselaer op de
Nijkerkse zerk") heeft Maunsel van Rensselaer het devies
„Vertas (lees vermoedelijk „virtus- ) est vera vetustas" —
.,een deugd is werkelijke ouderdom" — doen afbeelden. De
betekenis van deze woorden zal men kunnen begrijpen, als
men rekening houdt met het feit, dat het aantal oude families
in Amerika uiterst gering is.
Andere (Van) Renselaer's.
Boven wees ik er op, dat de Van Rens(s)el(a)er's hun
voorvaderlijk goed al in de XVIde eeuw (en misschien zelfs
al eerder) niet zelf meer bewoonden, maar het door pachters
lieten bebouwen. Onder die omtandigheden behoeft het niet
te verwonderen, dat wij sedert de XVIIde eeuw in Putten en
omgeving bij tijd en wijle verschillende personen vermeld vinden, die eveneens aan de Renselaer hun naam ontleend blijken te hebben "9. Velen van hen waren „bouwlieden"
(boeren) en vermoedelijk zullen zij, of hun voorouders, tot
bedoelde pachters behoord hebben. Aan verwantschap in
manlijke lijn met het geslacht, waaraan deze studie gewijd
is ,zal uiteraard niet gedacht behoeven te worden. Dit laatste
was vermoedelijk ook het geval met leden van een familie
„Renselaar", die in de XVIIIde eeuw te Amsterdam woonde
en tot de zeer eenvoudige burgerij aldaar heeft behoord.
Nadere gegevens omtrent de XVIde
§ 12.
eeuwse voorouders van Henrick en
Jan van Renseler.
Een hernieuwd onderzoek in de Harderwijkse recognitieboeken, alsmede een aantal, uit Diisseldorf ontvangen gegevens, stellen mij in staat de in § 4 vermelde gegevens belangrijk aan te vullen.
Hoewel, zoals ik in § 4 (kolom 161) reeds opmerkte. het
feit, dat Henrick Woltersz. de Renselaar in 1488 door aankoop verwierf, het zeer twijfelachtig maakt, dat hij tot het
geslacht der XlVde en XVde eeuwse Van Renseler's zal
§ 11.
99) Het kwartier Pafraet vertoont den dubbelgekanteelden dwarsbalk
vergezeld van drie stervormige bloemen. Volgens Hoffman a.w. blz. 347
en de aldaar gegeven afbeeldingen komt dit wapen ook voor met drie
lelies of drie sterren. Het vindt zijn oorsprong in een huismerk.
100) Eén van de eersten was wellicht zekere Luitien von Bensler, j.d.
van Nijkerk, die aldiar 13 Nov. 1643 ondertrouwde met den Puttensen
onderschout Macs Cooten.
31
hebben behoord, mag misschien een zinsnede in een
acte van 28 Juni 1524 1"a ) als een aanwijzing van zulk een
afstamming worden beschouwd. Op genoemden datum hebben nl. Henrick Woutersz. en Zwaene, zijn vrouw, opgedragen aan hun schoonzoon Alert Otten en Geyse zijn vrouw
,,dat halve erve geheeten
.,oirer beyder olste dochter"
Renseler (om) tgebruicken ewelick ind erfflick ind daermede
tdoin ind tlaeten als Henrick Woutersz ind s y n v o i r
v aider en plegen te doin". Daartegenover blijft echter het
feit bestaan, dat noch Henrick Woltersz. zelf, noch zijn zoon,
noch diens kinderen vóór 1561 ") met den naam Van
Rensel Oer voorkomen.
De mededeling, ontleend aan Amerikaanse handschriftgenealogieën, dat de vrouw van Henrick Wolters:. den voornaam Swene zou hebben gedragen (zie § 4. kol. 162),
vindt bevestiging in de reeds boven vermelde acte uit 1524.
Het huwelijk van Henrick en Zwaene komt niet voor in de
Harderwijkse recognitieboeken. Wel vond ik daarin vermeld,
dat op 27 (morgengave 28 66 ) ) Augustus 1485 te Harderwijk
zijn gehuwd een Henrick Wolters:. en een Lurnme N. N.
(zie kol. 162). Laatstgenoemde vrouw moet nog in 1493 6')
hebben geleefd. Aanvankelijk heb ik vermoed, dat onze
Henrick Woltersz. misschien tweemalen gehuwd was, en wel
eerst met de in 1485-1493 vermelde Lurnme, daarna met
Zwaene. Ik heb tenslotte gemeend dit vermoeden niet te
mogen handhaven. Er pleiten legen èn het feit, dat in de acte
van 19 November 1488, waarbij Henrick Woltersz. de Renselaar met de Maelstede kocht. geen vrouw van Henrick
wordt genoemd (hetgeen het vermoeden wettigt, dat hij toen
nog niet was gehuwd), en het feit, dat Geyse, de oudste
dochter van Henrick en Zwaene (blijkens de acte van 28
Juni 1524), reeds in 1509 is gehuwd n"). Sproot zij uit een
tweede huwelijk van Henrick, dan zou zij bij haar huwelijk
nauwelijks 14 jaren oud zijn geweest.
Een aantal acten in de Harderwijkse recognitieboeken, alsmede enige stukken, die in het Staatsarchief in Diisseldorf
berusten mc), bevatten over de kinderen van Henrick Woltersz. nadere gegevens. Boven reeds noemde ik hun oudste
100a) Ree. Boek 1523—'39, fol. 27vs0/28.
nol} Ree_ Boek 1497-1523, fol. 145.
noc) Het archief van de abdij Elten, dat ongetwijfeld over de Renselaar en de Van Rensel(a)ers nog talrijke gegevens bevat, is in de laatste
maanden van den tweeden wereldoorlog „veiligheidshalve" verscheept uit
Diisseldorf. Op weg naar een „veilige" bewaarplaats werd het schip, dat
de kostbare last vervoerde, gebombardeerd en tot zinken gebracht. Na
vijf maanden in het water gelegen te hebben, werd het archief op het
droge gebracht. Vooreerst is het niet meer te raadplegen. Na veel moeite
ontving ik uit Diisseldorf afschrift van enkele regesten, die daar waren
achtergebleven.
32
dochter Geyse, getrouwd met Alert Ottensz, schepen yan
Harderwijk lood). Een te Düsseldorf berustende acte deelt
ons mede, dat op 26 Augustus 1521 Henrick Woltersz. van
de abdis van Elten toestemming verkreeg zijn erf de Renselaar in tweeën te delen, en de beide helften over te dragen
aan resp. zijn zoon Johan Henricksz. en zijn schoonzoon Alert
Otten 10"). Een jaar later bekende laatstgenoemde zijn
schoonvader deswege „so lange hi levet ind nyet langers*
jaarlijks 25 molder rogge, 15 molder boekweit en .15 molder
haver, alsmede 14 horentjes guldens (een muntsoort) schuldig 100f) te zijn. Op dienzelfden dag schonk Henrick Wolters:.
zijn dochter Belle het goed te Maelstede'"), dat dus blijkbaar
niet tot de Renselaar zelf behoorde. De Maalstede verdwijnt
dan tijdelijk uit ons oog, om in 1548 opnieuw op te duiken
in een acte, waarin Geyse, weduwe van Alert Otten, als
eigenaresse ervan wordt vermeld 1"). Vermoedelijk zal Belie
vóór dat jaar kinderloos zijn overleden.
Merkwaardig is een reeks handelingen, welke tussen 1521
en 1524 het bezit van het aan Alert Otten toegewezen deel
van de Renselaar tot onderwerp hadden. Reeds vermeldde ik
een acte uit 1522, volgens welke dat goed toen nog in het
bezit van dien Alert Otten geweest is. Een te Düsseldorf
berustende leenbrief van 13 Juli 1524 deelt evenwel mede,
dat Alert Otten toen zijn helft wederom opdroeg aan zijn
schoonvader Henrick Wolters:, die er op dien datum mede
beleend werd 1°9. Toch schijnt tussen 1522 en 1524 het erf
niet in voortdurend bezit van Alert Otten gebleven te zijn.
want de reeds vaker vermelde acte van 28 Juni 1524 zou in
dat geval geheel onbegrijpelijk zijn geweest. Toen toch ontvingen Alert Otten en Geyse, zijn vrouw, „dat halve erve
geheeten Renseler". Is deze opdracht in verband met de
schenking in 1521 niet geheel duidelijk, wel duidelijk is, met
welk doel de gift in Juni 1524 gedaan werd. Wij vernemen
nl., dat de opdracht door Henrick Wouters:. en Zwaene
geschiedde „beheltlick soe verre Wouter Henricksz. oirer
beyer oltste noen alsoe mytten olderen konde ommegaen ind
soe myt oire maecken, dat sy hem dat selve halve erve toe
Renseler vurgh. wedergheven wolden". Spoedig daarop echter moet deze zoon 'Wouter zijn overleden; de acte van 13
Juli 1524 immers deelt mede, dat de opdracht door Alert
geschiedde, omdat Henrick Woltersz' oudste zoon was gestorven. Nauwelijks twee maanden later evenwel werd Alert
lood) R.ee. Boek 1523—'39, 1520-1533 passim.
love) Staatsarchief Diisseldorf. Rep. und Hs., Inv. no. 1, fol. 43.
loof) Ree. Boek 1497-1523, fa. 356.
loog) Zie aant. 100f.
100h) Ree. Boek 1539—'49, fol. 401vso.
looi) Staatsarchief Düsseldorf, Rep. und Hs., Inv. no. 1, fol. 75vao.
33
Otten (op 30 September 1524 "'ij) opnieuw met de halve
Renselaar bekend, nu na opdracht door zijn zwager Johan
Henricksz. Deze laatste moet het dus inmiddels van zijn
vader hebben verworven. Sedert dien schijnt het goed in het
bezit van Alert Otten en zijn erfgenamen gebleven te zijn.
Een acte uit 1552 (26 Augustus 10°k) ) vermeldt het als behorende tot de nalatenschap van Alert en Gheyse. Alerts
oudste zoon Otto (t in of vóár Februari 1554 1°0) ) zonder
kinderen) zag het zich toegedeeld. Daarentegen schijnt Henrick Woltersz' zoon Johan sedert 1521 onafgebroken in het
bezit van zijn helft verbleven te zijn. Het goed ging in September 1542 over in handen van zijn zoon Kille Jansz 1"r").
en was nog in 1582 in diens bezit.
Hebben wij dus in het bovenstaande twee zonen (Walter
en Johan) en twee dochters (Gheyse en Belle) van Henrick
en Zwaene leren kennen, uit een acte van 21 Juni 1526 1"n )
blijkt, dat er nog een derde dochter moet zijn geweest. Op
dien datum gaf nl. Henrkk Woutersz. volmacht aan zijn beide
schoonzonen Alert Otten en Mr. Johan Voet „die Rectoer-.
Laatstgenoemde, dien wij in 1538 100 0) aantreffen als Mr.
Jan Voet Volkersz, was eerder gehuwd met zekere Gheyle
(Ghoele of Ghele) Peters, dochter van Peter Herbertsz.'"P),
maar hertrouwde op 29 (morgengave 30 1°°q)) Juni 1518 met
Zijn vrouw komt sedert 8 Juli
Henricks dochter Anna
1542 100s ) als zijn weduwe voor. Zelf was hij een zoon van
een Volcker Henricksz, burgemeester en schepen van Harderwijk, uit diens tweede huwelijk met een dochter (Geestre of
Geertruida) van Gheerlof Voet. Hij had dus den familienaam van zijn moeder aangenomen 1"). Volgens de
looi) Staatsarchief Diisseldorf, Rep. und Hs., Inv. no. 1, fol. 76v50.
look) Rek. Boek 1550—'59, fol. 144.
loo 1) Ree. Boek 1550—'59, fel. 219vso.
loom) Staatsarchief Diisseldorf, Rep. und Hs., Inv. no. 1, fol. 149vso.
loon) Ree. Boek 1523—'39, fol. 67vso).
100 o) Ree. Boek 1523—'39, fol. 356vso.
loop) Ree. Boek 1497-1523, fol. 290vso en 1523—'39, fel. 356vso.
1000) Ree. Boek 1497-1523, fel. 290vso.
laar) Aldus ook Van Rhemen Jr., Genealogie Voet, fel. 60.
loos) Ree. Boek 1539—'49, fel. 146.
loot) Van .Rhemen Jr., Genealogie Voet, fol. 58. In tegenstelling met
zijn moeders familie, die als wapen voerde: in het schild „negen ruiten,
end twee beenen deer de voeten aen syn vuer eyn helmteyeken" (welk
wapen in 1551 „langer over de tweehoudert jaereu gevuert" zou zijn;
Ree. Boek 1550—'59, fol. 99), was het wapen van Johan. Foet Foirkersz.
in het schild een lelie op groen veld, met als helmteken dezelfde lelie
tussen een groene en witte vlucht. Opgemerkt moge worden, dat Fokker
Henricksz. hit zijn eerste huwelijk (morgengave 6 Januari 1456) een zoon
Goert Volekersz. had, die tweemalen huwde, 1° op 31 Oct. (morgengave
1 Nov.) 1491 met een Geertken van Loer (of Ferlair), 2° 23 (morgengave 24) Juni 1505 met Griete, dr. van Amelrynek Brinek. De kinderen
uit het eerste huwelijk namen den naam Fan Laer (FerIair) aan.
34
genealogie Voet van Van Rhemen Jr. 1°011) had Johan Voet,
„na den gruweliken brant, die in 1503 de
„Mr. Artium"
uit liefde van
stadt Harderwyck geheel hadde afgebrant
de geleerdheit. in syn vaderlycke stadt aengenomen die verle
vallene en al in de asse noch liggende hoge latynsche schoo
tot vorige stant op te richten als rector int jaer 1520 of daeromtrent en sulx voor een kleyn recompens".
101 ).
B. Genealogie
I. Henrick Wolters:, kocht in 1488 de Eltense (leen)goederen de Renselaar en de Maelstede onder Putten,
waar hij voorts de Eltense lenen „die Stege" en „Foisnà
senkamp" bezat "la); woonde te Harderwijk, t
21 Juni 1526 102 ) ; tr. Zwaene 1"3 ) (van Indyck "4 )), t
ná 30 September 1524 104 8 .
Uit welk huwelijk 1"):
1. - Wolter Henricksz, t 28 Juni-13 Juli 1524 1°52),
b. I (oh )an Henricksz. volgt onder II.
c. Geyse (of Geza 104 a) ) Henricks, met haar (stief)zoon Otto Alerts in 1546 „patronen en collatoren"
van het weduwenhuis in de Hoogstraat te Harderwijk 105h) t 19 December 1548—Augustus 1552 1°5e);
100u) Van Rhemen Jr., Genealogie Voet, fol. 58.
der generaties is in deze genealogie alleen
-nn.) Bij de nummering
frolfersz. is daarom
rekening gehouden met het bewezene. Aan Hennie];
de der kinderen
volgor
de
ie
g
lo
genea
deze
in
het cijfer I gegeven. Waar
cijfers.) aanehe
niet vaststaat, is deze met letters (en niei met arabis
(vermeld
cksz.
Henri
Johan
gegeven. Zo is bijv. t.a.v. de kinderen van
hem
reden
welke
om
was,
zoon
oudste
de
sub II) alleen zeker, dat Kil
niet
rde
.volgo
de
an
waarv
en.
kinder
andere
De
nd.
'verlee
is
het. cijfer 1
vaststaat, zijn „genummerd" b----f.
fol. 75vso.
101a) Staatsarchief Düsseldorf. Rep. und Hs.. Inv. no. 1,
67vso.
fol.
'39,
102) Ree. Boek 1523—
103) Zie inleiding, § 12.
bedoelde
104) Indyek was haar geslachtsnaam volgens de hierboven
geslachtshaar
als
ldt
verme
elaer
Renss
van
M,
9).
§
g rafzerk (Inleiding
RenseVan
Dat
naam Van. Imgek, waarschijnlijk ten onrechte.
uit
blijkt
ard,
aanva
n
warde
moet
laer's mededeling met voorzichtigheid
van
Nelle
en
ol)
(Lnro
l
Luxoe
van
Bye
het feit, dat hij de namen van
van
lffencl.mn. heeft weergegeven als: ,.Denker ia van Liipoel" en „Nelle
Vrenokum".
fol. 76vso.
104a) Staatsarchief Diisseldorf, Rep. und Hs., Inv. no. 1,
105\) Hoffman, t.a.p. blz. 134 noemt op grond van enige, mij onbekende
Johan Henricksz.:
handschrift-genealogieën als andere kinderen, behalve
p.
a. Anna 'run Renseler tr. Bygim
1). Befje van Renseler tr. Noggen.
e. Geesje run Reweler tr. Swerefkens.
d. Welter van Benseler. ongehuwd t.
e. Hendrick von Renseler, ongehuwd t.
f Diisseldorf,
105a) Ree. Boek 1523—'39, fol. 27vso,/28 en Staatsarchie
Rep. und. Hs., Inv. no. 1, fol. 75vsn.
1051)) Ree. Boek 1539—'49, fol. 307vs0.
144.
105e1 Ree. Boek 1539—'49, fol. 401vso. en 1550—'59, fel.
35
tr. Harderwijk 2 (morgengave 3 1071 )) Januari 1509
Alert Otten, weduwnaar van Griete Brinck(s) 10.5e
eerder weduwnaar van Bette N. N. 10"), schepen
(1520-1533) 105g) van Harderwijk; lid van het St.
Jorisgilde aldaar ( 1521 ) gildemeester ( 1526 ) 105 h) . beleend met het halve erf Renselaar (1521 en 1524 )'"');
gegoed onder Hieren en Putten "si), lijftocht in 1534
zijn vrouw aan zijn huis bij de St. Nicolaespoort. een
oliemeulen en schuur te Harderwijk 1 o3j); t 26 Mei
1537—Juli 1543 "")
d. Belle Henricks, ontvangt in 1522 het goed Maelstede en bijbehorend land en bos 1°51 ).
e. Anna Henricks, t ná 11 April 1554 "n); tr. Harderwijk 29 (morgengave 30 "5")) Juni 1518 Mr. Johan
Voet, weduwnaar van Gheyle Peter Herbertszdochter ""), rector van de Latijnse school te Harderwijk 1°5 0), t 12 Maart 1539—Juli 1542 105P), zn. van
Volcker Henricksz. en Geeske (Geertruida) Voet.
11. Johan (of Jan) Henricksz. "Nl), woonde te Harderwijk.
werd 26 Augustus 1521 beleend met de andere helft
van de Renselaar k), voorts met vijf morgen lands 1")
in de Arkemeensen polder (6 Nov. 1527) 108 ), (later
geërfd door zijn zonen Kille en Wolter 1"9 ). t vóór
10 Juni 1542 ith), begr. te Niikerk 111 ); tr. 1° Harder105d) Ree. Boek 1497-1523, fol. 145.
105e) Ree. Boek 1497-1523, fol. 128vso (morgengave d.d. 21 Juni
1507). Uit dit huwelijk sproot één kind (a.v. fol. 150vs0).
lost) Ree. Boek 1479—'97, fol. 214 (morgengave d.d. 14 Nov. 1496).
Uit dit huwelijk sproten verschillende kinderen (Ree. Boek 1497-1523.
fol, 128v50).
105a) Ree. Boek 1523—'39, fol. 110 en vlg. tot fol. 243vso passim.
105h) Wapenheraut 1897, blz. 16.
105i) Ree. Boek 1523—'39, fol. 337 en de boedelscheiding zijner kinderen d.d. 14 Nov. 1552 (Ree. Boek 1550—'59. fol. 154).
mi) Ree. Boek 1523—'39, fol. 265.
105k) Ree. Boek 1523—'39, fol. 338 en 1539—'49, fl. 166.
1051) Ree. Boek 1497-1523, fol. 356.
105m) Ree. Boek 1550—'59, fol. 230.
105u) Ree. Boek 1497-1523, fol. 290vso.
1050) Zie Inleiding § 4 en Ree. Boek 1523—'39, foi. 67vso, 80, 82vso,
132, 141, 181vso en 356vso.
1050 Ree. Boek 1523—'39, fol. 399vso en 1539—'49, fol. 146.
1"0) Hij wordt als stamvader der XVIIde eeuwse Van Rensselaers
vermeld in een genealogie, getiteld ,,Afeomste van die Van Rentzeler",
proces C.P.H.
en als bijlage aanwezig. bij de processtukken in bet
1654 no. 95.
107) Leenkamer heerlijkheid Putten (bij Elburg) no. 1 en vlg. Het
leen heette Bos'eamp, Boeskenskamp of Loskamp en werd in 1507 in
twee gelijke delen gesplitst.
108) Bron vermeld in aant. 107. no. 1, fol. 36vso.
109) a.v., fol. 43vso en diverse charters van Nijkerk en Putten no. 7.
110 1 Ree. Boek 1539—'49, fol. 142.
36
wijk 30 Juni (morgengave 1 Juli 112 )) 1523 Bye van
Luxool " 3 ) , vermeld (nog ongehuwd) in 1518 "4 ), begr.
te Nijkerkl"), dr. van Melis "3 ) Cosijnsz. 116) en
Bya"u) (Hanegraaf m)); tr. 2° Andreesken van Oldenbarnevelt "°), leeft nog 31 Augustus 1566 118 ), t in of
vóór 1600 "9 ), dr. van Cosijn ' 2°) .
Uit het eerste huwelijk:
1. Kil Jansz, volgt onder III. Hij had een jongeren 121 )
broeder:
b. Wolter Jansz 1:22 ), volgt onder IlIbis.
c. Griete Jans van Renseler, t (kinderloos) te Emmerik
tussen 17 Sept. 1580 en 1583 123 ).
Uit het tweede huwelijk:
d. Johan van Renseler Jansz, bijgenaamd Jan de Geck,
Jan die Dullen of Dolle Johan " 3 ); halfbroer van Kil
Jansz 124 ); woonde te Harderwijk (1560 en 1570),
waar hij huizen bezat '), begr. Harderwijk tussen
13 en 26 October 1602 1").
e. Henrick van Renseler, als zoon van Andreesken van
Oldenbarnevelt vermeld 27 April 1563 '27 ).
111) „Vermogens (blijkens) die publieque glasen ende Grafschrift in
do kereke tot Nykerek" (C.P.H. 1655 no. 20).
112) Ree. Boek 1523-1539, fol. 2.
113) C.P.H. 1653 no. 3:1 en 40, 1654 no. 95 en 1655 no. 20.
113) G.S.V. Inv. no. 23 ful. 101►so en 112.
115 ) C.P.H. 1653 no. *j3. Een oudere zuster van Bye was gehuwd met
Claes van Dienman (of Dyrum). Volgens het dossier „Boockhorst Majusin het archief der kelnarij van Putten, omslag no. 19, betaalde Melis van
Luxool van zes morgen land uit dit erf cijns 1506-1510 en volgende
jaren.
11 G) Oudste Tynsbook toi. 75, N1Vvso, XLVII en tweede tynsboek,
63, 72 en 106.
117 ) Blijkens de in de Inleiding, § 9 bedoelde grafzerk.
11$) Ree. Boek 1562—'72. 17 Juli 1564 en 31 Aug. 1566.
Ree, Boek 1562-1601, 21 Sept. 1600.
120) In Ned. Leeuw LVIII (1940), kol. 345/346, deelde ik mede, niet
bekend te zijn met haar ouders. Inmiddels is mij een aete van 26 Juni
1366 (G.S.V. Inc. no. n4) onder ogen gekomen, waaruit ik opmaak, dat
zij mogelijk een dochter van Cosijn en (half)!) zuster van Direk van
VolOldenbarnevelt is gewegt. Zie Ned. Leeuw LVIII (1940), kol.
gens de desbetreffende acte spreekt Andriesg-en r. 0. wede van Jan Henricx. tezamen met haar zoon Jan van Renselaar. Direk r. 0. aan wegins
kien verkoop van het dooi haar vader nagelaten leengoed, waarin zij met
haar zusters voor 1f3 deelgenoot was.
121) C.P.H. 1655 no. 2 0.
122) G.S.V. Inv: no. 33 (11 Maart 1563); Ree. Boek 1550—'59, tol.
216vso en Leenregister Leenkamer van Putten, Ins-. no. 1, fol. 44
(22 Oct. 1539).
1 2:1 ) Zie aast. 112, Hoffman t.a.p. 135 vervaart haar met haar
aehternieht, 'le dochter van Jan ron Rrii8e1(r Trolter.9, en echtgenote van
Mto Coilert.
. Transschrevenboeek Veluwe. Inv. no. 310 (Nijkerk 7 Juni 15go).
124 )
123) Ree. Boek 1392-1601 (21 Sept. 1600).
12G) Kerkeboek in het archief der Ned. Herv. Gemeente te Harderwijk.
127 Y Ree. Boek 1362—'72.
37
f. Bye (of Beatrix) van Renseler, als dochter van
Andreesken van Oldenbarnevelt vermeld 1564 en
1566 "s), t vóór 20 September 1594 '"); tr. (ondertr.
Doesburg 10 Oct.) 1571 '33 ) Johan Gyginck.
schepen "g ) en burgemeester "") van Doesburg.
rentmeester der geestelijke goederen van het kwartier
van Zutphen (1581) 131 ), t na 28 Mei 1612 1'9, zn.
van Johan"').
111. Kil(le) (of Kiliaen) Jansz. (van Renseler ")), woonde
te Harderwijk 134 ), waar hij in 1544 lid werd van het
St. jorisgilde 1"a); bekend met (de helft van) de bovengenoemde vijf morgen lands (13 Mei 1542) "), die hij
22 Oct. 1559 opdraagt aan zijn broeder Walter Jansz.;
in 1582 bezitter van de helft van het Eltense leengoed
Renselaar "3 ), waarmede hij op 1 Sept. 1542 werd
beleend "3 ), t 1583-1 Mei 1592 13°); tr. Netla van
Wenckum 137 ), dr. van Claes"s) Henricksz. en Engel
van (der) Helli").
Uit welk huwelijk 1"):
ster der
,
1. Claes (Nicolaes) van Rense/er„,proevemee
1").
(1575)
Nykerk"
der
binnen
armen
huissittende
woonde in 1588 te Putten, t in of vóór 1608 142 ); tr.
Jacobgen Schrassert, geb. ± 1550 112 ). begr. Nijkerk
12s) Ned. Leeuw XLI (1923), kol. 80. Zij heet hier (evenals iu
originele acte) ten onrechte Fye. Volgens de aantekening in margine
in het trouwregister is het huwelijk buiten Doesburg voltrokken.
129) Volontaire protocollen der stad Doesburg, acten 1600-1606 en
28 Mei 1612.
130) C.P.H. 1655 no. 20. Volgens zijn rekeningen in het archief van
Doesburg was hij burgemeester in de jaren 1579—'84, 1587—'94, 1596'97, 1599-1600, 1602—'03, 1607—'08.
131) A. J. Naris, De Reformatie der geestelijke en kerkelijke goederen
in Gelderland (1939), blz. 42, aant. 2.
132) Zie aant. 129.
133) Leenregister Leenkamer van Putten, lnv. no. 1, tol. 94 (n1 Aug.
1367).
134) Volgens de leenacte t.a.v. de vijf morgen in den Arkenleensen
polder uit 1342 en Ree. Boek 1550—'59, fol. 418 (1538).
1J4a) Wapenheraut I (1897).
135) Ree. Boek 1572—'82, Nl. 429rso.
1311 ) Onklaerboek Veluwe Iiiv. 50, rol. 281rs0 en 506.
137) Blijkens de genalogic uit 1654. Zie aant. 106.
13 ) Vergel. Reernink a.w. bh. 142.
1311 ) Zie Inleiding § 9 en tabel II.
nu) De volgorde 1-3 is volgens de Van Rensselaer-Bowier manuscripts, blz. 319. Enige aanleiding om met Hoffmann, t.a.p. blz. 136, in
een in 1610 vermelden Reyner Killen een Van Rensselaer te zien, acht ik
niet aanwezig.
1411
) Gelre XV, blz. 138.
142 ) C.P.H. 1608 II (Gijsbert van Twiller contra 41e kerkmeesters van
Nijkerk.
36
19 Mei 1632 1425 )k , dr. van Coop (Arntsz.) en Naele
van Estvelt 1").
2. Hendrick, volgt onder IV.
3. Jan van Renseler, tweelingbroeder met den sub 2 vermelden Hendrick 144 ), beleend met de helft van voornoemde vijf morgen lands, hopman bij de Geuzen,
streed in Friesland, lag 1583/84 te Nijmegen in garnizoen. in 1585 te Wijk bij Duurstede; „hauptman
des Hohensaxischen regimentz" (1587) '4'5 ), werd
15 Juli 1596 met zijn vrouw bij besluit van de StatenGeneraal begiftigd met een jaargeld van 200
pond 33 9, t Deventer 7 Februari 1601. begr. te Nijkerk; tr. (huw. voorw. 3 April 1587 345 ) ) Sandrina
(Alexandrina ' 45 )) van Erp 144 ) gend van Warenborch (Warrenberg), t vóór 1620, dr. van Johan 1"),
heer van Langenfeld, en Philippina van Hornum gend.
Schram.
4. Engele van Renseler, zuster van Claes vnd. 1-12 ).
begr. Nijkerk 11 September 1628 148 ) ; tr. 149 ) Gerrit
Willemsz., f vóór 5 December 1603 130 )
Kille Jansz. had voorts nog een natuurlijken zoon:
142a) Zie hierna aant. 147.
143) Ned. Leeuw LVIII (1940), kol. 205.
1 -14 ) Beernink, a.w. blz. 142 en 143.
133 ) Civiele Processen, Recht. archief }latten]. Huw. voorw. van Jan
van Renseler en Alexandrina van Erp.
146) Zie aant. 137 en 145. John van. Erp penant Marrenborch wordt
o.m. vermeld in het Register op de Leenactenboeken van Gelre en Zutphen,
Overkwartier (uitgave der Ver. Gelre 1904), blz. 48 en 106. Hij hertr.
Cland van Diepenbrock.
Sandrina van Erp van IVarenborch hertr. in 1602 Eenriek &when,
wedr van Jacqueline van Dorp (Mededelingen van den heer J. J. M. H.
Verzijl te Maastricht; zie ook Maasgouw 1924, blz. 72 en 1928, blz. 29).
Hernia Haghen hertr. na Sandrina's dood in 1620 met Margaretha van
Twickelo en in 1624 met Barbara van Beveland. Hij was goed•Katholiek
en weigerde daarom den eed op de admissie teu Landdage van Overijssel
(ouder welks ridderschap hij sedert 1578 compareerde) af te leggen
(Vergel. 'Mr. J. van Doorninek, Geslachtkundige aantekeningen ten aanzien van de gecommitteerden ten Landdage van Overijssel sedert 1610—
1794 (1871), blz. 8-9). Onder deze omstandigheden moet met de mogelijkheid rekening worden gehouden dat ook Jan van Renseler, ofschoon
aan Staatse zijde strijdende, Rooms•Katholiek was gebleven.
147) Archief Kelnarij van Putten (R. A. Arnhem) Inc. no. 259.
145 ) Archief Kelnarij van Putten, Inv. no. 259. Zie over haar ook:
Archief Gelderse Rekenkamer, Inv. no. 1561, fol. 41vs0 en Gelre XV,
blz. 91.
149) Uit dit huwelijk sproot een dochter Pt/rond/a. Deze tr. Ilendrick
ton Curler. Zij werden de ouders van Joachim ron Curler (C.P.H. 1654
no. 95 en 1690 no. 37) en Arrnt ram Curler, die naar Amerika overstak
(Hoffman, t.a.p. blz. 135).
150) Volgens Hoffman t.a.p. blz. 133 waa hij afkomstig van Putten
en van beroep „a lieutenant of infantry' (t).
39
5. Walter Killen, die 15 Maart 1577 van zijn vader
een jaarrente uit :ie helft van voornoemde vijf morgen
lands ontving.
IV. Hendrick van Rensel(a) er, hopman '5'); burger (1586),
„markengesworen - en „muirrneester- (1586), „raetspersoon- (1587). schepen (1588) en raad (1589) van
Hasselt '52 ); stelt zich in 1592 te Nijkerk borg /53 ), beleend als erfgenaam van zijn broeder Jan met de helft
der vijf morgen land in de Arkemeen (12 Maart
1601 "7 ) ), t vóór tastende 6 Juni 1602 "i), begr. Nijkerk; tr. in of vóór 1586 Marietje Pairaet 151), geb. Hasselt 137 ), 1- ná 20 September 1636 '"), dr. van Jan en
Peterken ter Beckel").
Uit welk huwelijk 156 ) :
1. Kiliaen, volgt onder V.
2. Maritgien van Rensel(a)er, geb. ± 1588 '1 ), begr.
Nijkerk 12 Maart 1651; tr. (ondertr. Nijkerk 14 Juli
1605) Racket van Twiller, geb. ± 1581 '57 ), veldgraaf van het Appelrevelt 155) 1640 159 )—(16 Mei)
1644 160 ), zn. van Walter Gysberts 1") en Alift van
Wenckum 1").
151)
Ned. Leeuw LVIII (1940). kot. 479, en de in aalt. 137 genoemde
bron.
1s-2) Oud-Archief
der gemeente Hasselt.
1m ) Dossier Criminele Processen Hof van Gelre en Zutphen a ° 1592,
no. T 134.
154)
Ned. Leeuw LIS` (19313), kol. 302 en LVIII (1940), .kol. 479.
155)
Van Rensselaer Bowier manuseripts, blz. 319. Brief van Kiliaen
van Rensselaer aan zijn neef Wouter van Twiller d d. 25 Sept. 1636:
„Uw vader, moeder, broers en zusters waren verleden week nog gezond
erg; mijn
te Nijkerk. De pest heerst overal
huishouden en dat van mijn
moeder:zijn echter nog gezond
166) G.S.V. Ins-.
nu.
313, acte (1.d. 1S Dec. 1603 noemt als „mieste
vrunden en bloetmombairen van
's vaderszyde" van na te noemen twee
kinderen: Johan van Renseler Woltersz en Ryeket van hulde.
15T ) Hij was 25 Jan, 1610 omstreeks 29 jaren oud. (C.P.H. 1610 no. 9)".
15s) Beernink a.w. blz. 146.
159)
-Van Rensselaer Bowier manuseripts. blz. 5335.
150) G.S.V. Inv. 322 (Nijkerk).
131 ) Hij • was een zoon van
ren Vanerelt
C-ijsbert Woltersz.
en
Elisabeth Scholten
Twiller's
(zie Ned. Leeuw LXI (1943) kol. 123). De Fan
voerden hetzelfde wapen als de
Van. Byl(a)er's,
t.w. zes lelies (3, 2 en 1),
maar de bewering van Beernink (a.w. blz. 145), dat zij (dusf) tot een
tak van laatstgenoemd geslacht behoord hebben, is volkomen
jong eren
onbewezen. Men eergelijke de opmerking van den heer Muschart (Ned.
Leeuw LV (1937), kol.
263), volgens
► ien het wapen met drie of meer
lelies een typisch West -Veluws familiewapen was, dat door verschillende
geslachten werd gevoerd, en vermoedelijk ontleend is aan het wapen
der
kelnarij van Putten (3 lelies), van welke kelnarij zeer vele families up
de Westelijke Veluwe leenmannen (en, naar ik vermoed, oorspronkelijk
horigen) geweest zijn.
192) C.P.H. 1626 I (Landrentmeester en momber contra G=rossen van
Curler).
40
V. Kiliaen van Rens(s)elaer, geb. Hasselt in de 2e helft
van 1586 '54 ), beleend als erfgenaam van zijn vader met
de helft der vijf morgen land in de Arkemeen (24 Aug.
1603 107 ), ontvangt 16 Juni 1638 de andere helft van zijn
neef Johan van Renseler Jansz., bezitter van de Renselaar 103 ); kwam reeds op jeugdigen leeftijd in de leer bij
zijn bloedverwant Wolphert van Byl(a)er 364 ), die
juwelier was in de Nes (bij de Kleine Vleeshal) te
Amsterdam; eigenaar van enige huizen aldaar 1 ); zette
de zaak van Wolphert van Byler voort onder den naam
Co.; eigenaar van Crailo (in het
K. van Rensselaer
Gooi); 16 Juni 1628
bewindhebber der Westindische Compagnie en stichter van de kolonie Rensselaerswijck aan de Hudson (Amerika); t Amsterdam (in
het huis „in het gekruiste Hart" aan de Keizersgracht "7 )) October 1643 '68 ), begr. aldaar (Oudekerk)
7 October 1643; tr. 1° Utrecht (Geertekerk) 31 Juli
1616 Hillegonda van Byler, ged. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 2 Augustus 1598, begr. Amsterdam (Oude kerk)
1 Januari 1627, dr. van Jan en Geertruyt de Rodel");
tr. 2° Amsterdam (Nieuwe kerk) 14 December 1627
Anna van Wely, geb. Amsterdam ± 1601 1`0 ), testeert
16 Oct. 1653 '"), t Amsterdam 12 Juni 1670, begr. aldaar (Oude kerk) 17 Juni 1670, dr. van Jan en Leonora
Hawkins (Hakens) l").
Uit het eerste huwelijk '73 ):
1t33) Verpondingsregister van het ambt Putten, fol. 29vso.
16-1 ) Zie over hem; W. A. van Bijlert, Enkele genealogische bijzonderheden betreffende een in de zeventiende eeuw te Amsterdam en Dordrecht woonachtige familie Von Bylaer (later Van Bijler en Van Bylert),
verschenen in 1942 te Rhenen. Opmerking verdient, dat dit geslacht
evenals de Van Rensselaer's oorspronkelijk afkomstig was uit den Westhoek van de Veluwe.
19.5 ) Iteg, Kwijtscheldingen Amsterdam (G.A. A'dam) 1563-1623,
dl. 39, fol. ave.° en 60'.'90•
16(i) Van Rensselaer Bowier manuseripts, blz. 45. Zijn ervaringen als
landontginner hier, tezamen met zijn kennis van de Veluwse toestanden,
heeft hij later op grootse wijze in zijn kolonie Rensselaerswyck in toepassing gebracht.
1(17 ) G.A. Amsterdam, D.T.B. no. 1046. Zie ook volgende aant.
166 ) Begraafregister ‘Veeskamer, Oude kerk no. 6: „Kiliaen van Renselaer op de Keysersgracht int geeru►ste hart 7 Oct. 1643, 9 (kinderen)."
'ij was in 16:31 in de 200ste penning aangeslagen voor f 250.— (J. G.
en P. J. Frederiks, Kohier van de 200ste penning vuur Amsterdam en
onderhoorige plaatsen over 1631 (1890), blz. 22) en liet na een nettovermogen van f 40.523.— + zijn Amerikaans bezit (E. B. O'Callaghan.
M.D., History of New Netherland, I (1855), blz. 468).
169) O.A. Utrecht ; not. prot. nats Claes Verduyn 5 Juli 1617 (fol. 227).
170) Ned. Leeuw LV (1937), kol. 328.
171) G.A. Amsterdam; not. prot. nuts. Spithoff nu. 1954, fel. 226,
172) Ned. Leeuw LV (1937), kol. 424.
173) Huw. voorn-. van Kiliaen van Rensselaer en Anna van Wely
13 Nov. 1627 (Kon. Bibliotheek, Handschr. Afd. 129. C. 15).
41
1. Hendrick van Rensselaer begr. Amsterdam (Oude
kerk) 13 Augustus 1641.
2. Johan, volgt onder VI.
3. Maria van Rensselaer, begr. Amsterdam (Oude
kerk) 4 Januari 1627.
Uit het tweede huwelijk:
4. Jan Baptist, volgt onder Vlbis.
5. Maria van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 23 Maart 1631, begr. aldaar (Oude kerk)
4 Februari 1654.
6. Jeremias, volgt onder Vlier.
7. Hillegondt van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 8 Nov. 1633, begr. aldaar (Zuiderkerk) 8 Aug.
1654 1").
8. Eleonora van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 18 Febr. 1635, doophefster te Vianen 28 Febr.
1691, f in of ná 1695 1i').
9. Ds. Nicolaes van Rensselaer 179 ), ged. Amsterdam
(Nieuwe kerk) 14 September 1636, predikant in
Rensselaerswyck, opvolger van zijn broeder Jeremias
als directeur dier kolonie (1676-1678), t November
1678 1"); tr. Albany (Amerika) 10 Februari 1675
Alida Schuyler, geb. ± 1657, dr. van Philip Pietersz.
en Margaretha van Slichtenhorst 177 ).
10. Susanna van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 9 Februari 1638, begr. Amsterdam (Zuiderkerk) 22 November 1680 "8 ); tr. Amsterdam (Nieuwe kerk) 5 Augustus 1664 Jan de la Court, geb.
Valenciennes
1638 "»), koopman, zn. van
Jean 1i9 ).
11. Ryckaert (Richart), volgt onder Vlquater.
VI. Johan van Rens(s)el(a)er, ged. Amsterdam (Oude
kerk) 4 September 1625, tweede patroon (directeur) van
Rensselaerswyck, begr. Nijkerk 6 Mei 1662; tr. Hoeve174) Zie ook S. G. Vissensou, The Patroon Domaio (New-York, 1937),
blz. 333.
175) .Nissenson, a.w., blz. 334.
179 Zie over hem en de zonderlinge basis van zijn — dan ook spoedig
beëindigd — predikantschap; Nissenson, a.w., blz. 291.
177) Deze laatsten waren in Dec. 1650 gehuwd (Van Rensselaer Bowier
manuseripts, blz. S41). Margaretha was een dochter van Brant Aertsz
van Slichtenhorst uit Nijkerk (niet uit. Nijmegen; de adoptie van Nijmegen
door Albany in 1946 op grond van „historische" banden berust op een
mystifieatie!).
Alida Sehuyler, die bij haar eerste huwelijk 17 jaar oud was (K. van
Rensselaer, The Van Rensselaer Manor (1929), blz. 221 hertrouwde 9 Juli
1679 met Robert Livingstone.
175) Zie ook Nissenson, a.► ., blz. 334 en 387.
179) Ondertrouwacte te Amsterdam.
42
laken (ondertr. Nijkerk 20 Mei) 1655 Elisabeth van
Twiller, ged. Nijkerk 10 Juli 1623, f na 28 October 1671,
dr. van Rycket en Marietge van Rensel(a)er'n.
Uit dit huwelijk:
1. Nelle Maria van Rensel(a)er, mede-eigenaresse van
een graf in de kerk te Nijkerk (1681) '51 ), ontvangt
als erfgename van haar broeder Kiliaen (tezamen
met haar man) 4 (14) Maart 1688 het goed Rensealsmede op 16 Dec. 1702 het Eltense
laar in leen
leengoed half Klein Overhorst '82a); t vóór 18 April
1729 '"); tr. 1" ) (ondertr. Amsterdam 17 November) December 1685 Johannes de Swart, geb.
Bremen, koopman (suikerbakker, wonende „in die
Stadt Solingen" in de Warmoesstraat) te AmsterJuli 1704-1716 '"), zn. van
dam (1691 ),
Peter 179 ).
2. Kiliaen van Rensselaer, mede-eigenaar van voor-
noemd graf in de kerk te Nijkerk (1681) 1"), derde
patroon (directeur) van Rensselaerswyck (1685—
1687); genaturaliseerd tot Engelsman (1685); f in
Nieuw Nederland (Watervliet) Februari 1687 1'x):
tr. in 1685 ') Anna van Rensselaer, geb. 1665, t
in 1715, dr. van Jeremias en Maria van Cortland.
(Dit huwelijk bleef kinderloos).
van Renseler, ged. Nijkerk 23 Augustus 1657,
Teunis
c.
jong overl. '56 ).
d. Hillegonda van Renseler, ged. Nijkerk 6 Februari
1659, jong overl. "6 ).
e. Richardus van Renseler, ged. Nijkerk 22 November
1660, jong overl. '56 ).
Vlbis. Jan Baptist van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
1s0) Landagreees 27 °et. 1655 (n.a.v. liet verzoek om dispensatie van
J. van Renseler, reeds getrouwd zijnde met zijn vaders zustersdochter en
om ontheffing van de boete, waartoe hij deswege hij sententie van het
Velu•se landgericht was gccondemneerd, verleent de Landdag, onder
handhaving der boete, k.k. verzochte dispensatie).
181) G.S.V. 22 Juni 1651 en 11 Juni 168G (Nijkerk).
1 `,2 ) Protocol van testamenten enz. van Nijkerk 1733-1770 (fnv.
no. :.J6(1), Liz. 151. Archief Gelderse Rekenkamer Inv. no. 1361, fol. 41vso.
Zij bezwaarde als weduwe dit leen voor een schuld op 12 Sept. 1727
(bron a.v. fol. 256).
182ai Archief Gelderse Rekenkamer Inv. no. 1561, fol. 114, Vergel. fol.
47%so.
.Huw. room. opgemaakt te Amsterdam 1:1 Oei. 16S5 (Leenkamer
(ler heerlijkheid Putten, Inv. no. s, fol. :12).
154 ) c.P.H. 1729 no. 10.
Nis•enson, a.w.. blz. 3:39.
Vergel. het register van overlijden en begraven te Nijkerk (bv.
no. 1147): 25 Dec. 1660 .,een kindt van Johan von Renseter" en 7 Aug.
1(1114 „een kinilt van Elpsabet VOO Twiller".
43
kerk) 18 Maart 1629, patroon (directeur) van Rensselaerswyck (1652—'58), keerde in September 1658 terug
naar Amsterdam, waar hij koopman werd, t aldaar 18
October 1678 186a), begr. Amsterdam (Zuiderkerk) 24
October 1678; tr. Amsterdam (Nieuwe kerk) 14 Februari
1666 Susanna van Wely. geb. Amsterdam ± 1644. begr.
Amsterdam (Zuiderkerk) 31 Januari 1667, (dr. van
Thomas en Susanna Pieters? ''')).
Uit dit huwelijk:
1 Kiliaen van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 16 Januari 1667, na zijn vader's dood onder de
voogdij van zijn oom Richard '93 ); z.g. „vierde
patroon" van Rensselaerswyck 1"), alwaar hij van
1689-1696 vertoefde; tot Engelsman genaturaliseerd
1692/3 191) ); keerde in 1696 naar Holland terug "1 );
vestigde zich te Vianen (student te Utrecht, 1697),
waar hij schepen was (1719) en burgemeester, t
Vianen November 1746, begr. Amsterdam (Zuiderkerk) 11 November 1746.
Viten Jeremias van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 16 Mei 1632, directeur van Rensselaerswyck
(1658) 191ax, j- aldaar (Crailo) 12 October 1674 192 ); tr.
Nieuw Amsterdam (het latere New-York) 12 Juli 1662
Maria van Cortland "3 ), geb. Nieuw Nederland 20 Juli
1645; nam na den dood van haar man het tijdelijke beheer van de kolonie Rensselaerswijck op zich (met bijstand van haar broeder Stephanus), en was na de
komst van Nicolaes van Rensselaer pen ningmeesteresse
van dat gebied; t 29 Januari 1689 "4 ); dr. van Oloff
Stevensen en Anna Loorkerrnans 1").
186a) O'Callaghan, History of New Amsterdam 11, blz. 552.
157) Volgens een want. van Mr. de Roemer in zijn hs. „Personalia et
Genealogiea" (Gem. archief Amsterdam). Volgens mededeling van Jhr.
Mr. C. C. van Valkenburg te Amsterdam is van deze mededeling in de
Amsterdamse archivalia (nog) geen bevestiging gevonden".
Is8) Nissenson, a.w., blz. 351, en Not. Areh. Amsterdam, Inl.. no. 473-1,
ncte van .13 D.
• 1678 (Staat van inventaris).
1 m9) Nissenson, a.w., blz. :;42. Deze betiteling was evenwel in strijd
met den feitelijken toestand en de omstandigheden, waarin de kolonie onder
het Engelse bestuur was komen te verkeren. Veegel. Nissonson, blz. 349
en vlg.
Ion) Publ. Huguenot Society of London, dl. XVIII, blz. 228.
191) Xissenson, a.w., blz. 344.
191a) Hij zwoer in 1664 trouw aan de Engelsen na de overgave van
Nieuw Amsterdam (Documents relating the col, inst. of New Vork, III
blz. 64).
192) Nissenson, a.w., blz. 51, 121 en 334.
193) Van Rensselaer Bowler Manus•ripts, blz. 846.
15.1) Nissenson, a.► ., blz. 341.
44
Uit dit huwelijk 1"):
1. Kiliaen van Rensselaer (1663-1719), tr. 15 October 1701 Maria van Cortland (1674--voor 1730).
Uit hem sproot de z.g. „Mar-or House Branch" cie;
Van Rensselaers in Amerika.
2. Anna van Rensselaer, geb. 1665. Zij trouwde 1° haar
neef Kiliaen van Rensselaer, zn. van Johan en Elisabeth van Twiller (Zie boven): 2° William Nicoll.
3. Hendrik van Rensselaer (1667-1740), tr. 19 Maart
1689 Catherina Annetje van Bruggen (1665-1730).
Uit hen sproot de tak Claverack (Greenbush) der
Amerikaanse Van Rensselaers.
4. Maria van Rensselaer, geb. 1672; zij huwde Peter
Schuyler, eerste burgemeester van Albany.
5. Johannes van Rensselaer, t (kinderloos) voor 2 Juni
1704 1").
6. Jeremias van Rensselaer, geb. na zijn vader's
dood "5 ).
Vlquater. Ryckaert (Richard) van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe kerk) 28 Juni 1639, kwam 1664 naar
Rensselaerswijck 191a ), vanwaar hij in 1670 naar Nederland terugkeerde 1°s), koopman te Amsterdam 200 ); later
burgemeester en tresorier van Vancn; als erfgenaam van
Johan van Leeuwen van Wely in 1680 beleend met land
onder Rijswijk (Ned. Betuwe) (Culemborgs leen) 1"),
j. in of na November 1703 "1 ); tr. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 26 januari 1672 Anna van Beaumont. ged. Amsterdam (Oude kerk) 19 Februari 1651, t 10 (20?)
April 1692, begr. Rijswijk (Ned. Betuwe) 16 (26?)
dr. van Anthony en Cornelia de Koster
April 1692
Francoisdr.'-'3 ).
195) Oloff Sternwn ron Corfiond en ...Inno Loorkermans waren in
Nieuw Nederland in 1643 gehuwd (Van Rensselaer Botvier Manuscripts,
blz. 655).
19G) Gegevens hoofdzakelijk ontleend aan M. van Rensselaer, Annals
ete. Volgens O'Callaghan, a.w. II, blz. 554, liet Maria van Coraondt bij
overlijden vijf kinderen na.
147 ) Nissenson, blz. :347.
19s) Nissenson, blz. 281. llij was in 1667 •mmissaris to Albany
(Documents, vermeld in mint. Ena, III. blz. 143).
19A) Register van leenmannen van Culemborg (R.A. Arnhem).
2") Ondertrouw•aete Amsterdam (D.T. & 33. 497. fol. 166).
'2"1 ) Ondertr. aele van zijn zoon Anthony d.d. 16 Nov. 170:; (G.A.
Amsterdam, D.T. & B. no. 3n3, fnl, 106vsa). Ten onrechte vermelden
de Van Rensselaer Rotvier mannseripts blz. :IS dus, dat Richard in 1695
te Vinnen overleden is.
2"2) Gegevens ontleend aan ven hs. genealogie Van Beanmont in het
familie-archief van Brakel tot den Brakel, (R. A. Arnhem) Inv. no. 160,
fol. 106 en 105. Volgens deze genealogie werd zij begraven ,.bij haar mans
voorouders". Vermoedelijk zijn hiermede de Van Wely's bedoeld (verget.
42?. en 424).
Ned. Leeuw T.V
45
Uit dit huwelijk:
1. Anthony. volgt onder VIII.
2. Kiliaen. volgt onder VIllbis.
3. Joan van Rensselaer, t ongehuwd '1") (vóór 1727).
4. Richard van Rensselaer. ged. Vianen 25 Maart 1683,
is doopgetuige te Amsterdam 26 Aug. 1714 2'4 ); t
(ongehuwd °")) Amsterdam 6 Juli 1720 2°3 ), begr.
aldaar (Oude kerk) 10 Juli 1720.
5. Francois van Rensselaer 2"), ged. Vianen 14 Sepber 1684. jong t.
6. Maria Eleonora van Rensselaer"u), ged. Vianen
26 januari 1686, vermoedelijk jong t (voor 1727).
7. Eleonora Herberdina van Rensselaer, ged. Vianen
23 October 1687. t Krommeniedijk Januari 1720 2°5 ),
begr. Amsterdam (Nieuwe kerk) 5 Februari 1720;
tr. Krommeniedijk 31 Augustus 1718 Ds. Wilhelmus
Peksto(c)1c, geb. Amsterdam 21 October 1657. predikant der Geref. gemeente te Krommeniedijk (1685—
1728), t aldaar 18 April 1728 2"7 ), begr. Amsterdam
(Nieuwe kerk) 24 April 1728. zn. van Willem en
Catherina Sarragon "8 ).
8. Francois van Rensselaer. ged. Vianen 6 Januari 1689,
burger van Batavia, t aldaar 17 Februari 1730 208a );
tr. Batavia 1 October 1722 2") Elisabeth Buchuanen
(of Buchane 2D3 )) • geb. Bengalen, leeft nog Batavia
20 Maart 1730 208a).
9. Jeremias, volgt onder Vilten
10. Anna Cornelia van Rensselaer. ged. Vianen 28
Februari 1691, t ongehuwd 203 ), begr. Amsterdam
(Zuiderkerk) 16 Augustus 1727.
203) Volgens voorn. hs. genealogie( hierna ti' noemen: hs. genealogie
Van Beaumont).
204) Bij den doop van zijn nicht Eleonora Catharina ren ren.vselaer in
de Westerkerk.
205) R.A. Haarlem, Recht op begraven betaald 31 Jan. 1720.
2013) Niet vernield in de hs. genealogie Van Beaumont.
207) Hij was in 1723 te Amsterdam hertrouwd met Flora Boots (Ned.
Leeuw XXXVII (1919), kol. 117).
205) Catharina Saragon (geb. ± 1636)) 1 r. Amsterdam 11 April 1656
met Trillent Peck,ytock, zn. van Willem en Catharina Froom. Over hare
afstamming blijken later fantastische verhalen ontstaan te zijn. want bij
testament van 17 Juni 1756 (G.A. Amsterdam not. archief nu. 7708)
vermaakte Bartha Tabberts aan Willem van Rensselaer drie in haar bezit
zijnde schilderijen, voorstellende „de graaff cii gravin van St Arrun"
(Saragon is S. Arragon, is St Arg,-on!!) ,.met 't wapen van desje"!
(Mededeling van den heer J. J. Kleinhoonte te Arnhem).
208a) Familie-papieren in het bezit van Jhr. M. W. M. M. van Rensseiner Bowler te Amsterdam.
209) Ned. Leeuw XXIII (1905), kol. 289.
46
V11. Anthony van Rensselaer Riclw-dsz., geb. Amsterdam
1674, suikerbakker-raffinadeur op de Bloemgracht
(1703). later op de Prinsengracht bij de Reestraat in
Amsterdam (in het huis „In de Goudsbloem" 2"a)). t
16 Juni 1765, begr. Amsterdam (Nieuwe Zijdskapel)
23 Juni 1765; tr. Amsterdam (Oude kerk) 6 December
1703 Baartje (of Bartha) Pelcsto(c)k, geb. Amsterdam
16 Juni 1674 2"), ged. aldaar (Nieuwe kerk) 17 Juni
1674. t 1 April 1743 2"), begr. Amsterdam (Nieuwe
Zijdskapel) 6 April 1743. dr. van Willem en Catharina
Sarragon 2").
Uit dit huwelijk:
1. Richard van Rensselaer, geb. 14 September 1704 2").
ged. Amsterdam (Nieuwe Zijdskapel) 17 September
1704, t . Amsterdam 28 Juni 1740 2"), begr. aldaar
(Nieuwe Zijdskapel) 4 Juli 1740.
2. Catharina van Rensselaer. geb. 19 Mei 1706 2"), ged.
Amsterdam (Westerkerk) 21 Mei 1706, t 15 Juni
1775 2"), begr. aldaar (Oude kerk) 20 Juni 1775.
3. Anna van Rensselaer. geb. 17 October 1708 2"),
ged. Amsterdam (Nieuwe Zijdskapel) 28 October
1708, t 10 April 1785 2"), begr. Amsterdam (Oude
kerk) 15 April 1785.
4. Elisabeth van Rensselaer, geb. 14 October 1710 2").
ged. Amsterdam (Westerkerk) 15 October 1710, t
3 September 1732 2"), begr. Amsterdam (Nieuwe
Zijdskapel) 8 September 1732.
5. Cornelia van Rensselaer, geb. 16 September 17122"),
ged. Amsterdam (Westerkerk) 18 September 1712.
26 November 1713 2"), begr. Amsterdam (Nieuwe
Zijdskapel) 30 November 1713.
6. Willem, volgt onder VIII.
7. Anthony van Rensselaer, geb. 4 October 1718 2"),
ged. Amsterdam (Nieuwe kerk) 4 Oct. 1718, t 14
Januari 1796 ""). begr. Amsterdam (Oude kerk) 21
Januari 1796.
VIII. Willem van Rensselaer, geb. 8 Januari 1715 2"), ged.
Amsterdam (Westerkerk) 11 Januari 1715. suikerbak203a) Hij bewoonde een huis van f 1100.— huurwaarde met twee
dienstboden, bezat een buitenplaats. paarden en rijtuig en had een inkomen van f 6000.— (Mr. W. F. H. Oldewelt, Kohier van de personeele
quotatie te Amsterdam over het jaar 1742, II (1945), blz. 237).
210) G.A. Amsterdam. not. archief no. 14543, acte no. 19.
•10a) Zie sant. 203 en R.eg. aangeg. goederen, collateraal subject a °.
1796, fol. 333-337 (3.A. Amsterdam).
211) Hij bewoonde aldaar een huis met twee dienstboden. en een huurwaarde van f 1300.—. Zijn inkomen bedroeg f 4.000.— (Oldewelt, a.w.
II, blz. 228).
47
ker en koopman, vaandrig van de burgerij te Amsterdam
(1741) 2"), t 6 Januari 1788 2"), begr. Amsterdam
(Zuiderkerk) 12 Januari 1788: tr. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 8 Januari 1742 Cornelia Judith Cramer, geb. 16
Mei 1720, ged. Amsterdam (Nieuwe Zijdskapel) 19 Mei
1720, t 25 September 1784 213 begr. Amsterdam (Zuiderkerk) 30 September 1784, dr. van Jan Jacob en
Machtelyna Smits.
Uit dit huwelijk:
1. Anthony van Rensselaer. geb. 4 December 1742 203 ).
ged. Amsterdam (Westerkerk) 7 December 1742,
suikerbakker (lid der firma Cramer & Van Rensselaer), regent van het N.Z. Huiszittenhuis (1778—
1785), direceur van den Levantsen Handel, t Naarden 1794 (? volgens Elias): tr. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 8 Mei 1770 Machtelyna Cramer, geb. Amsterdam 2 Maart 1751, ged. aldaar (Nieuwe Zijdskapel)
3 Maart 1751. dr. van Jan Ludolph en Margaretha
van Brugge.
2. Jan Jacob van Rensselaer. begr. Amsterdam (Nieuwe
Zijdskapel) 18 Mei 1744.
3. Magdalena van Rensselaer, begr. Amsterdam (Nieuwe Zijdskapel) 22 September 1745.
4. Jan Jacob, volgt onder IX.
5. Richard van Rensselaer, ged. Amsterdam (Westerkerk) 28 Februari 1749, begr. aldaar (Nieuwe Zijdskapel) 5 Maart 1749.
6. Hendrik Willem van Rensselaer, ged. Amsterdam
(Westerkerk) 6 Augustus 1751, begr. aldaar (Nieuwe Zijdskapel) 22 Augustus 1755.
7. Bartha Anna van Rensselaer, geb. 29 November
1754 203 ), ged. Amsterdam (Nieuwe Zijdskapel) 4
December 1754, t na 19 Augustus 1816 208a); tr.
Amsterdam (Nieuwe kerk) 28 September 1778 Ds.
Mr. Robertus Alberthoma Chevalier, geb. 26 Maart
1755 2°3 ), ged. Groningen (Nieuwe kerk) 30 Maart
1755, Jur. Utr. Doct. 1775. theol. prop. (1778),
predikant der Gerei. gemeente te Laren en Blaricum
(1778). Apeldoorn en 't Loc (1781), Naarden
( 1782 ) , 's-Hertogenbosch (1784) en Dordrecht
(1795): vertrok vandaar in 1797 naar Duitsland.
waar hij onder den naam R. Ritter te Issum bij Keulen woonde. t Witten (Rijnprovincie) 11 September
1814, zn. van Prof. Dr. Paulus Chevalier en Margaretha Geertruida Alberthoma.
IX. Jan Jacob van Rensselaer, geb. Amsterdam 31 Januari
1747 2°3 ), ged. aldaar (Nieuwe kerk) 1 Februari 1747,
48
koopman en dichter 212 ), regent van de D.Z. Huiszitten.
Aalmoezeniers Armen') te Amsterdam (1786-1795),
1- Amsterdam 5 Februari 1795 2"), begr. aldaar (Zuiderkerk) 12 Februari 1795; tr. Amsterdam (Nieuwe kerk)
17 October 1779 Susanna Catharina Beeldsnijder, geb.
7 September 1758, ged. Amsterdam (Nieuwe kerk) 10
September 1758, t (als echtgenote van Prof. Dr. C. J.
Gallé) Rasmalen 3 October 1816, begr. Amsterdam
(Zuiderkerk) 8 Oct. 1816. dr. van Gerard en Sara
Maria van Drogenhorst.
Uit dit huwelijk:
1. een doodgeboren kind, begr. A'dam (Zuiderkerk)
8 'April 1793.
2. Johanna Jacoba Sara van Rensselaer, geb. Amsterdam 31 Juli 1795 2°3 ), ged. aldaar (Walekerk) 13
Augustus 1795, t huize Coudewater (Rosmalen) 26
Augustus 1830; tr. 's-Hertogenbosch 24 Augustus
1814 Jhr. Mr. Jan Bowier, geb. 's-Hertogenbosch 29
April 1793, houtvester, lid der Provinciale Staten van
Noorbrabant. t (als echtgenoot van Juriane Judith
Agnes Verstelt) huize Coudewater (Rosmalen) 22
Februari 1853, zn. van Jhr. Mr. Hugo en Theodora
Elisabeth Baert Verspyck.
VIIbis. Mr. Kiliaen van Rensselaer, ged. Amsterdam (Am-
stelkerk) 21 April 1675, beleend met het onder Rijswijk
(Ned. Betuwe) gelegen Culemborgse leen van zijn vader
(1698) 1"), koopman te Amsterdam (1704), t aldaar
3 December 1728 2°3 ), begr. aldaar (Nieuwe kerk)
8 December 1728; tr. Amsterdam (Walekerk) 7 Februari
1685179 ), t 22 Maart
1704 Sara Maria Boeckholt,
1754 212a) , begr. Amsterdam (Nieuwe kerk) 28 Maart
1754.
Uit welk huwelijk:
1. Richard van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
Zijdskapel) 12 Juli 1705, begr. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 27 Februari 1793.
2. Anna Maria van Rensselaer, geb. ± 1707 1"), 1- na
28 juli 1765 213 ); tr. Amsterdam (Nieuwe kerk) 27
April 1733 Isaak Dusart (du Sart), ged. Amsterdam
(Zuiderkerk) 2 Maart 1710, zijdeverver, poorter van
Amsterdam (23 Juli 1728), begr. Amsterdam (Nieu-
212) Zie Navorseher 1890, blc. 5S9 en 590.
212a) Zie aant. 203. Zij bewoonde te Amsterdam met een dienstbode
een huis van f 250.— huurwaarde aan de Prinsengracht (Oldewelt,
a.w. II, blz. 324).
213) Navorseher 1901, blz. 233.
49
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
we kerk) 27 April 1767, zn. van Isaak en Helena
Dusart.
Johannes van Rensselaer. ged. Amsterdam (Nieuwe
Zijdskapel) 16 Juni 1709. t jong.
Kiliaan van Rensselaer, ged. Amsterdam (Noorderkerk) 21 Augustus 1712, t jong.
Eleonora Catharina van Rensselaer, ged. Amsterdam
(Westerkerk) 26 Augustus 1714, begr. Amsterdam
(Nieuwe kerk) 27 Februari 1795.
Jan Baptist van Rensselaer, ged. Amsterdam (Amstelkerk) 8 Maart 1716, regent van het Burgerweeshuis aldaar (1749-1766): tr. Amsterdam (Nieuwe
kerk) 16 April 1748, Anna Cornelia de Bruyne, geb.
Suriname "3 ) -I- 1727 "1, dr. van Jacob 2"3) en Anna
Constantia van Beek =14 ).
Sara Cornelia van Rensselaer, ged. Amsterdam (Zuiderkerk) 16 Juni 1717, t (vermoedelijk) na 1794.
Ida Clara van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
Zijdskapel) 5 October 1718, begr. aldaar (Nieuwe
kerk) 29 December 1803.
Kiliaan van Rensselaer, ged. Amsterdam (Amstelkerk) 29 October 1722, t jong (vermoedelijk begr.
Amsterdam (Oude kerk) 7 November 1722).
Susanna Elisabeth van Rensselaer, ged. Amsterdam
(Amstelkerk) 2 November 1724. t aldaar 10 April
1761 214.), begr. Amsterdam (Nieuwe kerk) 15 April
1761.
\inter. Jerernias van Rensselaer, ged. Vianen 4 September
1690, suikerbakker te Amsterdam =i3), t in Maart
1742 "3 ); tr. Amsterdam (Oude kerk) 22 januari 1728
Elisabeth de Swart, geb. Amsterdam ± 1692 '"), erfde
in 1729 213 deel van de Renselaar en half Klein Overhorst, t na 18 April 1729 "2 ), dr. van Johan de Swart
en Nelle Maria van Rensel(a)er 1S2).
Uit dit huwelijk:
1. Richard, volgt onder VIII.
VIII. Richard van Rensselaer, ged. Amsterdam (Nieuwe
Zijdskapel) 15 September 1728, woonde te Nijkerk,
waar hij regent was van het Weeshuis aldaar (1753),
L4) Volgens ondertrouwaete van Anna Cornelia tle Brnyne en de hs.
genealogie Van Beaumont.
214a) Heg. aangegeven goederen eullaterale successie 1761 (G.A. Amsterdam).
215•) Op de .„Swaeneburg-wal tegenover de brouwerij van liet Fortuin"
(C'.P.II. 1731 no. 2, bijlage 0.). In 1742 bewoonde hij ren huis van
f 1500.— huurwaarde aan de Prinsengraeht, en had hij een inkomen van
f
(Oldewelt, a.w., blz. 306).
50
geërfde en veldgraaf van het Hellerveld (onder Putten) 21 "). t Nijkerk 9 Juni 1803, begr. aldaar 13 Juni
1803; tr. Nijkerk 3 Juni 1753 Geertruy Buytenhuys, ged.
Nijkerk 26 November 1719. t aldaar 17. begr. Nijkerk
24 Februari 1814, dr. van Cornelis en Johanna van Dijk.
Uit dit huwelijk:
1. Jeremias, volgt onder IX.
2. Cornelis van Rensselaer, ged. Nijkerk 3 Juni 1759.
t Amsterdam 28 Januari 1797. begr. Nijkerk 6
Februari 1797; tr. Amsterdam (stadhuis) 1 November 1795 Maria de Graaf, ged. Amsterdam (Oude
kerk) 8 September 1718, wede van Cornelis Otter.
t Amsterdam 18 Augustus 1808, begr. aldaar (Westerkerk) 22 Augustus 1808, dr. van Arent en Alida
Cloppen burg.
3. Johannes van Rensselaer, ged. Nijkerk 8 April 1761.
lid van de Nijkerkse municipaliteit (1795). t Nijkerk
24. begr. aldaar 30 October 1795.
4. Richard van Rensselaer, ged. Nijkerk 22 Juni 1762,
I. (vermoedelijk) n.á 1794.
IX. Jeremias van Rensselaer, ged. Nijkerk 9 Februari 1758,
regent van het weeshuis te Nijkerk (1803) .2"), lid van
de firma J.. C. en J. van Rensselaer te Nijkerk "')• t
Nijkerk 11 April 1819 291 ), begr. aldaar 14 April 1819;
tr. Amsterdam 13 Mei 1796 Judith Henriette Duval 2").
geb. Amsterdam 12 October 1770. ged. aldaar (Oude
Walenkerk) 14 October 1770. t Oudewater 19 Januari
1846, dr. van Jean Jacques en Johanna Margaretha Lin-
deman 217 ).
Uit dit huwelijk drie jong overleden zoons 2").
IlIbis. Walter Jansz., bekend met vijf morgen lands in den
Arkemeensen polder (22 October 1559 219 )), t tussen
28 Juni 1566 en 12 Augustus 1571 "9 ); tr. tussen 1548
en 1551 "9 ) Elisabeth van Oldenbarnevelt 229, wede van
Walter van Hennekeler "1 ), t ná 12 Augustus 1571 2"),
dr. van Ernst Cosijnsz. en Elisabeth Jacobs van Dyrum
(biermen} 2")
Uit welk huwelijk ""):
215a) Malenhoek van het lIellerveld.
") Gelre. dl. XII (1909). blz. 56.
217) Hecht. Archief Nijkerk 11:r. no. 69.
218) Deels hetzelfde goed, dat zijn broeder Kille Jansz. in 1542 in
Ieen ontvangen had. Zie aldaar en aftilt. 107 en 109.
• 1 $1 ) Ned. Leeuw LVIII (1940). kril , nno;n3L
2'20) G.S.V. Inv. no. o, fol. 180.
221) G.S.V. Inv. no. 32. fol. 177vso.
222) Geregistreerde Processen van Veluwe Inv. no. SS. proces no. 7.
•- •
51
a. Jan, volgt onder IV. Hij had een broeder 22"):
b. Henrick, volgt onder IVbis.
c. Geertgen van Renseler.
IV. Jan van Renseler Woltersz. woonde in 1567 te Harderwijk "), later (1602) te Putten, procederende tegen zijn
bastaardoom Casijn van Oldenbarnevelt 221 ), beleend
met de helft van voorn. vijf morgen land (31 Aug.
1567'9 ) ), hofmeester van graaf Frederik van den
Bergh 225 ), t ná 10 Juni 1629 ""), begr. Nijkerk 4 September 1629 2'); tr. 1° vóór 15 November 1591 225 )
Mette Jans (van Aller 113 ), in of ne October 1604, dr.
van Jan en Henrickgen 2`1s) N.N.: tr. 2° (ondertr. Nijkerk 24 Juni) 1610 Agatha Schrassert, t na 3 September
1630 229 ), dr. van Evert Philipsz. en Nale van Arier 2").
Uit het eerste huwelijk 241 ):
1. Jan van Renseler. ged. Nijkerk 5 Juli 1599. t in of
vóór 1604.
2. Geertgen van Rensel(a)er. ged. Nijkerk 26 April
1601, waarschijnlijk identiek met Griete van Rensel(a)er, begr. Nijkerk 30 December 1662; tr.
(ondertr. Nijkerk 28 Mei 1615) Otto Collert (of
Collart), begr. Nijkerk 17 September 1629 232 ), zn.
van Walter Gerritsz. 2").
•") Register van opdrachten en tuaten van Veluwe 153S-1610, Inv.
no. 585, fol. 236 (2 Dec. 1590).
224 ) Zie aant. 223. Jan van Renseler Woltersz. was een neef van Johan
van Vanevelt (Geregistreerde processen van Veluwe Inc. no. 86, proces
no. 20) en een zwager (is aangehuwd verwant ) van Henrick van der
Scheer de Jonge (G.S.V. IT1V. no. 314, Nijkerk, acte na 10 Juni 1612).
22e) Geregistreerde Processen van Veluwe, Inv. no. 83, proces no. 3.
2-20 ) G.S.V. Inv. no. 317, fol. 251vso.
227) Archief Kelnarij van Putten, Inv. no. 259.
228) Geregistreerde Processen van Veluwe, Inv. no. 66. proces no. 20.
220 ) G.S.V. Inv. no. 317.
220 ) Ned. Leeuw 'XIII (1940), kol. 210 en 211 en LXI (1943),
kol. 94.
231) C.P.H. 1660, no. 69, waarin slechts van één Jo?ion (of Jan)
wordt gesproken. Het in 1599 gedoopte kind moet dus jong zijn overleden.
Uit deze processtukken blijkt overigens onweerlegbaar. dat de in 1603
gedoopte dochter Elisabeth identiek geweest moet zijn met haar naamgenote, die in 1615 met 'Volte?. Collert huwde. Zij zou dus — indien zij
kort na haar geboorte gedoopt is — bij haar huwelijk nauwelijks twaalf
jaren oud zijn geweest. Ten aanzien van hare zuster Griete (die ik meen
te mogen vereenzelvigen niet Jon ron Renseler's in 1601 gedoopte
dochter Geertgen) doet zich een zelfde probleem voor, klaar zij dan bij
haar huwelijk pas veertien jaren oud was. Wellicht echter zijn de kinderen
eerst op lateren leeftijd Hervormd gedoopt; de inhoud van het proces
van Johan van Renseler ca Nieolaes van Delen (Inv. Veluwe no. 33,
proces no. 3) wekt den indruk, dat Johan langen tijd althans uiterlijk
kh, R.K. kerk trouw is gebleven.
Juni 1628 (G.S.V. Inv.
232 ). C.P.H. 1646 no. 6:3. Hij leefde nog 11
no. 317) maar was dood 5 September 1630 (0.S.V. Dar. no. 318). Volgens
52
3. Elisabeth van Rensel(a)er, ged. Nijkerk 12 Mei
1603, t begr. Nijkerk 5 Mei 1636 '); tr. (ondertr.
Nijkerk 28 Mei 1615) Walter Collert (Collart), t
ná 28 April 1644, zn. van Walter Gerritsz. 233 ) .
4. Jan (of Johan) van Rensel ( a)er, ged. Nijkerk 25
October 1604, weesmeester te Nijkerk (1638), beleend (als erfgenaam van zijn vader) met de helft
der vijf morgen lands in den Arkemeensen polder,
welke hij 16 Juni 1638 opdraagt aan zijn neef Kiliaen,
Nijkerk 24 Febr. (Grote Vastenavond) 1639 2").
begr. aldaar 3 Maart 1639 2'7 ); tr. voor 27 Juni
1634 236 ) Marie van Zuylen van Nyevelt 2"), ged.
Nijkerk 16 September 1602, t in of na 1644 2"), dr.
van Frederick en Marie van Wenekum 23S )
e te
IVbis. Henrick ( Woltersz) van Rensel (a)er, woond239)
,
Amersfoort, schepen dier stad 1601—'05, 1608, 1610
1626—'33 '49, weesmeester 1634 2"), bezitter van het
halve goed Luxoel (abtsgoed) onder Nijkerk, t in of na
242 ) Johanna van Drasse1634; tr. vei& 29 Mei 1593
1( a) er 243) t ná 25 Maart 1632 2").
Uit welk huwelijk 237 )
1. Dr. Herman van Renselaer, geb. Amersfoort ±1592 245 ) , med. doctor te Amersfoort "6 ), procedeert
het G.S.V., Inv. no. 31S, fel_ 126 so--127 was hij hij de nadering van
den vijand ,.in amptsdienst" (d.w.z. in dienst van het (schout-) ambt
Nijkerk) .,tot nffeopinge van den brandt ende andere redemptien van 't
ampt wtgesonden, om- by den vyant claerran (so mogelyck) te rekende eyntlyek
veeren", door de Spanjaarden ,.gevangen genomen
bij den v-yantt
slagen
ende
sao
martyri
groote
nae
door die groote sieckte,
geleden, comen te sterven".
deel 33, proces
2 n) Geregistreerde Processen van Veluwe, Inv. no. 14,
no. XI.
28 April 1644
2:34 ) Zie aant. 227. Haar weduwnaar ondertr. Nijkerk
.
Heimen
Nen
met Hendrie
235 ) Gelre II (1909), blz. 13 en 55.
(volgende onder de
236 ) G.S.V., Inv. no. 519, acte d.d. 27 Juni 1634
ni- la van de bank van Nijkerk van 11 Juni 1634).
in aant. 106).
231) C.P.H. 1654 no. 95 (genealogie, vernield
1595.
Juni
22
Nijkerk
.
Ondertr
22s)
:535) A. van Bemmel, Ber:chijving van de stad Amersfoort (Utrecht,
1760), blz. 617-619, 621-22.
240) Van Bemmel, a.w., blz. 631-636.
241) Van Bommel. a.w., 1,1z. 637.
242) Transportregister van Amersfoort (R.A. Utrecht, Inv. no. 4361.
243) Charter no. 2313 in het archief der Gelderse Rekenkamer.
244) Protocollen mits. J. Moll te Amersfoort (R.A. Utrecht, Lor. no.
1676a), acte d.d. 6 Juni 1632 (copie van een testament van Dirrk van
Wenekum d.d. 25 Maart 1632).
245) Hij werd, op IS jarigen leeftijd, 24 April 1614 te Leiden ingeschreven als philosophiseli student (Album Studiosorum).
acte
246) Not. Archief Amersfoort (R.A. Utrecht). Inv. no. 1676a,
).
231Vso
(fol.
1940
Nov.
19
d.d
acte
1677a.
d.d. 12 Sept, 162-1. en no.
53
2.
3.
4.
5.
6.
7.
in 1631 voor zijn vader "I' ). raad van Amersfoort
1628—'38. 1645—'47 ""), schepen aldaar 1639 2"),
regent van de armen. genaamd de Pot en van het
college van de St. Joriskerk ""R ). woonde (ongehuwd) in 1654 in Friesland 28' ).
Feuis 2'") van Renselaer, woonde in 1654 te Amersfoort 237 ).
Goutgen (of Aurelia) van Renselaer, geb. Amersfoort. regentes van het Weeshuis aldaar 25"), t na
19 November 1640 "1 ) tr. Amersfoort ( St. Joriskerk) 14 April 1618 Jan de Wijs"2 ), geb. Nijkerk,
cameraar te Amersfoort (1639) en raad aldaar
(1647) 252'). zn. van jan (Johan) en Margriet
Gerritsdr. 2").
Geertgen (of Geertruyd 2" ) ) van Renselaer, woonde
(gehuwd met N.N.) in 1654 in Friesland ""' ).
Elisabeth van Renselaer 2'1 ), woonde (ongehuwd) in
1654 in Friesland 237 ).
Bye van Renselaer, t vé& 1654 ""').
Sophia van Renselaer, .1. na 19 Nov. 1640 '5').
:7i s. 1'01. 2Svso.
.■
.••■
Inv.
Van Bemmel, a.w.. blz. 632-639 eo 1;43-644.
41 y Van Betumei. a.w.. blz. 640.
249x) Van Bemmel, a.w., blz. 401 en 127.
250) Aldus de in aa.nt. 106 bedoelde genealogie. Ik ben geneigd te
denken aan een verschrijving voor Tewis (of TevI•), daar de naam Fenis
van elders niet bekend is.
250a ) Van Bemmel,
blz. 357.
251) 'Not. Archief Amersfoort (R A. Utrecht). Inv. no. 1677g, 19 Nov.
1640 (fel. 231■
s0). Met Harmrn •an Renselaer en de gezusters Aurelia,
Geertruyd en Elisabeth ron Ren3e4ro. compareerde nok Marie
ron Zrrytera van Nyeren, •edc van Jr. Johan rie Coninek.
252) Not. Archief Amersfoort (RA. Utrecht), Inv. no. 1676xa
(13 April 1637). Zie ook ondertr. Nijkerk 29 Maart 161S.
253) Van Bemmel, a.w., blz. 6411 en 644.
Z rit !thé. ir
'254) Zie Register op de k e reoktenboel- Fa Grtr. rrr
kwartier van Arnhem (Uitgave der Ver. Gelre, 1917) blz. 143
255 ) Zie aant. 251. De in zant. 237 genoemde bron vermeldt haar niet.
17 )
2 ")
TIEN GENERATIES ROMIJN
DOOR
Mr. M. J. VAN 'T KRUIP
Overdruk uit Geus Nostra, 17, No. 4/5, april/mei 1962
TIEN GENERATIES ROMIJN
door
Mr. M. J. VAN 7 KRUDS
Het hierna volgende overzicht van tien generaties Romijn is samengesteld
uit bijeengevoegde stamboomfragmenten, afkomstig van:
a. Mr. A. P. van Schilfgaarde, oud-Rijksarchivaris in Gelderland;
b. wijlen P. G. Romijn te Apeldoorn;
c. Drs. H. M. Romijn te Zaandam, en
d. Mr. M. J. van 't Kruijs te Arnhem.
Het familiewapen Romijn is: in zilver drie ankerkruisen
van zwart, geplaatst 2-1; Helmteken: een ankerkruis tussen een vlucht.
44 44
Men vindt dit wapen afgebeeld in: M. G. Wildeman en
W. F. A. van de Blocquery, Genealogische Kwartierstaten
41
van Nederlandsche Geslachten, 's-Gravenhage 18951897, o.a. bevattende de kwartieren van C. F. N. Romeijn
(pag. 16).
De bron van dit wapen is een laat 18e-eeuws cachet, destijds in het bezit
van mr. A. P. van Schilfgaarde, afstammeling van Hessel Romeijn (VII
sub 13 der stamboom), gelijk aan een cachetafdruk op een brief van G.
Romijn (IXc sub D) en het cachet gebruikt door de afstammelingen van
Ds. G. Romijn (VIIIb sub D). Het wapen moet derhalve minstens uit het
begin der 18e eeuw afkomstig zijn, daar het blijkens het voormelde gebruikt
wordt door afstammelingen van Lubbert Romijn (Via sub C).
De familienaam wordt door die nazaten van Hendrikus (VII sub D) steeds
geschreven „Romijn" en door de nazaten van Hessel (VII sub 13) steeds
„Romeijn", verder variërend.
Van de in deze stamboom sub VIIIb sub A opgenomen Lubbertje Wilbrink geeft dit nummer elders de kwartierstaat weer van de grootmoeder
maternel Lubbertje Ham.
TIEN GENERATIES VAN HET GESLACHT ROMIJN (ROMEIJN, ROMEIN)
AFKOMSTIG UIT ZOELMOND (plm. 1500—plm. 1850) (Hervormd)
I. Aert Romijn.
II. Jan, geboren plm. 1552, t na 1618 te Zoelmond, geh. le Agniet Peters,
dr. van Peter Huijgens en Agnita Dirks van Dort, kinderen vide III; geh.
2e Achje Bruinen Dirksdr., kinderen vide Ma.
III. A. Agnieta, geh. Roeloff Aertsz.
B. Peter, geb. 1594 te Zoelmond, t 1653, geh. 1. Buren 19 maart 1624
Neeltje Jansdr. van Munster, kinderen vide IV; geh. 2e 162- Dirkje
Jansdr. van Rijnberck, dochter van Jan Dirks en Metje Willems, kinderen vide IVa.
C. Cornelis genaamd Jerusalem.
III of lila. A.
B.
C.
D.
94
Neelken, geh. Gerrit Jans van Baningen.
Anneke.
Abraham.
Jan.
E. Jantge, geh. Cornelis Peters van Muijswinkel.
F. Maria, geh. Jan Jansz van Woesick.
A. Dirk.
B. Aert, geh. Maria Jans van Bemmel, kinderen vide IVb.
IV. A. Jantje, geb. 1625 Zoelmond, t 17 februari 1711 Beusichem, geh.
(ondertr. 21 november 1647 te Rijswijk) Huijbert Cornelisz. Verlee (ook
wel genaamd Op Hoek).
B. Mayke, geh. Adriaen Hendriks (die in 1648 hertrouwde met Jenneke
Reijmers).
IVa. A. Jan „de Weerd", logementhouder te Barneveld, geh. I. 24 april 1664
Barneveld Lijsje Lubbert Geurtsdr., geb. Voorthuizen, kinderen vide V.
geh. 2. 12 december 1675 Barneveld Annetje Hessels van Jolenbroek, als
dochter van Hessel Everts en Aeltje Reijmers Back, geb. te Voorthuizen
„in 't Swartebroeck", wede Hendrik Jacobs Berghuis, kinderen vide Va.
B. Anna, geh. 21 april 1661 Beusichem Jan Hermansz van Asch.
C. Aert, geh. le 1684 Lijsbert Fransdr., wede van Jan genaamd Slap,
kinderen vide Vb, geh. 2e 1707 Anna Geertruid Zwits, wede Ds. Schetter
(zij hertr. le Jacob Jansz van Thiel in 1711; 2e Cornelis Peters in 1712).
IVb. A.
B.
C.
D.
E.
Agnita, geh. Barent Jansz., ruiter onder ritmeester Bacx te Nijmegen.
Jan.
Gerrit.
Jenneke, geh. Peter Tijssen.
Mayke.
V. A. Dirkje, geb. 15 maart 1665 Barneveld.
B. Peter, ged. 30 juni 1667 Barneveld, geh. 27 november 1701 Barneveld
Reijntje Leinse, dochter van Lens Jansz., wede Hendrik Alberts Scherpencamp (geh. 1692); kinderen vide VI.
C. Aertie, ged. 22 augustus 1668 Barneveld.
D. Lubbert, ged. 18 juni 1671 Barneveld.
Va. A. Hessel, ged. 5 november 1676 Barneveld, t 1736 Barneveld, logementhouder te Barneveld, geh. 10 februari 1704 Scherpenzeel Hendrikje Lubbertsen van de Vlier:, ged. 11 november 1677 te Scherpenzeel als dochter
van Lubbert Willemsz en Evertje Aaien van Huijckenhorst, t 1735 Barneveld, kinderen vide Via.
Vb. Metje.
VI. A. Hendrik, ged. 17 september 1702 Barneveld.
B. Lijsbet, ged. 4 november 1703 Barneveld, geh. 14 januari 1725 Barneveld met Hendrik Driessen van Kouthoorn.
C. Metje, ged. 22 november 1705 te Barneveld, t 11 januari 1747, geh.
Barneveld 30 juni 1730 Willem Elisen de Wad.
Via. A. Jan, ged. 18 januari 1705 Barneveld, geh. (ondertr. Barneveld 11 maart
1735) Maria van Heerdt.
B. Evertje, ged. 20 juni 1706 Barneveld, geh. le Arend Doreweert, geh. 2e
Aalbert Overeem.
C. Lubbert, ged. 22 januari 1708 Barneveld, t 24 juni 1755 Barneveld,
logementhouder, geh. 31 oktober 1728 Scherper eel Grietje Cornelisdr.
van Santen, ged. 13 februari 1698 Scherpenzeel als dochter van Cornelis
Aalberts (onderschout) en Marijtje van Wetselaer, en t 16 september 1774
Barneveld; kinderen vide VII.
VII. A. Hessel, ged. 20 november 1729 Barneveld, t jong.
B. Hessel, ged. 8 april 1731 te Barneveld, t I0 november 1815 Barneveld,
rentmeester van baron de Vos van Steenwijk, bierbrouwer, substituut ontvanger te Barneveld 1767-1797, geh. 29 maart 1761 Barneveld Elisabeth
Lugtigh, ged. Barneveld 13 december 1733, t Barneveld 28 juni 1796,
dochter van Jan Carel (substituut ontvanger) en Wilhelmina van den Ham,
kinderen vide VIII.
95
C. Cornelis, ged. 22 november 1733 Barneveld, t 10 juli 1807 Barneveld,
logementhouder in „de Roskam", geh. 6 juni 1756 Scherpenzeel Willemina
van Glashorst, ged. Scherpenzeel 2 maart 1732, t Barneveld 23 april 1810,
dochter van Gijsberth en Evertje van Twillaer; kinderen vide Villa.
D. Hendrikus, ged. 9 december 1736 Barneveld, t 3 december 1802 Barneveld, schilder, geh. 29 januari 1775 Barneveld Helena van Schaik, ged.
Wageningen 23 december 1753, t Barneveld 26 maart 1822, dochter van
Paul Pauls en Hermina van Benthem, kinderen vide VIllb.
E. Hendrikje, ged. 15 november 1739 Barneveld, geh. 20 april 1772 Barneveld Gijsbert van Garneren, hereboer aan de Hornsebrug, ged. 14 augustus 1740 Tuil, zoon van Arnoldus en Adriana van Meteren.
VII sub B
Hessel Romeyn
VIII. A. Jan Care!, ged. 7 februari 1762 Barneveld, t 13 augustus 1834 Zoelmond, hoogheemraad van het Land van Buren, bakker te Zoelmond, geh.
30 november 1783 Barneveld Johanna van der Linden, geb. 29 november
1767 Zoelmond, t 2 mei 1829 Zoelmond, dochter van Jacob Johannes en
Gerrigje van Gameren, kinderen vide IX.
B. Lubbertus, ged. 19 juni 1763 Barneveld, t 17 januari 1841 Barneveld,
bierbrouwer, geh. 16 januari 1787 Voorthuizen Gerritje van Doornik, ged.
14 december 1766 Voorthuizen, t 25 februari 1810 Barneveld, dochter
van Dirk en Angeniesje Bakkenes, kinderen vide IXa.
C. Wilhelmina, ged. 30 december 1764 Barneveld, t 27 februari 1835
Kockengen, geh. le 17 oktober 1793 Barneveld Jacob Pot, geb. te Kockengen; geh. 2e 25 september 1796 Kockengen Jan Wouter de Bruijn, ged.
13 november 1774 Kockengen, t 5 februari 1827 Kockengen, zoon van
Martinus en Stijntje Sas.
D. Hendrikus, ged. 14 november 1766 Barneveld, t 29 januari 1847
Barneveld, bakker, geh. 15 februari 1792 Barneveld Hendrina Catharina
Sandbrink, geb. te Rhenen in 1759, t Barneveld 7 maart 1842, kinderen
vide IXb.
E. Frederik, ged. 11 december 1768 Barneveld, t 8 januari 1859 Utrecht,
rentenier, geh. 29 mei 1797 Amsterdam Anna Hendrina ter Meulen,
96
Gesigneerde tekening in potlood en rood krijt, vervaardigd in 1793 door Lubbertus
Romijn (Villb sub A)
97
98
VIII sub D
Hendrikus Romeijn
VIII sub D
Hendrina Catharina Sandbrink
vm b sub A
Lubbertus Romijn
VIII b sub A
Lubberta Witbrink
echtgenote van Lubbertus Romijn
F.
G.
H.
J.
geb. Amsterdam 5 maart 1773, t Cleve 27 januari 1845, dochter van
Hendrik en Anna Eilmer, kinderen vide IXf.
Margrieta, geb. 23 december 1770 Barneveld.
Maria, geb. 13 december 1772 Barneveld, t 31 oktober 1826 Utrecht,
geh. le 16 oktober 1808 Haarlem Adrianus Marinus Repelius, geb. 21
juni 1779 Wassenaar, t Haarlem 22 januari 1813, zoon van Ds. Theodorus
Johannes en Jora Baert, wedr. van Susanna Catharina Wanrooy; geh. 2e
23 juli 1818 Haarlem Pieter Anthony Mabé.
Elisabeth, geb. 1 januari 1775 Barneveld, geh. september 1801 Jan
Diederik Snethlage, apotheker te Amsterdam.
Hendrika Johanna, geb. 5 december 1776 Barneveld, geh. Stad van
Holsteijn.
VIIIa. A. Grietje, ged. 8 mei 1757 Barneveld, geh. 2 december 1782 te Avezaath
Johannes Timmerman.
B. Evertje, ged. 7 januari 1759 Barneveld, geh. 4 januari 1792 Barneveld
Evert du Vergt", wedr. Evertje van Wessel.
C. Lubbertus, ged. 11 januari 1761 Barneveld, t 31 januari 1840 Barneveld, ongehuwd.
D. Albertus Melchior, ged. 24 april 1763 Barneveld, t 4 juni 1809, blindgeboren, organist.
E. Antonia, ged. 16 maart 1766 Barneveld.
F. Gisbert, ged. 3 januari 1768 Barneveld, geh. mei 1796 IJzendoorn
Machteld van Luttervelt.
G. Antony, ged. 15 september 1771 Barneveld.
H. Maria, ged. 15 september 1771 Barneveld, t 11 juli 1853, geh. IJzendoorn 28 oktober 1798 Hendrik Pauw.
VIIIb. A. Lubbertus, geb. 21 januari 1776 Barneveld, t 5 mei 1816 Nijkerk,
schilder, glazenier aan de Kalkstraat te Nijkerk, waar hij tekenschool hield,
geh. 24 april 1796 Barneveld Lubberde Wilbrink, geb. 31 maart 1771
Barneveld, t 16 april 1850 Nijkerk, dochter van Gijsbert (molenaar) en
Emmetje Maassen, kinderen vide DCc.
B. Paulus, geb. 21 september 1777 Barneveld, t 16 maart 1838 Amsterdam, comptoirbediende, later makelaar in verfwaren firma White Romijn
te Amsterdam, Pijpenmarkt 123, Elandsgracht 113, geh. (int. 7 mei 1802)
Amsterdam Geertruij de Clercq Johannesdr. (haar vader ook comptoirbediende), kinderen IXd.
C. Twee zonen, geb. 26 november 1780, t enige uren later, te Barneveld.
D. Gijsbert, geb. 20 oktober 1781 Barneveld, t 18 maart 1843 Bodegraven,
predikant, resp. te Zuilichem, Poortugaal en Bodegraven, geh. 5 oktober
1806 Otterto Hendrika Schoonderbeek, geb. Veenendaal 19 februari 1785,
t Bodegraven 18 juli 1847, dochter van Aart Schoonderbeek en Maaike
Vollewens, kinderen vide IXe.
E. Hermanus, geb. 27 januari 1784 Barneveld, t 19 januari 1845 Barneveld, broodbakker, winkelier, geh. 2 april 1814 Barneveld Grietje Teunisdr.
van 't Ooster, geb. Voorthuizen 7 november 1790, t Barneveld 23 februari
1848, kinderen vide IXg.
F. Jan Hendrik, geb. 31 januari 1786 Barneveld, t 5 augustus 1786 Barneveld.
G. Grietje, geb. 8 augustus 1787 Barneveld, t 21 februari 1838 Barneveld,
geh. 23 februari 1808 Barneveld Evert van der Flier.
H. Jan Hendrik, geb. 24 februari 1791 Barneveld. in 1824 tabaksfabrikant
te Emmerik.
J. Hendrika, geb. 3 augustus 1793 Barneveld.
IX. A. Jacobus Johannes, geb. 31 augustus 1784 Barneveld, t 24 september 1784
Barneveld.
B. Elisabeth, geb. 18 januari 1786 Zoelmond, t 27 december 1852 Zoelmond, geh. 10 september 1809 Zoelmond Huibert Gerrit van Everdingen,
geb. Zoelmond 1 juni 1785, t Zoelmond 30 januari 1864, zoon van Nicolaas en Theodora Jacoba van Rijnberck, drost van Buren.
99
rt
.11
Tekening, voorstellende Jan Hendrik Romijn (VIII b sub H) op -± 14-jarige leeftijd.
Waarschijnlijk vervaardigd door Lubbertus Romijn (VIII b sub B)
100
C. Gerritje (Adriana?), ged. 9 maart 1788 te Zoelmond, t 8 september 1856
Zwolle, geb. 27 april 1806 Zoelmond Ds. Wilhelmus Ludovicus van Meurs,
predikant te Zoelmond en Nijmegen, t 9 oktober 1841 Nijmegen.
D. Hessel, geb. 19 december 1789 Zoelmond, t 16 december 1855 Buren,
burgemeester van Buren, geh. 3 oktober 1837 Buren Maria Gerarda de
Krui" geb. Buren 15 december 1803, t Buren 13 december 1875, dochter
van Pieter Antony en Johanna Braakman, kinderen vide X.
E. Jacoba Johanna, red. 1 juli 1792 Zoelmond, t Nijmegen, geh. 16 mei
1823 Zoelmond Hermanus Grevink, goudsmid te Nijmegen, geb. Zutphen
24 januari 1782, t Nijmegen, zoon van Jan Willem en Hulda Cornelia
Voortman.
F. Carolina Johanna, ged. 10 augustus 1794 Zoelmond, t Nijmegen, geh.
27 februari 1821 Zoelmond Jacob Frederick Gehrels, geb. 13 januari 1793
Amsterdam, t Nijmegen, zoon van Oltman Gehrels en Johanna Friederika
Weeber (een dochter huwt Gerrit Johannes Romijn, vide IXe sub N).
G. Jacob Johannes, geb. 28 september 1796 Zoelmond, t 3 februari 1864
Zoelmond, geh. 24 april 1828 Buren Anna Francina Beekman, geb. Buren
1 november 1801, dochter van Johannes en Dirkje van Tricht, kinderen
vide Xa.
H. Willemina, geb. 27 maart 1799 Zoelmond, t 25 juni 1809 Zoelmond.
J. Adriana Gosijna, geb. 20 november 1802 Zoelmond, begr. maart 1803
Zoelmond.
K. Dirk, geb. 24 juli 1808 Zoelmond, t 13 augustus 1808 Zoelmond.
L. Een ongedoopt kind, één uur oud geworden, 7 februari 1811 Zoelmond.
IXa. A. Hessel, geb. 21 februari 1788 Barneveld, bakker te Kockengen.
B. Angenita, geb. 5 mei 1790 Barneveld, t 2 januari 1795 Barneveld.
C. Dirk, geb. 19 juni 1793 Barneveld, t 27 september 1859 Barneveld,
bierbrouwer, geh. 26 april 1816 Barneveld Grietje van Essen, geb. plm.
1795, t 21 december 1850 Barneveld, dochter van Hendrik Jansen van
Essen en Tijsjen Hendriks, kinderen vide Xo.
D. Jan Carel, geb. 12 januari 1796 Barneveld, hoofd ener school te Lunteren.
E. Hendrikus, geb. 1 april 1798 Barneveld, t 9 december 1800 Barneveld.
F. Hendrikus, geb. 20 december 1800 Barneveld, bakker.
G. Frederik, geb. 7 oktober 1803 Barneveld, beurtschipper van Woerden
op Amsterdam.
H. Een doodgeboren kind, 27 januari 1806 Barneveld.
IXb. A. Susanna Anthonia, geb. 4 april 1796 Barneveld, t 8 december 1800
Barneveld.
B. Kind
, t 18 december 1796 Barneveld.
C. Hessel Jacobus, geb. 8 juli 1799 Barneveld, t 13 december 1800 Barneveld.
1Xc. A. Hendrikus, geb. 25 oktober 1796 Nijkerk, buiten beroep en wedr. van
Gerbren Looge als hij t 28 november 1840 te Nijkerk ten huize van zijn
moeder in de Veenestraat.
B. Emmetje, geb. 8 maart 1798 Nijkerk, t 17 januari 1827 Nijkerk, . geh.
4 november 1818 Nijkerk Hendrik van Hennekeler, geb. 7 januari 1793
Nijkerk, t 24 augustus 1855 Nijkerk, schilder, zoon van Dirk, tabaksplanter, en Aaltje Coenraads. Hendrik van Hennekeler hertr. 15 mei 1833
Nijkerk:
C. Helena, geb. 18 augustus 1799 Nijkerk, regentes van het weeshuis te
Nijkerk, t 7 maart 1875 Nijkerk.
D. Gijsbert, geb. 9 juni 1801 Nijkerk, t 26 januari 1864 Nijkerk, blikslager, lampenmaker, kunstlakker en winkelier, Oudegracht bij de Hamburgerbrug te Utrecht, geh. le 13 oktober 1819 Utrecht Geertruij Gerarda
Stubbe, wede Abraham de Rooij, dochter van Arend en Johanna Blom;
geh. 2e 27 mei 1863 Utrecht Anna Magdalena Neuman, dochter van
Coenraad Jacob en Johanna ten Kell. Kinderloos overleden.
E. Doodgeboren zoon, 11 juli 1802 Nijkerk.
F. Hendrina, geb. 14 juli 1803 Nijkerk, t 31 juli 1803 Nijkerk.
G. Hendrina, geb. 17 augustus 1804 Nijkerk, t 14 augustus 1838.
101
H. Hermina, geb. 20 oktober 1805 Nijkerk, t 4 augustus 1873 Abbenbroek, geh. 30 augustus 1833 Abbenbroek Covert Buijs, geb. 7 mei 1796
Heenvliet, t 11 januari 1854 Abbenbroek, zoon van Arie Buijs en Teuntje
Wilbrink, onderwijzer.
J. Maria, geb. 27 december 1806 Nijkerk, t 6 april 1808 Nijkerk.
K. Lubbertus, geb. 16 april 1808 Nijkerk, t 12 maart 1825 Nijkerk, schildersknecht.
L. Marinus, geb. 21 mei 1809 Nijkerk, t 6 november 1812 Nijkerk.
M. Paulus, geb. 29 april 1811 Nijkerk, t 27 april 1842 Den Helder,
ongehuwd, korporaal 10e afdeling infanterie, deelgenomen aan de bezetting
citadel van Antwerpen, vereerd met bronzen legpenning, daarna gediend
hebbende bij de 3e divisie van het Algemeen Depot der Landmacht no. 33
te Den Helder.
IXd. A. Jan, geb. Amsterdam, geh. met Henriette Raetzer, kinderen vide Xh.
B. Hendrikus, geb. 5 september 1805 Amsterdam, t 15 april 1884 Drempt,
timmerman en makelaar te Amsterdam, geh. Ie in 1830 Alida Wilhelmina
Meester, geb. 21 maart 1801, t 23 maart 1846, kinderen vide Xi; geh. 2e
Susanna Maria de Man, geb. 18 november 1805, t 25 februari 1875.
C. Paul, geb. te Amsterdam, geh. Maria Ingerman, kinderloos.
D. Pieter Anthony, geb. 2 oktober 1812 Amsterdam, t 29 juni 1893
Oosterbeek, predikant te Blokzijl en Amersfoort, geh. 1 juni 1837 Amsterdam Johanna Cornelia Herbertha Fischer, geb. in 1807, t 30 januari
1869, kinderen vide Xd.
E. Jacobus, geb. Amsterdam, geh. Petronella Overstraten.
F. Leonard, geb. 17 januari 1817 Amsterdam, t 19 december 1905 Rotterdam, geh. 13 april 1848 Johanna Adriette Hobus, geb. 4 mei 1822,
t 13 augustus 1906 Rotterdam, kinderen vide Xk.
G. Anna Jacoba, geb. 25 oktober 1818 Amsterdam, t 14 september 1898
Oosterbeek, geh. 29 september 1858 Johannes de Clerck, geb. 21 januari
1803, t 19 november 1886.
IXe. A. Maaike Gerarda, geb. 3 mei 1807, t enige dagen daarna te Otterlo.
B. Helena, geb. 17 januari 1809 Nunspeet, t september 1810 Zuilichem.
C. Maaike Gerarda, geb. 24 april 1810 Zuilichem, t september 1843 Bodegraven.
D. Helena Geertruida, geb. 29 november 1811 Poortugaal, t november
1893 Apeldoorn, geh. november 1849 Wouter Zahn, notaris en burgemeester te Bodegraven, lid van de Staten van Zuid-Holland, drager van
het kruis van de 10-daagse veldtocht.
E. Johanna Berendina, geb. 21 juli 1813 Bodegraven, t 11 november 1832
Bodegraven.
F. Hendrikus Gijsbertus, geb. 4 mei 1816 Bodegraven, t januari 1848
Leiden, apotheker, geh. november 1811 Machtekna Elisabeth Kapteijn,
geb. 17 maart 1816, t 13 maart 1905.
G. Arnoldus Lubbertus, geb. 1 augustus 1817 Bodegraven, t april 1849
in Boni op Celebes, Officier Ned. O.I. Leger.
H. Jan Hendrik, geb. 6 november 1818 Bodegraven, t 7 december 1868
Arnhem, kruidenier, geh. 27 juli 1853 Johanna Berendina Wilhelmina
Adrian, geb. 9 mei 1826, t 15 juni 1892, kinderen vide Xe.
1. Anthonie Marinus, geb. 11 april 1820 Bodegraven, t 16 december 1820
Bodegraven.
K. Anthonie Marinus, geb. 1 juli 1822 Bodegraven, t 18 maart 1873
Utrecht, heelmeester te Harmelen en Soest, geh. 21 april 1853 Petronella
Christina ten Kate, geb. 1 november 1828 Oudenaarde (België), kinderen
vide Xf.
L. Willem Frederik, geb. 30 augustus 1825 Bodegraven, t 8 november
1825 Bodegraven.
M. Gijsberta Hendrika, geb. 23 mei 1828 Bodegraven, t december 1901
Nijmegen, geh. 2 november 1853 Jacob van Wageningen, geb. 10 mei 1830,
t 29 juni 1889, commissionair in effecten te Nijmegen.
N. Gerrit Johannes, geb. 12 oktober 1829 Bodegraven, t 19 april 1898
102
Apeldoorn, apotheker, geh. 6 juli 1859 Johanna Maria Gehrels, geb. 26
september 1830, t 2 juli 1896, dochter van Jacob Frederick en Carolina
Johanna Romeijn (vide IX sub F), kinderen vide Xg.
IXf. A. Elizabeth, geb. 22 maart 1798 Barneveld.
B. Hendrik, geb. 7 augustus 1799 Barneveld, t 21 augustus 1800 Barneveld.
C. Anna Hendrina, geb. 3 februari 1801 Barneveld, t 2 januari 1803 Barneveld.
D. Hendrik Hessel, geb. 1 maart 1803 Barneveld.
E. Frederik, geb. 4 september 1804 Barneveld, t 7 april 1878 Arnhem,
apotheker in de Ketelstraat te Arnhem, geh. le 7 mei 1834 Arnhem
Aletta Christina Johanna van Eg geb. 22 juni 1806 Arnhem, t 8 juni 1847
Arnhem, weduwe van Samuel Christiaan Otterbein, dochter van Jacobus en
Anna Jacoba Geertruida Reijers, kinderen vide Xb; geh. 2e 27 oktober
1847 Grave Cornelia de Ruhk von Lilienstern, geb. 15 september 1805
Grave, t 18 februari 1884 Arnhem, dochter van Jacob Carel Wilhelm,
majoor ingenieur, en Johanna Engelbertha Tiboel, kinderen vide Xc.
F. Anna Hendrina, geb. 30 juni 1806 Barneveld.
IXg. A.
B.
C.
D.
Helena, geb. 2 juli 1814 Barneveld.
Hendrika, geb. 6 september 1815 Barneveld, t 25 nov. 1815 Barneveld.
Henricus, geb. 21 oktober 1816 Barneveld, t 12 februari 1835 Barneveld.
Hendrika, geb. 21 december 1819 Barneveld, geh. le april 1858 Reijn
Brouwer, geb. 12 april 1807, t 10 november 1881; geh. 2e 10 november
1882 Rijk Griffioen, geb. 20 augustus 1822, t 28 juli 1885.
E. Anthony, geb. 13 december 1822 Barneveld, t 12 juni 1891 Barneveld,
bakker en winkelier, geh. le 1 mei 1855 Barneveld Reiniera de Beer, geb.
16 april 1823, t 12 oktober 1864, dochter van Jannes Cornelissen en
Aaltje Middelburg, kinderen vide XI; geh. 2e 17 mei 1866 Barneveld
Jannetje Top, geb. 17 januari 1827, t 20 oktober 1880, dochter van Maas
Jansen, timmerman, en Christina Roller, kinderen vide Xm.
F. Lubbartus, geb. 26 februari 1825 Barneveld, t 18 juni 1901 Ede, geh.
17 april 1851 Lucretia Johanna van Beek, geb. 15 juli 1824, t 23 september
1895, kinderen vide Xn.
X. A. Pieter Jan Carel Anthony, geb. 13 juli 1838 Zoelmond, t 2 maart 1868
Maastricht, le luitenant der infanterie.
B. Johanna Elisabeth, geb. 13 januari 1840 Zoelmond.
C. Anna Clasina, geb. 24 januari 1841 Zoelmond, geh. 2 december 1880
Driebruggen Johannes Kronauwer, wedr. Anna Maria de With.
D. Maria Gerarda, geb. 4 maart 1844 Zoelmond, t 20 februari 1888
's-Gravenhage, geh. 3 oktober 1866 Johannes Arnoldus de Gelder, geb.
31 mei 1841, t 28 maart 1912 's-Gravenhage.
E. Gerritje Jacoba Johanna, geb. 10 september 1846 Buren, t 15 juli 1871
Buren, geh. 20 april 1870 Jean Théodore Adrien Braams, burgemeester
van Buren, geb. 1 april 1834 's-Gravenhage, t 22 januari 1922 Oosterbeek,
zoon van mr. Cornelis Reinier Frederic en jkvr. Caroline Henriette Louise
Hooft.
Xa. A. Johanna, geb. 7 mei 1829 Zoemend, geh. 29 mei 1856 Zoelmond Jan
Ludolph Nagaart, geb. 24 augustus 1831 Amsterdam, zoon van Arie en
Joanna Koning. boekhandelaar.
B. Johannes, geb. 28 december 1830 Zoelmond, t Meerkerk, bakker, geh.
29 april 1865 Zoelmond Cornelia van Rijnberk, geb. 18 februari 1832
Zoelmond, dochter van Jacob Johannes en Gijsje van Westreenen.
C. Dirkje, geb. 17 november 1832 Zoelmond, t jong.
D. Maria Wilhelmina Jacoba, geb. 25 november 1834 Zoetmond, t Nijmegen,
geh. met Rijnders.
E. Thomas Barend Marinus, geb. te Zoelmond, t Lent.
F. Jan Carel, geb. 6 mei 1837 Zoelmond.
G. Dirkje, geb. 17 november 1838 Zoelmond, geh. met Gazebeek.
H. Jacob Johannes, geb. 18 april 1841 Zoelmond.
103