Jaaroverzicht 2012 Vogelwerkgroep Zuidoost

Transcription

Jaaroverzicht 2012 Vogelwerkgroep Zuidoost
Jaaroverzicht 2012 Vogelwerkgroep
Zuidoost-Achterhoek
1
2
DE LEUNINK
Jaargang 39
2012
VOGELWERKGROEP
ZUIDOOST-ACHTERHOEK
3
Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek
Algemeen contactadres
Pim Leemreise, Aladnaweg 18,7122 RR Aalten.
Tel. 0543-451142. Email: info@vwgzoa.nl.
Penningmeester
Aloys Papen, Klaasbos 23, 7131 SZ Lichtenvoorde. Tel.
0544-373223. Email: ajapapen@gmail.com.
Redactieadres
Jan Stronks, Raetmansweg 16, 7106 CD Winterswijk-Ratum.
Tel. 0543-530483. Email: stronx16@hetnet.nl.
De volgende onderzoeken worden gecoördineerd door:
Fenologie
Trektellen & wintervogelonderzoek
Roofvogels
Kerkuil en
Steenuil
Ortolaan, Putter,
Europese Kanarie
Roodborsttapuit en
Nachtzwaluw
Patrijs
Weidevogels
Kramsvogel
Watervogels
Rody Schröder, Droppersweg 1, 7108 BL Winterswijk-Woold. Tel
0543-564336. Email: schroder-r-j-h@planet.nl.
Pim Leemreise.
Ab Kreunen, Corleseweg 5, 7102 EV Winterswijk. Tel. 0543515987.
Ronald van Harxen, Scholtenenk 47, 7101 SJ Winterswijk.
Tel. 0543-532653. Email: r.vharxen@chello.nl.
Jan Rademaker, Javastraat 35, 7101 AM Winterswijk. Tel.
0543-521577. Email: rademaker1@chello.nl.
Pim Leemreise.
Frans ter Bogt, Bodendijk 106, 7123 AA Aalten. Tel. 0543-473774.
Email: f.h.m.ter.bogt@hetnet.nl
Rody Schröder.
Wim de Leeuw, Wehmerstraat 5, 7121 DP Aalten 0543-473416 /
06 23720509.
Robert Kwak, Piersonstraat 40, 7103 HC Winterswijk, 0543531944. R.kwak@chello.nl.
Jan Stronks.
Grauwe Klauwier,
Oeverzwaluw en overige
zeldzame soorten
Losse waarnemingen
Barry Teunissen, Winterswijkseweg 67, 7134 PH Vragender. Tel.
0543-531445. Email: Ba.Teunissen@Natuurmonumenten.nl.
Vogelwerkgroep in het internet:
e-mail:
www.vwgzoa.nl
info@vwgzoa.nl
De contributie bedraagt € 16,- per jaar, te voldoen op rekening 132349760 t.n.v. Penningmeester
VWG Zuidoost-Achterhoek, Winterswijk. Jeugdleden betalen € 5,- per jaar.
Correspondentie steeds naar het algemeen contactadres.
4
Inhoudsopgave
Voorwoord....................................................................................................................................... 1
Zeldzame- en schaarse broedvogels in de Zuidoost-Achterhoek 2012 ....................................... 2
Recente gebiedsinventarisaties in de Zuidoost-Achterhoek: 2010 – 2011 & 2012 .................. 34
Broedvogel inventarisatie Dorp Lichtenvoorde 2012................................................................. 64
Kraanvogels in het Korenburgerveen (en het Wooldse Veen)................................................... 71
Resultaten ochtendtrektellingen in het najaar van 2012 op De Vlijt ......................................... 73
De geschiedenis van een verloren vogel...................................................................................... 85
Natuurwaarden in graanakkers en akkerfaunaranden rond Winterswijk................................... 94
Natuurakkers en trekvogels .......................................................................................................... 97
Maatregelen op akkers rond Winterswijk voor overwinterende vogels .................................. 105
Het kleurringproject Roodborsttapuit in de Zuidoost-Achterhoek .......................................... 109
Kort verslag van de Punt Transect Tellingen 2012 ................................................................... 122
Broedresultaat van de Grauwe Klauwier in het Zwarte Veen .................................................. 132
Losse waarnemingen in het werkgebied van de VWG in 2012 ............................................... 139
Activiteitenoverzicht 2013 ......................................................................................................... 155
Eindredactie en opmaak: Jan Stronks
Fotografie: Jan Stronks, tenzij anders vermeld
Voorwoord
De keuze om van vier uitgaven van De Leunink per jaar, terug te gaan naar één en deze als een soort
jaarboek te presenteren, bleek een gelukkige. Van verschillende kanten hebben we complimenten
gekregen over De Leunink - jaarboek 2012, zoals we die afgelopen jaar hebben gepubliceerd. We zijn
dan ook blij dat het ons ook dit jaar weer gelukt is om een Leunink in deze vorm te produceren.
Voor u ligt wederom een lijvig rapport met bijdragen van leden van onze werkgroep. Dit geeft een
fraai beeld van de vele verschillende onderzoeken en projecten die uitgevoerd worden in de
Zuidoost-Achterhoek op het gebied van vogelstudie. Met de rapportage van de aantallen en
verspreiding van zeldzame- en kolonievogels (Kwak & Leemreise) dragen we bij aan de kennis over
aantallen en verspreiding van bijzondere soorten in ons land. Dat Winterswijk een bijzonder gebied is,
bewijst de publicatie van J. Rademaker over het laatste broedgeval van de Ortolaan in Winterswijk. R.
Kwak verhaalt over waarneming.nl en de Zuidoost-Achterhoek. Dat er veel meer mensen naar vogels
kijken in de Zuidoost-Achterhoek dan alleen de leden van de vogelwerkgroep was ons wel bekend,
maar dankzij waarneming.nl hebben we een goed beeld van de precieze omvang van deze ‘externe
vogelaars’. Ondanks het feit dat het gros van deze vogelaars slechts naar enkele (bekende) gebieden
gaat, was het verrassend om te zien hoeveel leuke waarnemingen deze ‘bezoekers’ deden. Dit levert
ons weer extra kennis op over het voorkomen van sommige soorten. Dat het uitvoeren van
vogelonderzoek niet altijd hoeft plaats vinden in het kader van een landelijk project bericht T. Oonk
met zijn verslag over zijn akkervogeltellingen. Van de grootschalige broedvogelkarteringen zoals deze
in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd worden doorgaans lijve rapporten opgesteld. Om de resultaten
kort en bondig aan een groter publiek kenbaar te maken heeft R. Kwak een samenvatting gemaakt
van de resultaten van het onderzoek in Ratum, Kotten en het Korenburgerveen. Roodborsttapuiten
zijn van zichzelf al kleurrijke vogels. Althans, dat zijn de mannetjes. Dankzij een kleurringproject
krijgen ook de vrouwtjes extra kleur. In een verslag van het eerste onderzoeksjaar bericht P.
Leemreise over de ervaringen en eerste resultaten.
Naast de hierboven genoemde artikelen staan er nog meer leuke en interessante artikelen in deze
Leunink. Het geeft een fraai beeld van vele en verschillende activiteiten van de Vogelwerkgroep
Zuidoost-Achterhoek. Ik wens iedereen veel leesplezier en hoop jullie te ontmoeten op één van onze
ledencontactavonden, of zoals wij deze noemen: ‘activiteitenoverleggen’.
Pim Leemreise
Voorzitter
1
Zeldzame- en schaarse broedvogels in de ZuidoostAchterhoek 2012
Robert Kwak en Pim Leemreise
Inleiding
In navolging van de rapportage van de resultaten 2011 (Leunink; Jaarboek 2012) worden in dit artikel
de resultaten van het onderzoek naar zeldzame- en schaarse broedvogels in de Zuidoost-Achterhoek
in 2012 gepresenteerd. Voor dit onderzoek zijn gegevens ontvangen van F. ter Bogt, S. v.d. Brand, B.
van Jaarsveld, H. Krajenbrink, R. Kwak, P. Leemreise, W. de Leeuw, T. Oonk, J. Rademaker, R.
Schröder, J. Stronks, B. Teunissen, B. Wagener, G. Wamelink, S. Wamelink en G. Wassink. De
volgende soortbewerkers hebben een specifieke bijdrage geleverd aan het verzamelen van de
gegevens: R. Kwak (watervogels), H. Esselink & J. Arentsen (Kerkuil), R. van Harxen en P. Stroeken
(Steenuil), G. Wassink (Oehoe), J. Rademaker (Middelste Bonte Specht, Kortsnavelboomkruiper,
Ortolaan), R. Schröder (Hop & Weidevogels), J. Stronks (Grauwe Klauwier), P. Leemreise
(Nachtzwaluw & Roodborsttapuit), A. Kreunen (roofvogels) en F. ter Bogt (Patrijs). Naast leden van
de vogelwerkgroep, levert Waarneming.nl in toenemende mate bruikbare informatie op. Bruikbare
waarnemingen zijn meegenomen in het overzicht. Aanvullingen van derden kwamen met name uit
de Bekendelle, het Korenburgerveen en de omgeving van de Steengroeve. Dit verslag is bedoeld als
terugkoppeling naar de waarnemers/onderzoekers en als stimulans om het onderzoek in 2013
opnieuw uit te voeren.
De gegevens
De Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek verricht jaarlijks integraal onderzoek naar aantallen en
verspreiding van zeldzame en schaarse broedvogels (ca. 61 soorten), evenals van kolonievogels die in
de zuidoost-Achterhoek voorkomen. Van sommige soorten gaat de tijdreeks zelf terug tot 1968
(Oeverzwaluw) en 1970 (Fuut). Van het gros van deze getelde soorten zijn de jaarlijkse aantallen
bekend vanaf ’73-’74. Van een deel van de soorten mogen we er van uitgaan dat het jaarlijkse
overzicht min of meer volledig is (watervogels, kolonievogels), van sommige andere soorten zal het
merendeel van de territoria gevonden zijn, maar is het altijd mogelijk dat er ergens een paartje over
het hoofd is gezien (Grauwe Klauwier en Kramsvogel) en van een aantal andere schaarse soorten
krijgen we pas een volledig beeld wanneer de enige of de belangrijkste broedgebieden integraal op
broedvogels worden onderzocht zoals bij de inventarisatie van het Korenburgerveen (Blauwborst,
Snor, Grote Karekiet).
Tot 1987 werden uitsluitend gegevens verzameld in het zogenaamde ‘oude werkgebied’. Dat waren
de kaartbladen 106 en 120 uit de topografische atlas, grofweg de zuidoost-Achterhoek ten oosten
van de denkbeeldige lijn Groenlo-Bocholt, met een oppervlakte van 166 km2. Voor watervogels was
de grens de “Twenteroute” (zie kaart). Vanaf 1987 werden ook de zeldzame- en schaarse soorten
geteld in een gebied ten westen van deze lijn. Daartoe behoren o.a. Zieuwent, Harreveld, Lintelo en
Dinxperlo. De grens van ons werkgebied wordt nu gevormd door Amersfoort coördinaten 230 en 450
en de Duitse grens. Met deze uitbreiding kwam het totale werkgebied op 335 km 2. Het is spijtig dat
het overzicht van de in het werkgebied voorkomende roofvogels verre van volledig is. De telreeks
begint voor de meeste soorten in 1974 en wordt uitgebreid met gegevens uit het nieuwe werkgebied
2
vanaf 1989, maar na 1997 ontbreken gegevens. Alleen van enkele zeldzame soorten als Bruine
Kiekendief en Rode Wouw is het overzicht compleet.
In 2012 is in Ratum een gebied van 860 ha bos, natuurgebied en agrarisch cultuurland integraal
onderzocht op het voorkomen van broedvogels (VWG-ZOA in prep.) Deze inventarisatie, in het oud
loofbosrijke deel van het werkgebied, leverde waardevolle gegevens op van o.a. de Middelste Bonte
Specht, IJsvogel en Kortsnavelboomkruiper. Uiteraard werden ook alle andere bijzondere soorten
gekarteerd, evenals alle watervogels. Naast deze gezamenlijke en grootschalige kartering is het
Broedvogel-Monitoring-Proefvlak ‘Randzone Korenburgerveen’ en ‘Vragenderveld’ onderzocht op
het voorkomen van broedvogels.
Uitleg begrenzing werkgebied VWG-ZOA.
3
4
Toelichting op de inventarisatie van de watervogels
Het aantal watervogellocaties is weer licht gestegen en wel van 789 naar 845. Het gaat bij deze
watervogellocaties niet altijd om wateren, maar ook om erven en agrarisch gebied waar zich
“water”-vogels ophielden zoals Nijlgans of Grote Gele Kwikstaart; het betreft een kleine 10% van de
locaties. In het vorige jaarverslag is uitgebreid bericht over de verschillende typen
watervogelgebieden in ons werkgebied. Toen is ook de verdeling van de watervogelsoorten over
deze typen belicht als illustratie van de biotoopkeus in de Zuidoost-Achterhoek. In dit verslag staan
we stil bij de belangrijke gebieden voor de verschillende watervogelsoorten. Daarbij wordt als
referentie uitgegaan van de afgelopen decade: de periode 2002-2011.
Regelmatig komen er weer nieuwe wateren bij zoals dit retentiegebied dat in 2012 in de omgeving van de
Bekeringweg is aangelegd.
5
De resultaten
Afkortingen van waarnemers zijn te vinden in het artikel over de losse waarnemingen uit 2012 elders
in dit jaarrapport.
Dodaars (30 territoria)
Er werden 4 territoria meer gevonden dan in 2011.
Sinds 2003 worden jaarlijks een aantal late vestigingen opgemerkt; het betreft per jaar 6 – 30 % van
de territoria (zie ook Kwak 2005) en in 2012 waren dat er 6 van de 30 (20%).
Vanaf 2002 zijn Dodaarzen op 73 verschillende locaties vastgesteld; vaak maar met een enkel paartje.
In 2012 waren er daarvan 27 bezet.
De belangrijkste 5 gebieden zijn:
naam telgebied
ondergelopen weilanden
rand Vragenderveen
benedenloop Beurzerbeek
Keizersbeek west
De Vlijt
plasje 't Rot
type
ondergelopen
agrarische
percelen
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
meertje
meertje
omvang
aantal
gemiddelde
maximum
jaren
aantal per
aantal
bezet
jaar 2002200220022011
2011
2012
2011
zeer groot
2
2,4
9
3
groot
2
2,7
8
6
groot
groot
middelgroot
2
1
1
0,8
4,3
1,4
4
10
8
3
7
3
Opmerkelijk was het ontbreken in het Korenburgerveen en op de Groenlosche Slinge in Meddo.
Territoria van de Dodaars in 2012.
6
Fuut (21 territoria)
Er werden evenveel territoria vastgesteld als in 2011. Door de binding met grotere waterpartijen is
het aantal potentiële broedplaatsen gering. Vanaf 2002 zijn Futen in 22 verschillende gebieden
vastgesteld en daarvan waren er in 2012 12 bezet.
De belangrijkste 5 gebieden zijn:
naam telgebied
type
't Hilgelo zandwinplas
zandwinplas
Grote plas Bredevoort
zandwinplas
Gracht Bredevoort
gracht
Besselinkschans
Karpermeer
zandwinplas
meertje
gemiddelde
aantal per
jaar 2002omvang 2012
2011
zeer
groot
7
5,1
zeer
groot
4
5,7
zeer
groot
1
1,2
zeer
groot
1
1,1
groot
1
1,0
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
10
7
10
8
10
3
10
10
2
1
Territoria van de Fuut in 2012.
Voor het eerst sinds jaren werden geen paren op de Boven Slinge in Miste aangetroffen; meestal zijn
er wel enkele (tot maximaal 4) aanwezig. Nieuw was het broedgeval op één van de vijvers bij de
waterwinning in Miste (Lindenarboretum).
7
Roerdomp (0-1 terr)
Twee dagen na elkaar (30-jun en 1-jul) werd via waarneming.nl een waarneming van een roepende
vogel in het Meddosche Veen gemeld (resp. Peter Wondergem en Marc Kolkman). Helaas valt deze
waarneming buiten het vereiste datumvenster van 1-apr – 10-jun en kan dus niet gelden als
territorium.
Blauwe Reiger (33 bezette nesten)
In 2011 waren twee Blauwe Reigerkolonies bezet. In het Bonnink werden 21 bezette nesten geteld
en het Loohuisbos slechts 12. Al met al weer duidelijk lager dan in 2011 en ver weg van het maximum
van 84 bezette nesten in ons werkgebied dat in 2008 werd vastgesteld. Eén van de bezette nesten in
het Bonnink betrof een gemengd paar met een Grote Zilverreiger!!
Grote Zilverreiger (1 mengpaar)
Op 23-mrt, 25-apr en 10-mei werd een Grote Zilver bij een nest in de Blauwe Reiger kolonie van het
Bonnink gezien.
Ooievaar (0-1 territoria)
Intrigerend was de reeks van waarnemingen in de randzone van het Vragenderveen en omgeving (tot
in het Grote Goor). De eerste waarneming van 1 ex dateert van 3-mrt (JR) en ook op 7-mrt werd 1 ex
gemeld (M. Grothe). Op 23-mrt was er groepje van 5 ex (BT) en vanaf 29-mrt werden er 2 ex gezien
bij de nestpaal en op het nest (vele wrns.). Op 30-mrt werd ook een paar gezien bij de nestpaal bij ’t
Kooiveld (BT); mogelijk toch hetzelfde paar? Dat het om een serieuze broedpoging ging blijkt uit de
waarneming van BWa van 2 ex op 1-apr: "Kwamen aanvliegen en gingen op de nestpaal staan
waarna een paring volgde (luid klepperend). Vervolgens ging het mannetje nestmateriaal uit een
hooibaal halen terwijl het vrouwtje richting noord vloog om daar te foerageren. Later mannetje daar
ook teruggevonden”. De laatste waarneming van een paar werd gedaan op 1-mei (BT); daarna lijkt de
broedplaats verlaten. Wel verbleef er weer een adult vlak bij op een schoorsteen in de nacht van 17
op 18-jun (BT) en foerageerde er weer 1 in het Kleine Goor op 27-jun (FtB).
8
Knobbelzwaan (27 territoria)
2012 leverde het hoogste aantal Knobbelzwanen ooit op. Daarmee lijkt de stijgende lijn weer ingezet
te zijn. Knobbelzwanen broeden verspreid in het werkgebied en door het territoriale gedrag broeden
er zelden meer dan één paar in een gebied. Alleen langs de grote gekanaliseerde beeklopen komt dat
wel vaker voor. Van de 58 in het afgelopen decennium bewoonde locaties waren er in 2012 23 bezet.
De belangrijkste 5 gebieden zijn:
naam telgebied
Baaksche Beek
Veengoot
Oude Maat Zieuwent
Keizersbeek west
't Hilgelo zandwinplas
type
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
weidepoel
gekanaliseerde
beekloop
zandwinplas
omvang
gemiddelde
aantal per
jaar 20022012
2011
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
middelgroot
3
1,4
9
3
groot
middelgroot
2
2
0,8
0,1
8
1
1
1
groot
zeer groot
1
1
1,8
1,0
10
10
3
1
Territoria van de Knobbelzwaan in 2012.
9
Grauwe Gans (132 territoria)
Met 132 paren werd het maximum tot op heden (2009 125 terr.) overtroffen. Het aantal locaties dat
in het afgelopen decennium in gebruik was bedraagt 66 waarvan er in 2012 35 bezet waren;
eveneens boven het maximum tot op heden (27 locaties in 2010). Groei in aantal en verspreiding
over het werkgebied gaan dus nog door.
De belangrijkste 5 gebieden zijn:
naam telgebied
Meddosche Veen
ondergelopen weilanden
rand Vragenderveen
Grote plas Bredevoort
Kleine Goor
Korenburgerveen
type
heideven
ondergelopen
agrarische
percelen
zandwinplas
weidepoel
heideven
omvang
groot
zeer groot
zeer groot
middelgroot
groot
gemiddelde
aantal per
jaar 20022012
2011
35
1,4
25
12
9
6
Territoria van de Grauwe Gans in 2012.
10
19,7
1,4
3,4
2,1
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
5
6
10
6
9
6
50
4
8
6
Grote Canadese Gans (13 territoria)
Na de “ hick-up” in de trend van het aantal broedparen van vorig jaar werd in 2012 een nieuw record
gehaald. Van de 28 gebieden die in het afgelopen decennium werden gebruikt waren er in 2012 11
bezet.
De belangrijkste 5 gebieden zijn:
naam telgebied
Boven Slinge Miste
Nonnenven meertje
Plasje Lievelde
De Vlijt
Kleine Goor
type
gekanaliseerde
beekloop
meertje
meertje
meertje
weidepoel
omvang
groot
middelgroot
zeer groot
groot
middelgroot
gemiddelde
aantal per
jaar 20022012
2011
3
1
1
1
1
0,2
0,8
0,5
0,7
0,3
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
2
8
5
4
2
1
1
1
3
2
In hoeverre ook steeds daadwerkelijk wordt gebroed is onzeker. Er zijn in 2012 nergens ouders met
pullen gezien, dus erg succesvol was het in ieder geval niet. Leuk is de nieuwe locatie bij Dinxperlo!
Territoria van de Grote Canadese Gans in 2012.
Nijlgans (58 territoria)
Leek het aantal Nijlganzen vorig jaar nog te stabiliseren, 2012 vlogen de paren de pan uit. We
kwamen flink boven het maximum van 42 territoria (2008 en 2010) uit. Het koppelen van paren aan
gebieden heeft bij de Nijlgans weinig zin. Meestal gaat het om losse paren die zich af en toe bij
waterpartijen ophouden of die met jongen naar een plas of beek trekken. Ze verblijven de meeste
tijd echter op agrarische percelen.
11
De gebiedsinventarisatie in Ratum leverde 4 paren op; een deel van het werkgebied waar in het
verleden maar zelden Nijlganzen werden gemeld. Dit duidt er op dat we jaarlijks wel een aantal
territoria zullen missen in delen van het werkgebied waar minder intensief wordt gekeken.
Territoria van de Nijlgans in 2012.
Krakeend (3 territoria)
Drie paren is het normale aantal in de afgelopen jaren.
Vanaf de vestiging in 2003 hebben 10 gebieden zich in broed(verdachte)paren kunnen verheugen.
Slecht bij 4 gebieden was dat niet éénmalig:
naam telgebied
Kleine plas Bredevoort
Oude Maat Zieuwent
ondergelopen weilanden rand
Vragenderveen
Meddosche Veen
plasje Bouwmeester (Vivaldi)
type
meertje
Weidepoelen /
gerenatureerde
beekloop
ondergelopen
agrarische
percelen
heideven
meertje
aantal
gemiddelde jaren maximum
aantal per bezet
aantal
jaar 2002- 20022002omvang 2012
2011
2011
2011
groot
2
0,5
4
2
zeer
groot
zeer
groot
groot
groot
1
0,0
0
0
0,6
0,3
0,2
5
2
2
2
2
1
De Oude Maat bij Zieuwent was dit jaar voor het eerst bezet. Een gebied met potentie!
12
Wintertaling (>>3 territoria)
Buiten het Korenburgerveen-complex werden paren vastgesteld in de randzone van het
Vragenderveen, in het Wooldse Veen en in het Schaarsbeekdal in het Kleine Goor. Het aantal in het
Korenburgerveen-complex is niet bekend.
Zomertaling (2 territoria)
Het voorkomen van de Zomertaling hangt al jaren aan een zijden draadje. In 2011 ontbraken ze
geheel, maar in dit jaar werden weer 2 territoria vastgesteld en ook nog een territorium net ten
westen van ons werkgebied in het natuurontwikkelingsgebied langs de Veengoot ten zuidwesten van
Zieuwent.
Het Korenburgerveencomplex en de randzone vormen het belangrijkste broedgebied:
naam telgebied
type
omvang
ondergelopen
ondergelopen weilanden
agrarische
rand Vragenderveen
percelen
zeer groot
Schaarsbeek Kleine Goor
beekloop
groot
natuurontwikkeling Veengoot gerenatureerde
west*
beekloop
middelgroot
Korenburgerveen
heideven
groot
Meddosche Veen
heideven
groot
*locatie gelegen net ten westen van het werkgebied
gemiddelde
aantal per
jaar 20022012
2011
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
1
1
0,9
0,2
5
2
3
1
1
0,0
0,3
0,3
0
3
3
0
1
1
Slobeend (2 territoria)
De randzone van het Vragenderveen bij Langedoen was in 2011 goed voor 2 paartjes.
Het Kleine Goor en het Korenburgerveen-complex met randzone dienen doorgaans als broedlocatie:
naam telgebied
ondergelopen weilanden rand
Vragenderveen
Schaarsbeek Kleine Goor
gemiddelde
aantal per
jaar 2002omvang 2012
2011
type
ondergelopen
agrarische
percelen
beekloop
zeer
groot
groot
13
2
0,2
0,2
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
2
2
1
1
Kuifeend (110 territoria)
Ook 2012 was een uistekend jaar voor Kuifeenden, leidende tot een nieuw record voor ons
werkgebied. Van de 77 gebieden waar ooit Kuifeenden werden gemeld waren er dit jaar 42 bezet.
Daar zaten 10 gebieden bij waar nog nooit eerder een Kuifeendterritorium was vastgesteld.
Overigens waren er tussen de gebieden grote verschillen in bezettingsgraad. Met name het
Meddosche was slecht bezet met slechts 3 paartjes op de Groenlosche Slinge; maximum aldaar is
maar liefst 12 paren!
De tabel geeft de 14 beste gebieden voor de Kuifeend.
naam telgebied
Kleine plas Bredevoort
Boven Slinge Miste
Keizersbeek west
Boven Slinge Aalten west
Baaksche Beek
Boven Slinge Bredevoort
Groenlosche Slinge Meddo
Jonker
benedenloop Beurzerbeek
Veengoot
Oossink natuurontwikkeling
Gracht Bredevoort
De Vlijt
zandvang Miste
type
meertje
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
zandvang
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
weidepoel
gracht
meertje
zandvang
omvang
groot
gemiddelde
aantal per
jaar 20022012
2011
12
2,3
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
10
5
groot
11
7,3
10
15
groot
11
5,9
10
15
groot
8
2,3
9
8
middelgroot
6
2,0
8
8
groot
6
2,6
5
12
groot
groot
3
3
4,3
2,1
10
9
12
5
groot
3
1,1
7
3
groot
groot
zeer groot
groot
groot
3
3
3
2
2
1,0
1,0
0,8
2,3
0,7
6
6
5
10
6
4
3
2
4
2
14
Territoria van de Kuifeend in 2012.
Muskuseend (1 territorium)
Alleen in 1991 en in 2002 werden ooit broedgevallen van de Muskuseend opgemerkt. Net als in dit
jaar betrof het waarnemingen van een vrouwtje met jongen op de Groenlosche Slinge in Meddo.
In 2012 werden alhier vanaf begin januari steeds tot max. 7 Muskuseenden gezien. Op 1 juli was er 1
v. met 9 pullen. Hoewel in de weken daarna waarnemingen ontbreken werd op 18 september
plotseling 1 v. met 11 juv. gezien.
Mandarijneend (14 territoria)
Het zwaartepunt van het voorkomen ligt de laatste jaren ten zuiden van Winterswijk (Boven-Slinge!).
Met name het Huppelse, de oude stronghold, lijkt tegenwoordig redelijk verweesd. Daar werd slecht
één paartje vastgesteld.
De 5 belangrijkste gebieden:
naam telgebied
Boven Slinge Kotten Woold
De Vlijt
Plasje Lievelde
Boven Slinge Miste
Simmelink
type
natuurlijke
beekloop
meertje
meertje
gekanaliseerde
beekloop
weidepoel
omvang
gemiddelde
aantal per
jaar 20022012
2011
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
groot
groot
zeer groot
4
2
2
1,4
0,4
0,3
8
3
1
3
2
3
groot
middelgroot
2
1
0,0
0,3
0
3
0
1
15
Rode Wouw (1 territorium)
Voor het derde achtereenvolgende jaar is er een territorium van de Rode Wouw in ons werkgebied
vastgesteld, dit maal in het Korenburgerveen. In het voorjaar werden her en der in het werkgebied
Rode Wouwen foeragerend waargenomen met maximaal drie individuen bij elkaar op 8 mei boven
Barlo (PL). Op 5 april werden twee Rode Wouwen waargenomen boven een naaldbosje in ’t Woold (J.
Naaldenberg); hier werden later geen vogels waargenomen. Een duidelijke concentratie van
waarnemingen is zichtbaar rond het Korenburgerveencomplex. Aan de westzijde zijn meerdere keren
ook Rode Wouwen in de vroege ochtendschemering zittend in een boom waargenomen; o.a. op 15
maart en 2 mei (PL). Een individu dat door een opvallend ruipatroon herkenbaar was, werd op 29
april vroeg in de ochtend in Ratum waargenomen en op 5 mei in Barlo (PL). De vogels hebben dus
ook een grote actieradius.
Feitelijke aanwijzingen, dat het hier om lokale broedvogels in plaats van overzomerende beesten
ging, ontbraken lange tijd. Pas op 31 juli, toen B. Teunissen in de randzone een adulte vogel met
prooi in de poten zag vliegen, gevolgd door een pas uitgevlogen jonge vogel, werd duidelijk dat de
soort wederom succesvol in het werkgebied gebroed heeft. Nestlocatie of indicatie van de nestplaats
ontbreken, ondanks de veelvuldig aanwezige vogelaars in en rond het veencomplex.
Waarnemingen van Rode Wouwen in de ZO-Achterhoek in 2012. Op de kaart zijn alleen
waarnemingen opgenomen tussen 1 april en 1 augustus 2012.
Bruine Kiekendief (1 territorium)
Tussen 31-mrt (1 v. PL,BWa) en 18-jul (1 v. FtB) geregeld gezien in en rond het Korenburgerveencomplex (BT,JT,JR). Meestal een vrouw, soms een man. Op basis van voedseltransport richting het
Korenburgerveen op 28 juni is broedcode 14 aan dit territorium toegekend. Waarnemingen van het
paar met uitgevlogen jongen ontbreken ook in 2012.
16
Waarnemingen van plaatselijke Bruine Kiekendieven in de ZO-Achterhoek in 2012.
Meerkoet (464 territoria)
Het aantal van 2012 past goed in het aantalsniveau van dit decennium. In het afgelopen decennium
werden op 316 locaties Meerkoeten aangetroffen. In 212 waren er daarvan 143 bezet, waarvan 7
voor het eerst. De bezettingsgraad van de verschillende gebieden is vaak laag. Slechts 44 gebieden
waren in alle 11 jaren bezet. Veelal grote waterplassen en grote gekanaliseerde beeklopen. Het al of
niet bezet zijn hangt in de eerste plaats samen met de beschikbaarheid van water. Vooral in
voorjaren met weinig neerslag worden veel kleinere wateren al vroeg verlaten tengevolge van
uitdroging. Een andere factor die door deze analyse heen speelt is de leeftijd van de waterpartij.
Jaarlijks worden nog nieuwe poelen en andere waterpartijen aangelegd. De eerste 1 tot 2 jaar moet
zich vegetatie ontwikkelen en daarna worden ze pas geschikt als broedgebied; mits voldoende van
omvang en voldoende waterhoudend.
aantal jaren bezet (maximaal 11)
Aantal telgebieden
100
80
60
40
20
0
1
2
3
4
5
6
17
7
8
9
10
11
Er waren in 2012 precies 10 gebieden met meer dan 10 broedparen:
naam telgebied
Groenlosche Slinge Meddo
Keizersbeek west
't Hilgelo zandwinplas
Boven Slinge Aalten west
Boven Slinge Miste
De Kool Heelweg
Veengoot
Baaksche Beek
benedenloop Beurzerbeek
Grote plas Bredevoort
type
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
zandwinplas
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
weidepoel
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
zandwinplas
omvang
gemiddelde
aantal per
jaar 20022012
2011
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
groot
35
36,0
10
40
groot
zeer groot
34
20
17,3
16,5
10
10
24
19
groot
19
15,6
10
23
groot
groot
19
16
14,4
2,9
10
4
20
13
groot
14
9,7
10
19
middelgroot
14
9,6
9
19
groot
zeer groot
12
12
14,8
11,3
10
9
19
17
Territoria van de Meerkoet in 2012.
18
Kraanvogel
De Kraanvogel kan sinds 2010 toegevoegd worden aan de lijst van Winterswijkse broedvogels.
Evenals in 2010 en 2011 verbleef in het voorjaar langere tijd een paartje Kraanvogels in het
Korenburgerveen-complex. In 2012 werd een paartje met enige regelmaat waargenomen in de
periode 15 maart- 1 mei. Mogelijk pendelde dit paartje tussen het Korenburgerveen en het Wooldse
veen. In het Wooldse veen is op 5 mei voor het laatst een paar waargenomen (zie korte bijdrage over
de Kraanvogels in het Korenburgerveen verderop in deze Leunink).
Kleine Plevier (12 territoria)
Ook in 2012 was de Oude Maat bij Zieuwent hofleverancier met tenminste 3 territoria. Ook het
plagwerk aan de Koolmansdijk ging niet aan de Kleine Plevieren voorbij: 2 territoria. Verder waren er
de nodige “vaste” broedplaatsen bezet als de Steengroeve en ’t Hilgelo. Het industrieterrein bij
Winterswijk was ook weer eens goed voor een paar. Net aan de westkant van het werkgebied langs
de Veengoot werden 2 territoria gemeld (zie ook Zomertaling). Een viertal in recente jaren
belangrijke broedplaatsen waren niet bezet (zie tabel). Met name het ontbreken bij De Vlijt was
opmerkelijk; hier lijkt nog veel geschikt gebied voorhanden. Dit jaar werd er overigens wel zeer actief
klei gewonnen….
naam telgebied
Oude Maat Zieuwent
plaggebied
Koolmansdijk plagstrook
natuurontwikkeling Veengoot
west*
't Hilgelo slikvelden
steengroeve
De Kool Heelweg
Poel bij De Timp
industrietterrein Veenslat
oost Winterswijk
Kossinkweg
gemiddelde
aantal per
jaar 20022012
2011
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
type
omvang
plagstrook
plagstrook
gerenatureerde
beekloop
slikvelden
steengroeve
weidepoel
weidepoel
groot
groot
3
2
0,4
0,3
1
2
4
2
middelgroot
groot
zeer groot
groot
groot
2
1
1
1
1
0,0
1,6
0,9
0,5
0,3
0
10
8
3
3
0
3
2
3
1
industrieterrein groot
plagstrook
groot
ondergelopen
agrarische
Groote Veld II
percelen
middelgroot
De Vlijt
meertje
groot
SKB
weidepoel
middelgroot
Grote plas Bredevoort
zandwinplas
zeer groot
Lievelderveld
plagstrook
groot
*locatie gelegen net ten westen van het werkgebied
1
1
0,1
0,1
1
1
1
1
1
0,0
0,5
0,5
0,4
0,4
0
5
4
4
4
0
1
2
1
1
19
Territoria van de Kleine Plevier in 2012.
Kwartel (13 territoria)
De vastgestelde aantallen Kwartels lagen met 13 territoria aanzienlijk lager dan in het goede
kwarteljaar 2011 (25 territoria). Toch wel weer een redelijk jaar…..
Verspreiding van de Kwartel in de Zuidoost-Achterhoek in 2012
Visdief (1 territorium)
Gedurende een drietal jaren (1998-2000) verbleef een paartje Visdieven op het industrieterrein van
Dinxperlo. Dat waren tot op heden de enige bekende gevallen in ons werkgebied. Vorig jaar en ook
weer dit jaar waren er geregeld Visdieven te bewonderen op ’t Hilgelo en op de plassen bij
Bredevoort en een enkele keer ook elders. De waarneming van Gejo Wassink sloeg echter de
records: 27 juli paartje visdief met minimaal 2 bedelende jongen op industriegebouw aan Buijs
20
Ballotstraat in Lichtenvoorde. Citaat uit de mail van Gejo Wassink: “Toen zaten ze er in ieder geval al
14 dagen volgens mijn moeder, die al direct gemerkt had dat het geen meeuwen waren! Op de
bewuste dag zag ik twee adulten met trage vleugelslagen rondvliegen en op de dakrand van de
industriegebouwen zag ik de jongen (volledig uitgegroeid en vliegvlug, maar nog wel bedelend en
soms de ouders achtervolgend). Het was achter de Buysballotstraat. Daar loopt een beek met zo’n
opvangbekken. Ik had verwacht dat ze wel meer bij dat water zouden zitten, maar ze vlogen vaak net
iets hoger dan de industriegebouwen. Vangen ze ook insekten in de lucht ?????”.
Sedert een aantal jaren broeden ze op een 10 km ten zuiden van de Nederlandse grens tussen
Bocholt en Borken in het NSG Versunken Bokelt bij Rhede. Mogelijk dat vogels van daaruit
voedselvluchten het Nederlandse in maken? Hoe het ook zij, we hebben de waarneimng van Gejo
maar als broedgeval ter plaatse aangemerkt.
Oehoe (1 territorium)
Het bekende territorium in Ratum was ook in 2012 weer bezet en er vlogen opnieuw twee jongen uit.
Net als in voorgaande jaren was het wel en wee van het paar te volgen via ‘Beleef de Lente’ van
Vogelbescherming Nederland. Vanaf het voorjaar 2013 is de broedplaats live via een webcam te
volgen op www.volgdeoehoe.nl
Ruigpootuil (0 territorium)
Na een vermoedelijke waarneming van een roepend mannetje in NO-Ratum op 26 mei 2012
(P.Leemreise & B.Wagener) en een mogelijk roepend mannetje iets zuidelijker in Ratum in januari
2013 (opgenomen op webcam van ‘volg de Oehoe’), is het wellicht verstandig om toch maar eens
gericht op zoek te gaan naar deze bosbewonende uilensoort. Wie gaat de eerste Ruigpootuil in de
ZO-Achterhoek vaststellen….
Nachtzwaluw (1 territorium)
Alleen in het Wooldse Veen is een territorium vastgesteld. Op 23 mei werd voor het eerst een
zingend mannetje waargenomen, later gevolgd door waarnemingen van een man en een vrouw.
21
IJsvogel (17 territoria)
Met 17 territoria hadden we toch weer een flink aantal IJsvogels binnen onze grenzen. Zeker als we
bedenken dat ook de winter 2011/’12 wederom niet zacht te noemen was.
De meeste paren broeden doorgaans langs de natuurlijke beeklopen in Winterswijk zuid en oost:
naam telgebied
Ratumse Beek
Boven Slinge Kotten Woold
Willink beek
bovenloop Boven Slinge
benedenloop Ratumse Beek
bypass Gr.Slinge Vreehorst
bypass Rozenbosch
Lage Koningsstoel
oude zwembad Vragender
Kleine Beek
Bosje bij goot Slatdijk
Boven Slinge
Hogebekevonder
type
natuurlijke
beekloop
natuurlijke
beekloop
natuurlijke
beekloop
natuurlijke
beekloop
natuurlijke
beekloop
gerenatureerde
beekloop
natuurlijke
beekloop
weidepoel
meertje
natuurlijke
beekloop
gegraven
watergang
natuurlijke
beekloop
omvang
aantal
gemiddelde jaren maximum
aantal per bezet
aantal
jaar 2002- 200220022012
2011
2011
2011
middelgroot
5
4,6
10
6
groot
4
4,2
10
7
middelgroot
2
1,3
9
3
groot
1
1,4
9
3
groot
1
1,1
9
2
klein
1
0,8
7
2
klein
middelgroot
groot
1
1
1
0,4
0,4
0,4
4
4
4
1
1
1
middelgroot
0,8
7
2
klein
0,5
5
1
groot
0,5
5
1
Territoria van de IJsvogel in 2012
22
Hop (0 territoria)
Na de 3 territoria in 2011 waren de verwachtingen hoog gespannen. Helaas kon in 2012 geen
territorium vastgesteld worden. Er werd slechts éénmaal een Hop waargenomen en dat was op 4 mei
in Kotten. Te weinig om een territorium vast te stellen.
Draaihals (1 territorium)
De bekende broedplaats in het Meddosche veen was ook in 2012 weer bezet. Hier werd op 13 en 30
april door J. Rademaker een roepend mannetje waargenomen. De waarneming van een
foeragerende Draaihals in Kotten op 15, 18 en 27 april werd als ‘doortrekker’ bestempeld. Deze vogel
werd uitsluitend foeragerend waargenomen, zonder indicatie voor een territorium.
Middelste Bonte Specht (51 territoria)
Niet minder dan 51 territoria van de Middelste Bonte Specht werden er in 2012 in ons werkgebied
vastgesteld, dat is een toename van 10 territoria t.o.v. 2011. Door de grootschalige
broedvogelkartering in Ratum werd een actueel en volledig beeld verkregen van de verspreiding in
de bosrijke oosthoek van het werkgebied.
Verspreiding van de Middelste Bonte Specht in de Zuidoost-Achterhoek in 2012
23
Boomleeuwerik (14 territoria)
Het zwaartepunt van het voorkomen van de Boomleeuwerik in het Winterswijkse ligt in Ratum. Dat
kwam mooi uit in 2012: toen hebben we namelijk een groot deel van Ratum intensief onder de loep
genomen. Dat leverde maar liefst 11 territoria op.
De waarnemingen die in deze territoria zijn verzameld tijdens de 8 inventarisatieronden zijn
hieronder in een tabel opgenomen. Het aantal waarnemingen op grond waarvan de territoria
werden vastgesteld bedroeg 2 x 2, 5 x 3, 2 x 4 en 2 x 5. In totaal dus 37 waarnemingen tijdens 8
ronden. Dit betekent een trefkans per territorium van 42%. De meeste territoria kenden slechts zang
als hoogste code (7x); paren met balts en alarm werden in 2 territoria gemeld; voedselvlucht in 1 en
uitgevlogen jongen ook in 1. Er wordt dus in ieder geval wel succesvol gebroed. Overigens is het niet
gemakkelijk de Boomleeuweriken later in het seizoen te zien te krijgen. Als de maïs eenmaal
uitgegroeid is wordt het lastig. Naast de verspreiding in Ratum werd succesvol gebroed op een
natuurontwikkelingsperceel in de Vennebulten (PL) en werd een territorium vastgesteld in het
Meddosche veld en één in de Besselinkschans/Grijze Veld.
Verspreiding van de Boomleeuwerik in de Zuidoost-Achterhoek in 2012.
24
3
7
2 1
5
2
2
Plagge2 zang bied
3 1
4 2
3
5 2
4
6 2
7 2
8 5
4
3
3
9 6
5
zang hei
zang hei
2
11 6
3
Ronde 8
16 juni 15 juli
1-15 juni
Ronde 7
graa
zang maïs zang maïs zang maïs zang maïs zang maïs zang n
zang hei
paar,
zang paar
/balt den
5
s
wei
ext.
ext.
GrasGras2 zang land zang land
14
2
2
zang maïs zang maïs
zang hei
zang hei
zang hei
zang maïs
maïs,
ext.
Graszang land
zang maïs
zang hei zang hei
2 zang mais
zang maïs
maïs,
ext.
GrasVliezang land voer gend
zang maïs
zang
zang
10 6
16-31 mei
Ronde 6
1-15 mei
Ronde 5
Ronde 4
16-30
april
1-15 april
Ronde 3
Ronde 2
16-31
maart
Ronde 1
1-15
maart
terr #
plot
aantal
wrn.
maximale
code
1 1
alar
m
weg
paar berm
2 zang mais
Plagge12 zang bied
zang
Plagge- uitge
zang bied vl.juv
ext.
Grasmais zang land
mais,
ext.
grasmais zang land
ext.grasland
Plaggebied
Aantal
waarnemingen per
ronde 
5
3
5
8
4
5
5
1
Waarnemingen per territorium in Ratum in 2012
De locaties waar de leeuweriken werden waargenomen in Ratum kenmerken zich door korte
vegetatie (zie taartdiagram). Daarbij is het opvallend dat maïsvelden ook zeker niet gemeden worden
(dat is ook moeilijk in ons huidige agrarische landschap…..).
25
heide
plaggebied
mais
paardenwei
wegberm
ext.grasland
graan
Er lijkt geen seizoenspatroon te zitten in het gebruik van verschillende habitats (zie de beide
onderstaande grafieken). Alleen bij de heiderelicten lijkt het er op dat ze vooral in april van belang
zijn.
10
9
8
graan
7
ext.grasland
6
5
wegberm
4
paardenwei
3
mais
2
plaggebied
1
heide
0
Ronde Ronde Ronde Ronde Ronde Ronde Ronde Ronde
1
2
3
4
5
6
7
8
De territoria buiten Ratum zijn gebaseerd op de navolgende waarnemingen: in Huppel bij de
Valkeniersbulten (zangwaarneming op 10 maart door S. Wamelink en op 7 april door R. Kwak), in het
gebied Grijze Veld/Besselinkschans (paar fouragerend 22 april in de Besselinkschans door
S. Wamelink, 25 juli waarneming van een fouragerend paar op het plaggebied bij het Grijze Veld en in
de Vennebulten (meerdere waarnemingen).
De Boomleeuwerik is met een langzame, maar gestage opmars bezig in het werkgebied van de VWG
met als voorlopig hoogtepunt de veertien territoria die in 2012 zijn vastgesteld.
26
Oeverzwaluw (49 bewoonde holen)
In 2012 is naast de bekende Oeverzwaluwkolonie in het zanddepot aan de westkant van ’t Hilgelo bij
de Morskersdriehuisweg in Huppel eveneens een kleine kolonie in een gronddepot bij Sevink Mölle
ontdekt en een kleine kolonie op het industrieterrein Lindenbrook in Lichtenvoorde. In de kolonies
werden respectievelijk 44, 3 en 3 bezette nesten vastgesteld.
Aanzicht op de Oeverzwaluwkolonie in een bult zand bij Sevinkmölle in Meddo (foto auteurs).
Grote Gele Kwikstaart (51 territoria)
Net als de IJsvogel wist ook de Grote Gele zich goed te handhaven. Met 51 territoria zitten we weer
op een mooi niveau.
De belangrijkste beek voor de Grote Gele Kwikstaart is de Boven-Slinge.
27
De meeste paren zitten langs de (grotere) natuurlijke beeklopen:
naam telgebied
Boven Slinge Kotten Woold
Ratumse Beek
Willink beek
Boven Slinge Aalten Dorp
benedenloop Ratumse Beek
Kleine Beek
Groenlosche Slinge begin
type
natuurlijke
beekloop
natuurlijke
beekloop
natuurlijke
beekloop
gekanaliseerde
beekloop
natuurlijke
beekloop
natuurlijke
beekloop
natuurlijke
beekloop
omvang
groot
gemiddelde
aantal per
jaar 20022012
2011
aantal
jaren maximum
bezet
aantal
200220022011
2011
11
10,1
10
16
middelgroot
7
5,3
10
10
middelgroot
3
2,7
10
4
groot
3
1,9
9
3
groot
2
1,7
9
3
middelgroot
2
1,8
9
3
groot
2
1,6
9
2
Mooi waren de twee territoia in het westen van het werkgebied langs resp. de Aaltense Slinge en de
Keizersbeek.
Territoria van de Grote Gele Kwikstaart in 2012.
28
Roodborsttapuit (47 territoria)
Door de vestiging van de soort in het agrarische cultuurlandschap, wordt het steeds lastiger een
totaalbeeld van de verspreiding van deze soort te verkrijgen. De kerngebieden
Korenburgerveencomplex + randzone, Wooldse Veen + randzone en het Kleine Goor waren weer
goed bezet. Buiten deze kerngebieden zijn verspreid over het hele werkgebied territoria vastgesteld.
Onderzoek van P. Leemreise in 2012 heeft aangetoond dat ze soms genoegen nemen met een smalle
sloot, omgeven door intensief bewerkt en soortenarm grasland. Zie artikel elders in deze Leunink
voor meer details.
Kramsvogel (2 territoria)
In het inventarisatiegebied in Ratum werden op een vijftal plaatsen hoopvolle waarnemingen
verricht, maar allen op één na, waren eind april verlaten. Dit ene territorium bevond zich tegen de
Duitse grens in het Tenkinkbos en er werden 2x alarmerende vogels gehoord (27 april en 12 mei) en
op 27 mei was er nog een “zingende” vogel aanwezig.
Ondanks de sterke afname van de Kramsvogel na het topjaar 1993 toen er 34 territoria vastgesteld
werden, lijkt de soort zich te handhaven op een zeer laag niveau van 1-2 territoria die jaarlijks
vastgesteld worden. Deze dichtheid komt overeen met de dichtheid zoals deze in de jaren 19761983 werd vastgesteld. Het zeer verspreid voorkomen in lage dichtheden maakt het vaststellen van
een territorium tot een toevalstreffer. Het is afwachten of er in de komende jaren zonder
grootschalige karteringen nog steeds Kramsvogels gemeld zullen worden.
40
35
30
25
20
15
10
5
0
Aantalsontwikkeling van de Kramsvogel in de Zuidoost-Achterhoek 1997-2012.
Kortsnavelboomkruiper (8 territoria)
Deze heimelijke bewoner van oude structuurrijke gemengde bossen doet het goed in de ZuidoostAchterhoek. Een speciale ‘Kortsnavelexcursie’ in de Bekendelle op 4 maart 2012 leverde maar liefst
vier territoria op. Daarnaast werd een zingend mannetje gehoord in de randzone van het Wooldse
Veen, Aarnink, Tenkinkbos en ’t Rot. Tijdens een speciale invantarisatieronde voor deze soort in ’t
Rot (Woold) werd op drie plekken een zingend mannetje waargenomen. Deze begon vrijwel direct na
het afspelen van geluid te reageren door te zingen. Helaas zijn er geen uitsluitende waarnemingen
29
verricht waardoor de drie waarnemingen op basis van de fusie-afstand tot één territorium zijn
gerekend.
Verspreiding van de Kortsnavelboomkruiper in de Zuidoost-Achterhoek in 2012.
Verspreiding van de Kortsnavelboomkruiper in de Bekendelle 2012 en de drie locatie waar een
zingende Kortsnavelboomkruiper is gehoord op 8 april in ’t Rot. Deze drie niet-uitsluitende
waarnemingen zijn als één territorium samengevoegd.
Grauwe Klauwier (4 territoria)
In 2012 werd één territorium minder vastgesteld dan in het jaar ervoor. Wederom lag het
‘zwaartepunt’ van de verspreiding rond het Korenburgerveen. Alleen in Huppel werd met zekerheid
succesvol gebroed. Het territorium aan de westzijde van het Korenburgerveen betrof een
ongepaarde man, terwijl aan de oostzijde en net ten noorden van het Wooldse Veen een roepend
mannetje is waargenomen. Dit duidt op broedverdacht gedrag. Nader bijzonderheden ontbreken.
30
Verspreiding van de Grauwe Klauwier in de Zuidoost-Achterhoek in 2012.
14
12
10
8
6
4
2
2012
2010
2008
2006
2004
2002
2000
98
96
94
92
90
88
86
84
82
80
78
76
74
0
Aantalsontwikkeling van de Grauwe Klauwier in de Zuidoost-Achterhoek 1974-2012.
Roek (100 bezette nesten)
Voor het eerst sinds mensenheugenis werd een kolonie Roeken in het Winterswijkse gevonden. Op
16 maart werden door Jan Stronks langs de Balkenschotweg in Meddo 10 nesten aangetroffen; op de
18e maart waren het er tenminste 11 (R.Kwak, B.v.Jaarsveld, H.v.Soldt) en tenslotte bij een
hernieuwde telling op 28 maart bleken er 14 nesten bewoond te zijn (Jan Stronks).
Natuurlijk broeden al een aantal jaren Roeken in het zuidwestelijke deel van het werkgebied in de
buurt van Dinxperlo. Dat was in 2012 ook weer het geval.
Nog eens 3 nieuwe kolonies werden aangetroffen in de kernen van IJzerlo en Dinxperlo en aan de
Boschlaan in Lichtenvoorde met resp. 54, 21 en 4 bezette nesten. De vestiging van de kolonies in en
rond Dinxperlo lijkt een opdeling van reeds bestaande grotere kolonies net over de grens van ons
werkgebied. De nieuwvestigingen in Winterswijk en Lievelde wordt mogelijk veroorzaakt door een
31
opdeling van bestaande kolonies in Eibergen. Daar zijn sommige kolonies bijna gehalveerd t.o.v. het
voorgaande jaar (kolonie Ballastput Eibergen; van 92 naar 42 bron: Sovon 2013). We zullen de
nieuwe kolonies de komende jaren volgen in hun ontwikkeling. Het afgelopen jaar liet wel zien dan
zelfs redelijk grote kolonies (54 IJzerlo) spontaan ergens kunnen ontstaan. De kolonies in IJzerlo,
Dinxperlo, Lievelde en Winterswijk zijn allen gevestigd in Amerikaanse eiken.
Verspreiding van de Roek in de Zuidoost-Achterhoek in 2012
Europese Kanarie (4 territoria)
Het kost anno 2012 weer moeite om een zingende Europese Kanarie te horen. Na het topjaar 1992
waarin 22 territoria werden vastgesteld, zijn de aantallen langzaam maar gestaag afgenomen tot 4 in
2012. Alle vier werden in de dorpskern van Winterswijk vastgesteld. Daarmee is het voorkomen
vergelijkbaar met de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw (1-5 territoria). Er werden géén Europese
Kanaries gemeld uit Lichtenvoorde, Aalten en Dinxperlo. Opgemerkt moet worden dat daar
waarschijnlijk ook weinig naar deze soort gezocht is omdat er slechts enkele vogelaars wonen.
Weidevogels en roofvogels
Van beide soortgroepen zijn geen vlakdekkende resultaten bekend geworden. Zowel de weidevogels
als ook de roofvogels worden gevolgd via het BMP-weidevogels (Schröder) en BMP-roofvogels (div.
tellers).
Kerk- en Steenuil
De aantalsontwikkeling van de Kerkuil in de Zuidoost-Achterhoek wordt gevolgd door enkele leden
van de vogelwerkgroep. De resultaten worden aangeleverd aan de werkgroep Kerkuilen Nederland.
In het archief van de VWG ontbreken deze gegevens waardoor deze niet opgenomen kunnen worden
in dit overzicht. De Steenuil wordt door van Harxen en Stroeken nauwgezet gevolgd, o.a. door een
BMP-Steenuil in de omgeving van Meddo. Bevindingen van dit onderzoek en van aanvullend
soortgericht onderzoek wordt regelmatig gepubliceerd. Zie www.steenuilenrondwinterswijk.nl voor
meer informatie.
32
Moerasvogels
Het Korenburgerveencomplex wordt behalve tijdens integrale broedvogelkarteringen zeer onvolledig
onderzocht. Exacte aantallen en verspreiding van typische moerasvogels als Blauwborst, Snor,
Rietzanger en Porseleinhoen ontbreken.
Tenslotte
Tijdens het opstellen van dit overzicht bleek opnieuw hoe belangrijk het is om de onderliggende
waarnemingen (dat zijn de waarnemingen die verricht zijn en waarop uiteindelijk de vastgestelde
territoria zijn gebaseerd) goed te documenteren. Voor enkele soorten ontbrak alle nadere informatie.
Alleen een getal in de ‘BSP-lijst’ gaf aan dat iemand een territorium had vastgesteld. Zoals ook
verwoord in het activiteitenoverzicht 2013, vraag ik alle waarnemers nogmaals om voor alle
waarnemingen van zeldzame- en schaarse broedvogels in te voeren in het losse
waarnemingenarchief ‘waarneming.nl’. Naast het feit dat deze gegevens duurzaam en veilig
gearchiveerd worden, stelt het ons ook beter in staat om een jaaroverzicht te publiceren.
Wij willen alle mensen die een bijdrage hebben geleverd aan dit overzicht bedanken voor de inzet en
wij hopen dat het voorliggende overzicht een extra stimulans is om in het komende jaar dit opnieuw
te gaan doen.
33
Recente gebiedsinventarisaties in de Zuidoost-Achterhoek:
2010 – 2011 & 2012
Robert Kwak
Inleiding
In 1977 begon de VWG met het uitvoeren van gebiedsinventarisaties in een gezamenlijke inspanning
van meerdere leden van de VWG. De eerste inventarisatie uit 1977 werd uitgevoerd in het kader van
advisering ten behoeve van de Ruilverkaveling Winterswijk-West. Er werden 11 proefvlakken geteld,
verspreid over het RVK-gebied gelegen. De inzichten die dergelijke intensieve karteringen opleverden
smaakten naar meer en vanaf 1978 werd er voor gekozen aaneengesloten gebieden te karteren.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gebiedskarteringen die de VWG in de afgelopen
decennia heeft uitgevoerd. Ook is de kartering in het kader van het Waardevol Cultuurlandschap
Winterswijk opgevoerd. Leden van de VWG hebben daar actief aan bijgedragen. Deze mega-kartering
betrof het gehele WCL-gebied (20.145 ha) en daarnaast een strook aangrenzend gebied in Duitsland
(3.391 ha). Aangezien bij deze kartering een groot deel van het werkgebied van onze VWG
vlakdekkend werd gekarteerd bieden deze gegevens steeds een goed referentiepunt in de tijd bij
nieuwe karteringen. Naast de grootschalige gebiedskarteringen zijn ook legio losse proefvlakken
geteld, waaronder de reeks in het Aaltense Goor het meeste bewondering afdwingt.
Al deze gegevens, zowel van de grotere karteringen als van de losse proefvlakken, zijn in een
database opgenomen. Daarover zullen we laten nog wel eens berichten. In deze bijdrage worden de
resultaten van de laatste drie gebiedskarteringen besproken. Zij hebben één ding gemeen: het
inventarisatierapport is nog niet klaar!
34
Recente karteringen
In de tabel is te zien dat de traditie die in de zeventiger jaren begon in 2005 weer is opgepakt. Van
vijf karteringen zijn inmiddels rapportages verschenen. Van de laatste drie zijn ze in voorbereiding. In
het navolgende worden de resultaten van deze drie karteringen in samengevatte vorm
gepresenteerd.
Overzicht van gebiedskarteringen in de Zuidoost-Achterhoek
gebied
jaar
Ruilverkaveling
Winterswijk-West
1977
855
Woold
1978
1.100
8
Ratum
1979
860
7
Woold/Miste
1980
1.250
8
Korenburgerveen
1981
477
6
Kotten
1983
563
3
Meddo
1988
999
10
Winterswijk Dorp
19881993
1.476
48
Korenburgerveen
1994
477
7
Lievelderbroek
1995
364
2
WCL-Gebied
Winterswijk
19951999
23.536
Zwarte VeenVennebulten
Heelweg-Oost, Barlo &
Dale
1996
427
?
1997
974
3
Korenburgerveen
2002
477
7
IJzerlo-Lintelo
2005
802
4
Aaltense Goor e.o.
2006
1.039
7
Lievelde
2007
863
5
Besselinkschans-Grijze
Veld
Woold
2008
1.095
6
20082009
2010
2011
2012
1.171
7
529
871
860
7
5
6
Korenburgerveen
Kotten
Ratum
opp
(ha)
aantal
proefvlakken
11
100
Rapportage
Kwak Robert (red). 1977. De functie van het
ruilverkavelingsgebied Winterswijk-West voor vogels. 109
pp.
Grotenhuis Jan, Robert Kwak, Rudi Lanjouw & Alex
Schotman. 1979. Broedvogelinventarisatie WooldWinterswijk 1978. 145 pp.
Grotenhuis Jan (red). 1982. Broedvogelinventarisatie
Ratum-Winterswijk 1979. 120 pp.
Grotenhuis Jan (red). 1983. Broedvogelinventarisatie
Woold/Miste-Winterswijk 1980. 142 pp.
Grotenhuis Jan (red). 1983. Broedvogelinventarisatie
Korenburgerveen-Winterswijk 1981. xx pp.
Grotenhuis Jan (red). 1988. Broedvogelinventarisatie
Kotten-Winterswijk 1983. 109 pp.
Kwak Robert & Jan Stronks (red). 1991.
Broedvogelinventarisatie Meddo-Winterswijk 1988. 159 pp.
Kwak Robert. 2006. Broedvogelinventarisatie Dorp
Winterswijk 1988-1993 - met aanvulling uit de jaren 19942006 -. 221 pp.
Kwak Robert & Jan Stronks (red). 1994.
Broedvogelinventarisatie Korenburgerveen 1994. 168 pp.
Leemreise P.E.B. 1995. Broedvogelinventarisatie
Lievelderbroek 1995. 46 pp.
Biologische Station Zwillbrock. 2000. Eindrapportage
natuur-, bos en landschapswaarden WCL-Winterswijk. 271
pp.
Biologische Station Zwillbrock. 2000. Atlas van de fauna
van het WCL-gebied Winterswijk. 222 pp.
Wassink G. & P. Leemreise. 1996. Broedvogelinventarisatie
Zwarte Veen / Vennebulten 1996.
Leemreise Pim & Gejo Wassink. 1997.
Broedvogelinventarisatie Heelweg-Oost, Barlo & Dale 1997.
154 pp.
Kwak Robert. 2003. Broedvogelinventarisatie
Korenburgerveen 2002. 176 pp.
Kwak Robert & Rody Schröder. 2006.
Broedvogelinventarisatie IJzerlo-Lintelo 2005. 143 pp.
Kwak Robert. 2008. Broedvogelinventarisatie Aaltense Goor
en Zwarte Veen, Vennebulten, Wolboom, De Reitte en Het
Goor 2006. 237 pp.
Kwak Robert m.m.v. Sylvain Wamelink. 2010. Broedvogels
van Lievelde in 2007. 215 pp.
Kwak R. 2010. Broedvogels van Besselinkschans - Grijze
Veld in 2008. 230 pp.
Leemreise P. 2012. Broedvogels van het Woold in 20082009. 185 pp.
In prep.
In prep.
In prep.
35
Broedvogelinventarisatie Korenburgerveen 2010
Al in 1981 werd het Korenburgerveen-complex (KBV) voor de eerste maal integraal onderzocht door
de VWG. Daarna in 1994, 2002 en dus weer in 2010. Bij de inventarisatie van het Korenburgerveencomplex (KBV) is steeds onderscheid gemaakt in “kern” (= hoogveen, moeras, heide, bos en
ingesloten natuurgraslandjes) en “randzone” (=het omliggende agrarische gebied). Vooral in het
eerste jaar was dat nog zeer relevant omdat alle omliggende grond als reguliere landbouwgrond in
gebruik was. In de loop van de jaren is de randzone tot het reservaat gaan behoren. Oorspronkelijk
ging het om 322 ha kern en 155 ha randzone. In 2010 is de gehele, nu in natuurbeheer zijnde
randzone (de Natura-2000 grens) bij de kartering meegenomen. Daarmee werd de omvang van de
randzone 207 ha.
Resultaten KBV 2010 (tabel KBV 1)
In 2010 werd het KBV opgedeeld in 7 proefvlakken, waarvan 1 proefvlak bestaande uit de westelijke
randzone die al jaren door Pim Leemreise wordt geteld.
Tijdens het broedseizoen werden de proefvlakken 8 keer in de vroege ochtenduren bezocht door Jan
Rademaker, Robert Kwak, Frans ter Bogt, Jan Stronks, Pim Leemreise, Rody Schröder, Sylvain
Wamelink, Bert van Jaarsveld en Barry Teunissen. Daarnaast werden de gebieden enkele keren
‘s nachts bezocht. Aan het eind van het broedseizoen werden de bewoners van het gebied bezocht,
om te vragen welke vogels in hun tuinen tot broeden waren gekomen (75% van de bewoners leverde
de enquêteformulieren in).
In de hierna volgende tabellen is te zien dat er een behoorlijk aantal nieuwe vestigingen (en
hervestigingen) onder de broedvogels te bewonderen waren. Grauwe- en Nijlgans kwamen vooral
tot broeden in de randzone aan de noordwestzijde, evenals de eendensoorten Krak-, Slob- en
Kuifeend.
36
Verspreid over het gebied kwamen Sperwer, Bruine kiekendief en Wespendief tot broeden.
Een bijzondere soort is de Kraanvogel, die sinds 2009 in het voorjaar aanwezig was. Ook in 2010
bleven de vogels tot ver in het voorjaar aanwezig. Een broedgeval kon nog niet aangetoond worden,
maar kraanvogels verkennen een geschikt territorium eerst 4-5 jaar, waarna ze besluiten wel of niet
te gaan broeden. Leuk zijn ook de soorten van de wat ruigere graslanden in de randzones, zoals
Graspieper, Gele kwikstaart, Paapje en Grauwe klauwier.
Naast nieuwe soorten is ook een aantal soorten verdwenen of sterk achteruit gegaan. Soorten van
jonge beplantingen en struwelen als Roodborst, Winterkoning, Heggenmus, Braamsluiper en Fitis zijn
sterk in aantal gedaald, o.a. door het massaal afsterven van berken en struiken in de
hoogveenkernen (door vernatting). Goede redenen voor de afname van soorten als Wintertaling en
Waterhoen zijn vooralsnog niet te geven.
Vergelijking met oude inventarisaties (tabel KBV 2)
Onderstaand tabellen geven de aantalveranderingen aan t.o.v. 1981. Eerst wordt het gemiddeld
aantal territoria vermeld over de 4 karteringen en vervolgens de procentuele verandering in het
aantal territoria van 1981 op 1994, 1981 op 2002 en 1981 op 2010. Wanneer het aantal in 1981 niet
bekend was is drie maal een vraagteken ingevuld. Betreft het een nieuwe soort ten opzichte van
1981 dan staat er een dubbele plus in het betreffende jaar (“++”). Een “-“ betekent dat de soort in
dat karteringsjaar niet is aangetroffen.
Zeer sterk achteruit of zelfs verdwenen zijn:
soortnaam
Verdwenen
of zeer sterk
achteruit
Δ%
Δ%
Δ%
aantal pr gemiddeld 1981-1994 1981-2002 1981-2010
Porseleinhoen
Wulp
Grote Karekiet
Ekster
Zomertortel
Roodborst
Nachtegaal
Merel
Matkop
Ringmus
37
0,8
1,8
0,3
1,3
48,0
-100
-33
-100
100
-51
-100
-33
-100
100
-83
-100
-100
-100
-100
-95
334,0
9,3
281,0
45,5
11,3
-25
-90
-40
-13
?
-49
-93
-52
-33
?
-71
-90
-57
-56
?
Duidelijk afgenomen broedvogels zijn:
soortnaam
Duidelijk
achteruit
Δ%
Δ%
Δ%
aantal pr
gemiddeld 1981-1994 1981-2002 1981-2010
Wintertaling
Waterhoen
Watersnip
Steenuil
16,5
17,3
8,5
2,8
-82
-98
-68
-40
-39
-51
-74
-80
-79
-91
-79
-60
Winterkoning
Heggenmus
Braamsluiper
Fitis
Wielewaal
Gaai
Spreeuw
Kneu
212,8
45,8
3,8
552,0
11,8
33,5
42,3
5,0
48
-39
-88
-23
89
5
?
?
9
-44
-75
-43
67
-23
?
?
-41
-39
-50
-45
-33
-38
?
?
Koekoek
Zanglijster
Grauwe Vliegenvanger
Huismus
27,0
105,0
34,3
15,7
20
-43
16
?
36
-43
42
?
-24
-38
-16
?
38
Bij de Boerenzwaluw is de lange termijn trend niet duidelijk. Daarnaast vertonen een groot aantal
soorten een constant aantal of een fluctuerend aantal. Sommige soorten broeden slechts incidenteel
in het KBV-complex.
soortnaam
Onbekend
Constant
Δ%
Δ%
Δ%
aantal pr
gemiddeld 1981-1994 1981-2002 1981-2010
Boerenzwaluw
Havik
Boomvalk
5,0
5,5
0,8
?
50
++
?
75
++
?
25
++
Patrijs
Kwartel
Kievit
1,8
0,8
11,0
100
++
-22
100
++
156
100
++
-44
Houtduif
Turkse Tortel
Bosuil
70,0
0,8
4,8
-27
-100
100
-28
0
-25
-4
0
0
Ransuil
Draaihals
Veldleeuwerik
3,8
1,0
2,0
50
++
-67
300
++
-33
0
++
-33
92,3
2,8
65,8
21
50
11
-21
50
75
1
50
-7
Tuinfluiter
Goudhaan
Staartmees
131,5
1,8
34,5
2
200
64
-15
0
123
-5
100
41
Koolmees
Rietgors
Wilde Eend (incl. Soepeend)
152,3
72,5
40,5
3
-31
-14
5
-46
29
8
-11
-29
Zomertaling
Torenvalk
Waterral*
1,0
0,5
57,8
-61
++
++
-60
++
-86
Fluiter
Zwarte Mees
Grutto
5,8
1,8
0,3
++
++
-
++
++
++
++
++
-
Tureluur
Kerkuil
IJsvogel
0,3
0,3
0,0
-
++
-
++
-
Boompieper
Zwarte Roodstaart
Kleine Karekiet
Fluctuerend
Incidenteel
*De Waterral is zeer wintergevoelig; maar mogelijk is toch sprake van een reële achteruitgang.
39
Gelukkig kunnen heel wat soorten zich verheugen in een toename van de aantallen.
Vooruit
Sterk
Vooruit
Zeer sterk
vooruit
soortnaam
Fazant
Houtsnip
Grote Bonte Specht
Kleine Bonte Specht
Witte Kwikstaart
Gekraagde Roodstaart
Grote Lijster
Sprinkhaanzanger
Zwartkop
Tjiftjaf
Glanskop
Kuifmees
Zwarte Kraai
Vink
Goudvink
Appelvink
Geelgors
Dodaars
Buizerd
Meerkoet
Holenduif
Groene Specht
Zwarte Specht
Bosrietzanger
Grasmus
Bonte Vliegenvanger
Pimpelmees
Boomkruiper
Groenling
Blauwborst
Roodborsttapuit
Spotvogel
Boomklever
aantal pr
gemiddeld
18,3
15,5
33,0
13,8
11,0
18,5
11,0
18,3
125,8
177,8
16,3
4,5
14,0
154,0
33,3
17,8
29,5
4,5
6,0
9,5
5,0
5,5
2,3
23,0
66,3
5,8
61,3
37,3
2,3
15,0
8,0
6,8
10,5
40
Δ%
19811994
57
89
65
150
17
78
50
73
-7
66
60
33
78
51
35
525
-4
-67
33
-80
++
++
++
100
87
50
45
233
-100
++
++
133
800
Δ%
19812002
-21
133
70
183
233
156
25
55
4
49
50
67
78
92
31
650
4
33
167
260
++
++
++
420
67
300
92
300
100
++
++
67
1600
Δ%
19812010
86
67
39
183
83
189
75
136
29
67
140
100
67
61
46
200
21
233
200
180
++
++
++
920
126
400
108
308
500
++
++
300
1400
De kroon op het werk bij al het natuurherstel in het KBV-complex en de randzone zijn natuurlijk de
nieuwe broedvogels. Voor twee soorten betreft het zeker hervestigingen, maar mogelijk geldt dat
ook voor een groot deel van de andere soorten zoals Wespendief, Bruine Kiekendief, Nachtzwaluw,
Boomleeuwerik, Graspieper, Gele Kwikstaart, Grauwe Klauwier en Putter.
Hervestiging
Nieuwe
broedvogels
soortnaam
Snor
Rietzanger
Grauwe Gans
Nijlgans
Krakeend
Slobeend
Kuifeend
Wespendief
Bruine Kiekendief
Sperwer
Kraanvogel
Nachtzwaluw
Boomleeuwerik
Graspieper
Gele Kwikstaart
Paapje
Grauwe Klauwier
Kauw
Putter
aantal pr
gemiddeld
0,5
1,8
14,0
1,5
1,0
0,3
0,5
1,0
0,3
0,8
0,3
0,3
0,5
2,5
0,8
0,3
2,0
1,8
2,8
Δ%
19811994
++
++
++
-
Δ%
19812002
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
-
Naar biotoop ontstaat het navolgende beeld (langs de y-as het aantal soorten):
41
Δ%
19812010
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
Tabel KBV 1
BROEDVOGELS KORENBURGERVEEN 2010
Oppervlakte (ha) -->
Dodaars
Grauwe Gans
Nijlgans
Krakeend
Wintertaling
Wilde Eend (Incl. Soepeend)
Zomertaling
Slobeend
Kuifeend
Wespendief
Bruine Kiekendief
Havik
Sperwer
Buizerd
Torenvalk
Boomvalk
Patrijs
Kwartel
Fazant
Waterral
Porseleinhoen
Waterhoen
Meerkoet
Kraanvogel
Kievit
Watersnip
Houtsnip
Grutto
Wulp
Tureluur
Holenduif
Houtduif
Turkse Tortel
Zomertortel
Koekoek
Kerkuil
Steenuil
Bosuil
Ransuil
Nachtzwaluw
IJsvogel
Draaihals
Groene Specht
Zwarte Specht
Grote Bonte Specht
Tabel KBV 1
totaal
kern
randzone
529
10
52
5
4
7
30
1
1
1
3
1
5
2
9
1
1
4
1
36
17
0
5
15
1
5
4
15
0
0
0
15
82
1
6
20
2
3
4
2
1
0
2
14
4
35
322
2
14
1
2
6
16
1
0
0
3
1
5
2
9
0
1
0
0
10
16
0
3
1
1
2
4
14
0
0
0
4
60
0
6
17
0
0
4
2
1
0
2
9
3
29
207
8
38
4
2
1
14
0
1
1
0
0
0
0
0
1
0
4
1
26
1
0
2
14
0
3
0
1
0
0
0
11
22
1
0
3
2
3
0
0
0
0
0
5
1
6
42
Oppervlakte (ha) -->
Heggenmus
Roodborst
Nachtegaal
Blauwborst
Zwarte Roodstaart
Gekraagde Roodstaart
Paapje
Roodborsttapuit
Merel
Zanglijster
Grote Lijster
Sprinkhaanzanger
Snor
Rietzanger
Bosrietzanger
Kleine Karekiet
Grote Karekiet
Spotvogel
Braamsluiper
Grasmus
Tuinfluiter
Zwartkop
Fluiter
Tjiftjaf
Fitis
Goudhaan
Grauwe Vliegenvanger
Bonte Vliegenvanger
Staartmees
Glanskop
Matkop
Kuifmees
Zwarte Mees
Pimpelmees
Koolmees
Boomklever
Boomkruiper
Wielewaal
Grauwe Klauwier
Gaai
Ekster
Kauw
Zwarte Kraai
Spreeuw
Huismus
totaal
kern
randzone
529
47
159
3
32
4
30
2
30
210
99
14
26
2
5
52
51
0
15
6
97
137
162
13
217
432
2
27
12
34
24
27
6
4
86
176
20
54
6
5
25
0
1
16
43
29
322
23
133
3
31
0
16
0
9
141
77
10
20
2
5
33
37
0
5
1
42
90
108
13
147
371
2
18
6
23
18
24
5
3
50
120
11
35
5
3
21
0
0
12
8
0
207
24
26
0
1
4
14
2
21
69
22
4
6
0
0
19
14
0
10
5
55
47
54
0
70
61
0
9
6
11
6
3
1
1
36
56
9
19
1
2
4
0
1
4
35
29
Tabel KBV 1 (vervolg)
BROEDVOGELS KORENBURGERVEEN 2010
Kleine Bonte Specht
Boomleeuwerik
Veldleeuwerik
Boerenzwaluw
Boompieper
Graspieper
Gele Kwikstaart
Witte Kwikstaart
Winterkoning
totaal aantal soorten
totaal aantal paren/terr.
totaal
kern
randzone
18
2
2
18
94
5
1
20
127
16
2
0
0
77
0
0
0
98
2
0
2
18
17
5
1
20
29
101
84
3559 2378
81
1181
43
Ringmus
Vink
Groenling
Putter
Kneu
Goudvink
Appelvink
Geelgors
Rietgors
totaal
kern
randzone
10
185
9
13
6
39
13
42
83
2
120
2
5
3
35
11
5
70
8
65
7
8
3
4
2
37
13
Tabel KBV 2.
BROEDVOGELS KORENBURGERVEEN bij herhaalde karteringen in 1981 – 1994 – 2002 – 2010 (477 ha)
Dodaars
Grauwe Gans
Nijlgans
Krakeend
Wintertaling
Wilde Eend (Incl.
Soepeend)
Zomertaling
Slobeend
Kuifeend
Wespendief
Bruine Kiekendief
Havik
Sperwer
Buizerd
Torenvalk
Boomvalk
Patrijs
Kwartel
Fazant
Waterral
Porseleinhoen
Waterhoen
Meerkoet
Kraanvogel
Kievit
Watersnip
Houtsnip
Grutto
Wulp
Tureluur
Holenduif
Houtduif
Turkse Tortel
Zomertortel
Koekoek
Kerkuil
Steenuil
Bosuil
Ransuil
Nachtzwaluw
IJsvogel
Draaihals
Groene Specht
Zwarte Specht
Grote Bonte Specht
Kleine Bonte Specht
Boomleeuwerik
Veldleeuwerik
Tabel KBV 2 (vervolg).
1981
1994
2002
2010
3
0
0
0
33
1
0
0
0
6
4
4
1
0
20
10
52
5
4
7
42
0
0
0
0
0
4
0
3
0
0
1
0
14
119
3
43
5
0
9
19
9
0
3
0
0
82
1
112
25
0
5
4
2
0
0
0
0
0
23
6
0
3
36
0
0
0
0
0
6
0
4
2
1
2
1
22
47
0
1
1
0
7
6
17
0
2
0
3
60
0
55
30
0
3
8
3
0
0
1
5
2
38
15
0
1
54
3
0
1
1
0
7
1
8
2
1
2
1
11
48
0
21
18
0
23
5
21
1
2
1
6
59
1
19
34
0
1
3
8
0
0
1
4
3
39
17
0
2
30
1
1
1
3
1
5
2
9
0
1
2
1
26
17
0
4
14
1
5
4
15
0
0
0
11
71
1
6
19
1
2
4
2
1
0
2
13
4
32
17
2
2
44
1981
1994
2002
2010
Heggenmus
Roodborst
Nachtegaal
Blauwborst
Zwarte Roodstaart
66
522
29
0
2
40
394
3
11
3
37
267
2
17
3
40
153
3
32
3
Gekraagde Roodstaart
Paapje
Roodborsttapuit
Merel
Zanglijster
Grote Lijster
Sprinkhaanzanger
Snor
Rietzanger
Bosrietzanger
Kleine Karekiet
Grote Karekiet
Spotvogel
Braamsluiper
Grasmus
Tuinfluiter
Zwartkop
Fluiter
Tjiftjaf
Fitis
Goudhaan
Grauwe Vliegenvanger
Bonte Vliegenvanger
Staartmees
Glanskop
Matkop
Kuifmees
Zwarte Mees
Pimpelmees
Koolmees
Boomklever
Boomkruiper
Wielewaal
Grauwe Klauwier
Gaai
Ekster
Kauw
Zwarte Kraai
Spreeuw
Huismus
Ringmus
Vink
Groenling
9
0
0
447
152
8
11
0
0
5
55
1
3
8
39
138
118
0
122
764
1
31
2
22
10
61
3
0
38
146
1
12
9
0
39
1
0
9
+
+
+
102
1
16
0
1
269
86
12
19
0
0
10
61
0
7
1
73
141
110
9
203
587
3
36
3
36
16
53
4
3
55
151
9
40
17
1
41
2
3
16
46
10
9
154
0
23
0
5
215
87
10
17
0
2
26
96
0
5
2
65
117
123
1
182
439
1
44
8
49
15
41
5
1
73
154
17
48
15
2
30
2
3
16
48
18
18
196
2
26
1
26
193
95
14
26
2
5
51
51
0
12
4
88
130
152
13
204
418
2
26
10
31
24
27
6
3
79
158
15
49
6
5
24
0
1
15
33
19
7
164
6
BROEDVOGELS KORENBURGERVEEN bij herhaalde karteringen in 1981 – 1994 – 2002 – 2010 (477 ha)
Boerenzwaluw
Boompieper
Graspieper
Gele Kwikstaart
Witte Kwikstaart
Winterkoning
totaal aantal soorten
totaal aantal paren/terr.
1981
1994
2002
2010
+
92
0
0
6
205
2
111
2
0
7
303
4
73
3
2
20
223
9
93
5
1
11
120
Putter
Kneu
Goudvink
Appelvink
Geelgors
Rietgors
Vuurgoudhaan
1981
1994
2002
2010
0
+
26
4
28
93
1
0
3
35
25
27
64
0
0
8
34
30
29
50
0
11
4
38
12
34
83
0
71
84
95 100
4088 3693 3511 3284
+ = aanwezig, aantal
onbekend
? = mogelijk broedvogel
Ps. Bij deze vergelijking is uitbreiding van de randzone in
2010 natuurlijk niet meegenomen.
45
Broedvogelinventarisatie Kotten 2011
Resultaten Kotten 2011 (tabel Kotten 1)
In 2011 werd in Kotten een gebied van ca. 871 ha integraal gekarteerd. Dit was beduidend meer dan
de kartering in 1983: 560 ha. (zie kaart Kotten 1). In 1983 bedroeg het aandeel bos ca. 90 ha (16%) en
In 2011 ca. 105 ha (13%) (zie kaart Kotten 2).
Kaart Kotten 1
Kaart Kotten 2
Het gebied werd in 2011 opgedeeld in 5 proefvlakken die door middel van een rooster 8x gedurende
het veldseizoen in de vroege ochtend werden bezocht door Barry Teunissen, Frans ter Bogt, Henk
Krajenbrink, Jan Rademaker, Jan Stronks, Robert Kwak, Rody Schröder en Sylvain Wamelink. Bert van
Jaarsveld en Wim de Leeuw droegen zorg voor de uileninventarisatie tijdens een aantal
nachtbezoeken.
Al met al was het een zeer geslaagde inventarisatie met de nodige zeldzame soorten: Dodaars (1),
Grauwe Gans (2), Grote Canadese Gans (2), Boomvalk (2), Kerkuil (2), IJsvogel (2), Middelste Bonte
Specht (1), Roodborsttapuit (3) en zeer spectaculaire soorten als Kramsvogel, Grauwe Klauwier,
Draaihals en Hop (allen met 1 territorium). De Wespendief werd enkele keren gezien maar
aanwijzingen voor broeden werden niet verkregen.
Wat betreft de aantallen was met name het grote aantal Kwartels opmerkelijk. Maar liefst 12
territoria werden opgemerkt in dit overigens zeer goede Kwarteljaar. Verder was het met de soorten
van het agrarisch gebied matig gesteld, al kan het altijd slechter (zie Ratum hierna!).
Bosvogels waren goed vertegenwoordigd; vooral de spechten. De Fluiter (altijd al schaars in Kotten)
ontbrak in 2011 geheel.
46
Vergelijking met oude inventarisaties (tabel Kotten 2)
Tot onze beschikking staan twee grote inventarisatie waar we de situatie in 2011 mee kunnen
vergelijken, 1983 (VWG kartering) en 1995-98 (WCL-kartering) en wat inventarisatiegegevens uit
halverwege de 70-er jaren. Tabel Kotten 2 geeft het overzicht.
Onderstaande tabelletjes geven de aantalsveranderingen voor de twee perioden: over de langere
periode 1983 – 2011 resp. de kortere periode 1995-98 – 2011. Tevens is het gemiddeld aantal paren
per jaar over de drie periode weergeven.
Eerst de soorten waarvan de populaties zijn verminderd:
- 6 soorten zijn in de afgelopen 40 jaar uit het gebied verdwenen
- 17 soorten zijn sterk achteruit gegaan
- 6 soorten zijn minder sterk achteruit gegaan
∆%
Verdwenen
Grutto
Gele Kwikstaart
Paapje
Fluiter
Rietgors
Ortolaan
Sterk Achteruit Patrijs*
Tortelduif
Ransuil*
Veldleeuwerik
Boerenzwaluw
Huiszwaluw*
Winterkoning
Nachtegaal
Zwarte Roodstaart
Bosrietzanger
Spotvogel
Goudhaan
Grauwe vliegenvanger
Zwarte mees
Spreeuw
Huismus
Ringmus
Achteruit
Heggemus
Merel
Tuinfluiter
Staartmees
Matkop
Boomkruiper
aantal pr
gemiddeld
0
0
0
0
0
2
6
5
2
10
71
7
168
3
26
7
11
12
76
8
307
358
199
88
471
118
19
18
70
*sterk achteruit t.o.v. 1974-76
47
∆%
1983/2011 1995-98/2011
n.v.t.
n.v.t.
-100
-n.v.t.
n.v.t.
-100
--100
--100
-0
0
-100
-50
0
++
-95
-86
-51
139
125
333
-46
-34
-100
-33
-39
63
-100
125
-63
57
-53
20
-53
57
-100
-40
-62
-2
-52
-7
-75
-73
-18
13
-6
-23
-39
-31
-21
60
-20
-30
-31
14
29 soorten zijn in aantal min of meer gelijk gebleven of de aantallen fluctueerden zonder dat je van
een duidelijke trend kunt spreken.
Gelijk
Soepeend
Wilde Eend
Havik
Waterhoen
Kievit
Wulp
Koekoek
Kerkuil
Bosuil
IJsvogel
Kleine Bonte Specht
Grote Gele Kwikstaart
Witte Kwikstaart
Roodborst
Roodborsttapuit
Kramsvogel
Zanglijster
Grote Lijster
Sprinkhaanzanger
Kleine Karekiet
Braamsluiper
Grasmus
Fitis
Vuurgoudhaantje
Glanskop
Koolmees
Grauwe Klauwier
Vink
Kneu
aantal pr
gemiddeld
3
37
2
8
34
2
11
1
5
2
7
7
79
190
1
1
116
31
1
2
8
35
104
2
28
207
1
428
25
48
∆%
∆%
1983/2011
-100
-11
0
-50
-23
100
-27
100
125
0
20
-57
-5
6
++
++
1
-16
0
0
40
-13
-11
0
-11
3
0
-10
10
1995-98/2011
-100
14
50
60
-21
0
-23
100
900
100
14
-14
16
-24
++
0
34
-16
++
-67
86
47
-10
-50
38
56
++
-8
111
Dan zijn er een groot aantal soorten die het wel goed deden:
- 13 soorten zijn licht vooruit gegaan
- 17 soorten zijn sterk vooruit
- 12 soorten hebben zich nieuw gevestigd.
Vooruit
Sterk vooruit
Nieuw
Torenvalk
Houtsnip
Turkse Tortel
Groene Specht
Grote Bonte Specht
Boompieper
Gekraagde Roodstaart
Kuifmees
Pimpelmees
Wielewaal
Gaai
Appelvink
Geelgors
Sperwer
Buizerd
Fazant
Scholekster
Holenduif
Houtduif
Steenuil
Zwarte Specht
Zwartkop
Tjiftjaf
Bonte vliegenvanger
Boomklever
Ekster
Kauw
Zwarte kraai
Groenling
Goudvink
Dodaars
Grauwe Gans
Grote Canadese Gans
Nijlgans
Kuifeend
Boomvalk
Kwartel
Meerkoet
Hop
Draaihals
Middelste Bonte Specht
Putter
aantal pr
gemiddeld
2
2
9
8
40
18
40
9
125
7
35
15
61
2
8
56
2
23
242
3
3
164
227
40
52
12
47
40
35
16
0
0
1
1
1
1
4
4
0
0
0
4
49
∆%
∆%
1983/2011
100
100
100
800
31
21
29
83
40
-100
86
67
26
300
233
159
300
675
112
150
300
155
89
167
113
367
-100
140
1500
850
++
++
++
++
++
++
++
1000
++
++
++
++
1995-98/2011
50
200
467
88
33
60
175
63
30
125
55
-19
71
400
44
248
++
257
29
200
150
56
27
161
113
440
82
119
140
42
++
++
++
++
++
++
++
1000
++
++
++
++
Als we deze trends samenvatten naar het type landschap dat de soorten in Kotten prefereren
ontstaat het navolgende beeld (langs de y-as het aantal soorten):
40
Nieuw
35
30
Sterk vooruit
25
Vooruit
20
Gelijk
15
Achteruit
10
5
wintergevoelig
natuur
water
moeras
oud bos
bos
naaldhout
jongbos
vochtig bos
agrarisch gebied
kleinschalig cultuurlandschap
Sterk Achteruit
0
Verdwenen
De grootste verliezen zien we bij de vogels van het agrarisch gebied en het kleinschalig
cultuurlandschap. Ook de vogels van de vochtige en jonge bossen doen het minder goed. De meeste
winst is te constateren bij de watervogels en een aantal erfvogels, terwijl de soorten die in
allerhande opgaande boselementen broeden over het algemeen ook vooruit zijn gegaan.
Het Aalbrinkbos in Kotten.
50
Tabel Kotten 1
BROEDVOGELS KOTTEN 2011 - 871 ha
Dodaars
Grauwe Gans
Grote Canadese Gans
Nijlgans
Wilde Eend
Kuifeend
Wespendief
Havik
Sperwer
Buizerd
Torenvalk
Boomvalk
Patrijs
Kwartel
Fazant
Waterhoen
Meerkoet
Scholekster
Kievit
Houtsnip
Wulp
Stadsduif
Holenduif
Houtduif
Turkse Tortel
Tortelduif
Koekoek
Kerkuil
Steenuil
Bosuil
Ransuil
IJsvogel
1
1
2
4
40
4
?
3
5
13
3
2
7
12
108
8
11
4
33
3
2
1
50
348
17
3
10
2
6
10
3
2
aantal soorten
95-96
aantal paren
5.466
Hop
Draaihals
Groene Specht
Zwarte Specht
Grote Bonte Specht
Middelste Bonte Specht
Kleine Bonte Specht
Veldleeuwerik
Boerenzwaluw
Huiszwaluw
Boompieper
Graspieper
Grote gele kwikstaart
Witte Kwikstaart
Winterkoning
Heggenmus
Roodborst
Nachtegaal
Zwarte Roodstaart
Gekraagde Roodstaart
Roodborsttapuit
Merel
Kramsvogel
Zanglijster
Grote Lijster
Sprinkhaanzanger
Bosrietzanger
Kleine Karekiet
Spotvogel
Braamsluiper
Grasmus
Tuinfluiter
51
1
1
15
5
52
1
8
1
79
13
24
2
6
95
133
98
192
2
31
66
3
460
1
145
31
1
9
1
11
13
44
95
Zwartkop
Tjiftjaf
Fitis
Goudhaan
Vuurgoudhaantje
Grauwe vliegenvanger
Bonte vliegenvanger
Staartmees
Glanskop
Matkop
Kuifmees
Zwarte mees
Pimpelmees
Koolmees
Boomklever
Boomkruiper
Wielewaal
Grauwe Klauwier
Gaai
Ekster
Kauw
Zwarte kraai
Spreeuw
Huismus
Ringmus
Vink
Groenling
Putter
Kneu
Goudvink
Appelvink
Geelgors
256
316
104
12
2
72
73
24
33
16
13
6
164
268
85
75
9
1
51
27
60
68
257
325
84
455
72
12
38
27
17
87
Tabel Kotten 2
BROEDVOGELS KOTTEN
bij herhaalde karteringen in de jaren:
Kotten - klein
560 ha
Kotten - groot
871 ha
1974-76
1983
1995-98
2011
1995-98
2011
Dodaars
Fuut
Grauwe Gans
Grote Canadese Gans
Nijlgans
Soepeend
Wilde Eend
Kuifeend
Wespendief
Havik
Sperwer
Buizerd
Torenvalk
Boomvalk
Patrijs
Kwartel
Fazant
Waterhoen
Meerkoet
Scholekster
Kievit
Houtsnip
Wulp
Grutto
Stadsduif
Holenduif
Houtduif
Turkse Tortel
Tortelduif
Koekoek
Kerkuil
Steenuil
Bosuil
Ransuil
Nachtzwaluw
IJsvogel
Hop
Draaihals
Groene Specht
Zwarte Specht
Grote Bonte Specht
Middelste Bonte Specht
Kleine Bonte Specht
Veldleeuwerik
Boerenzwaluw
Huiszwaluw
Boompieper
Graspieper
0
0
0
0
0
+?
+
0
0
1
1
2-4
1
0
15-20
0
+
+
0-1
1
11-16
0
1
1 (t/m '74)
0
2-4
+
1 (vanaf '77)
11-13
>11
1
2
8-9
5-7
0
1-2
0
0
6
1
+
0
4
23
+
10 (-38)
10
0
0
0
0
0
0
6
37
0
0
1
1
3
1
0
5
0
29
10
1
1
26
1
1
0
0
2-4
108
6
10-15
11
1
2
>4
>2
0
2
0
0
1
1
29
0
5
21
>100
4
14
0
0
1
0
0
0
4
25
0
0
1
0
7
2
0
5
0
21
4
1
0
26
1
1
0
0
11
187
2
2
8
1
1
1
0
0
1
0
0
6
2
31
0
6
6
21
0
14
0
1
0
1
2
3
0
33
4
?
1
4
10
2
2
5
8
75
5
11
4
20
2
2
0
0
31
229
12
2
8
2
5
9
2
0
2
1
1
9
4
38
1
6
1
49
9
17
2
0
1
0
0
0
4
35
0
0
2
1
9
2
0
7
0
31
5
1
0
42
1
2
0
0
14
269
3
6
13
1
2
1
0
0
1
0
0
8
2
39
0
7
7
33
3
15
0
1
0
1
2
4
0
40
4
?
3
5
13
3
2
7
12
108
8
11
4
33
3
2
0
1
50
348
17
3
10
2
6
10
3
0
2
1
1
15
5
52
1
8
1
79
13
24
2
Tabel Kotten 2 (vervolg 1)
Kotten - klein
52
Kotten - groot
560 ha
871 ha
BROEDVOGELS KOTTEN
bij herhaalde karteringen in de jaren:
Gele Kwikstaart
Grote gele kwikstaart
Witte Kwikstaart
Winterkoning
Heggemus
Roodborst
Nachtegaal
Zwarte Roodstaart
Gekraagde Roodstaart
Roodborsttapuit
Paapje
Merel
Kramsvogel
Zanglijster
Grote Lijster
Sprinkhaanzanger
Bosrietzanger
Kleine Karekiet
Spotvogel
Braamsluiper
Grasmus
Tuinfluiter
Zwartkop
Fluiter
Tjiftjaf
Fitis
Goudhaan
Vuurgoudhaantje
Grauwe vliegenvanger
Bonte vliegenvanger
Staartmees
Glanskop
Matkop
Kuifmees
Zwarte mees
Pimpelmees
Koolmees
Boomklever
Boomkruiper
Wielewaal
Grauwe Klauwier
Gaai
Ekster
Kauw
Zwarte kraai
Spreeuw
Huismus
Ringmus
Vink
1974-76
1983
1995-98
2011
1995-98
2011
>6
2-3
+
+
+
+
14
+
+
1 (t/m '74)
1 (t/m '74)
+
0
+
+
0
+
2-3
8
7
+
+
+
3
+
+
+
1
+
+
+
+
+
+
+
+
+
20
+
2
0-3
+
+
+
+
+
+
+
+
1
7
60
171
79
126
1-3
28
31
0
0
352
0
95
25
1
11-12
1
16
5
31
122
70-73
1
115
92
15
1
110
18
19
27
15
6
11-13
85
182
30
70
3-4
1
21
3
1-2
20
>400
>400
100-400
335
0
6
49
148
64
181
3
12
17
0
0
430
1
74
24
0
3
3
4
5
21
95
126
0
181
90
6
1
26
20
11
16
16
5
6
85
122
34
46
1
0
25
3
15
20
173
183
214
347
0
3
57
92
65
134
2
17
40
2
0
330
1
96
21
1
6
1
6
7
27
74
186
0
217
82
7
1
52
48
15
24
12
11
4
119
187
64
48
6
1
39
14
28
48
154
194
51
302
0
7
82
200
87
252
3
19
24
0
0
601
1
108
37
0
4
3
7
7
30
137
164
0
249
115
10
4
46
28
15
24
23
8
10
126
172
40
66
4
0
33
5
33
31
263
348
312
494
0
6
95
133
98
192
2
31
66
3
0
460
1
145
31
1
9
1
11
13
44
95
256
0
316
104
12
2
72
73
24
33
16
13
6
164
268
85
75
9
1
51
27
60
68
257
325
84
455
53
Tabel Kotten 2 (vervolg 2)
BROEDVOGELS KOTTEN
bij herhaalde karteringen in de jaren:
Kotten - klein
560 ha
Kotten - groot
871 ha
1974-76
1983
1995-98
2011
1995-98
2011
Groenling
Putter
Kneu
Goudvink
Appelvink
Geelgors
Rietgors
Ortolaan
+
0
+
10
+
+
1-2
8-9
3
0
20
2
6
46
1
6
18
0
14
13
14
34
0
0
48
9
22
19
10
58
0
0
30
0
18
19
21
51
0
0
72
12
38
27
17
87
0
0
aantal soorten
86
85
77
94
79
95
aantal paren
++
4000
3404
3697
4938
5466
De houtduif is in Kotten sterk vooruit gegaan.
54
Broedvogelinventarisatie Ratum 2012
Resultaten Ratum 2012 (tabel Ratum 1)
In 2012 werd in Ratum een gebied van ca. 860 ha integraal gekarteerd. Het betrof een herhaling van
de kartering uit 1979. Het aandeel bos/heide bedroeg ca. 300 ha (35%). Het gebied werd opgedeeld
in 6 proefvlakken die door middel van een rooster 8x gedurende het veldseizoen in de vroege
ochtend werden bezocht (zie kaart Ratum 1).
Kaart Ratum 1 (in grijs de boselementen)
55
De inventarisatie werd uitgevoerd door Frans ter Bogt, Jan Stronks, Pim Leemreise, Robert Kwak,
Rody Schröder en Sylvain Wamelink, soms vergezeld door jeugdleden Thijs Oonk en Benjamin
Wagener. Bert van Jaarsveld droeg zorg voor de uileninventarisatie tijdens een aantal nachtbezoeken.
De inventarisatie verliep voorspoedig en leverde 6004 territoria op verdeeld over 87 soorten
broedvogels (zie Tabel Ratum 1). Gezien het bosrijke karakter van Ratum vallen in de broedvogellijst
natuurlijk vooral de grote aantallen bosvogels op. Daaronder vooral veel Bosuilen, spechten (maar
liefst 15 Middelste Bonten!) en Appelvinken.
Voor Ratum bijzondere soorten waren Grauwe Gans (2), Nijlgans (4), Kwartel (2) en Kleine Plevier (1).
Naast de Kwartel waren ook boerenland vogels als Patrijs (3), Wulp (1), Scholekster (1),
Veldleeuwerik (1), Gele Kwikstaart (1) en Roodborsttapuit (1) aanwezig, al was het in zeer kleine
aantallen…. zie ook de volgende paragraaf. Meest opvallende fenomeen waren de 11 territoria van
de Boomleeuwerik. Ratum kan zich jaarlijks verheugen in een aantal territoria, maar de intensieve
inventarisatie van 2012 leverde er toch verrassend veel. Zie verder de bijdrage in het artikel over de
zeldzame broedvogels in dit jaarrapport.
Vergelijking met oude inventarisaties (tabel Ratum 2)
Zoals al hierboven al opgemerkt werd Ratum ook in 1979 uitgebreid gekarteerd. Daarnaast hebben
we weer de WCL-kartering. De gegevens van deze kartering werden in 1995 en 1996 verzameld.
Tabel Ratum 2 geeft een overzicht van de resultaten uit die drie perioden. Van een aantal soorten
betreft het voor 1979 een minimumschatting. Het aantal gevonden territoria per kartering is
weergegeven in tabel Ratum 2.
Onderstaand tabelletjes geven de aantalsveranderingen voor de beide perioden: over de langere
periode 1979 – 2012 resp. de kortere periode 1995-96 – 2012. Tevens is het gemiddeld aantal paren
per jaar over de drie periode weergeven.
56
Eerst de soorten waarvan de populaties zijn verminderd:
- 5 soorten zijn in de afgelopen 40 jaar uit het gebied verdwenen
- 18 soorten zijn sterk achteruit gegaan
- 6 soorten zijn minder sterk achteruit gegaan
∆%
Verdwenen
Sterk
achteruit
Achteruit
soortnaam
Tortelduif
Nachtzwaluw
Huiszwaluw
Nachtegaal
Grauwe Klauwier
Kievit
Patrijs
Koekoek
Ransuil
Veldleeuwerik
Boerenzwaluw
Zwarte Roodstaart
Spotvogel
Braamsluiper
Tuinfluiter
Fluiter
Fitis
Matkop
Ekster
Spreeuw
Huismus
Ringmus
Kneu
Houtduif
Turkse Tortel
Gele Kwikstaart
Heggenmus
Grauwe Vliegenvanger
Zwarte Mees
1979/2012
-100
-100
-100
-100
-100
∆%
199596/2012
-100
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
-100
6
-68
22
2
4
2
5
20
6
3
4
39
5
66
13
3
128
98
35
7
89
2
1
28
38
12
-57
-56
-57
-94
-81
-44
-79
-89
-44
-60
-52
-53
-85
-38
-51
-66
-60
-7
-50
-50
-33
-45
-29
200
-36
0
-90
-57
7
-25
0
-39
-78
-38
-25
300
-16
60
-77
-17
-18
-33
0
63
27
-40
aantal pr
gemiddeld
8
0
4
1
1
57
21 soorten zijn in aantal min of meer gelijk gebleven of de aantal fluctueerden zonder dat je van een
duidelijke trend kunt spreken.
∆%
Gelijk
soortnaam
Wespendief
Havik
Torenvalk
Wulp
Kerkuil
Bosuil
Grote Gele Kwikstaart
Winterkoning
Roodborst
Gekraagde Roodstaart
Merel
Grote Lijster
Sprinkhaanrietzanger
Bosrietzanger
Tjiftjaf
Bonte Vliegenvanger
Glanskop
Kuifmees
Wielewaal
Vlaamse Gaai
Goudvink
aantal pr
gemiddeld
1
1
1
1
1
6
2
90
136
17
161
10
1
2
114
19
23
11
3
19
8
58
1979/2012
0
100
++
0
100
15
-40
50
13
12
-2
0
0
0
-1
7
26
78
20
22
0
∆%
199596/2012
0
0
-50
0
100
++
200
-29
-8
54
-17
19
-50
25
22
170
0
-16
-25
0
20
Dan zijn er een groot aantal soorten die het wel goed deden:
- 13 soorten zijn licht vooruit gegaan
- 17 soorten zijn sterk vooruit
- 12 soorten hebben zicht nieuw gevestigd.
∆%
soortnaam
Buizerd
IJsvogel
Zwarte Specht
Kleine Bonte Specht
Boompieper
Witte Kwikstaart
Zanglijster
Grasmus
Staartmees
Koolmees
Boomkruiper
Vink
Geelgors
Sterk vooruit
Wilde Eend
Sperwer
Fazant
Houtsnip
Holenduif
Steenuil
Groene Specht
Grote Bonte Specht
Zwartkop
Goudhaan
Vuurgoudhaan
Pimpelmees
Boomklever
Kauw
Zwarte Kraai
Groenling
Appelvink
Nieuw
Grauwe Gans
Nijlgans
Kwartel
Scholekster
Kleine Plevier
Middelste Bonte Specht
Boomleeuwerik
Roodborsttapuit
Kramsvogel
Kleine Karekiet
Kortsnavelboomkruiper
Putter
Vooruit
aantal pr
gemiddeld
5
1
3
8
30
19
54
17
13
104
53
188
30
5
1
9
3
11
1
4
37
95
18
9
62
34
15
18
10
17
1
1
1
1
1
4
3
1
1
1
1
3
59
1979/2012
45
++
40
167
17
17
15
28
32
38
34
70
22
250
300
58
117
62
400
160
130
117
74
71
147
92
200
64
400
188
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
++
∆%
199596/2012
14
200
-46
-20
120
33
31
176
113
64
10
-7
73
91
100
36
333
75
++
44
12
91
30
89
82
69
-4
52
614
82
++
++
++
++
++
++
450
++
0
++
++
++
Als we deze trends samenvatten naar het type landschap dat de soorten in Ratum prefereren
ontstaat het navolgende beeld (langs de y-as het aantal soorten):
35
Nieuw
30
Sterk vooruit
25
Vooruit
20
Gelijk
15
Achteruit
10
wintergevoelig
natuur
water
moeras
oud bos
bos
naaldhout
jongbos
Verdwenen
vochtig bos
0
kleinschalig cultuurlandschap
Sterk Achteruit
agrarisch gebied
5
Net als bij Kotten zien we de grootste verliezen zien we bij de vogels van het agrarisch gebied en het
kleinschalig cultuurlandschap en ook de vogels van de vochtige en jonge bossen doen het weer
minder goed. Opvallend is wel dat het beeld wat minder somber is, aangezien ook in het agrarisch
gebied (vooral weer een aantal erfvogels) de nodige positieve trends zijn te vinden. De soorten die in
allerhande opgaande boselementen broeden zijn ook in Ratum over het algemeen vooruit gegaan;
vooral in oud bos en ook water, moeras en natuurterreinen hebben wat nieuwe vogels opgeleverd.
Er is dan ook de laatste jaren behoorlijk wat “nieuwe” natuur in en rond de Elzen en bij de
Muggenhoek-noord gerealiseerd met nieuwe soorten als Grauwe Gans en Nijlgans, Kleine Plevier,
Wulp, Scholekster en Boomleeuwerik.
Ven Heezen in Ratum
60
Tabel Ratum 1
BROEDVOGELS RATUM 2012 - 860 ha.
Grauwe Gans
2
Kleine Bonte Specht
24
Goudhaan
61
Nijlgans
4
Boomleeuwerik
11
Vuurgoudhaan
36
Wilde Eend
21
Veldleeuwerik
1
Grauwe Vliegenvanger
98
Wespendief
2
Boerenzwaluw
19
Bonte Vliegenvanger
73
Havik
2
Boompieper
Staartmees
49
Sperwer
4
Gele Kwikstaart
1
Glanskop
68
Buizerd
16
3
Matkop
27
Kuifmees
32
Grote Gele Kwikstaart
110
Torenvalk
1
Witte Kwikstaart
Patrijs
3
Winterkoning
231
Zwarte Mees
25
Kwartel
2
Heggenmus
83
Pimpelmees
249
Fazant
30
Roodborst
61
Koolmees
368
Scholekster
1
Zwarte Roodstaart
15
Boomklever
127
Kleine Plevier
1
Gekraagde Roodstaart
57
Kortsnavelboomkruiper
Kievit
11
Roodborsttapuit
Houtsnip
13
Merel
Wulp
1
Holenduif
42
Houtduif
187
376
1
415
Kramsvogel
Zanglijster
Grote Lijster
1
Boomkruiper
Wielewaal
Vlaamse Gaai
1
163
6
55
173
Ekster
4
31
Kauw
45
Turkse Tortel
2
Sprinkhaanrietzanger
1
Zwarte Kraai
Koekoek
7
Bosrietzanger
5
Spreeuw
239
Kerkuil
2
Kleine Karekiet
1
Huismus
190
Steenuil
5
Spotvogel
3
Ringmus
34
3
Vink
Bosuil
23
Ransuil
3
Grasmus
69
Groenling
50
IJsvogel
3
Tuinfluiter
78
Putter
13
13
Zwartkop
378
Kneu
10
Groene Specht
Zwarte Specht
Grote Bonte Specht
555
7
Fluiter
4
Goudvink
24
122
Tjiftjaf
342
Appelvink
69
Fitis
126
Geelgors
107
Middelste Bonte Specht
15
aantal soorten
87
aantal territoria
Braamsluiper
64
6004
61
Tabel Ratum 2
BROEDVOGELS RATUM
bij herhaalde karteringen in de
jaren:
1979
1995-96 2012
1979
Grauwe Gans
0
0
2
Roodborsttapuit
Nijlgans
0
0
4
Merel
Wilde Eend
6
11
21
Soepeend
0
1
0
Zanglijster
Wespendief
2
2
2
Grote Lijster
Havik
1
2
2
Sprinkhaanrietzanger
Sperwer
1
2
4
Buizerd
11
14
16
Torenvalk
1995-96
2012
0
0
1
423
498
415
0
1
1
150
132
173
31
26
31
1
2
1
Bosrietzanger
5
4
5
Kleine Karekiet
0
0
1
Kramsvogel
0
2
1
Spotvogel
14
4
3
**7
1
3
Braamsluiper
28
3
3
Kwartel
0
0
2
Grasmus
54
25
69
Fazant
19
22
30
Tuinfluiter
139
128
78
Scholekster
0
0
1
Zwartkop
174
198
378
Kleine Plevier
0
0
1
Fluiter
10
18
4
34
9
11
Tjiftjaf
344
281
342
6
3
13
Fitis
264
202
126
Goudhaan
35
47
61
Vuurgoudhaan
21
19
36
**177
77
98
Patrijs
Kievit
Houtsnip
Wulp
Holenduif
Houtduif
Stadsduif
Turkse Tortel
1
1
1
26
24
42
**200
228
187
0
1
0
Bonte Vliegenvanger
68
27
73
Grauwe Vliegenvanger
4
3
2
Staartmees
37
23
49
Tortelduif
42
12
0
Glanskop
54
68
68
Koekoek
16
11
7
Matkop
58
36
27
1
1
2
Kuifmees
18
38
32
Kerkuil
Steenuil
1
0
5
Zwarte Mees
35
42
25
Bosuil
20
6
23
Pimpelmees
101
137
249
Ransuil
7
3
3
Koolmees
266
224
368
Nachtzwaluw
1
0
0
Boomklever
66
75
127
IJsvogel
0
1
3
Kortsnavelboomkruiper
Groene Specht
5
9
13
Zwarte Specht
5
13
7
53
109
122
Middelste Bonte Specht
0
0
15
Kleine Bonte Specht
9
30
Boomleeuwerik
0
2
Veldleeuwerik
16
10
1
Boerenzwaluw
**99
44
19
Grote Bonte Specht
0
0
1
122
148
163
Wielewaal
5
8
6
Grauwe Klauwier
1
1
0
Vlaamse Gaai
45
55
55
24
Ekster
26
1
4
11
Kauw
15
47
45
Zwarte Kraai
39
42
64
Spreeuw
**385
285
239
Boomkruiper
Huiszwaluw
26
0
0
Huismus
**385
119
190
Boompieper
94
50
110
Ringmus
**99
145
34
Gele Kwikstaart
2
1
1
Vink
327
599
555
Grote Gele Kwikstaart
5
1
3
Groenling
10
7
50
52
46
61
0
0
13
Witte Kwikstaart
Tabel Ratum 2 (vervolg)
62
Putter
BROEDVOGELS RATUM
bij herhaalde karteringen in de
jaren:
1979
1995-96 2012
1995-96
2012
**25
12
10
Winterkoning
154
324
231
Heggemus
123
51
83
Kruisbek
0
3
0
Roodborst
333
407
376
Goudvink
24
20
24
7
0
0
Appelvink
24
38
69
Zwarte Roodstaart
27
14
15
Geelgors
88
62
107
Gekraagde Roodstaart
51
37
57
Rietgors
0
1
0
aantal soorten
78
82
87
Nachtegaal
aantal territoria
4419
Kneu
1979
4603 6004
**schatting
Een soort die in Ratum sterk vooruit gegaan is: de Groene Specht.
63
Broedvogel inventarisatie Dorp Lichtenvoorde 2012
Sylvain Wamelink
Inleiding
In 2012 heb ik het plan opgevat om de bebouwde kom van Lichtenvoorde op broedvogels te
inventariseren. Voor dit omvangrijke onderzoek kon ik putten uit bijna 40 jaar ‘Lichtenvoordeervaring’ en meer dan 15 jaar ‘vogelonderzoek-ervaring’. Daarom vond ik het opvallend dat er tot
2012 nog nooit een integrale gebiedstelling van het dorp Lichtenvoorde is uitgevoerd. Uiteraard
speelt hierbij een grote rol dat het inventariseren van een proefvlak in één van de buurtschappen van
Winterswijk, voor de gemiddelde vogelaar/onderzoeker, duidelijk meer in trek is dan een onderzoek
in de bebouwde kom van één van de woonkernen. De omstandigheden bij het inventariseren van
vogels in urbaan gebied zijn niet erg aantrekkelijk en niet eenvoudig. Veel soorten bereiken hoge
dichtheden en hebben hun zangpiek vaak een stuk vroeger in de ochtend dan in het buitengebied.
Dit betekend dat de onderzoeker vaak zeer vroeg uit de veren moet. Daarnaast bemoeilijken lawaai
en verkeersbewegingen, met name op doordeweekse dagen, het intensieve vogelonderzoek. Als
belangrijkste referentie voor dit onderzoek is de broedvogelinventarisatie van het dorp Winterswijk
(1988-1993) gebruikt.
Methode
Het volledige broedvogelonderzoek is slechts door één onderzoeker en in één onderzoeksjaar
uitgevoerd. Om dit omvangrijke onderzoek in één broedseizoen uit te voeren is er gekozen voor een
(licht) afwijkende onderzoeksmethode. De hier gebruikte methode is het door SOVON opgestelde
BMP alle soorten (BMP A) aangevuld met extra ronden waarbij gericht onderzoek is uitgevoerd naar
één specifieke soort (BMP = Broedvogel Monitoring Project). Om bijvoorbeeld van de gierzwaluw een
nauwkeurig verspreidingsbeeld te verkrijgen is het uitvoeren van (vroege) avondronden essentieel.
Aangezien door de week het werkverkeer al vroeg op gang komt is het lastig om zingende vogels te
horen. Daarom zijn een groot aantal tellingen in de weekenden (met name zondagochtend) en op
feestdagen uitgevoerd, wanneer de geluidshinder het minst is.
Het onderzoeksgebied is in 9 deelgebieden verdeeld en het totale oppervlak van het onderzochte
gebied omvat bijna 500 hectare. De deelgebieden zijn niet ingedeeld naar wijkstructuur, zoals tijdens
de broedvogelinventarisatie van het dorp Winterswijk, maar aanwezige infrastructuur en overige
(min of meer stabiele) lijnvormige grenzen als watergangen zijn lijdend geweest bij de uiteindelijke
gebiedsindeling. De grootte van de onderzochte deelgebieden ligt tussen de 50 en 85 hectare, terwijl
de gemiddelde omvang van de Winterswijkse plots in de dorpskern rond 18 hectare lag.
64
Resultaten
Het totale aantal vastgestelde broedvogelsoorten bedroeg 72. In totaal werden 7272 paren
vastgesteld. De totale dichtheid aan vogelparen bedroeg 1468 paren per km². De top-tien van
talrijkste broedvogelsoorten kent geen grote verrassingen voor een gemiddeld BMP-onderzoek.
Opvallend voor dit onderzoek is het ontbreken van gierzwaluw en kauw in de top-tien. Deze soorten,
en dan met name de gierzwaluw, zijn te typeren als echte dorpsvogels. Beide soorten
complementeerde in de periode 1988-1993 nog wel de top-tien (dorpskern) van de
broedvogelinventarisatie van het dorp Winterswijk. De plekken van de gierzwaluw en de kauw
werden in Lichtenvoorde ingenomen door groenling en pimpelmees/tjiftjaf.
De merel was, nauwelijks verrassend, met 1013 paren de talrijkste vogel, gevolgd door de huismus
(734 paren). Het ontbreken van kenmerkende stadsvogels als gierzwaluw en kauw in de top-tien kan
mede veroorzaakt zijn door recente renovatie- en sloopwerkzaamheden in en rondom het centrum
van Lichtenvoorde. Hierbij zijn met name de oudere (vooroorlogse) panden aangepakt. In deze
gebouwen treft men vaak invliegopeningen in de vorm van kieren en gaten in muren en ruimtes
onder dakgoten aan. Deze plekken zijn van oudsher de locaties waar bijvoorbeeld de honkvaste
gierzwaluw zijn nest bouwt.
Opvallend is de (hoge) dichtheid van enkele kenmerkende tuinvogels als groenling en heggenmus in
Lichtenvoorde. Met name de groenling vertoont in het werkgebied van de vogelwerkgroep een
positieve trend en is in Lichtenvoorde talrijker vertegenwoordigd dan bijvoorbeeld kauw en
winterkoning.
Ten opzichte van het dorp Winterswijk zijn met name oude bosvogelsoorten als appelvink en
boomklever matig vertegenwoordigt. Het ontbreken aan bomengroepen, lanen en tuinen van enige
omvang met een groot aandeel aan oude (loof)bomen met geschikte kieren en gaten is hier mede
debet aan.
Struweelvogels als de grasmus zijn lokaal en in lage dichtheden vertegenwoordigt. Vooral de
randzone van het onderzoeksgebied is in trek bij struweelvogels. In het centrale deel van het
onderzoeksgebied ontbreekt het vrijwel aan geschikt habitat en zijn kenmerkende struweelvogels
hooguit in structuurrijke tuinen en openbaar groen aan te treffen. Recentelijk is het groenbeheer van
de gemeente Oost Gelre aangepast. Bij uitvoering van dit groenbeheer wordt onder andere het
verwijderen van een lage struiklaag voorgesteld. Door het verwijderen van lage (doorn)struiken is
een essentieel habitat voor onder andere braamsluiper en tuinfluiter verloren gegaan. Een recente
achtergang van deze soorten in het dorp Lichtenvoorde is dan ook aan te nemen.
De toptien van de broedvogels van Lichtenvoorde in 2012.
notering
1
2
3
4
5
6
7
8
9a
9b
10
soort
Merel
Huismus
Vink
Houtduif
Koolmees
Turkse tortel
Spreeuw
Groenling
Heggenmus
Pimpelmees
Tjiftjaf
territoria
1013
734
688
623
448
297
282
277
276
276
267
65
Rode lijst
Er zijn 13 vogelsoorten vermeld op de Rode lijst van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten in
Nederland, de zogenaamde Rode lijst 2004, in het onderzoeksgebied vastgesteld. Het betreft hier de
volgende soorten: boerenzwaluw, grauwe vliegenvanger, groene specht, huismus, kneu, koekoek,
matkop, patrijs, ransuil, ringmus, spotvogel, steenuil en zomertortel.
De huismus is de talrijkste Rode lijstsoort in Lichtenvoorde en ruim verspreid in het dorp aanwezig.
Dit betekend zeker niet dat de huismus overal (nog) aan te treffen is. De huismus is in Lichtenvoorde
in de oude woonwijken en de middel-oude wijken (‘arbeiders-wijken’) goed vertegenwoordigt, maar
matig vertegenwoordigt in de meeste nieuwbouwwijken en zelfs (vrijwel) ontbrekend in oude
villawijken en wijken in aanbouw. De volledige resultaten van deze broedvogel inventarisatie zullen
in de loop van 2013 in digitale vorm (pdf-formaat) verschijnen. In de rapportage zal ondermeer de
verspreiding van de individuele broedvogelsoort in de verschillende wijktypen behandeld worden.
De Gierzaluw, geen soort van de Rode Lijst, maar wel een typische soort van steden en dorpen.
66
Broedvogellijst Lichtenvoorde dorp 2012.
soort
Grauwe gans
aantal
territoria
1
soort
aantal
territoria
Kleine karekiet
17
Wilde eend
38
Spotvogel
13
Soepeend
45
Braamsluiper
19
Kuifeend
1
Grasmus
40
Sperwer
1
Tuinfluiter
46
Buizerd
1
Tjiftjaf
267
Torenvalk
3
Zwartkop
178
Patrijs
1
Fitis
Fazant
8
Goudhaan
6
1
23
Waterhoen
37
Vuurgoudhaan
Meerkoet
10
Grauwe vliegenvanger
57
Bonte vliegenvanger
42
29
Scholekster
8
Kievit
14
Staartmees
Holenduif
22
Glanskop
6
Houtduif
623
Matkop
3
Turkse tortel
297
Kuifmees
1
Zomertortel
1
Zwarte mees
2
Koekoek
1
Pimpelmees
276
Steenuil
2
Koolmees
448
Bosuil
1
Boomklever
7
Ransuil
3
Boomkruiper
52
Gaai
25
Gierzwaluw
Groene specht
117
9
Ekster
105
Grote bonte specht
12
Kauw
262
Kleine bonte specht
1
Zwarte kraai
Oeverzwaluw
3
Spreeuw
282
Boerenzwaluw
29
Huismus
734
Witte kwikstaart
65
Ringmus
62
34
Winterkoning
119
Vink
688
Roodborst
230
Groenling
277
Heggenmus
276
Putter
39
Zwarte roodstaart
39
Kneu
30
Gekraagde roodstaart
30
Goudvink
15
1013
Appelvink
3
Zanglijster
84
Geelgors
1
Grote lijster
21
Totaal aantal territoria:
Bosrietzanger
16
Totaal aantal soorten:
Merel
67
7272
72
Verspreiding van de Gierzwaluw in de bebouwde kom van Lichtenvoorde in 2012.
68
Verspreiding van de Huismus in de bebouwde kom van Lichtenvoorde in 2012.
69
Impressie van de bebouwde kom van Lichtenvoorde (foto’s Sylvain Wamelink).
70
Kraanvogels in het Korenburgerveen (en het Wooldse Veen)
Barry Teunissen
Vanaf 2000 werden steeds vaker kraanvogels (Grus grus) in het natuurgebied Korenburgerveen
waargenomen. Kleine groepjes of solitaire beesten die hier tijdens de trek kwamen rusten en/of
slapen. Na één of enkele dagen vertrokken ze weer richting de overwinteringsgebieden of de
broedgebieden.
Sinds 2009 worden, naast doortrekkers en slapers, kraanvogels waargenomen die langer blijven in
het voorjaar gedurende de volgende perioden:

2009: 21 februari t/m 11 april

2010: 24 mei t/m 22 juni

2011: 7 februari t/m 1 mei

2012: 15 maart t/m 1 mei (deze vogels zijn daarna in het Wooldse Veen gezien en gehoord)
Onderstaand kaartje geeft de locaties van de waarnemingen weer.
71
In alle 4 de jaren was er een paar aanwezig. Of het steeds hetzelfde paar was is onbekend. Naast
rustende en foeragerende beesten werden ook roepende vogels gehoord. Vooral spectaculair waren
de duet-roepen, waarbij de vogels tegelijkertijd riepen of elkaar antwoordden. Soms ook een
roepende vogel op de grond, die antwoord kreeg van een rondvliegende vogel. De waarnemingen
concentreerden zich rond 2 locaties:

Het noordwestelijke deel van het Vragenderveen (achter Roel Langendoen)

Het Korenburgerveen, rond de Middeldijk en het galigaanveld.
Hoewel het broedbiotoop voor kraanvogels ogenschijnlijk aanwezig lijkt te zijn, werden geen
nestpogingen waargenomen. Mogelijk is het gebied toch te klein en is er daardoor onvoldoende rust,
waardoor de vogels verstoord zijn. Vanaf voorjaar 2010 zijn bij aanwezigheid van de kraanvogels de
werkzaamheden in het veen en de excursies opgeschort. Alleen de rondwandeling door de randzone
van het veen bleef toegankelijk.
In 2012 vertrokken de kraanvogels al in april (regelmatig even) naar het Wooldse Veen.
Daar werden ze waargenomen op 8, 23, 24 en 29 april en 5 mei. Onderstaand kaartje geeft de
locaties van de waarnemingen weer.
Ook hier werd de duet-roep van de kraanvogels gehoord (op een locatie net over de Duitse grens in
het Burlo-Vardingholter Venn). Gezien de rust in dit deel van het veen en de ontoegankelijkheid voor
mens en vos, lijkt het waarschijnlijk dat een eventueel broedgeval van kraanvogels hier meer kans
van slagen heeft. Wellicht mogen we hier in de toekomst het eerste broedgeval van de kraanvogel
tegemoet zien.
72
Resultaten ochtendtrektellingen in het najaar van 2012 op
De Vlijt
In het najaar van 2012 werd voor het 37 e seizoen de herfsttrek middels ochtendtellingen in beeld
gebracht. Voor het 25e seizoen op de huidige telpost bij De Vlijt aan de Driemarkweg in Winterswijk.
In totaal hebben we nu bijna 2000 ochtenden in het najaar geteld; 1962 om precies te zijn. Overigens
hebben we ook nog 256 ochtendtellingen in het voorjaar verricht. Daarbij is het voorjaar
gedefinieerd als week 1 t/m week 25 en het najaar als week 26 (laatste week van juni) t/m week 52.
In 2012 werden 51 tellingen verricht. De verdeling van het aantal tellingen over het seizoen was
behoorlijk goed, mede dankzij grote inzet van Thijs Oonk. Andere tellers die veelvuldig op de post te
zien waren zijn Pim Leemreise, Juun Timmerman, Benjamin Wagener en Robert Kwak. Af en toe
waren Jan Stronks, Frans ter Bogt, Henk Krajenbrink, Hans Schoppers en Geert Wamelink present.
73
Resultaten 2012
De eerste telling werd verricht op 29 juni en de laatste op 28 december. In die periode werden
87.432 exemplaren als trekker genoteerd verdeeld over 85 vogelsoorten.
maximum op één
dag
85
37
87.432
25.758
aantal soorten
aantal vogels
datum waarop het
maximum werd
genoteerd
20-okt
18-okt
De bijgevoegde tabel geeft een totaaloverzicht van de waargenomen vogels per soort met de
periode waarin ze werden gemeld en het maximum op één ochtendtelling.
Bijzondere meldingen waren:
Fuut
Kleine Rietgans
Mandarijneend
Krakeend
Pijlstaart
Rode Wouw
Grauwe Kiekendief
Visarend
Slechtvalk
Kraanvogel
Zwartkopmeeuw
Grote Mantelmeeuw
Kleine Bonte Specht
Duinpieper
Boomklever
Ekster
Zwarte Kraai
Europese Kanarie
1
2
1
1
1
1
1
1
1
19
2
2
1
1
1
1
2
1
20-jul
23-nov
10-aug
7-okt
10-aug
2-nov
27-sep
1-sep
10-aug
28-okt
12-jul
10-okt
20-sep
3-sep
20-sep
10-okt
20-okt
7-okt
74
& 10-okt
& 17-okt
TREKTELRESULTATEN OCHTENDTELLINGEN DE VLIJT – Herfst 2012
Uitleg: #wrndat = aantal data waarop de soort is gezien / #exx = totaal aantal getelde vogels / Nmax =
maximum op één ochtend / Data Nmax = datum met maximale aantal / eerste = eerste datum /
laatste = laatste datum
Fuut
Aalscholver
Grote Zilverreiger
#wrndata
#exx
Nmax
Data
Nmax
1
1
1
20-jul
20
7
445
13
138
6
eerste
laatste
27-sep
1-sep
3-jul
14-aug
28-dec
16-dec
Blauwe Reiger
7
13
4
7-okt
10-aug
28-okt
rietgans
Kleine Rietgans
2
1
470
2
467
2
28-dec
23-nov
20-okt
28-dec
Kolgans
15
1589
748
28-dec
29-sep
28-dec
Grauwe Gans
Soepgans
25
1
2258
1
464
1
2-nov
28-dec
29-jun
28-dec
6
171
51
21-okt
20-sep
28-okt
3
10
5
146
3
94
29-jun
20-okt
29-jun
16-aug
21-okt
28-dec
Mandarijneend
1
1
1
10-aug
Krakeend
Wilde Eend
1
6
1
77
1
37
7-okt
28-dec
14-aug
28-dec
Pijlstaart
Kuifeend
1
1
1
1
1
1
10-aug
17-aug
Rode Wouw
1
1
1
2-nov
Bruine Kiekendief
Blauwe Kiekendief
2
1
2
1
1
1
24-aug/7-okt
2-nov
24-aug
7-okt
Grauwe Kiekendief
1
1
1
27-sep
Sperwer
Buizerd
7
3
7
5
1
2
alle data
28-okt/2-nov
22-sep
28-okt
4-nov
23-nov
Visarend
1
1
1
1-sep
Smelleken
Slechtvalk
1
2
1
2
1
1
28-okt
10-aug/10-okt
10-aug
10-okt
Kraanvogel
1
19
19
28-okt
Scholekster
Kievit
2
1
4
17
2
17
29-6/12-7
14-okt
29-jun
12-jul
Watersnip
Witgatje
2
1
2
1
1
1
20-sep/7-okt
3-sep
20-sep
7-okt
Zwartkopmeeuw
1
2
2
12-jul
24
5
5020
23
1.894
14
12-jul
28-dec
29-jun
10-okt
28-dec
28-dec
Kleine Mantelmeeuw
2
2
1
27-jul/20-aug
27-jul
20-aug
Zilvermeeuw
Grote Mantelmeeuw
1
1
1
2
1
2
28-dec
10-okt
Canadese Gans
Brandgans
Nijlgans
Kokmeeuw
Stormmeeuw
Holenduif
Houtduif
Turkse Tortel
Gierzwaluw
7
99
50
20-okt
15-sep
28-dec
12
1
51172
2
16.749
2
18-okt
20-jul
10-okt
28-dec
9
132
33
29-jun
29-jun
4-aug
Data
75
#wrndata
#exx
Nmax
Nmax
1
1
1
1
1
1
1
1
1
15-sep
20-sep
7-okt
Veldleeuwerik
Oeverzwaluw
12
1
508
3
374
3
Boerenzwaluw
Huiszwaluw
25
9
2898
75
Grote Bonte Specht
Kleine Bonte Specht
Boomleeuwerik
eerste
laatste
20-okt
29-jun
7-okt
16-dec
595
37
20-sep
20-sep
10-jul
20-jul
7-okt
22-sep
Duinpieper
1
1
1
3-sep
Boompieper
Graspieper
16
16
60
1193
9
320
8-sep
13-okt
14-aug
15-sep
28-sep
4-nov
Gele Kwikstaart
13
61
11
2-sep
9-aug
20-sep
Grote Gele Kwikstaart
Witte Kwikstaart
3
26
4
149
2
52
10-okt
17-okt
7-okt
12-jul
20-okt
30-nov
Heggemus
18
96
16
15-sep
2-sep
28-okt
Merel
Kramsvogel
11
10
36
375
8
197
22-sep
28-okt
22-sep
7-okt
21-okt
7-dec
Zanglijster
15
125
60
7-okt
15-sep
18-nov
Koperwiek
Grote Lijster
14
6
942
15
267
7
18-okt
6-okt
7-okt
28-sep
23-nov
11-nov
Tjiftjaf
2
2
1
28-sep/6-okt
28-sep
6-okt
Goudhaantje
3
3
1
10-sep
18-okt
Zwarte Mees
Pimpelmees
9
16
85
328
19
102
10,17-sep/18okt
3,28-sep
20-okt
3-sep
3-sep
18-okt
11-nov
Koolmees
20
471
119
17-okt
10-sep
11-nov
Boomklever
Vlaamse Gaai
1
3
1
9
1
5
20-sep
10-okt
20-sep
20-okt
Ekster
1
1
1
10-okt
Kauw
Roek
6
8
323
84
215
32
10-okt
18-okt
7-okt
10-okt
28-okt
23-nov
Zwarte Kraai
1
2
2
20-okt
Spreeuw
Ringmus
27
3
2701
16
518
9
18-okt
18-okt
29-jun
10-okt
23-nov
18-okt
Vink
Keep
25
17
13423
893
7.190
496
18-okt
17-okt
20-sep
6-okt
7-dec
16-dec
Europese Kanarie
2
2
1
7,17-okt
7-okt
17-okt
Groenling
Putter
17
6
59
69
11
22
20-okt
17-okt
2-sep
6-okt
30-nov
20-okt
Sijs
11
238
76
18-okt
6-okt
11-nov
Kneu
Barmsijs
21
1
394
10
81
10
27-sep
23-nov
20-jul
2-nov
Kruisbek
3
8
5
18-okt
18-okt
11-nov
Appelvink
Geelgors
8
2
28
5
5
4
20-jul/8-sep
20-okt
20-jul
10-okt
4-nov
20-okt
Rietgors
9
19
4
2-nov
6-okt
30-nov
76
Vergelijking met vroeger najaren
Het gecorrigeerde seizoenssom 1 voor 2012 komt uit op 208.000 vogels. Dat is net onder het
gemiddelde over alle jaren van 215.000. Kortom qua aantallen was het een normaal jaar.
In totaal zijn er nu tijdens de ochtendtellingen 3.676.953 vogels geteld, verdeeld over 171 soorten
(incl. Raceduif, Soepgans en Soepeend).
Elk trekteljaar heeft zijn eigen hoogte en dieptepunten. Hoogtepunt van 2012 was de omvangrijke
mezeninvasie met vooral enorme aantallen Koolmezen. Gemiddeld komen er per jaar nog geen 200
voorbij en in 2012 meer dan 1.000.
1
De gecorrigeerde seizoenssom is een extrapolatie van het aantal waargenomen vogels als ware elke ochtend
geteld. Daarbij wordt uitgegaan van het berekende weekgemiddelde op basis van de uitgevoerde tellingen voor
elke standaardweek vermenigvuldigd met 7 en in week 52 vermenigvuldigd met 8.
77
Het najaar 2012 vergeleken
Door de seizoenssom in 2012 te vergelijken met het gemiddelde kunnen we zien welke soorten
relatief veel of juist relatief weinig zijn gezien in 2012.
De soorten waarvan in 2012 relatief weinig exemplaren werden gezien staand in de onderstaande
tabel.
Weinig in 2012
Gecorrigeerde Seizoenssom
Gem. 75-2012
2012
Δ%
Kievit
Zilvermeeuw
Boomleeuwerik
Kruisbek
Ringmus
3149
205
68
253
312
40
8
4
20
30
-99%
-96%
-95%
-92%
-90%
Geelgors
Barmsijs
Grote Gele Kwikstaart
Huiszwaluw
81
271
52
956
10
39
10
195
-88%
-86%
-81%
-80%
Roek
Witgatje
Watersnip
Vlaamse Gaai
Kleine Mantelmeeuw
Oeverzwaluw
Grote Lijster
Rietgors
1082
16
28
85
40
37
176
196
224
4
7
20
9
11
50
58
-79%
-78%
-77%
-77%
-76%
-72%
-72%
-70%
Gele Kwikstaart
Koperwiek
Veldleeuwerik
Scholekster
513
5489
2712
35
187
2036
1048
14
-64%
-63%
-61%
-60%
Sperwer
Boompieper
Witte Kwikstaart
46
375
749
19
168
341
-59%
-55%
-54%
3441
27
162
4
10
6
1773
14
89
2
6
4
-48%
-48%
-45%
-43%
-42%
-40%
Buizerd
Zanglijster
Heggenmus
27
533
362
18
361
248
-35%
-32%
-32%
Blauwe Kiekendief
Smelleken
Sijs
Duinpieper
Goudhaantje
5
5
893
5
10
4
4
679
4
8
-29%
-28%
-24%
-23%
-22%
Holenduif
Europese Kanarie
Gierzwaluw
Houtduif
303
6
652
124668
245
5
536
111449
-19%
-19%
-18%
-11%
Keep
Turkse Tortel
Merel
Kuifeend
Tjiftjaf
Grote Bonte Specht
Veel soorten die weinig werden gezien nemen over de hele onderzoeksperiode af (zie volgende
paragraaf). Soorten die toenemen en desalniettemin erg weinig werden gezien zijn waren
Boomleeuwerik, Kleine Mantelmeeuw en Zanglijster.
78
De sterk toenemende soorten als ganzen en de Grote Zilverreiger leverden ook in 2012 relatief veel
vogels op. Talrijke doortrekkers die het in 2012 extra goed deden waren Kokmeeuw en Vink.
Veel in 2012
Gecorrigeerde Seizoenssom
Gem 75-2012
2012
Δ%
Canadese Gans
Grote Zilverreiger
Grauwe Gans
Slechtvalk
Rietgans
51
5
686
1
590
547
53
6613
6
4310
970%
882%
863%
803%
630%
Koolmees
Nijlgans
Kleine Bonte Specht
Wilde Eend
Boomklever
Aalscholver
Visarend
Pijlstaart
Zwartkopmeeuw
154
57
1
121
1
309
1
1
2
1044
362
2
518
2
1231
4
4
7
578%
541%
333%
327%
302%
299%
264%
263%
252%
1
247
6749
3245
7
119
51
398
1
86
39
110
4
23682
4
724
19282
9183
16
247
95
736
2
155
67
164
6
28983
245%
193%
186%
183%
117%
107%
87%
85%
83%
81%
70%
48%
44%
22%
Rode Wouw
Pimpelmees
Kokmeeuw
Kolgans
Brandgans
Zwarte Mees
Appelvink
Kauw
Ekster
Putter
Kraanvogel
Stormmeeuw
Bruine Kiekendief
Vink
Trends over de periode 1975-2012
Aangezien we al vele jaren gestandaardiseerd tellen beginnen we aardig inzicht te krijgen in de
langetermijntrends van onze dagtrekkers. In het navolgende zijn de soorten gerangschikt op basis
van hun (lineaire) trend. Deze kan variëren van ”-1” = heel sterke achteruitgang tot “1” = zeer sterke
vooruitgang. Bij 0 is er geen trend aantoonbaar.
Alleen de soorten waarvan een redelijk aantal over de jaren zijn waargenomen zijn in de analyse
meegenomen. Deze steekproefomvang is weergegeven met het totaal aantal getelde vogels over alle
jaren. Is dit aantal klein dan moet de trend natuurlijk met een flinke korrel zout genomen worden.
Verder is onderscheid gemaakt in de hele periode van 1975-2012 (37 teljaren – niet in 1998) en de
periode van 1987-2012 (25 teljaren – niet in 1998). Daarbij is ook, op basis van de lineaire trend, het
aantal vogels aan begin en eind van de periode aangegeven en de jaarlijkse procentuele verandering.
Aangezien het om een lineaire trend gaat kan het berekende aantal voor 1975 of 1987 op een
negatief getal uitkomen; dan is de procentuele verandering met “++” (“nieuwe” trekvogels) of “+”
aangegeven (sterk toegenomen trekvogels in die periode).
79
Soorten waarvan de aantallen een sterk neerwaartse trend vertonen zijn:
Sterk Achteruit
8 soorten
Grote Lijster
Roek
Ringmus
Geelgors
Sperwer
Bonte Kraai
Torenvalk
Zomertortel
gemiddelde
seizoenssom
1975-2012
176
1.082
312
81
46
2
5
30
Nexx
4.040
23.727
8.136
1.638
924
30
91
263
trend
19752012
-0,645
-0,637
-0,635
-0,471
-0,452
-0,438
-0,437
-0,407
trend
19872012
-0,407
-0,688
-0,457
-0,278
0,119
-0,370
-0,214
-0,295
Aantalsverandering
over 37 jaar
1975
266
2.029
639
138
67
4
9
76
2012 Δ%/jr
84
-1,8
120
-2,5
-21
-2,8
24
-2,2
25
-1,7
-1
-3,5
0
-2,6
-16
-3,3
Aantalsverandering
over 25 jaar
1987
177
1.282
277
83
30
1
4
21
2012
109
240
89
32
38
0
2
4
Δ%/jr
-1,5
-3,3
-2,7
-2,5
1,0
-4,8
-2,0
-3,3
Van deze soorten lijkt alleen de trend van de Spewer in de laatste decennia ten goede gekeerd.
Soorten die duidelijk achteruit gaan maar minder sterk:
Achteruit
12 soorten
Blauwe Kiekendief
Wielewaal
Turkse Tortel
Kievit
Gele Kwikstaart
Kneu
Kauw
Witte Kwikstaart
Veldleeuwerik
Groenling
Duinpieper
Buizerd
gemiddelde
seizoenssom
1975-2012
5
3
27
3.149
513
964
398
749
2.712
159
5
27
Nexx
70
26
400
39.734
6.828
22.601
7.780
14.717
64.554
3.600
42
431
trend
19752012
-0,327
-0,285
-0,282
-0,260
-0,246
-0,191
-0,158
-0,123
-0,102
-0,075
-0,075
-0,069
trend
19872012
0,065
-0,058
-0,119
0,158
0,168
-0,215
0,582
0,126
0,074
-0,447
-0,227
0,376
Aantalsverandering
over 37 jaar
1975
9
6
43
4.289
651
1.147
513
819
2.993
170
6
31
2012 Δ%/jr
1
-2,4
0
-2,7
11
-2,0
1.991
-1,4
374
-1,1
778
-0,9
280
-1,2
677
-0,5
2.428
-0,5
147
-0,4
3
-1,4
23
-0,7
Aantalsverandering
over 25 jaar
1987
2
2
22
1.807
352
1.140
-51
630
2.412
227
11
6
2012 Δ%/jr
3
0,9
1
-1,9
14
-1,4
3.014
2,7
501
1,7
775
-1,3
608
+
760
0,8
2.819
0,7
107
-2,1
0
-4,2
36 21,7
Bij sommige soorten lijkt de teneur de laatste 25 jaren wat gunstiger uit te pakken, maar gezien het
feit dat we lineaire trends bekijken is het toch oppassen, zoals het voorbeeld van de Kievit toont.
Enkele betere jaren aan het begin van deze eeuw trekken de lijn wat omhoog, terwijl tegelijkertijd
het aantal in 2012 het laagste ooit was.
80
Soorten zonder duidelijke lange termijn trend zijn er 7. Daarvan is de Zilvermeeuw in de laatste jaren
wel sterk op zijn retour.
Geen trend
7 soorten
Boomvalk
Zilvermeeuw
Witgatje
Zwarte Roodstaart
Graspieper
Vlaamse Gaai
Knobbelzwaan
gemiddelde
seizoenssom
1975-2012
4
205
16
5
2.721
85
7
Nexx
42
1.641
155
77
57.412
2.357
95
trend
19752012
0,011
0,011
0,013
0,018
0,020
0,036
0,038
trend
19872012
0,223
-0,433
0,306
0,138
-0,122
-0,018
-0,036
Aantalsverandering
over 37 jaar
1975
4
198
16
5
2.674
72
6
2012 Δ%/jr
5
0,2
211
0,2
16
0,1
5
0,2
2.768
0,1
98
1,0
8
0,7
Aantalsverandering
over 25 jaar
1987
1
580
6
3
3.034
101
8
2012 Δ%/jr
6 12,0
-17
-4,1
22 10,0
7
4,1
2.451
-0,8
86
-0,6
7
-0,7
De vlakke trend bij de Zilvermeeuw komt voor uit een sterke toename in 70-er/80-er jaren gevolgd
door een sterke afname.
Mogelijk vooruit gaan:
Mogelijk
Vooruit
18 soorten
Wulp
Boerenzwaluw
Scholekster
Watersnip
Staartmees
Ijsgors
Kruisbek
Wilde Eend
Spreeuw
Merel
Barmsijs
Vink
Holenduif
Groenpootruiter
Grote Gele Kwikstaart
Huiszwaluw
Smelleken
Rode Wouw
gemiddelde
seizoenssom
1975-2012
Nexx
26
239
7.464 120.299
35
122
28
430
10
164
3
47
253
3.452
121
1.681
7.434 118.527
162
3.175
271
3.143
23.682 570.250
303
5.968
4
50
52
955
956
13.334
5
102
1
17
trend
19752012
0,066
0,073
0,086
0,092
0,095
0,096
0,104
0,105
0,118
0,121
0,131
0,131
0,132
0,148
0,153
0,156
0,170
0,191
trend
19872012
0,056
0,373
0,024
0,205
0,472
-0,173
-0,205
0,290
0,430
0,023
0,316
0,160
0,348
0,076
0,043
0,257
0,095
0,349
81
Aantalsverandering
over 37 jaar
Aantalsverandering
over 25 jaar
1975
2012 Δ%/jr
21
32
1,4
6.527 8.415
0,8
21
49
3,6
23
33
1,2
6
14
3,4
2
3
1,7
152
356
3,7
99
144
1,2
6.238 8.649
1,0
134
190
1,1
128
415
6,0
21.612 25.786
0,5
256
350
1,0
3
6
3,4
45
60
0,9
598 1.320
3,3
4
6
1,7
0
2
7,4
1987
2012 Δ%/jr
22
30
1,6
2.403 11.710 15,5
36
44
1,0
16
41
6,5
-7
23
++
4
2
-2,2
595
131
-3,1
67
172
6,2
2.058 11.901 19,1
172
183
0,3
15
475 120,4
21.388 26.856
1,0
178
394
4,8
4
6
1,9
53
57
0,3
324 1.624 16,0
5
6
1,2
0
2 37,0
Bij deze groep zitten een aantal schaarse soorten en invasiegasten. Dus de trend van deze soorten is
eigenlijk nog moeilijk te beoordelen. Frappant is wel dat er enkele soorten bij zitten waarvan uit
andere bronnen vaak van een achteruitgang wordt gesproken: Huiszwaluw, Boerenzwaluw, Spreeuw,
Scholekster en Watersnip. Bij de laatste twee is de steekproef overigens erg klein en is de trend dus
zeer onzeker. Bij de andere drie zien we het “Kievit-effect” van hierboven: een paar hele goede jaren
aan het begin van deze eeuw. Alleen bij de Boerenzwaluw zette dat ook in 2012 door.
82
Vooruit gaan de volgende soorten:
Vooruit
21 soorten
Kramsvogel
Koperwiek
Brandgans
Keep
Tjiftjaf
Oeverzwaluw
Sijs
Boompieper
Goudplevier
Gierzwaluw
Grote Bonte Specht
Europese Kanarie
Zwartkopmeeuw
Waterpieper
Blauwe Reiger
Visarend
Putter
Rietgors
Zwarte Mees
Stormmeeuw
Appelvink
gemiddelde
seizoenssom
1975-2012
Nexx
1.954
34.379
5.489 122.471
7
60
3.441
52.718
10
121
37
331
893
15.859
375
4.982
12
237
652
2.490
6
106
6
154
2
13
10
137
39
459
1
13
86
1.349
196
4.131
119
2.587
110
794
51
1.007
trend
19752012
0,217
0,229
0,239
0,242
0,245
0,247
0,268
0,280
0,285
0,287
0,291
0,300
0,306
0,324
0,337
0,341
0,345
0,345
0,365
0,382
0,396
trend
19872012
0,250
0,199
0,265
0,302
0,409
0,482
0,119
0,098
0,362
0,169
0,434
-0,340
0,341
0,330
0,143
0,329
0,427
0,008
0,114
0,040
-0,099
Aantalsverandering
over 37 jaar
1975
1.422
4.023
-6
2.142
2
4
575
255
2
57
2
4
-3
-5
18
0
52
127
-11
5
18
2012 Δ%/jr
2.495
2,0
6.977
2,0
21
++
4.762
3,3
19 23,8
70 41,0
1.216
3,0
496
2,5
22 34,1
1.256 56,4
10
9,1
9
4,5
7
++
26
++
61
6,6
2
+
119
3,5
266
2,9
252
++
217 106,8
85
9,9
Aantalsverandering
over 25 jaar
1987
1.438
4.686
-8
1.803
-4
-26
854
372
-1
462
0
12
-4
-5
38
0
49
229
131
150
77
2012 Δ%/jr
2.661
3,4
7.369
2,3
28
++
5.508
8,2
27
+
98
+
1.163
1,4
460
0,9
28
+
1.269
7,0
13 120,8
6
-2,1
9
++
32
+
58
2,1
3
+
132
6,8
232
0,1
221
2,8
174
0,6
61
-0,8
Bij de meesten van deze soorten kunnen we wel van een systematische trend spreken. Appelvink en
vooral Europese Kanarie lijken echter weer af te nemen.
83
Het totale aantal vogels is duidelijk toegenomen. Dat komt vooral op het conto van de sterk
toegenomen Houtduif
Sterk
Vooruit
17 soorten
aantal exemplaren
Gecorrigeerde Seizoenssom
trend
Gem 75-2012
2012 Δ%
75-2012
Nexx
214.841 208.336
-3%
0,477 3.676.746
Er is tenslotte ook een flinke groep die tijdens de ochtendtellingen steeds meer zijn gezien:
Sterk
Vooruit
21 soorten
Goudhaantje
Houtduif
Kokmeeuw*
Beflijster
Bruine Kiekendief
Smient
Goudvink
Grote Zilverreiger
Rietgans
Boomleeuwerik
Slechtvalk
Zanglijster
Canadese Gans
Heggemus
Koolmees
Kleine
Mantelmeeuw
Kolgans
Grauwe Gans
Pimpelmees
Nijlgans
Aalscholver
gemiddelde
seizoenssom
1975-2012
Nexx
10
204
124.668 2.233.213
6.749
25.410
trend
19752012
0,404
0,411
??
trend
19872012
0,242
0,130
0,417
Aantalsverandering
over 37 jaar
Aantalsverandering
over 25 jaar
1975
2012 Δ%/jr
-4
24
++
58.462 191.947
6,2
??
??
??
1987
2012 Δ%/jr
6
25 13,1
129.970 174.488
1,4
3.604
9.883
7,0
1
4
24
44
5
590
68
1
533
51
362
154
30
69
253
674
55
3.379
1.404
14
11.463
638
7.415
3.155
0,418
0,428
0,461
0,468
0,473
0,476
0,481
0,492
0,517
0,526
0,534
0,571
0,238
0,254
0,470
0,334
0,549
0,362
0,472
0,468
0,269
0,503
0,080
0,501
0
0
-21
-9
-9
-277
-28
-1
217
-46
169
-25
2
8
69
99
20
1.471
165
2
854
150
558
337
++
++
++
++
++
++
++
++
7,9
++
6,2
++
1
3
-19
20
-11
110
-17
0
491
-31
435
32
2
8
87
105
27
1.593
199
2
823
181
479
377
10,5
7,5
++
17,3
++
53,9
+
++
2,7
+
0,4
43,3
40
3.245
686
247
57
275
20.904
8.566
5.013
714
0,576
0,612
0,620
0,659
0,742
0,437
0,489
0,674
0,504
0,805
-18
-1.771
-763
-88
-63
99
8.342
2.159
587
178
++
++
++
++
++
11
507
-796
92
-59
106
9.078
2.784
619
226
35,5
67,6
+
23,0
+
309
4.469
0,801
0,797
-235
861
++
-105
1.011
+
*van de Kokmeeuw zijn in de beginjaren geen aantallen genoteerd ivm slaaptrekbewegingen over de
oude telposten
Vooralsnog lijken er dus meer winnaars te zijn dan verliezers. Hoe dat beklijft zal blijken. Een aantal
van deze sterk toegenomen soorten bleek immers in 2012 niet zo best te scoren, zoals aan het begin
van deze paragraaf al werd gemeld.
Kortom: weer flink tellen in 2013!!
84
De geschiedenis van een verloren vogel
Over de teloorgang van de Ortolaan (Emberiza hortulana) in de Oost-Achterhoek
Jan Rademaker
Mei 1968
De ontmoeting
Het was nog vroeg die ochtend. Een waterig zonnetje scheen lauw op enkele koeien, die de laatste
dauw van de velden hapten. Langs de bolle zandweg regen telefoondraden weilanden en essen aan
elkaar. Nog niet geheel doordrongen van het feit dat koffie onmisbaar is voor een vogelaar, werd ik
opgeschrikt door een wat neuzelig, monotoon liedje. Een aantal strofen. Eerst voorzichtig, later een
reeks van zes heldere tonen met een aflopend einde. Het was geen Geelgors op de draad. Het
duurde even voor ik het samenspel van geel, olijfgroen, bruinoranje herkende als de Ortolaan. De
gezichtsuitdrukking deed mij mysterieus aan. Een ontmoeting met gevolgen.
Alle kleuren waren nog goed te zien: de roze snavel lichtte op onder het lamplicht.
De gele oogring op de groene kop leek er met een fijn naaldje in geëtst.
(uit: De Ortolaan van Maarten ’t Hart, 1984)
Inleiding
Vanaf 1968 volg ik de Ortolaan, van 1970 tot 1974 in een aantal proefvlakken uitgekozen met behulp
van een geologische kaart en vanaf 1974, in VWG verband, vlakdekkend het hele oostelijke
werkgebied. Er is onderzoek gedaan naar de verspreiding, populatieontwikkeling, ecologie en
broedbiologie van de soort. In verschillende publicaties is hier verslag van gedaan (Rademaker &
Grotenhuis 1984, VWG ZOA 1985, Rademaker 1997).
In dit artikel wordt het laatste broedgeval uit 2001 besproken en wordt de ontwikkeling van de
laatste jaren geschetst, aangevuld met algemene informatie.
Hij zong. Tatatata-tsietsjie. Net een polsstokhoogspringer die tijdens de aanloop afziet
van een sprong (uit: Het Scheepsorkest van Koos van Zomeren, 1989)
85
Aankomst
In 2001 werd een ♂ waargenomen op 13 mei. Op 20 mei voegde zich een vrouwtje bij het mannetje.
Het paar was een week actief en begon al op 21 mei met de nestbouw in een ruderaal graanperceel
op een kleine es op Landgoed De Haar. Helaas werd eind mei de akker omgeploegd en vertrok het
paartje.
De eerste aankomst van de mannetjes is van midden april tot begin mei. Vrouwtjes komen enkele
dagen later aan dan de mannetjes (tot 8 dagen). De meeste vogels komen aan in de periode 24 april
en 14 mei.
De ortolaan is door velen beschouwd als een mooi weer zanger. Dat is ten dele zo. Het is ook een
vroege ochtend zanger, die vooral in de eerste weken na aankomst rond zonsopkomst zingt.
Zangactiviteit over de dag, van een uur voor zonsopkomst t/m 4 uur erna .
percentage zingende m.
zangaktiviteit in de loop van de ochtend
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
-45
-60
-15
15
45
75
105 135 165 195 225 255
-30
0
30 60 90 120 150 180 210 240 300
tijdstip t.o.v. zonsopkomst (0) - per half uur
86
Aankomst van de mannetjes over het jaar. Eerste waarneming over de jaren per locatie (n = 572).
Periode 1970-2002.
Habitat
Op 10 juni 2001 werd een zingend mannetje, 2 strofe zang, waargenomen in de eikenhoutwal langs
een middelgrootte es op het landgoed Hijink. Het perceel was ingezaaid met zomergraan. Het
mannetje zong vanuit de wal, maar ook van een weidepaal en vanaf de grond.
De Ortolaan is een vogel van het kleinschalige cultuurlandschap met essen met afwisselende
graanvelden, samen met hakvruchten, aardappelen en kruidenrijke randen en weggetjes. Omzoomd
door bosranden, houtwallen, singels, wegbeplantingen. Meestal met Zomereiken. Zangposten waren
telefoon- en elektriciteitsdraden, bomen, weidepalen en soms werd er vanaf de grond gezongen. Er
werd gefoerageerd in de bomen, de kruidenrijke randen en in percelen met hakvruchten en
aardappelen.
In de graanvelden werd gebroed. Het was van groot belang dat winter- en zomergraan naast elkaar
werd verbouwd. Ook de hoogte van de halmen en de dichtheid waarmee gezaaid is, was van belang.
De optimale hoogte is 20 cm (15-35 cm), de optimale dichtheid ligt tussen 7,5 en 12,5 cm.
In de laatste jaren is de hoogte en dichtheid sterk toegenomen en de geschiktheid van de percelen
daarmee afgenomen.
87
Broedbiologie
Op 13 juni werd het mannetje in gezelschap van een vrouwtje waargenomen. Het mannetje zong
volop 2 en 3 strofen-zang en het vrouwtje antwoordde met contactroepjes. Op 17 juni was het paar
nog aanwezig en op 18 juni werd waargenomen dat het mannetje het vrouwtje voerde. Tevens zong
het mannetje nog. Op 20 juni maakte het mannetje verschillende voedselvluchten en zijn
contactroepjes te horen (bit/jup en tjuuuurstruup roep). Het mannetje zong niet veel meer. Op 26
juni scharrelden er 3 jongen rond het nest. Mannetje en vrouwtje maakten voedselvluchten. Het
mannetje zong en riep herhaaldelijk (psi roep), het vrouwtje ook (psi en jui roep) en de jongen
antwoorden (bi en psi roep).
Het is mogelijk dat het paar welke eerst op De Haar werd waargenomen, de es op het landgoed
Hijink had uitgekozen voor een vervolglegsel. Dan heeft het paar zich vrij snel verplaatst en is voor 10
juni al begonnen met het maken van een nest en het leggen van eieren. De eieren zijn gelegd
omstreeks 1 juni, het broeden is omstreeks 5 juni begonnen en de eieren zijn ongeveer 16 juni uit
gekomen.
De mannetjes kiezen een locatie en maken dat door baltsvluchten duidelijk. Ze zingen intensief,
vliegen boven het perceel, verjagen en vervolgen concurrerende mannetjes, zitten op een zangpost
en vertonen dreigend gedrag (o.a. staartspreiden). De vrouwtjes bouwen het nest alleen, vaak wel
onder begeleiding van de mannetjes. Het nest wordt in 2 à 3 dagen gebouwd. De meeste nesten
worden in graanpercelen gebouwd. Van 5 tot ruim 50 meter uit de perceelsgrens. De ortolaan maakt
een grondnest. Het nest bestaat uit een buitenrand van o.a. grashalmen en een kom; er is nauwelijks
sprake van een dikke nestbodem, waardoor de soort is aangewezen op warmtevasthoudende
bodems (esgronden). Het nadeel van een grondnest zijn kansen op predatie en overstroming bij
hevige slagregens. Naast predatie een van de oorzaken van het verloren gaan van broedsel. Er
worden 4 à 6 eieren gelegd, 1 tot 2 dagen nadat het nest gereed is. De broedduur is 11 tot 12 dagen.
Na 9 à 10 dagen komen de eieren uit. De jongen blijven 9 tot 11 dagen in het nest. Gedurende 4 tot 6
dagen scharrelen de jongen in de buurt van het nest en worden nog gevoerd door beide ouders.
De jongen worden in de eerste 5 tot 6 dagen 4 tot 9 keren gevoerd, later 11 tot 19 keren per dag.
Er wordt in de regel 1 keer gebroed en er komen geregeld vervolglegsels voor. In het ons
onderzoekgebied zijn geen tweede broedsels vastgesteld. In ons werkgebied zijn 1,2 tot 3,6
uitgevlogen jongen per paar in de periode 1974-1990 vastgesteld.
88
Onderstaande figuur geeft het gemiddeld aantal jongen per succesvol broedpaar weer van 1974 1994.
Verspreiding
De locatie van het broedende paar in 2001 was een bekende en over vele jaren gebruikte
broedlocatie. De es op Landgoed Hijink is een traditionele broedlocatie van de Ortolaan. De es is met
maximaal 3 paar per jaar bezet geweest van 1970 tot 1988.
De ortolaan kwam sterk geclusterd voor op de essen in het oude hoevenlandschap. Met name in het
oostelijk en zuidelijke deel van het werkgebied.
In Nederland leefde de Ortolaan aan het rand van zijn verspreidingsgebied. De soort was een
regelmatige broedvogel in ZO Groningen, Achterhoek en Limburg. In deze eeuw is het een
onregelmatige broedvogel, die in feite als uitgestorven beschouwd moet worden.
Het bolwerk in Limburg sloot aan op de populaties in Vlaanderen en het Rheinland. De populatie van
de Oost-Achterhoek sloot aan op die van Westfalen. De Ortolaan in ons werkgebied had hetzelfde
dialect als de populatie in Westfalen.
In Westfalen is de soort ook langzamerhand verdwenen. Broedden er rond 1985 nog circa 120 paar,
in 2000 nog 20 paar en in 2006 de laatste 4 paar. In 2007 is er geen broedgeval meer waargenomen
in Noordrijn-Westfalen.
89
Voedselzoekende Ortolaan langs een onverharde weg.
Een es met graan, een zandweg en oude eiken, maar geen Ortolaan meer. Gelderesch Meddo.
90
Populatieontwikkeling
Het broedpaar in 2001 op Landgoed Aarnink was een verrassing. Al jaren was er geen broedgeval
meer geconstateerd en waren er alleen verspreid voorkomende ongepaarde mannetjes
waargenomen.
In 1994 heeft een paar een broedpoging gedaan in de Haart. Deze is mislukt. Ook in 2000 heeft een
paar een poging gedaan op een ruderale roggeaker. Helaas werd ook deze akker omgeploegd en
verdween het paar.
In onderstaande tabel zijn de waarnemingen tussen 1998-2001 weergegeven.
Blok
Locatie
41-16 Broekhuis
41-25 Korenburger es
41-25 Mentink
41-35 Haart
41-35 Kotmans
41-36 Woold Zuid
41-36 Aarnink
41-37 Oosink
Jaar
Aantallen
1999
2001
1998
1999
2000
2001
1998
2000
2001
1998
1999
2001
2001
1998
2001
2001
1998
1999
2001
1 man
1 man
2 man, 1 paar
1 man
1 man
1 man
1 man
1 paar
1 man
1 man
1 man
1 man
1 man
2 man
1 man
1 paar
1 man
1 man
2 man
Broedcode
0
0
4
4
1
4
0
3
0
1
0
1
1
4
1
12
4
1
4
91
In onderstaande grafiek is het aantal territoria van de Ortolaan per jaar in de Zuidoost-Achterhoek in
de periode 1972 – 2012 weergegeven.
92
Discussie
Het verdwijnen van de Ortolaan uit het Achterhoekse landschap, uit Nederland en uit NoordrijnWestfalen is uitgebreid beschreven (Rademaker 1997, van Noorden 2002, von Bulow e.a. 2009,
Bernardy 2009).
De achteruitgang van de populatie begon al in het begin van de zeventiger jaren. Vooral vanaf 1977
ging de Ortolaan sterk achteruit in de Oost Achterhoek. Met name door grote veranderingen in het
kleinschalige agrarische landschap. Vooral de sterk toegenomen verbouw van maïs en het
verdwijnen van variatie van gewassen op de essen. De afwisseling van winter- en zomergraan,
aardappels en hakvruchten verdween. Maïsakkers zijn ongeschikt als broedhabitat. Tevens door de
toename van meststoffen en andere teeltmethoden werd het broedareaal steeds kleiner. De hoogte
van het wintergraan nam steeds meer toe en de dichtheid van de planten ook. Verder verdwenen de
akkerkruiden en werd het voedselaanbod kleiner. Door de plaatstrouw van de Ortolaan vond de
soort bij terugkeer uit de overwinteringgebieden een ongeschikt broedhabitat aan en moest op zoek
naar andere plekken.
De kansen op hervestiging van de Ortolaan zijn niet groot. De West Europese populatie staat zwaar
onder druk in zijn geheel. Alleen in het oosten van Duitsland, Noord Scandinavië en Oost Europa zijn
nog stabiele populaties.
Dankwoord
Een woord van dank is verschuldigd aan alle waarnemers. Tevens dank aan Robert Kwak voor de hulp
bij de totstandkoming van dit artikel.
Literatuur
Bernardy, P. (2009): Ökologie und Schutz des Ortolans (Emberiza hortulana) in Europa- IV.
Internationales Ortolan Symposium.
Bülow, B. von, M. Kipp & P.Schnitzler: Ortolane in Nordrhein- Westfalen verschwunden? in Bernardy,
P (zie boven).
Noorden, B. van,: De ortolaan (Emberiza hortulana): 492-493 in SOVON, 2002. Atlas van de
Nederlandse Broedvogels 1998-2000.
Rademaker, J. en J. Grotenhuis: De biotoopkeus van de Ortolaan in de Zuidoost-Achterhoek . Het
Vogeljaar 32: 141- 145.
Rademaker, J.: Der Ortolan in der südöstlichen Achterhoek, Niederlande. II Ortolan Symposium,
Westfalen: 113-120.
VWG Zuidoost –Achterhoek,(1985): De Broedvogels van Winterswijk.
93
Natuurwaarden in graanakkers en akkerfaunaranden rond
Winterswijk
Sylvain Wamelink
Inleiding
In 2011 heeft het ministerie EL&I een overeenkomst gesloten met Stichting Waardevol
Cultuurlandschap Winterswijk, als één van 4 de boerencollectieven, om invulling te geven aan de
GLB-pilot (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid). Een onderdeel van de pilot in Winterswijk is een
aantal diensten die agrariërs kunnen leveren die onderdeel uitmaken van het zogenaamde
Ortolanenpakket. Om het effect van dit type agrarisch natuurbeheer op de biodiversiteit te bepalen
zijn in 2012 een aantal clusters van deelnemende percelen door Staring Advies geïnventariseerd op
natuurwaarden. De diensten in het Ortolanenpakket betreffen voor de meeste percelen nieuwe
ontwikkelingen, zoals omvorming naar graanakker, akkerfaunaranden en stoppelvelden. Het effect
van deze veranderingen op de biodiversiteit, ten opzichte van het reguliere agrarisch gebruik, zijn
middels gericht veldonderzoek in beeld gebracht. Soortgroepen die (op korte termijn) profiteren van
deze vorm van agrarisch natuurbeheer zijn naar verwachting met name insectengroepen als
dagvlinders, libellen en sprinkhanen en de broedvogels. Verspreid in het pilot-gebied Winterswijk zijn
10 clusters van percelen op deze soortgroepen geïnventariseerd. Ter vergelijking van de percelen in
de 10 clusters zijn aangrenzende 5 bouwlandpercelen, waar geen GLB-diensten voor zijn af gesloten,
ook geïnventariseerd. Dit artikel gaat alleen in op het broedvogelonderzoek.
Akkers worden jaarlijks bewerkt en ingezaaid met een cultuurgewas dat jaarlijks wordt geoogst. In de
kruidlaag van de bouwlanden waar de GLB-dienst ‘Traditionele graanteelt op de essen’ voor zijn
afgesloten en de GLB-dienst ‘Akkerfaunarand’ komen kenmerkende kruiden voor, de zogenaamde
akkerkruiden. De zaden van akkerkruiden zijn van bijzonder belang voor allerlei vogelsoorten van het
agrarisch gebied als patrijs en geelgors. Naast voedselbron zijn deze akkers en akkerfaunaranden van
grote waarde als dekking en broedlocatie voor vogels.
Om inzicht te krijgen in de betekenis van de bouwlanden en akkerfaunaranden voor (akker)vogels,
waar de GLB-diensten ‘Traditionele graanteelt op de essen’ en ‘Akkerfaunarand’ zijn afgesloten, zijn
broedvogelinventarisaties uitgevoerd. In de periode eind mei tot en met half juli 2012 zijn de vooraf
geselecteerde clusters en aangrenzende bouwlandpercelen, waar geen GLB-diensten voor zijn af
gesloten, geïnventariseerd op de aanwezigheid van broedterritoria van met name ‘akkervogels’, zoals
de patrijs, gele kwikstaart, graspieper, veldleeuwerik, scholekster en kievit. Daarnaast zijn ook
broedterritoria vastgelegd van alle andere aanwezige vogels binnen de clusters en van territoria in de
aangrenzende landbouwpercelen en houtige opstanden.
94
Resultaten
Een aantal van de in de periode mei-juli 2012 onderzochte clusters bevonden zich binnen de
broedterritoria van 19 broedvogelsoorten (53 territoria), waaronder boomleeuwerik, boompieper,
bosrietzanger, geelgors, gele kwikstaart, grasmus, graspieper, kievit, kneu, kwartel, patrijs,
veldleeuwerik en wulp.
Buiten de onderzochte clusters, maar wel binnen de invloedszone van 50 meter, zijn in totaal 537
broedterritoria van 61 broedvogelsoorten vastgesteld. Onder andere territoria van enkele zeldzame
soorten als grauwe klauwier en roodborsttapuit zijn binnen de invloedszone van 50 meter
aangetroffen. Naast deze twee soorten zullen ook de 59 overige soorten gebruik maken van de
aangrenzende bouwlandpercelen en akkerfaunaranden. Met name de ingezaaide akkerfaunaranden
fungeren als belangrijke voedselbron voor allerlei vogelsoorten. Door het gebruik van, voor insecten
aantrekkelijke, zaadmengsels bieden de akkerfaunaranden een geschikt leefgebied voor
verschillende soorten insecten en daarbij ook een ideaal foerageerlocatie voor allerlei
insectenetende vogelsoorten.
In onderstaande tabel zijn de resultaten van het onderzoek naar de broedvogels weergegeven.
Akkerfaunarand
ingezaaid 6,7 ha.
aantal
Fazant
Patrijs
Kwartel
Scholekster
Kievit
Wulp
Boomleeuwerik
Veldleeuwerik
Boompieper
Graspieper
Gele Kwikstaart
Witte Kwikstaart
Merel
Bosrietzanger
Grasmus
Tuinfluiter
Fitis
Vink
Kneu
Geelgors
Totaal aantal territoria
Totaal aantal soorten
terr.
5
terr./100ha
75
1
15
1
15
1
15
3
4
1
45
60
15
1
3
3
15
45
45
23
10
343
Akkerfaunarand
overstaand graan
2,1 ha.
aantal
terr.
2
terr./100ha
95
1
Graan 31,1 ha.
aantal
terr.
2
1
2
terr./100ha
6
3
6
3
1
1
10
3
3
4
13
1
1
1
3
2
3
3
3
10
6
2
3
6
10
27
14
87
Maïs 12,9 ha.
aantal
terr.
4
1
terr./100ha
31
8
1
6
8
47
12
4
93
48
3
2
143
95
Vergelijking broedvogels percelen met en zonder GLB-dienst
Naast een selectie van een aantal bouwlandpercelen en percelen met akkerfaunaranden, waarvoor
de GLB-diensten ‘Traditionele graanteelt op de essen’ en dienst ‘Akkerfaunarand’ zijn afgesloten zijn
ook vijf maïspercelen waarvoor geen GLB-dienst is afgesloten onderzocht op broedvogels en
insecten. Dit om een vergelijking tussen gangbaar bouwlandgebruik (maïs) en het ortolanenpakket
mogelijk te maken.
Door het gebruik van mechanische en chemische onkruidbestrijding na 1 juni niet meer toe te staan
wordt de vestigingsmogelijkheid voor allerlei akkerkruiden gestimuleerd. Direct gevolg hiervan is
aanwezigheid en toename van structuur en voedselmogelijkheden voor allerlei broedvogels, insecten
en kleine zoogdieren. Met name de maïspercelen (zonder GLB-diensten) ontwikkelen zich in een
regelmatig tempo waardoor afwisseling in structuur vrijwel nihil is. Verder staan de maïsplanten
zodanig dicht op elkaar dat er in de periode juli-oktober van zoninval, en daarmee mogelijke
vestiging van akkerkruiden, geen sprake kan zijn. Uiteraard zorgt het gebruik van mechanische en
chemische onkruidbestrijding voor beperkte vestigingsmogelijkheden voor allerlei akkerkruiden.
Lokaal zijn de randen, grenzend aan zonbeschenen greppels of slootkanten, van deze maïspercelen
begroeid met algemene akkerkruiden. Het is daarom niet verwonderlijk dat de percelen met GLBdiensten duidelijk meer in trek zijn bij vogelsoorten die een gevarieerd voedselaanbod van zowel
insecten als zaden prefereren. Een groot deel van deze soorten vestigen zich pas vrij laat (vanaf mei)
in het broedseizoen in het gebied. En bij vestiging van deze zomervogels in het gebied bieden de
‘kale’ maïsakkers nauwelijks geschikte broedgelegenheid in de vorm van ruigteranden of
structuurrijke vegetaties met akkerkruiden. Daarnaast is het essentiële voedselaanbod in de vorm
van een brede verscheidenheid aan insectensoorten- en groepen nauwelijks op deze maïspercelen
voorhanden. De maïspercelen zijn daarentegen wel aantrekkelijk voor ‘vroege vogels’ als kievit en
scholekster. Deze soorten hebben reeds jongen wanneer de eerste zomervogels zich in Nederland en
in het gebied vestigen. Echter het hoofdmoot van het bulkvoedsel voor de jongen van deze
akkervogels wordt gevormd door bodemdieren als regenwormen, emelten en ritnaalden. Vliegende
insecten en insecten die in hogere grasvegetaties aanwezig zijn worden door bijvoorbeeld kieviten
zelden als voedsel voor hun jongen verzameld. Daarentegen vormen deze insecten een belangrijk
voedselbron voor zomervogels als bosrietzanger, gele kwikstaart en grasmus.
Conclusie
Maïspercelen zijn door het ontbreken van enige structuur en afwezigheid van een groot en
gevarieerd aanbod aan insecten en zaden nauwelijks geschikt en interessant voor zomervogels als
bosrietzanger, gele kwikstaart en grasmus. Omdat maïspercelen in het (vroege) voorjaar vaak kaal
zijn hebben weide- en akkervogels als kievit en scholekster goed zicht op vijanden en de eieren liggen
er goed gecamoufleerd. De kale en open maïspercelen zijn daarom voornamelijk geschikt als
broedgebied voor deze weide- en akkervogels. De akkerfaunaranden zijn door het dichte karakter
ongeschikt als broedlocatie voor deze weide- en akkervogels, ze kunnen hooguit als schuilplek en
foerageergebied voor jonge akker- en weidevogels fungeren. Soorten die laat in het broedseizoen in
het gebied arriveren zijn sterk afhankelijk van het beschikbare insectenaanbod en hebben duidelijk
meer baat bij de kruiden- en insectenrijke akkerfaunaranden en bouwlandpercelen waarvoor de GLBdienst ‘Traditionele graanteelt op de essen’ is afgesloten.
Door het inzaaien van de bouwlandpercelen met een akkerfaunamengsel is er een geschikt
leefgebied gecreëerd voor met name zangvogels als bosrietzanger, gele kwikstaart en grasmus. Het
gebruik van het gebruikte akkerfaunamengsel trekt ook een groot aantal verschillende
96
insectensoorten (voedselbron voor vogels) aan. Hierdoor herbergen de met een zaadmengsel
ingezaaide akkerfaunaranden meer broedvogelterritoria dan de niet geoogste delen van een
graanperceel. De geografische ligging van de percelen in het pilot-gebied bepaald deels de
aanwezigheid van enkele van de vastgestelde soorten. Door de ligging van enkele onderzochte
percelen nabij respectievelijk het Wooldse Veen en het Meddosche Veld, beide gebieden met
kenmerkende soortensamenstelling, hebben zich hier (in de directe omgeving) enkele zeldzame
soorten als graspieper, grauwe klauwier, roodborsttapuit en veldleeuwerik kunnen vestigen. De
bouwlandpercelen met een GLB-dienst vormen een geschikt leefgebied voor deze soorten en
expansie vanuit de nabijgelegen kernpopulaties wordt door de aanwezigheid hiervan gestimuleerd.
De akkerfaunaranden en de bouwlandpercelen kunnen zowel dienst doen als broedlocatie en
foerageergebied maar ook als stapsteen naar verder gelegen natuurgebieden.
Een impressie van de onderzochte locaties (foto’s Sylvain Wamelink).
97
Natuurakkers en trekvogels
Thijs Oonk
Inleiding
Met de meeste akkervogels gaat het slecht in Nederland. Op de rode lijst staan ongeveer 19 soorten
die van akkers afhankelijk zijn. De kwaliteit van akkers voor vogels gaat in Nederland achteruit. Dat
komt door de intensivering van de landbouw (er wordt veel meer aan geld gedacht dan aan natuur).
Het verdwijnen van kleine landschapelementen, het gebruik van pesticiden en kunstmest, de
voortschrijdende schaalvergroting, het verbouwen van winter- in plaats van zomergraan en de
efficiëntere oogstmethoden zijn de belangrijkste factoren voor de afname van akkervogels. In
Nederland wordt bijna elke akker intensief gebruikt door boeren (van boeren word tegenwoordig
ook wel verwacht om efficiënter te gaan werken).
Natuurbeschermingsorganisaties zoals Natuurmonumenten hebben ook akkers in haar bezit. Dit zijn
vaak natuurakkers. Natuurmonumenten heeft rond Winterswijk een aantal natuurakkers liggen. De
meeste liggen rond het Korenburgerveen. Een natuurakker is een akker die verpacht is aan een
biologische boer. Op de akker word alles biologisch verbouwd.
Wat is nou eigenlijk een natuurakker? De definitie van een natuurakker is zeer variabel zo heb je 3
soorten natuurakkers: de flora-, de fauna- en de landschapsakker. Elk type heeft een specifiek beheer.
Als je heel simpel kijkt en niet ingaat op de details is de landschapsakker de akker waar het meeste is
toegestaan. De fauna-akker komt dan en als laatste de Flora-akker met de meeste beperkingen.
Natuurmonumenten heeft rond het Korenburgerveen veel fauna-akkers. Deze akkers zijn
gespecialiseerd in dieren. Deze akkers zijn dus eigenlijk aangelegd voor de onder andere de Veldmuis
en de Bosrietzanger. Op de Fauna-akker zijn er richtlijnen voor het bemesten van de akker. Een
biologische boer mag weinig bemesting aanbrengen op deze akker. Voor het inzaaien zijn ook
richtlijnen opgesteld. Je mag bijvoorbeeld niet te veel inzaaien.
Bij de flora-akker draait het vooral om planten en deze akker mag je bijna niet bemesten. Deze
akkers zijn aangelegd om bijzondere akkerplanten weer terug te krijgen. De landschapsakker is een
akker waar ze het oude landschap weer terug mee willen brengen. Op de natuurakkers die ik
onderzocht heb zit ook een ruigte-/faunarand op de akker.
Dit onderzoekje heeft tot doel de relatie tussen natuurakkers en de normale akkers te bekijken op
basis van trekvogels. Er wordt bij dit onderzoek ook gekeken naar elementen van de natuurakker die
de vogelstand positief beïnvloeden.
Mijn hoofdvraag is dan ook: Trekt een natuurakker meer trekvogels aan dan een normale akker?
Bij mijn onderzoek heb ik ook deelvragen gesteld. Twee van die deelvragen ga ik behandelen.
Deelvraag 1: Heeft een ruigte-/faunarand op de natuurakker nut?
Deelvraag 2: Wat is de beste hoogte van de vegetatie voor bepaalde vogelsoorten en wat is daarbij
de beste soort vegetatie?
98
Methode
Binnen het onderzoek is er een vergelijking gemaakt tussen normale akkers en natuurakkers.
Er zijn in de maanden augustus tot en met november iedere week 1 á 2 akkertellingen gedaan.
Alle vogels die gebruik hebben gemaakt van de akker zijn geteld. Om alle vogels te kunnen tellen is er
op de akker gelopen dat is gedaan om vogels wie in de begroeiing zaten ook tel tellen. Elke vogel is
ingetekend op een veldkaart.
De definitie voor een trekvogel bij dit onderzoek is een vogel dat gebruikmaakt van de akkers in zijn
trekperiode. Er zijn 4 akkers onderzocht, 2 natuurakkers en 2 normale akkers. De namen van de
natuurakkers zijn: Mentinkes en Korenburgeres. De onderzochte akkers liggen bij elkaar in het zelfde
gebied. Dit is een belangrijk punt. Als de normale akker bijvoorbeeld in gebied A ligt en de
natuurakker in gebied B ligt en gebied A is soortenrijker en heeft meer aantallen vogels, dan kloppen
de gegevens niet.
Resultaten
Van elke telling zijn er gegevens. In totaal zijn er 24 tellingen uitgevoerd. Mijn streven was om 1 keer
per week te gaan.
In augustus is er 3 keer geteld.
In september is er 10 keer geteld.
In oktober is er ook 10 keer geteld.
In november is er 1 keer geteld.
Dit zijn de resultaten van de normale en natuurakkers.
Normale akker
Natuurakker
Soorten
Soorten
trekvogels
Trekvogels
augustus
Aantal Normale akker
0
Aantal natuurakker
augustus
2
september
5
september
10
oktober
4
oktober
12
november
0
november
Trekvogels
Trekvogels
Aantal Normale akker
augustus
1
Aantal Natuurakker
0
augustus
28
september
129
september
263
oktober
november
35
0
oktober
november
153
3
99
De aantallen trekvogels van de natuurakker en die van de normale akker zijn met elkaar vergeleken.
Daarnaast zijn ook de aantallen soorten trekvogels op de normale akker en de natuurakker met
elkaar vergeleken.
Trekvogels
Normale akker
Natuurakker
Aantal
164
448
Soorten
Trekvogels
Aantal
Normale akker
Natuurakker
8
20
100
Fauna / Ruigte rand
De fauna rand is gebruikt door trekvogels en door standvogels.
aantal keer
Vogels
(Trekgroepjes)
Holenduif
3
Torenvalk
4
Houtduif
2
Blauwe Reiger
1
Gaspieper
2
Zwarte Kraai
1
Boompieper
2
Paap(je)
1
Gaai
1
Roodborsttapuit
1
Van de fauna/ ruigte rand is vaak gebruik gemaakt. De fauna/ruigte rand is vaak gebruikt door de
plaatselijke Torenvalk om er te jagen. De Blauwe Reiger stond aan het eind van de akker op de
fauna/ruigte rand.
Ook zoogdieren maken er gebruik zoals een huiskat die zich door onraad daar verstopte.
Begroeiing en hoogte
Er zijn 4 verschillende vegetatie niveaus:
- Stoppel (0-15cm)
- Lage vegetatie (0-10 cm)
- Middel vegetatie (10-25 cm)
- Hoge vegetatie (25 cm en hoger)
Ik heb voor deze methode gekozen omdat ik denk dat dit beter is dan de exacte hoogte van de
vegetatie er achter te zetten. De vegetatie op de akker is ook niet overal het zelfde.
Ik heb voor 3 soorten gekozen omdat ik deze soorten vaker dan 1 keer op de natuurakker heb
waargenomen.
Grote lijster
Grote Lijster
Datum
7-9-2012
28-9-2012
12-10-2012
13-10-2012
15-10-2012
Hoogte vegetatie
Middel vegetatie
Stoppel
Lage vegetatie
Lage vegetatie
Lage vegetatie
Welke vegetatie soort
Klaver
Tarwe (stoppel)
Klaver
Klaver
Klaver
101
Aantal
2
1
3
4
1
Boompieper
Boompieper
Datum
Hoogte vegetatie
1-9-2012 Lage vegetatie
Welke vegetatie soort
Klaver
Klaver
Faunarand
Klaver
Klaver
Klaver
Faunarand
Klaver
Klaver
7-9-2012 Middel vegetatie
9-9-2012 Middel vegetatie
14-9-2012 Middel vegetatie
15-9-2012 Middel vegetatie
24-9-2012 Middel vegetatie
27-9-2012 Middel vegetatie
aantal
7
7
5
1
2
2
1
Graspieper
Graspieper
Datum
2-10-2012
Hoogte vegetatie
Stoppel
Middel vegetatie
Middel vegetatie
Middel vegetatie
Middel vegetatie
Middel vegetatie
Hoge vegetatie
Hoge vegetatie
Middel vegetatie
Middel vegetatie
7-10-2012
9-10-2012
20-10-2012
Stoppel
Hoge vegetatie
Middel vegetatie
Lage vegetatie
Lage vegetatie
27-9-2012
28-9-2012
29-9-2012
Welke vegetatie soort
Tarwe (stoppel)
Klaver
Klaver
Klaver
Klaver
Klaver
Faunarand
Faunarand
Klaver
Klaver
Tarwe (stoppel)
Klaver
Klaver
Klaver
Klaver
102
Aantal Totaal
1
3
1
1
3
2
11
4
5
32
36
2
2
11
1
7
3
2
2
2
Conclusie
Mijn hoofdvraag was: Trek een natuurakker meer trekvogels aan dan een normale akker?
Het onderzoek toont overtuigend aan dat trekvogels een grotere voorkeur hebben voor natuurakkers
dan voor normale akkers. De factor is 2,7, dus als je 1 trekvogel hebt op de normale akker heb je er
2,7 op de natuurakker.
Deelvraag 1 was: Heeft een ruigte/fauna rand op de natuurakker nut?
In de tabel met de gegevens over de ruigte-/faunarand zie je dat er veel trekvogels gebruikmaken
van de ruigte-/faunarand. Ook standvogels gebruiken de ruigte/fauna rand intensief. Een ruigte/faunarand is voor een akker een aanrader.
Deelvraag 3 was: Wat is de beste hoogte van de vegetatie voor bepaalde vogelsoorten en wat is
daarbij de beste vegetatie soort.
Grote Lijster. De Grote Lijster is het meeste waargenomen bij een lage vegetatie. De Grote Lijster
laat zicht ook wel zien bij andere vegetatie hoogten. De Grote Lijster maakt het meeste gebruik van
de Klaver
Boompieper. De Boompieper maakt het meeste gebruik van een middel vegetatie. In de Ruigte rand
voelt de Boompieper zich ook thuis. De vegetatie soort van de Boompieper is Klaver.
Graspieper. De middel vegetatie is voor de Graspieper het beste. Hij laat zich ook wel zien bij de
andere vegetatiehoogtes, maar dat is wel minder. Op klaver heb ik de Graspieper het meeste gezien.
De echte grote groepen zijn waargenomen in de ruigterand.
Waarnemingen
Er zijn in de periode van tellen verscheidende trekgroepjes gezien (zie onderstaande tabel).
Noemenswaardig is wel het Paapje op de akker Mentinkes op 7-9-12.
Ook de Tapuit in augustus op de akker Mentinkes is leuk. In september is er 3 keer een Boomvalk op
de akker Mentinkes waargenomen. Eind september op de akker Korenburgeres is er een
Roodborsttappuit in de ruigte rand gezien. Het viel mij op dat sommige soorten wie ik op de
natuurakker verwachte niet tegen kwam. Deze soorten zijn bijvoorbeeld Geelgors en Kneu. Deze
soorten kwam zijn wel weer gezien op de normale akker.
Normale akker
Spreeuw
Witte Kwikstaart
Boerenzwaluw
Koolmees
Pimpelmees
Graspieper
Kneu
Geelgors
Spreeuw
Grote Lijster
Witte Kwikstaart
Gele Kwikstaart
Boompieper
Graspieper
Boerenzwaluw
Kokmeeuw
Natuurakker
Tapuit
Paapje
Heggenmus
Buizerd
Torenvalk
Boomvalk
Sperwer
Veldleeuwerik
103
Zanglijster
Kramsvogel
Koperwiek
Roodborsttapuit
Beleid
Ik ben van mening dat als het doel bestaat meer trekvogels aan te trekken het beheer van de
natuurakker Mentinkes zou moeten veranderen. Zo is er rond 18-10 een gedeelte van de
natuurakker waar nog tarwestoppels op stonden ondergespit. Bij de normale akker is dat toen niet
gedaan en op die akker heb ik nog Geelgorzen en Kneuen op de maïsstoppels waargenomen. Rond 910 is de hele akker Mentinkes gemaaid daarbij is ook de faunarand is gemaaid. Dit terwijl de
fauna/ruigte rand nog steeds werd gebruikt door trekvogels. Als we gaan kijken naar het verschil van
bijvoorbeeld de Graspieper. Voor en op 9-10 trokken er op de natuurakker zo’n 66 Graspiepers door.
Na het maaien op 9-10 waren dat er 3 dat is dus een forse daling. In oktober vliegen de Graspiepers
nog steeds door. Natuurlijk is het maken van een super akker onmogelijk, iedere soort heeft zijn
eigen wensen.
Afsluiting
Dit is een korte samenvatting van mijn eindverslag. Ik heb meerdere deelvragen gesteld.
Ik heb hier voor gekozen omdat het anders een nog wel uitgebreid artikeltje kon worden.
Ik wil hierbij ook Bert van Jaarsveld bedanken voor het overnemen van een telling.
Bronnen
-
Teelt- en inrichtingsplan voor akkervogels in het gebied Reijerscamp.
www.vwglosser.nl voor het doortrekpatroon.
Natuurmonumenten voor de natuurakkers en definitie ervan.
Graspieper.
104
Maatregelen op akkers rond Winterswijk voor
overwinterende vogels
Jan Stronks
Inleiding
In het kader van de pilot GLB Winterswijk worden graanteelt en de aanleg van akkerfaunaranden
gestimuleerd. Een deel van deze graanakkers blijft na de oogst als stoppelveld liggen ten behoeve
van overwinterende akkervogels. Voor een toelichting op de pilot GLB wordt verwezen naar het
artikel “Natuurwaarden in graanakkers en akkerfaunaranden rond Winterswijk” elders in dit
jaaroverzicht.
Methode
Zowel in 2012 als in 2013 zijn in de maanden januari en februari tellingen uitgevoerd in
akkerfaunaranden en stoppelvelden. Deze maanden, en dan vooral de vorstperioden gedurende
deze maanden, zijn cruciaal voor overwinterende (akker)vogels omdat het voedsel steeds schaarser
wordt en vogels juist meer voedsel nodig hebben omdat ze meer energie nodig hebben om op
temperatuur te blijven. Het doel van de tellingen was niet om uitputtend onderzoek te verrichten,
maar om een indruk te krijgen van de betekenis van de maatregelen voor overwinterende vogels.
Niet alle randen en stoppelvelden zijn geteld. De randen en stoppelvelden die geteld zijn, zijn vrijwel
allemaal slechts één keer geteld. Eigenlijk betreft het niet meer dan momentopnamen. Alle tellingen
zijn uitgevoerd tijdens vorstperioden waarbij de temperatuur overdag niet boven het vriespunt
kwam. Bovendien werden in 2013 7 akkerfaunaranden en 5 graanstoppelvelden geteld met een
gesloten sneeuwdek.
De tellingen hadden betrekking op 2 verschillende ‘diensten’ die agrariërs in het kader van de pilot
GLB uitvoeren:
- B2-2A: Ingezaaide akkerfaunarand. Breedte 6 tot 12 meter, gesitueerd langs bouwland. In de
rand worden naast graan allerlei andere cultuurgewassen ingezaaid die voedsel en dekking
opleveren voor vogels, zoals bladrammanas, mosterzaad, koolzaad, boekweit en zonnebloem.
In één rand werd ook hennep aangetroffen. In deze randen worden vanaf het moment van
inzaaien in het voorjaar tot 1 maart geen bewerkingen uitgevoerd.
- B2-3: Een stoppelveld dat na de oogst van graan ongemoeid blijft tot 1 maart.
105
Winters beeld van een akkerfaunarand in Miste.
Keep, fouragerend in een akkerfaunarand.
106
Resultaten
De resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel.
ingezaaide akkerranden
graanstoppelvelden
27
13
aantal:
opp. (ha):
7,62
25,89
vogels aantal
aantal/ha.
aantal
aantal/ha.
Buizerd
6
0,8
5
0,2
Fazant
10
1,3
1
0,0
Geelgors
69
9,1
257
9,9
Groenling
621
81,5
0
0,0
Heggemus
86
11,3
0
0,0
Holenduif
34
4,5
0
0,0
Houtduif
1
0,1
0
0,0
Kauw
0
0,0
4
0,2
Keep
495
65,0
0
0,0
Kneu
1
0,1
0
0,0
Merel
5
0,7
0
0,0
Putter
1
0,1
0
0,0
Rietgors
0
0,0
23
0,9
Roodborst
7
0,9
0
0,0
Sperwer
1
0,1
0
0,0
Torenvalk
2
0,3
1
0,0
Vink
104
13,6
0
0,0
Winterkoning
7
0,9
4
0,2
Zwarte kraai
0
0,0
12
0,5
zoogdieren
Haas
8
1,0
5
0,2
Uit de tabel wordt duidelijk dat sommige soorten een duidelijke voorkeur hebben voor de
structuurrijke akkerfaunaranden. In de winter zijn deze randen plaatselijk ruim een meter hoog. Op
de stoppelvelden daarentegen zijn de afgestorven plantendelen meestal niet hoger dan 20
centimeter. Soorten die niet op de stoppelvelden gezien zijn: groenling, heggenmus, holenduif,
houtduif, keep, kneu, merel, putter, roodborst, sperwer en vink. Een verassing was het hoge aantal
heggenmussen in de akkerfaunaranden. Deze soort wordt in onze omgeving midwinter slechts
mondjesmaat in het buitengebied waargenomen. Opmerkelijk is ook het hoge aantal kepen. Deze
zijn alleen gedurende de tellingen in de 2 e winter gezien. Ook de roofvogels zijn in de
akkerfaunaranden in hogere aantallen gezien. De geelgors is de enigste soort die in de
akkerfaunaranden en de stoppelvelden in vergelijkbare dichtheden zijn waargenomen. Opvallend is
dat de rietgors alleen op de stoppelvelden is gezien. Opmerkelijk is verder de geringe aantallen
houtduiven en kraaiachtigen die tijdens deze winterse tellingen is gezien.
Uit de tabel kan niet de invloed van een gesloten sneeuwdek worden afgeleid. Uit de onderliggende
waarnemingen blijkt dat dit bij akkerfaunaranden nauwelijks invloed heeft op de aantallen vogels,
terwijl een gesloten sneeuwdek bij de stoppelvelden er toe leidt dat de vogels het hier vrijwel geheel
laten afweten. De reden hiervoor is dat dan het voedsel op de stoppelvelden vrijwel onbereikbaar
wordt voor vogels. In de hoogopgaande akkerfaunaranden blijft ook bij een sneeuwdek een deel van
107
het voedsel bereikbaar. Voor de overleving van vogels in de moeilijkste periode van het jaar is dit een
belangrijk gegeven.
Het is moeilijk in te schatten hoeveel voedsel de akkerfaunaranden en stoppelvelden vogels nog te
bieden hebben in de maanden januari en februari. Wellicht is het voedsel vóór deze maanden al
grotendeels geconsumeerd door vogels en diverse soorten zoogdieren. Temeer daar omliggende
cultuurgronden tegenwoordig niet veel voedsel meer te bieden hebben.
Incidenteel vergaarde gegevens in de nazomer en herfst laat een geheel andere vogelbevolking zien
dan in de winter. Een extreem voorbeeld was een stoppelveld in Miste waar september 2012 500 tot
1000 holenduiven, meer dan 1000 houtduiven, circa 250 geelgorzen en vele tientallen kauwtjes en
zwarte kraaien tijdens een onvolledige telling werden gezien. Dat maakt natuurlijk wel nieuwsgierig
naar het gebruik van akkerfaunaranden en stoppelvelden door vogels in deze perioden.
De vele sporen van zoogdieren in vooral de akkerfaunaranden maken duidelijk dat deze randen ook
voor viervoeters van belang zijn. Sporen van reeën, dassen en vooral van muizen (holletjes) zijn
veelvuldig gevonden. Door de hoge dichtheid aan muizen zijn de akkerfaunaranden vermoedelijk
voor uilen van groot belang.
Wie telt er mee?
2013 is het laatste jaar van de pilot GLB. Dit biedt een (voorlopig?) laatste kans om vrij grootschalig
de betekenis van akkerfaunaranden en stoppelvelden voor vogels in ons werkgebied te onderzoeken.
In 2013 worden door boeren rond Winterswijk de volgende diensten in het kader van de pilot GLB
geleverd: graanteelt 215 hectare, akkerfaunarand 19 hectare en graanstoppelveld 95 hectare. Het
voorstel is om een flink aantal stoppelvelden en akkerfaunaranden maandelijks te tellen op vogels.
Stoppelvelden en akkerfaunaranden bieden ook stand- en trekvogels in de nazomer en herfst een
belangrijke voedselbron. Zie ook het artikel van Thijs Oonk over dit onderwerp. Mensen die mee
willen werken aan de tellingen kunnen zich bij mij melden. De kennis die deze tellingen oplevert kan
van belang zijn voor het optimaal inzetten van akkerfaunaranden, graanteelt en stoppelvelden in het
werkgebied van de vogelwerkgroep in de toekomst.
Demonstratieperceel akkerranden
Langs de Meddoseweg, tegenover de Sevink Mölle, is in het voorjaar van 2013 een perceel van ruim
3 hectare ingericht met veel verschillende soorten akkerranden. Daarnaast zullen hier ook diverse
soorten akkergewassen te zien zijn. Dit demonstratieperceel wordt ingericht om te laten zien welke
typen akkerranden er mogelijk zijn. Elk type rand heeft zijn specifieke doel. Er zijn bijvoorbeeld
randen voor akkervogels, voor bijen en voor vlinders. Daarnaast zijn er ook vaak nevendoelen als een
aantrekkelijk landschap en energie uit biomassa. Akkerranden vergroten de biodiversiteit op het
agrarisch bedrijf en daar kan de ondernemer voordeel aan hebben. Wanneer planten en dieren
nuttig kunnen zijn voor de teelt van landbouwgewassen dan wordt dit ook wel Functionele Agro
Biodiversiteit (FAB) genoemd. Dit kan gaan om wormen die de bodemstructuur verbeteren, bijen en
hommels die fruitbomen bestuiven en sluipwespen die bladluizen bestrijden. Vooral in juli is het de
moeite waard om het demonstratieperceel te bezoeken. Naar verwachting is dan de bloei van de
verschillende randen optimaal. Het demonstratieperceel is voor iedereen vrij toegankelijk. Bij de
Sevink Mölle kan men eerst een beschrijving van het demonstratieperceel ophalen en eventueel
onder het genot versnapering doornemen.
108
Het kleurringproject Roodborsttapuit in de ZuidoostAchterhoek
Pim Leemreise
Inleiding
Toen ik als tiener vogels ging kijken, was de Roodborsttapuit één van de soorten waarvan je droomde
deze ooit waar te mogen nemen. Net als Ortolaan, Grauwe Klauwier en nog wat van de rariteiten uit
de jaren vóór de midden ’80-er jaren. De vogelgebieden moesten binnen fietsafstand liggen, dus ik
kwam niet echt veel verder dan de omgeving Koolmansdijk, de westrand van het Vragenderveen,
maar vooral het Aaltense Goor. Het leverde helaas nooit een Roodborsttapuit op. Ook deze soort
was blijkbaar als broedvogel min of meer verdwenen voordat ik de kans had gekregen om er als
jeugdige vogelaar van te genieten. Mijn eerste Roodborsttapuit ontmoette ik in 1994 in het
Vragenderveen toen ik een vroege ochtendronde liep in het kader van de integrale
broedvogelkartering Korenburgerveen. Totaal onbekend met de zang, merkte ik het heldere riedeltje
direct op in de vroege ochtendschemer midden in het Vragenderveen. Het zat te zingen op een 2
meter hoge berk op de ‘kleine open plek’, oostelijk van de Wassinkdijk, dicht tegen het
Korenburgerveen aan. In alle daaropvolgende jaren lukte het om Roodborsttapuiten waar te nemen.
De soort had blijkbaar weer voet aan wal gezet en nam langzaam maar gestaag toe als broedvogel
van het veen, in de randzone van het veen en nog later ook buiten de natuurgebieden.
Verantwoording
De Roodborsttapuit heeft sinds de oprichting van de Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek in
wisselende vorm aandacht gekregen. In de jaren ’80 werden grote delen van het werkgebied
integraal op broedvogels gekarteerd, zoals het Woold in 1978, Ratum in 1979, Woold-Miste in 1980,
Kotten in 1983 en Meddo in 1988. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw besteedde
vooral Jan Rademaker aandacht aan de soort. Naast verspreidingsgegevens werd ook informatie over
broedbiologie door hem verzameld zoals beschreven in ‘Broedvogels van Winterswijk’. Daarna werd
de soort, net als vele andere soorten, jaarlijks geïnventariseerd in het kader van het onderzoek naar
zeldzame- en schaarse broedvogels in het werkgebied van de Vogelwerkgroep. In het kader van dit
onderzoek werden vooral bepaalde gebieden bezocht, maar zal het overgrote deel van het
werkgebied niet voldoende bekeken zijn. In de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw werden ook
verschillende kleinere gebieden geïnventariseerd, dit gebeurde deels in het kader van het BMPproject van Sovon en deels als éénmalige kartering zoals het Aaltense Goor, Lage weg, ’t Rot-Populus,
Hilgelo-Bijvanck, Hemmele, Vragenderveld, Lievelde en Besselinkschans. De broedvogelkartering van
het WCL-gebied in 1995-1998 was de eerste grootschalige kartering waarbij vlakdekkend een groot
deel van het werkgebied geteld werd. Het jaarlijks inventariseren van grote delen van het
werkgebied werd in 2002 weer opgepakt met de inventarisatie van het Korenburgerveencomplex.
Daarna volgenden IJzerlo-Lintelo (2005), Aaltense Goor (2006), Lievelde (2007), BesselinkschansGrijze veld (2008), Woold (2009), Korenburgerveen (2010), Kotten (2011) en Ratum (2012). Dit waren
allemaal karteringen van ca. 1000 hectare. Een bruikbare dataset is het BMP-plot ‘Randzone
Korenburgerveen’. Dit plot is in 1981, 1994, en in de periode 2001-2012 jaarlijks onderzocht op het
voorkomen van broedvogels. In 2011 is de Vogelwerkgroep weer gestart om een zo volledig mogelijk
beeld te krijgen van de soort. Door de opkomst van Waarneming.nl konden naast de waarnemingen
109
van de leden van de werkgroep, ook eenvoudig waarnemingen van derden gebruikt worden. Ook het
werken met de soortkaarten in Google-Maps heeft daaraan bijgedragen. Naast gegevens uit
karteringen en het BSP-archief, zijn losse waarnemingen van Robert Kwak en de auteur geraadpleegd
om de aantalsontwikkeling te reconstrueren. Met name uit het Korenburgerveencomplex zijn de
data slecht gearchiveerd. Zo zijn er geen gegevens uit 2005 in het archief aangetroffen. In dat jaar
zijn er ongetwijfeld Roodborsttapuiten in het veencomplex aanwezig geweest.
Aantalsontwikkeling
De ooit zo talrijke Roodborsttapuit is vanaf midden jaren ’70 in rap tempo achteruit gegaan in de
Zuidoost-Achterhoek, namelijk van 55 paar in 1974 naar minder dan 10 in 1983 (VWG-ZOA 2013). Het
aantal Roodborsttapuiten in het zogenaamde ‘oude werkgebied’ van de Vogelwerkgroep (oostelijke
helft van het huidige werkgebied) werd voor de ’60-er jaren geschat op 80-100 paar. In 1990 werd
voor het eerst geen enkel territorium vastgesteld. In 2012 werden 47 territoria vastgesteld, het
hoogste aantal sinds de soort verdween eind jaren ’80 van de vorige eeuw.
Aantalsontwikkeling van de Roodborsttapuit in de Zuidoost-Achterhoek 1974-2012. De getallen ’74’77 gelden voor het oostelijke deel van het werkgebied. De aantallen vanaf 1994 gelden voor het hele
werkgebied.
De sterke neerwaartse aantalsontwikkeling werd niet alleen in de Achterhoek vastgesteld, maar ook
in andere van oudsher Roodborsttapuitrijke gebieden zoals delen van Drenthe, Limburg, NoordBranbant, Twente en de omgeving van Nijmegen (HUSTINGS 1986 IN LIMOSA : 153-162). De
achteruitgang werd met name vastgesteld in het agrarische cultuurlandschap, in sommige
natuurgebieden bleven de aantallen op peil.
Sinds de hervestiging van de Roodborsttapuit in 1994 in het Korenburgerveencomplex wordt de
soort jaarlijks in het gebied vastgesteld. Tijdens de volgende integrale broedvogelkartering van het
Korenburgerveen, was het aantal territoria in het veen verdubbeld (2 territoria) en had de soort ook
de extensieve bufferzone bezet met 3 territoria. Deze bufferzone was in de tussenliggende periode
tijdens de Herinrichting Winterswijk-West toebedeeld aan Natuurmonumenten en Stichting Marke
110
Vragenderveen en als natuurgebied ingericht. Op enkele hooilanden na, werd het grootste deel
jaarrond begraasd door Gallowayrunderen. De vestiging vanuit het veen naar de bufferzone bleek
ook succesvolle stap in het herstel van de populatie want de aantallen namen in de daaropvolgende
jaren gestaag toe, om in 2011 op een (voorlopig ?) hoogste aantal van 14 territoria te eindigen. In
onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van het aantal Roodborsttapuiten in de Randzone
Korenburgerveen weergegeven. Deze gegevens zijn verzameld in het kader van het Broedvogel
Monitoring Project van Sovon.
Aantalsontwikkeling in de BMP-proefvlak ‘Randzone Korenburgerveen’ 1981, 1994, 2002-2012.
(LEEMREISE 2011)
111
Aantalsontwikkeling en verspreiding in het
Korenburgerveencomplex en de randzone.
De gegevens zijn afkomstig van integrale
broedvogelkarteringen van het veencomplex
in 1994, 2002 en 2010. Bron: VWG-ZOA.
2010
112
Aantalsontwikkeling en verspreiding van de Roodborsttapuit in het broedvogelmonitoringsproefvlak
‘Randzone Korenburgerveen’ 2006-2012. Het veencomplex zelf werd daarbij niet onderzocht.
113
Verspreiding in de periode 2002-2012
Met de vestiging in de randzone van het Korenburgenveen in 2002 startte de opmars van de soort in
de Zuidoost-Achterhoek. Tot die tijd werden slechts sporadisch territoria buiten het
Korenburgerveencomplex vastgesteld, zoals in de omgeving van Meddo (1996, 2000 en 2001) en het
Wooldse Veen (1997). Vanuit het veen werd de bufferzone aan de west-, noord- en oostzijde van het
veen bezet. De aantallen namen toe tot 24 territoria in 2012. De eerste ‘sprong’ buiten de randzone
werd in 2008 vastgesteld toen één territorium in het Kleine Goor en twee territoria in een
Staatbosbeheer reservaat iets zuidelijk van het Kleine Goor werden vastgesteld. De vestiging in 1997
in het Wooldse Veen, bleek ook een duurzame te zijn. De gegevens zijn onvolledig, maar het is
aannemelijk dat de soort sindsdien een vaste broedvogel van het Wooldse Veen geworden is. Er zijn
territoria bekend uit 2004, 2009, 2011 (2 terr.) en 2012. Vanuit het veen heeft de soort zich wellicht
verspreid naar extensieve graslanden en een jonge aanplant in de directe omgeving (2009, 2011),
beide 1 territorium, in 2012 twee territoria. De territoria zoals hierboven beschreven waren allen in
extensief beheerde graslanden (+ één jonge bosaanplant) gesitueerd. Deze graslanden werden meest
jaarrond begraasd door runderen of jaarlijks gehooid. Alle terreinen waren in beheer bij een
natuurbeherende organisatie. Van een hervestiging in het agrarische cultuurlandschap was nog
steeds geen sprake. Slechts sporadisch, en doorgaans slechts éénmalig werden er in deze periode
Roodborsttapuiten buiten natuurgebieden vastgesteld. Dat beeld veranderde drastisch in 2011.
Mede door het uitvoeren van het grootschalige broedvogelonderzoek in Kotten, werden in 2011 11
territoria vastgesteld buiten de hoogveenkernen en de aanliggende bufferzones (+ 3 in het Kleine
Goor). Deze toename zette in 2012 door; toen werden 17 territoria in het agrarische cultuurland
vastgesteld. Het lijkt erop dat de soort definitief de stap genomen heeft vanuit de natuurgebieden
het agrarische cultuurlandschap in. In onderstaande afbeeldingen wordt de verspreiding in 2011 en
2012 weergegeven.
Verspreiding van de Roodborsttapuit in de Zuidoost-Achterhoek in 2011 en 2012 (rechts).
114
De hervestiging van de Roodborsttapuit in het agrarische cultuurlandschap kwam niet geheel als een
verrassing. De soort laat in de index van Sovon vanaf 1990 een gestage groei van >5% per jaar zien. In
onderstaande afbeelding wordt de index grafisch weergegeven.
Index van de Roodborsttapuit in Nederland 1980-2010. Bron: Netwerk ecologische monitoring
(Sovon. CBS 2013).
Het beeld dat Schoppers presenteert in de Vlerk (SCHOPPERS 2005) is niet op de Zuidoost-Achterhoek
van toepassing. Hij vond in 2004 opvallend veel broedgevallen in het agrarische cultuurlandschap.
Zoals uit de aantalsontwikkeling voor het werkgebied blijkt, werd in 2004 wel een toename
vastgesteld, maar deze werd uitsluitend in de bekende (kern)gebieden waargenomen, niet in het
agrarische cultuurlandschap. De ontwikkeling in het werkgebied loopt ook niet synchroon met OostTwente (gemeente Losser). Hier is de soort vanaf de start van de monitoring in 2004 gestaag
toegenomen, zowel in de natuurgebieden als in het agrarische cultuurlandschap. De ‘sprong’ naar
het agrarische cultuurlandschap startte daar in 2007, waarbij de soort in 2010 en 2011 zelfs al
talrijker in het cultuurlandschap was, dan in de natuurgebieden. In 2011 werden 19 van de in totaal
29 territoria in cultuurgebied vastgesteld (LANJOUW, 2012).
Waar komen deze nieuwe broedvogels vandaan?
Een interessante vraag is waar de vogels die zich in het agrarische cultuurland vestigen vandaan
komen? Uit verschillende bronnen wordt de Roodborsttapuit als een soort met ‘enige plaatstrouw’
gekarakteriseerd (VAN EERDE 2013), maar ook dat geeft geen antwoord op de vraag waar de vogels
vandaan komen. Zijn dat jongen die geboren zijn in de randzone van het Korenburgerveen en kiezen
zij een andere plek omdat het gebied reeds bezet is? Of vestigen de door ons werkgebied trekkende
vogels zich omdat het biotoop (ineens) geschikt(er) geworden is? Naast de nieuwvestigers is het ook
interessant om te onderzoeken of de jongen een voorkeur hebben voor het habitattype waarin ze
geboren zijn? Oftewel, keren de jongen die in het agrarisch cultuurlandschap terug als broedvogel in
een vergelijkbaar biotoop? Idem voor de jongen die geboren zijn in de extensief beheerde
graslanden in de bufferzone van het Korenburgerveen? Om antwoorden te zoeken op de hierboven
gestelde onderzoeksvragen dienen de vogels individueel herkenbaar te zijn. Omdat
Roodborsttapuiten vaak langdurig op paaltjes en puntdraad zitten, is het aanbrengen van kleurringen
115
een geschikte methode om de vogels individueel herkenbaar te maken. In overleg met het
Vogeltrekstation is er voor gekozen om iedere vogel drie kleurringetjes om te doen. Samen met een
aluminium ringetje van het Vogeltrekstation, kregen de vogels dus in totaal vier ringen om. Twee,
aan iedere poot. Deze werkwijze is tevens doorgesproken met Heiner Flincks. Hij ringt al ruim twintig
jaar Roodborsttapuiten in twee gebieden (Duffelt en het Aamsveen).
Naast het onderzoeken waar de ‘nieuwe broedvogels’ in het agrarisch cultuurlandschap vandaan
komen, is het ook interessant om te onderzoeken wat het broedsucces van de Roodborsttapuiten in
de verschillende terreintypen is. Daarvoor worden de nesten gezocht om het broedsucces te kunnen
monitoren.
Resultaten 2012
In 2012 is het ringonderzoek naar Roodborsttapuiten gestart. Omdat de onderzoeker geen ervaring
had met het ringen en het verzamelen van broedbiologische gegevens van deze soort, wordt 2012
beschouwd als een ‘leerjaar’.
Vangmethoden
Heiner Flinks werkt al vele jaren met een klein klapnetje om de volwassen of uitgevlogen jongen te
vangen. Ervaring met mistnetten had hij niet. Wij zijn gestart met beide methoden om te kijken
welke methode het beste werkt. Toen begin maart de eerste Roodborsttapuiten zich in de
broedgebieden lieten zijn, zijn we medio maart gestart met het plaatsen van een mistnet (15 meter
lang, 2,5 meter hoog) en een geluidsdrager. Daarbij werd het zang van het mannetje ten gehore
gebracht. Ondanks twee (man+vrouw) succesvolle vangsten (13 en 14 maart), bleek deze methode
niet te voldoen aan de verwachting. De mannetjes reageerden niet of nauwelijks en al snel werden
twee ongewenste andere vogels in de mistnetten gevangen (2x Rietgors). De mistnetten werden
vervangen voor de in Duitsland en Drente beproefde vangmethode. Deze bleek wel succesvol. Naast
het vangen van volwassen vogels, zijn ook twaalf jonge vogels geringd. Dit waren zowel nestjongen,
als jongen die het nest verlaten hadden maar nog niet konden vliegen alsmede jongen die al wel
konden vliegen.
Geringde vogels
In totaal werden in 2012 vijfendertig vogels geringd. Van deze vogels waren er twaalf eerste
kalenderjaars vogels (acht nestjongen, drie vliegvlugge en één nestvlieder) en 23 volwassen (na 1
Kalenderjaar) waarvan 8 ♀ en 15 ♂. Alle geringde vogels kregen naast een aluminiumring drie
kleurringen. Alle vogels kregen in 2012 om de linkerpoot roze kleurring boven en een aluminium ring
onder en twee ringen in de kleur rood, geel, groen, zwart, wit of grijs aan de rechterpoot. De wijze
van noteren is als volgt. De ringkleuren worden opgesomd van linksboven naar de rechtsonder
(waarbij links en rechts de poten van de vogel zijn!) Let daar dus op bij het aflezen. Wanneer de vogel
met de kop naar de waarnemer zit, dan is de poot aan de linker zijde, dus de rechter vogelpoot.
116
Twee gekleurringde mannetjes. Links 13.304 geringd op 31 maart 2012. Rechts 13.309; geringd op 4
april 2012. Beide vogels zijn geringd in de westelijke bufferzone van het Korenburgerveen (foto’s Gejo
Wassink).
Er is op vier plaatsen geringd in 2012. De nadruk lag in maart en april 2012 op de bufferzone van het
Korenburgerveen. In dit gebied waren de eerste Roodborsttapuiten begin maart aanwezig, terwijl de
meeste territoria in het agrarische cultuurland toen nog niet bezet waren. De territoria rondom het
Aaltense Goor werden pas in de 2 e week van april bezet. Naast de bufferzone van het
Korenburgerveen, werden ook vogels geringd in het kleine Goor en in het Aaltense Goor (buiten
reservaat).
4
3
1
2
Overzicht van de 35 geringde vogels in de Zuidoost-Achterhoek.
Tevens staan de vier ‘vanglocaties’ afgebeeld. 1 is Aaltense Goor (6
vogels), 2 is Kleine Goor (3 vogels), 3 in Randzone KBV-Oost, (2
vogels) en 4 is Randzone KBV-West (26 vogels). De veengebieden in
de ZO-Achterhoek worden op de kaart met de arcering aangeduid.
Terugmeldingen
In 2013 werden van de 23 geringde volwassen Roodborsttapuiten reeds twee mannetjes terug
gemeld buiten de ringplek. Het allereerst geringde mannetje in 2012, geringd in de randzone van het
Vragenderveen op 13 maart 2013, werd op 24 juni 2012 waargenomen door P. Knolle in het
Haaksbergerveen. De vogel was gepaard en had jongen. De tweede melding was zelfs nog iets
spectaculairder. Op 20 mei 2012 nam G. Wassink in het Ellewicker Feld een geringd mannetje
Roodborsttapuit waar. Deze vogel bleek op 1 april 2012 geringd te zijn in het Kleine Goor, al waar de
vogel tot 20 april verbleef. Al die tijd bezette deze vogel een territorium, maar was ongepaard
gebleven. Beide verplaatsingen waren in noordoostelijke richting t.o.v. de ringplek.
117
Roodborsttapuit (kleurcombinatie
P*BR). Ellewicker Feld 20-5-2012.
Foto: G. Wassink. Deze vogel werd
op 1-4-12 geringd in het Kleine
Goor bij Corle en verbleef
vervolgens minimaal 20 dagen op
en rond de ringplek alvorens door
te trekken naar het Ellewicker
Feld.
Broedbiologisch onderzoek
Behalve het ringen van vogels, werden ook zo veel mogelijk broedbiologische gegevens verzameld.
Roodborsttapuiten nestelen veelal in lage hellingen van slootkanten of dijklichamen en indien er
geen hellingen zijn, ook wel tussen graspollen, heide en pijpenstrootje (VAN EERDE 2013; GROTENHUIS
ET AL 1985). Nesten in slootkanten zijn met enige moeite vindbaar, de nesten in ruige graslanden met
pitrus of heide-hoogveen, zijn dat bijna niet. Vanwege de lage vindkans is daarom niet gezocht naar
nesten in de ruige graslanden in de bufferzone van het Korenburgerveen. Zodra er jongen in het nest
aanwezig zijn, kan het nest gevonden worden door de met voer slepende oudervogels te volgen. Om
een volledig overzicht te verkrijgen van het aantal gelegde eieren en de datum waarop de eieren
gelegd zijn, is het ook belangrijk om nesten met eieren te vinden. Dit is mogelijk door de gedragingen
van de beide oudervogels goed te bestuderen. Wanneer het vrouwtje het nest tijdelijk verlaat om te
foerageren, wordt het mannetje langzaam onrustiger. Wanneer het vrouwtje na korte tijd weer
terugvliegt om verder te broeden, volgt het mannetje haar doorgaans trouw en gaat korte tijd in de
directe omgeving van het nest zingen. Dan weet je ongeveer waar het nest zit. Vervolgens kan een
kleine zoektocht tot de vondst van het nest leiden. Op onderstaande afbeelding staan de vier
nestlocaties in de westelijke bufferzone van het Korenburgerveen afgebeeld. Tevens is de
verspreiding van de territoria van de Roodborsttapuit daarop afgebeeld.
118
Aanduiding van vier nestplaatsen (witte bol) in de
westrand van het Korenburgerveen zoals deze gevonden.
Tevens is de verspreiding van de vastgestelde territoria in
2012 afgebeeld.
Uit bovenstaande afbeelding valt goed af te lezen dat drie van de vier nesten aan de noord- en
westzijde van de Dwarsdijk en een zandweg gevonden zijn, buiten de bufferzone dus.
In totaal zijn drie nesten daadwerkelijk gevonden (twee in randzone KBV en één net ten oosten van
het Aaltense Goor). Van twee nesten kon ongeveer de locatie bepaald worden. Alle nesten waren
gebouwd op de bodem tussen hoog gras in een slootkant, ca. 40 cm onder de insteek van de
slootkant.
Nestlocatie (links) en nest met twee pas geboren jongen. Dwarsdijk 2013. De locatie met het nest
wordt met de pijl aangeduid (foto’s Pim Leemreise).
119
Broedbiotoop en nestlocatie in het territorium ‘Aaltense Goor-Oost’. De nestlocatie wordt met de pijl
aangeduid. Het nest bevond zich in de westoever van een kavelgrenssloot. Deze slootkant was
begroeid met een hoge en ruige beplanting van fluitekruid, grote brandnetel en riet (foto’s Pim
Leemreise).
Nest met vier jongen en nestlocatie ‘randzone Vragenderveen’. De nestlocatie wordt met de pijl
aangeduid. Dit nest bevond zich in de noordoever van een A-watergang (foto’s Pim Leemreise).
Zichtbaarheid van de nestingang van een nest van de Roodborsttapuit in A-watergang, Randzone
Vragenderveen 2012. De nestingang wordt met de pijl aangeduid (foto Pim Leemreise).
120
Eieren en jongen
De verzamelde data van nesten is minimaal. Van vier nesten is het aantal eieren en uitgekomen
eieren bekend. In alle vier nesten werden vier eieren gelegd, waarvan in drie gevallen alle eieren
uitkwamen. Al deze jongen zijn ook daadwerkelijk uitgevlogen. In één nest kwamen drie van de vier
eieren uit, ook deze jongen zijn uitgevlogen. De verzamelde data over eilegdata is minimaal.
Discussie
Door het kleurringen van Roodborstapuiten zijn de vogels individueel herkenbaar. Het gedrag van
deze soort maakt het redelijk eenvoudig om kleurringen af te lezen waardoor veel informatie
verzameld kan worden. Uit navraag bij het Vogeltrekstation Nederland (mond. Med. H. v.d. Jeugd) en
twee zeer ervaren collega soortonderzoekers werd mij duidelijk, dat het aanbrengen van kleurringen
niet aantoonbaar leidt tot hinder, gevaar of een verminderde overleving van de vogels.
Het aanbrengen van kleurringen bij Roodborsttapuiten is zinvol wanneer de onderzoeksgegevens
leiden tot een beter inzicht en begrip van de ecologie en populatieopbouw van de soort, maar
bovenal wanneer het leidt tot een betere bescherming van de soort. Meldingen van gekleurringde
Roodborsttapuiten zijn bijzonder welkom. Het is voor de onderzoekers onmogelijk om vele
honderden vierkante kilometers potentieel broedbiotoop af te speuren op gekleurringde
Roodborsttapuiten. Daarom vragen wij collega vogelaars om in de komende jaren gericht te letten op
kleurringen bij Roodborsttapuiten en deze te melden aan ondergetekende. Deze inspanning is
bijzonder wenselijk buiten de randzone van het Korenburgerveen.
Voorliggend verslag is een kort en eenvoudig verslag van enkele resultaten en bevindingen van het
eerste onderzoeksjaar naar Roodborsttapuiten in de Zuidoost-Achterhoek. Het komende jaar wordt
het eerste jaar waarop de gekleurringde vogels terugkeren naar de broedplaatsen. 2012 was een
aanloop jaar; een jaar waarbij ervaring opgedaan is met de soort, de broedbiologie en het
bemachtigen en ringen van de vogels. We hopen de inzet op te voeren in de komende jaren zodat
antwoorden gevonden worden op de gestelde onderzoeksvragen.
121
Kort verslag van de Punt Transect Tellingen 2012
Pim Leemreise
Inleiding
Het PTT voor wintervogels is het oudste monitoringproject van SOVON; er werd in 2012 voor de 35e
keer geteld. Tegenwoordig tellen in Nederland ruim 300 waarnemers jaarlijks meer dan 400 routes.
Met het project wordt de aantalsontwikkeling en verspreiding van in ons land doortrekkende en/of
overwinterende vogels vastgelegd. Dit kunnen zowel Nederlandse broedvogels zijn als vogels
afkomstig uit bijvoorbeeld Scandinavië of Oost-Europa. Het PTT richt zich vooral op algemenere
soorten als Buizerd, Groene Specht, Kramsvogel en Sijs. Samen met de watervogeltellingen ontstaat
daarmee een goed beeld van de aantalsontwikkelingen van de vogelbevolking in Nederland buiten
het broedseizoen. Het PTT-project levert voor meer dan 80 soorten inzicht in de winterverspreiding
en betrouwbare trends. De tellingen worden georganiseerd in samenwerking met het Centraal
Bureau voor de Statistiek. Een PTT-telling vindt eenmaal per jaar plaats in de periode van 15
december tot en met 1 januari. Bij een telling wordt elk jaar dezelfde route afgelegd en worden op
20 vaste telpunten op die route gedurende exact vijf minuten alle vogels geteld, inclusief
overvliegende groepen. Die vaste methodiek is belangrijk omdat we immers steeds op dezelfde
manier, met dezelfde inspanning het aantal vogels willen bepalen (SOVON 2012).
Ligging van alle
bestaande PTT-routes in
Nederland
122
Oude traditie
In 1978 werden de eerste drie PTT-routes in ons werkgebied reeds geteld, dat betrof de routes Haart,
Ratum en Meddo. In de jaren die daarop volgden nam het aantal routes toe tot 12. Niet alle routes
worden ieder jaar geteld, sommige op slechts één of enkele jaren na wel. De routes hebben
doorgaans een vaste teller. Wanneer een teller om wat voor reden dan ook stopt met zijn (of haar)
route duurt het doorgaans een paar jaar voordat deze door een andere teller overgenomen wordt.
Overzicht van de ligging van alle routes/telpunten in het werkgebied van de VWG (links) en de getelde
routes/telpunten in december 2012 (rechts).
Telseizoen 2012
Tijdens de afgelopen telperiode werden alle twaalf PTT-routes in het werkgebied van de VWG-ZOA
geteld. Daarmee is het werkgebied fraai afgedekt met telpunten waardoor we een fraai overzicht
kunnen vergaren van de verspreiding en aantallen van vogels in de winter. In de telperiode 2012 zijn
de volgende tellers op pad geweest: R. Kwak (Ratum & Quartier d’hiver), B. van Jaarsveld (Haart), W.
de Leeuw (Aaltense-es), H. Schoppers (Lichtenvoorde Oost), G. Vos (Corle), P. Leemreise (Lievelde,
Lichtenvoorde Oost & Zieuwent-Goor), F. te Bogt (Woold), G. Wamelink (Zieuwent-Goor, Haart) B.
Wagenaar (Zieuwent-Goor), T. Oonk (Meddo-Huppel) en J. Schoppers (Lintelo).
Het weer van december 2012
Omdat de PTT-telling in de periode 15 december – 1 januari plaats vindt, is het interessant om te
kijken hoe het weer eruit heeft gezien. Het weer, specifiek strenge koude of sneeuw, bepalen deels
de aanwezigheid van bepaalde soorten in ons werkgebied.
123
De maand december van 2012 verliep ronduit zacht, erg nat en het was verder vaak aan de sombere
kant. Na een winters begin, met sneeuw en vorst, zette een westelijke stroming in en werd het
wisselvallig. In de eerste week van de maand zat de wind vaak in de noordhoek en werd koude en
vochtige lucht aangevoerd. Er viel op meerdere dagen sneeuw. Het winterse weer werd in de nacht
van 8 op 9 december al snel weer verdreven. Grijs en regenachtig was het in de tweede helft van de
maand. Met het inzetten van een westelijke stroming ging het weer echter vooral op de zachte en
wisselvallige toer in de tweede helft van de maand. Vaak lag het kwik tussen 8 en 12 graden en er
was vrijwel geen dag waarop het droog bleef. Ook zonneschijn was er weinig. Al met al gaat de
maand als erg nat in de boeken, vooral dankzij die wisselvallige tweede helft van de maand.
Gemiddeld over het land viel er 125 mm, tegen 80 mm normaal Er waren wel regionale verschillen,
de uitschieters waren het zuidwesten (170 mm) en het oosten (105 mm) van het land (BRON:
WEERPLAZA.NL).
Resultaten PTT-seizoen 2012
Op de twaalf getelde routes werden in totaal 27.756 vogels geteld, verdeeld over 91 (!) verschillende
soorten. Daarmee werden in 2012 6519 vogels meer geteld dan in het voorgaande jaar 2011.
Ondanks één extra getelde route, nam het gemiddeld aantal vogels per route toe van 1930 naar 2313
vogels per route. De meest zeldzame soorten in 2011 waren Bosuil, Brilduiker, IJsvogel, Sneeuwgors
en Velduil (allen 1 ex.). Ook vermeldingswaardig waren de Pestvogels in Lichtenvoorde-Oost,
Klapeksters, Mandarijneenden, Steenuilen en Vuurgoudhaantjes (allen met 2 exx.).
Wanneer we naar het lijstje van de tien meest talrijke soorten kijken, dan zien we niet veel verschil
ten opzichte van 2011. In 2012 is de Grauwe Gans uit het rijtje verdwenen; deze plek werd
ingenomen door de Keep. Het aantal overtrekkende ganzen lag ook beduidend lager dan in het
voorgaande jaar waardoor de Kolgans van de eerste naar de vierder plek verschoof. De Houtduif en
Stormmeeuw waren, naast de ganzen, opnieuw de soorten waarvan de hoogste aantallen geteld
werden. In december 2012 was de Zanglijster buitengewoon talrijk. Berichten over Zanglijsters
bereikten ons ook via de ‘Atlastellers’. In totaal werden zes Zanglijsters geteld.
Gemiddeld werden 2313 vogels per route geteld en 116 exemplaren per telpunt waargenomen.
Wanneer we de teltijd erbij pakken, dan zien we dat er gemiddeld per telpunt 23 vogels per minuut
werden waargenomen.
2011
2012
1 Kolgans
3415
Houtduif
2 Grauwe Gans
2305
Stormmeeuw
3 Houtduif
2297
kauw
4 Stormmeeuw
1963
Kokmeeuw
5 Kauw
1955
Kolgans
6 Kokmeeuw
1553
Spreeuw
7 Roek
1274
Zwarte Kraai
8 Spreeuw
1213
roek
9 Zwarte Kraai
972
keep
10 Vink
464
vink
Top-10 van de meest getelde soorten in 2011 en 2012
124
6973
3883
3341
1755
1675
1403
1309
765
626
566
Enkele soorten nader toegelicht
In de onderstaande tekst wordt de status van de verschillende soorten als broedvogel en nietbroedvogel (wintergast/doortrekker) genoemd. In onderstaande tabel worden deze omschrijvingen
gekwantificeerd naar aantallen.
Watervogels
Een groot aantal telpunten liggen op bruggen, plassen of langs sloten en beken. Zo wordt een deel
van deze wateren tijdens de PTT-telling dus ook onderzocht op de aanwezigheid van watervogels. De
meest taltijke watervogel is de Wilde Eend (224 exx.), gevolgd door Meerkoet (118 exx) en Smient
(65 exx.). Iets minder talrijk, maar nog zeker niet zeldzaam zijn Dodaars (38 exx), waterhoen (36 exx.)
en Kuifeend (26 exx.). Een stuk minder algemeen is de Knobbelzwaan (14 exx.) en Grote Zaagbek (3
exx.). Slechts enkele Futen (2 exx.) en een enkele Brilduiker en IJsvogel werden waargenomen.
Aantallen en verspreiding van watervogels per punt tijdens de PTT-telling van december 2012.
Opgenomen zijn de totalen van alle eenden, zwanen, Meerkoet en Waterhoen per punt.
Roofvogels
De Buizerd is de meest algemene roofvogel die tijdens de PTT-telling waargenomen wordt. In totaal
werden 126 exx. geteld, gevolgd door Torenvalk (13), Sperwer (7) en Havik (5). Minder algemeen
waren Blauwe kiekendief en Steenuil (2 exx), Velduil en Bosuil (1 ex.). Op onderstaande
verspreidingskaart wordt het aantal roofvogels per punt weergegeven.
125
Aantallen en verspreiding van de roofvogels en uilen in december 2012.
Het weer is van (grote) invloed op de trefkans van roofvogels in het open veld. Met gure, harde wind,
laten Buizerds zich doorgaan minder goed zien. Waarschijnlijk zoeken zij dan ook de beschutting van
bosjes en singels op. Met mooi zonnig winterweer is de kans ook groter dat roofvogels schroevend
waargenomen worden.
Over de dichtheid in het werkgebied valt op basis van het bovenstaande kaartje niet veel te zeggen.
De trefkans van roofvogels (bijv. de Buizerd) in een wijd en open landschap is groter dan in het
bosrijke en besloten oostelijke deel van het werkgebied.
Grote Zilverreiger
Grote Zilverreigers kunnen we tegenwoordig in het hele werkgebied tegenkomen, al worden de
hoogste aantallen nog wel vastgesteld in de heide- en veenontginningslandschappen zoals het
Meddosche Veld, Kleine Goor en Witte Veen. Het maximum aantal Grote Zilverreigers op één punt
bedroeg 3 exx, verder werden op twee telpunten twee exemplaren vastgesteld. Het gros van de
waarnemingen bedroeg solitaire vogels. Het totaal van 20 geteld reigers is groter dan het maximum
aantal slapers op de slaapplaats bij de Kleine Plas in Bredevoort. Vermoedelijk zijn er nog andere
slaapplaatsen.
126
Aantallen en verspreiding van de Grote Zilverreiger in december 2012.
Kok- en Stormmeeuw
Het zwaartepunt van de verspreiding van de Kok- en Stormmeeuw ligt vanouds in het westelijke deel
van het werkgebied, waarbij de Stormmeeuw ontbreekt in het oude hoevenlandschap rond
Winterswijk, terwijl Kokmeeuwen in lage aantallen wel waargenomen worden rond Winterswijk. Met
name rond Zieuwent en Harreveld worden soms grote groepen Stormmeeuwen, soms gemengd met
Kokmeeuwen, waargenomen. Met name de Zieuwent-Goorroute is altijd goed voor hoge aantallen
meeuwen. Op deze route werden 2957 exx. Stormmeeuwen en 1019 Kokmeeuwen geteld.
Aantallen en verspreiding van de Stormmeeuw in dec. 2012.
127
Aantallen en verspreiding van de Kokmeeuw in december 2012.
3500
3000
2500
2000
Kokmeeuw
1500
Stormmeeuw
1000
500
2011
2009
2007
2005
2003
2001
1999
1997
1995
1993
1991
1989
1987
1985
1983
0
Aantalsontwikkeling van de Kokmeeuw en Stormmeeuw op de Zieuwent-Goorroute in de periode
1983-2012.
De aantallen van de Kokmeeuw op de PTT-route Zieuwent-Goor schommelen sterk per jaar, maar de
langjarige trend van de Kokmeeuw lijkt vrij stabiel. De Stormmeeuw neemt daarentegen duidelijk
toe. Voor ’95 werden slechts enkele Stormmeeuwen geteld, de laatste jaren zelfs soms meer dan
duizend (2003, 2006 en 2012).
128
De Houtduif
Met 6973 getelde exemplaren was de Houtduif de meest talrijke soort tijdens de afgelopen telling.
De soort wordt met name in het halfopen agrarische cultuurlandschap waargenomen. Het is de
openheid van deze landschappen die de tellers in staat stelt om groepen rustende en foeragerende
Houtduiven te tellen. Ondanks de schijnbare afwezigheid in het noordoostelijke deel, worden ze daar
vast gemist vanwege de beslotenheid van het landschap.
Aantallen en verspreiding van de Houtduif in december 2012.
Wanneer we naar de aantalsontwikkeling kijken, dan laat de soort een lichte toename zien. Deze
toename geldt ook wanneer we de 1756 getelde vogels uit 2007 weglaten.
2000
1800
1600
1400
1200
1000
800
600
400
200
2011
2009
2007
2005
2003
2001
1999
1997
1995
1993
1991
1989
1987
1985
1983
0
Aantalsontwikkeling van de Houtduif op de PTT-route Zieuwent-Goor 1083-2012.
129
Soorten van Naaldbossen
Kuifmees en Goudhaantje zijn typische bewoners van naaldbossen. Zoals onderstaande
verspreidingskaart fraai laat zien, worden deze soorten ook met name in de grotere naaldbossen
vastgesteld. De aantallen zijn gering, er werden 51 Goudhaantjes waargenomen en 23 Kuifmezen.
Verspreiding van Kuifmees en Goudhaan, december 2012.
Dankwoord
In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar de tellers die een bijdrage hebben geleverd aan het tellen
van de routes in december 2012. Verder wil ik Willem van Manen en SOVON danken voor het
beschikbaar stellen van de telgegevens en ten slotte Natuurbank Overijssel voor het maken van de
verspreidingskaarten in GIS.
Literatuur
Boele, B.,Hustings, F., Koffijberg, K., Turnhout, C., van Plate, C. 2008. Populatietrends van
terrestrische wintervogels in 1980-2006; habitat, trekgedrag en verschillen tussen Hoog- en Laag
Nederland. Limosa.
Kwak, R., Stronks, J. 1994. Aantallen en tendensen van vogels in Winterswijk. De Leunink 21-4.
Winterswijk.
Kwak, R. 2010, Broedvogels van Lievelde in 2007. 2010. Eigen uitgave Vogelwerkgroep ZuidoostAchterhoek, Winterswijk.
Kwak, R. 2010. Broedvogels van Besselinkschans – Grijze Veld in 2008. Eigen uitgave Vogelwerkgroep
Zuidoost-Achterhoek, Winterswijk.
130
Overzicht van alle getelde soorten in december 2012 (12 PTT-routes)
Aalscholver
Appelvink
Barmsijs
Blauwe Kiekendief
Blauwe Reiger
Boomklever
Boomkruiper
Bosuil
Brandgans
Brilduiker
Buizerd
Canadese Gans
Dodaars
Ekster
Ekster
Fazant
Fuut
Gaai
Grote Bonte Specht
Geelgors
Goudhaantje
Glanskop
Goudvink
Graspieper
Grauwe Gans
Groene Specht
Groenlink
Grote Lijster
Grote Zaagbek
Grote Zilverreiger
Havik
Heggemus
Houtduif
Holenduif
Huismus
Ijsvogel
Kauw
Keep
Kievit
Klapekster
Kleine Bonte Specht
Kneu
Knobbelzwaan
Kokmeeuw
Kolgans
Koolmees
25
6
2
2
29
99
87
1
10
1
126
6
38
38
243
19
2
182
35
28
51
34
38
4
552
7
67
24
3
20
5
20
6973
304
496
1
3341
626
17
2
3
5
14
1755
1675
316
Koperwiek
Krakeend
Kramsvogel
Kuifeend
Kuifmees
Mandarijneend
Matkop
Meerkoet
Merel
Muskuseend
Nijlgans
Pestvogel
Pimpelmees
Putter
Rietgors
Rietgans
Ringmus
Roodborst
Roek
Sijs
Smient
Sneeuwgors
Soepeend
Sperwer
Spreeuw
Stadsduif
Steenuil
Staartmees
Stormmeeuw
Tafeleend
Torenvalk
Turkse Tortel
Velleeuwerik
Velduil
Vink
Vuurgoudhaan
Waterhoek
Wilde Eend
Winterkoning
Wintertaling
Zanglijster
Zilvermeeuw
Zwarte Kraai
Zwarte Mees
Zwarte Specht
131
57
6
478
28
23
2
7
118
244
6
24
2
215
76
2
165
85
47
765
274
65
1
16
7
1403
24
2
77
3883
4
13
25
13
1
566
2
36
224
65
32
6
3
1309
13
10
Broedresultaat van de Grauwe Klauwier in het Zwarte Veen
Sylvain Wamelink
Inleiding
De Grauwe Klauwier is een uitstekende indicator van een gevarieerd landschap, rijk ontwikkelde
structuur van struweel en houtwallen, goede a-biotische omstandigheden en met name een rijke
diversiteit aan insecten. Aanwezigheid van de Grauwe Klauwier in een gebied en met name het
broedresultaat van de aanwezige broedparen is een goede indicator van een complex en soortenrijk
ecosysteem waarvan ook vele andere soorten fauna van kunnen profiteren.
Een geschikte broedlocatie van de Grauwe Klauwier wordt vooral bepaald door:
 Aanwezigheid van broedgelegenheid in de vorm van doorndragende struiken en struwelen.
In de Zuidoost-Achterhoek zijn dit vaak braam, meidoorn en sleedoorn. Echter, slechts enkele
kleinere doornstruiken of bramenstukjes op een plek met veel voedsel kunnen al voldoende
broedgelegenheid bieden.
 Aanwezigheid van voedsel, voornamelijk grote insecten, in de directe omgeving van de
broedplaats. In het ideale geval staat de neststruik in het foerageergebied dat een rijke
structuur dient te bezitten: kruidenrijke vegetaties afgewisseld met kalere, grazige plekken en
struikjes, liefst met enige vorm van water in de buurt. Ook moet er voldoende en divers
voedsel aanwezig zijn. Insecten zijn vaak in grote aantallen aanwezig op overgangen,
bijvoorbeeld van nat naar droog of van hoog naar laag.
 Bereikbaarheid van het voedsel. Op de broedplaats moeten voldoende uitkijkposten
aanwezig zijn waar vanaf de vogels vliegende en kruipende insecten kunnen vangen.
Daarnaast dient het voedsel onder alle weersomstandigheden bereikbaar te zijn. Bij regen
moeten er korte, grazige vegetaties bereikbaar zijn, zodat kruipende insecten of muizen
kunnen worden gevangen. Hierbij valt te denken aan begraasde stukken. De nesten worden
vaak gebouwd op plekken met een hoog voedselaanbod omdat als de jongen op het nest
zitten er hoogstens 100 meter van het nest wordt gefoerageerd. Anders lukt het niet om de
jongen op tijd te voeren.
In de zomer van 2010 is door ondergetekende het broedresultaat van een geslaagd broedgeval van
de Grauwe Klauwier in het gebied Zwarte Veen (gemeente Oude IJsselstreek) onderzocht. Tijdens
verschillende veldbezoeken in de periode 29 juni tot 15 augustus is een broedpaar met jongen
gecontroleerd op voedselaanbod in relatie tot het volgroeien van het aantal uitgevlogen jongen tot
jong volwassen vogels. De belangrijkste vraag van dit onderzoek is of er een verband is tussen het in
onderzoeksgebied voorhanden voedselaanbod en het broedresultaat.
Onderzoeksgebied
Het onderzoeksgebied bevindt zich op de grens van een droge, voornamelijk met naaldhout
begroeide, dekzandrug (De Vennebulten) en een laaggelegen agrarisch, van oudsher drassig, gebied
(Zwarte Veen) in de gemeente Oude IJsselstreek. Het onderzoek heeft zich geconcentreerd op een,
met Galloway-runderen, begraasd natuurterreintje (voormalig landbouwperceel), bestaande uit
hoogopgaande kruiden en verspreid aanwezige lage braamstruiken (tot 1,5 meter hoog) en lokale
opslag van wilgen (tot 1,75 meter hoog). Het terrein is afgerasterd met gekloofde palen, voorzien van
prikkeldraad.
132
Het onderzoeksgebied is op het oog een perfect voorbeeld van hoe een Grauwe Klauwierenhabitat in
Oost-Nederland er uit zal moeten zien: lage doornstruiken (braam) om te broeden en te schuilen,
een structuurrijke vegetatie met een gevarieerde en rijke (insecten)fauna om te foerageren en
allerlei uitkijkposten om het territorium te overzien en te jagen.
Omgeving onderzoekslocatie
Grenzend aan de noord-, oost en westzijde van het onderzoeksgebied bevinden zich merendeels
intensief bewerkte agrarische percelen (maïs, weiland en grasland). Aan de zuidzijde grenst het
gebied aan het bosgebied De Vennebulten. In dit gebied zijn recent herstelwerkzaamheden
uitgevoerd aan een heiderestant met jeneverbesstruweel en een dichtgegroeid heideven en is een
stuk naaldbos met natuurlijke opslag open gekapt ten behoeve van uitbreiding van het aangrenzende
heideveld. Op enige afstand (circa 250 meter) van het onderzoeksgebied bevindt zich het
natuurgebied Aaltense Goor, in beheer en eigendom van Staatsbosbeheer. In dit natuurgebied, met
zijn vele houtsingels en smalle hooiland- en weidepercelen, zijn in het (recente) verleden territoria
van de Grauwe Klauwier vastgesteld.
Onderzoek
In de periode eind juni – half augustus 2010 zijn in totaal 12 bezoeken van gemiddeld 1,5 uur
gebracht aan het onderzoeksgebied Zwarte Veen. Bij elk bezoek is het gebied, vanaf de direct
aangrenzende zandwegen, afgespeurd. Van elk veldbezoek zijn gegevens bijgehouden met
betrekking tot het gedrag van het ouderpaar en de jongen in relatie tot voedselaanbod en
broedresultaat. Om verstoring te voorkomen is het onderzoeksgebied niet betreden. Vanwege het
optimale zicht op het onderzoeksgebied vanaf de aangrenzende zandpaden was betreding niet
noodzakelijk voor het onderzoek.
Methodiek
Omdat de Grauwe Klauwier merendeels afhankelijk is van het insectenleven (entomofauna), heeft
het weinig zin om bij het eerste zonlicht een bezoek te brengen aan het onderzoeksgebied om het
voedselaanbod en foerageergedrag van de adulten te bestuderen. Pas als de vegetatie voldoende is
opgewarmd en daarmee ook de insecten, worden de klauwieren actiever en ook zichtbaarder.
Gemiddeld genomen is laat in de middag en tegen de avond (globaal tussen 13.00 en 21.00 uur) per
veldbezoek 1,5 uur lang het ouderpaar met de jongen gecontroleerd waarbij met name gelet is op
het foerageergedrag van de beide ouders en het aangeboden voedsel aan de jongen. Per
vastgestelde voedseloverdracht is bijgehouden welk voedsel (aantal en type soortgroep, orde/familie
en, indien vast te stellen, de specifieke soort) aan de jongen werd aangeboden. Daarnaast is zo goed
als het kon bijgehouden waar in het onderzoeksgebied of daarbuiten het voedsel wordt verzameld
en door welke volwassen vogel (mannetje of vrouwtje).
133
Resultaten
Territorium
De gemiddelde grootte van een territorium van de Grauwe Klauwier in Europa ligt rond de 1,5
hectare. Het onderzoeksgebied, waarbinnen de nestlocatie van het onderzochte grauwe
klauwierenpaar zich bevond, is circa 3 hectare groot.
Nestlocatie
De nestlocatie van de Grauwe Klauwier bevond zich in een lage, open braamstruik van circa 1,5
meter hoog, gelegen in het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied. Tijdens de eerste twee
bezoeken op 29 juni en 5 juli werd de nestlocatie met enige regelmaat door het mannetje bezocht
waarbij een enkele keer voedsel werd aangedragen. Bij deze voedselvoorziening werd het bedelroep
van de jongen op het nest waargenomen. Het vrouwtje liet zich voor het eerst op 5 juli kort nabij de
nestlocatie zien.
Broed- en uitvliegsucces
Inspectie van het nest voor het uitvliegen van de jongen heeft niet plaatsgevonden. Bij de Grauwe
Klauwier kunnen de eerste eieren al begin mei gelegd worden, maar de piek ligt van de laatste dagen
van mei tot half juni. Na een broedduur van twee weken en een nestperiode van nog eens twee
weken kunnen de eerste jongen vanaf begin juli uitvliegen. De op de locatie aangetroffen uitgevlogen
jongen werden voor het eerst visueel waargenomen op 11 juli. Tijdens dit bezoek werden vier jonge
klauwieren aangetroffen. Tijdens het daaropvolgende bezoek van 13 juli werd het aantal jongen
bijgesteld op vijf. Dit aantal komt overeen met het gemiddeld aantal eieren per legsel van een
Grauwe Klauwier, deze ligt normaal rond de 4-6 eieren. Op 24 juli lag het aantal jongen weer op vier
en tijdens het veldbezoek waarbij de jongen voor het laatst gezamenlijk werden aangetroffen (9
augustus) is het aantal teruggelopen tot drie (bijna volwassen) jongen.
Verplaatsing van de jongen in het onderzoeksgebied
Net na het verlaten van het nest (begin juli) waren de jongen voor een periode van een 2-3 weken
vrij honkvast en was er nauwelijks tot geen sprake van verplaatsing. De jongen werden in deze
periode binnen een straal van circa 5 meter van de nestlocatie aangetroffen. Vanaf half juli vond er
een verplaatsing plaats waarbij verschillende delen van het onderzoeksgebied door de jongen
gebruikt werden. Hierbij had het zuidoostelijke deel van het onderzoeksgebied duidelijk de voorkeur.
Er zijn geen waarnemingen bekend van de westelijke en noordelijke randzone. De vindplaatsen in de
periode na half juli bevonden zich in een straal van maximaal 75 meter van de nestlocatie. De laatste
waarneming van één volwassen jong vond plaats op 14 augustus. Dit jong werd op kruising van de
Lage Wolboomsdijk en de Vossenbult, op meer dan 300 meter van de nestlocatie, waargenomen. De
laatste waarneming is de enige waarneming van een (bijna volwassen) jong buiten het
onderzoeksgebied. Het is bekend dat (bijna volwassen) jongen van de Grauwe Klauwier enkele
honderden meters tot wel een kilometer kunnen verplaatsen als de voedselsituatie op de nestplaats
matig is. Mogelijk heeft de familie Grauwe Klauwier zich, gezien de waarneming van een (volwassen)
jong in de rand van het Aaltense Goor, vanaf week 32 het onderzoeksgebied verlaten en richting het
oosten verplaatst. Of deze verplaatsing betrekking had op de (matige) voedselsituatie in het
onderzoeksgebied is moeilijk vast te stellen.
Prooiaanvoer
Periode eind juni - begin juli
In de eerste periode (de ‘late’ jongenfase) was het mannetje alleen verantwoordelijk voor het zoeken
naar prooi voor de jongen en de prooiaanvoer. Met een frequentie van 10-12 voedselvluchten per
veldbezoek, binnen gemiddeld 1,5 uur (per veldbezoek), werd er veel van het mannetje geëist. Om
134
de vijf hongerige jongen van voldoende voedsel te voorzien moest er op zeer korte afstand
(maximaal 75 meter van de nestlocatie) naar voedsel gezocht. Dit om binnen een kort tijdsbestek de
jongen van voldoende voedsel te voorzien. Gemiddeld werd, na het verlaten van de nestlocatie, het
mannetje binnen 2 minuten weer nabij de nestlocatie (met of zonder voedsel) waargenomen.
Periode half juli – begin augustus
Na het uitvliegen van de jongen werden deze door zowel het mannetje als het vrouwtje gevoed,
waarbij het mannetje het merendeel van de (lange) voedselvluchten voor zijn rekening nam. Het
vrouwtje daarentegen voerde voornamelijk kortere voedselvluchten uit waarbij maximaal 25 meter,
van de locatie waar de jongen zich bevonden, gefoerageerd werd. Opvallend vaak werd er een
voedseloverdracht van mannetje op vrouwtje geconstateerd waarbij het vrouwtje een groot deel van
het voeren van de jongen op zich nam. De frequentie van prooiaanvoer lag per adulte vogel tussen
de 10-15 voedselvluchten per bezoek. Grauwe klauwieren foerageren vaak binnen 100 meter van de
nestplaats of de plek waar de jongen rondhangen waarbij het gehele territorium af wordt gezocht op
voedsel. Het afleggen van grote afstanden wordt zoveel mogelijk gemeden omdat de jongen zoveel
voedsel nodig hebben en verre voedselvluchten teveel tijd en energie kosten. Alleen bij slecht weer
en de daarmee gepaard gaande slechte bereikbaarheid van insecten, worden er wel langere tochten
ondernomen. Een paar keer werd waargenomen dat het mannetje vrij hoog en in een rechte lijn
vanuit oostelijke en westelijke richting kwam aangevlogen. Mogelijk heeft het mannetje
respectievelijk in de randzone van het Aaltense Goor of op het heideveld met het jeneverbesstruweel
naar voedsel gezocht.
Foerageergedrag
Bij het zoeken naar prooi maken de adulten vaak gebruik van vaste uitkijkposten. Deze uitkijkposten
zijn zeer belangrijk omdat de Grauwe Klauwier vanaf deze uitkijkposten het gebied kan overzien,
jaagt en eventueel predatoren kan detecteren. In het onderzoeksgebied werden rasterpalen,
bramenstruiken, lage wilgenstruiken en zelfs de rug van Galloway-runderen gebruikt als uitkijkpost.
Vanaf de uitkijkposten jaagden de adulten op voedsel. Na de vangst van een prooidier vlogen de
adulten meestal in een rechte lijn naar de nestlocatie of de plek waar de jongen rondhangen. Direct
na het aanvoeren van het voedsel werd er weer richting één van de vaste uitkijkposten gevlogen.
Naarmate de jongen groter en nog meer hongeriger werden hielp het vrouwtje ook meer frequenter
op zoek te gaan naar voedsel voor de jongen.
Gespietste prooien
Uitgezonderd een aantal bijen en wespen na werden er, ondanks gericht zoeken, geen overige
gespietste prooien op de onderzoekslocatie aangetroffen. Het opspietsen van prooien in de periode
mei-juni heeft vooral een functie om een partner aan te trekken en in de nestperiode om een
voedselvoorraad aan te leggen voor het broedende vrouwtje en de nestjongen. Een duidelijke
verklaring voor het beperkt aantreffen van gespietste prooien is lastig te geven. Mogelijk kan dit
verklaard worden door de lage dichtheid aan geschikt voedsel; hier wordt verder later op in gegaan.
Voedselanalyse
Van elke veldbezoek werd bijgehouden welke prooisoort (soortgroep, orde/familie en, indien vast te
stellen, de specifieke soort) er door de adulten verzameld en aangeboden werd aan de jongen.
Tevens is per veldbezoek bijgehouden hoe vaak er voedsel werd aangeboden. Om verstoring van de
nestlocatie en betreding van de onderzoekslocatie te vermijden is niet gericht gezocht naar
braakballen. Deze methode wordt wel vaak gehanteerd bij een groot aantal onderzoeken waarbij
menu en prooikeuze van de Grauwe Klauwier bestudeerd werd. Een andere veel toegepaste
methode is het monitoren van gespietste prooivoorraden en het analyseren van de gespietste
prooien. Op een enkele bij of wesp (maximaal 5 exemplaren) na werden er geen overige gespietste
135
prooien aangetroffen en monitoring en analyse van overige gespietste prooien heeft niet
plaatsgevonden.
Beschikbaar voedsel
Op basis van de tijdens de veldbezoeken verzamelde gegevens kan men een globale indicatie
weergeven van het beschikbare voedsel in het territorium van de bestudeerde grauwe
klauwierenfamilie.
Resultaten van aangevoerde en aangeboden prooidieren
a) Insecten
Insecten vormden 98% van alle prooidieren. Bijna de helft (49%) van de prooien vielen onder de
groep hommels, bijen en wespen. Een tweede en derde groep van prooidieren waren respectievelijk
sprinkhanen/krekels (18%) en kevers (10%). De groep ‘overige’ insectengroepen was goed voor 15%.
Onder de groep ‘overige’ vallen zweefvliegen, libellen, wantsen en vlinders (dag- en
nachtvlinders/motten). De overige 7% werd ingenomen door ‘prooi / insect onbekend’.
b) Gewervelde dieren
Een totaal van drie gewervelde prooidieren gevangen door de adulten werden genoteerd. Twee
(echte) muizen en een tuinspitsmuis waren de enige gedocumenteerde gewervelde prooidieren.
Discussie
Prooisamenstelling
De samenstelling van de door de Grauwe Klauwier gevangen en aangeboden prooidieren wordt
beïnvloed door vele externe factoren, waaronder habitat en territoriumkwaliteit, geografische
ligging, weersomstandigheden en tijdstip van de dag of het seizoen. De samenstelling van de
gevangen en aangeboden prooidieren van de Grauwe Klauwier in het Zwarte Veen is niet helemaal
typerend in vergelijking met het gemiddelde standaard grauwe klauwierenmenu. Met name grote
kever-, bijen- en sprinkhaansoorten vormen normaal een belangrijk deel van een standaard grauwe
klauwierenmenu. Vooral grote keversoorten ontbraken vrijwel in het menu van de bestudeerde
grauwe klauwierenfamilie in het Zwarte Veen. Grote insecten zijn van groot bij het grootbrengen van
de jongen aangezien deze als bulkvoedsel normaliter een zeer belangrijk onderdeel vormen van het
aan de jongen aangeboden voedsel. Daarmee bepalen grote insecten vaak mede de dichtheid van
het aantal territoria van de Grauwe Klauwier in een potentieel geschikt habitat en kunnen ook de
kwaliteit van de (potentiële) broedlocatie sterk doen bepalen. Omdat de jongen snel groeien moet er
ook een grote diversiteit aan voedsel aanwezig zijn. De kleine jongen krijgen kleiner en zachter
voedsel dan de bijna volwassen jongen. Voor de kleintjes zijn dus kleine, zachte insecten van belang,
terwijl voor de grotere jongen grote insecten van belang zijn.
Grote insecten als kevers en sprinkhanen worden voornamelijk gevangen via de zit-en-wacht
methode waarbij de Grauwe Klauwier stil blijft zitten op uitkijkposten en wacht totdat een geschikte
prooi in zijn bereik komt. Deze methode vergt minder energie van een adulte Grauwe Klauwier dan
het actief foerageren naar prooi. Actief foerageren wordt vooral toegepast bij meer mobielere
soortgroepen als hommels, bijen en wespen. Het is daarom opvallend dat bijna 50 % van alle, in de
onderzoekslocatie, gevangen en aangeboden prooien uit prooidieren bestaat welke via de actieve
manier van foerageren verzameld worden. De reden voor deze afwijkende prooisamenstelling is
moeilijk exact aan te geven, maar het ontbreken van een hoge dichtheid aan grote keversoorten is
hier vrijwel zeker debet aan. Het merendeel van de grote keversoorten in Nederland worden vooral
aangetroffen in open tot halfopen vegetaties op zanderige bodem. Dit type habitat ontbreekt op de
onderzoekslocatie. In de directe omgeving zijn door plagwerkzaamheden en door het deels
openkappen van een bosperceel potentieel geschikte habitats gecreëerd voor soorten van droge
heide en open grazige vegetaties op zandgrond als reptielen, dagvlinders en grote keversoorten.
136
Echter door de geïsoleerde ligging van De Vennebulten, ten opzichte van soortgelijke bos- en
heidegebieden op droge zandgrond, en het jarenlang achterstallig onderhoud (vergrassing en
verbossing) van de open heidevegetaties is er (nog) geen ideaal habitat voor een stabiele en grote
populatie van grote keversoorten voorhanden.
Het is bekend dat gewervelde dieren een beperkte aanvulling vormen op het dieet van de Grauwe
Klauwier. Het vangen en het, voor de jongen, verdelen van gewervelde dieren als (spits)muizen,
hagedissen en jonge vogels kost veel energie en tijd. Kleine insecten daarentegen leveren te weinig
energie op, omdat de Grauwe Klauwier elke gevangen prooi apart naar het nest brengt en aan de
jongen voert. Om verlies van energie en tijd tot een minimum te beperken en toch voldoende
voedsel voor de jongen aan te voeren vormen juist (grote) insecten ideale prooidieren voor de
Grauwe Klauwier. De Grauwe Klauwier is wat betreft voedselkeus flexibel in het vinden van nieuwe
(geschikte) voedselbronnen. Is er in een jaar/gebied (tijdelijk) een lage dichtheid aan bijvoorbeeld
grote kevers aanwezig dan schakelt de soort over op alternatieve prooidieren als sprinkhanen, mits
er voldoende biomassa in de vorm van grote prooidieren voor de jongen voorhanden is. Daarnaast
ligt de dichtheid aan insecten vrijwel altijd hoger dan de dichtheid aan gewervelde dieren in een
habitat van een Grauwe Klauwier. In een periode van regen en/of koud, waarbij de activiteit van
insecten beperkt is, wordt de Grauwe Klauwier echter vaak gedwongen om op (energie- en
tijdverspillende) gewervelde dieren te jagen.
Broedresultaat
Het broedresultaat in het onderzoeksgebied kan op verschillende manieren beoordeelt worden. Het
succesvol broeden van een Grauwe Klauwier is in het werkgebied van de Vogelwerkgroep Zuidoost
Achterhoek tegenwoordig bijzonder te noemen. Daarnaast is het uitvliegsucces, voor dit deel van
Nederland, redelijk te noemen met uiteindelijk drie vliegvlugge jongen. Hieruit kunnen we
concluderen dat het onderzoeksgebied als broedlocatie geschikt is, maar minder geschikt als
foerageergebied voor vijf hongerige grauwe klauwierjongen. Wat exact het broedresultaat negatief
beïnvloed heeft is moeilijk na te gaan, maar de volgende factoren hebben hier zeker invloed op
gehad:


Weersomstandigheden
Vrijwel de gehele broedperiode en de periode net na het uitkomen van de eieren en het
opgroeien van de jongen waren de weeromstandigheden gunstig voor de Grauwe Klauwier;
zonnig en warm. In het tijdvak van 10 tot en met 14 juli was er een heftig buienfront actief.
Het ging hierbij om kortdurende (storm) buien, soms vergezeld van hagel en windstoten. Op
de 14e ontstond veel windschade, waaronder ook in de omgeving van het onderzoeksgebied.
De volgende dag werden er tijdens een veldbezoek nog maar vier van de vijf jongen geteld.
Of het vijfde jong door het noodweer het loodje heeft moeten leggen is niet bekend
geworden. Het betreffende jong oogde vrij zwak op 13 juli en zat gedurende het veldbezoek
ingekrompen op een stengel van een bramenstruik. Daarnaast zijn bij slecht weer insecten
slecht bereikbaar, waardoor langere (voedsel) tochten ondernomen moeten worden,
hetgeen tot het verlies van één van de jongen heeft geleid om de doodeenvoudige
reden dat er teveel tijd aan het op en neer vliegen moet worden besteed. De combinatie van
extreem weer, slechte bereikbaarheid van insecten en de slechte conditie van het verloren
jong zijn hoogstwaarschijnlijk de doodsoorzaak van dit jong.
Locatie
Het onderzoeksgebied ligt geïsoleerd ten opzichte van overige geschikte broedlocaties.
Recent zijn uit het nabijgelegen Aaltense Goor enkele territoria/broedgevallen bekend van
de Grauwe Klauwier. In 2010 zijn hier echter geen grauwe klauwieren opgemerkt. Door de
afstand tussen beide gebieden (meer dan 250 meter) zal het zoeken naar voedsel in de
randzone van het Aaltense Goor beperkt plaats hebben gevonden. Het overbruggen van deze
137

afstand kost namelijk (te) veel energie en tijd. De structuurrijke vegetatie herbergt een
gevarieerde insectenfauna, maar met name grote keversoorten ontbreken hier. Het
ontbreken van grote kevers, welke als bulkvoedsel van groot belang zijn voor de opgroeiende
jongen, wordt veroorzaakt door het ontbreken van geschikt leefgebied (open tot halfopen
vegetaties op zanderige bodem) voor deze insectengroep.
Voedselaanbod
Zoals aangegeven ontbreken vooral grote keversoorten (bulkvoedsel) op het menu van de
grauwe klauwieren. Afwezigheid van een stabiele en grote populatie grote kevers als
prooidieren voor de jongen moest worden gecompenseerd met andere insectengroepen.
Een belangrijk deel van deze compensatie werd gevonden in de groep van hommels, bijen en
wespen. Deze insectengroep bepaalde meer dan 40% van de prooisamenstelling. Klauwieren
hebben een breed spectrum van prooidieren die bij verschillende weersomstandigheden
beschikbaar zijn. Als een belangrijke en essentiële insectengroep, in dit geval grote kevers,
wegvalt dan kan het broedresultaat sterk beïnvloeden. Soorten behorend bij de soortgroep
hommels, bijen en wespen vormen vanwege hun minder grote biomassa een minder
profijtelijke voedselbron voor de Grauwe Klauwier, wat weer de ontwikkeling van de jongen
in het onderzoeksgebied heeft beïnvloed.
Conclusie
Het ontbreken van grote keversoorten als bulkvoedsel heeft invloed gehad op de ontwikkeling van
de jongen. Voldoende grote prooien in de periode net na de nestperiode is van groot belang voor
eerstejaars overleving. Om de jongen van voldoende voedsel te voorzien waren de adulten
genoodzaakt om, door het (vrijwel) ontbreken van grote keversoorten, op zoek te gaan naar
alternatieve voedselbronnen als hommels, bijen en wespen. Het vangen van deze kleine insecten
vergt veel energie (actief foerageren) en tijd (veel foerageermomenten noodzakelijk om het
prooiaanbod uitgedrukt in biomassa op een acceptabel niveau te krijgen). Daarnaast zijn alternatieve
foerageergebieden, waaronder het Aaltense Goor, weer te ver verwijderd (meer dan 100 meter) van
het onderzoeksgebied en vormen geen geschikt alternatief bij een tekort aan noodzakelijke
prooidieren als grote kevers. Mede door het ontbreken van voldoende geschikt voedsel in de vorm
van grote insecten en de geïsoleerde ligging ten opzichte van alternatieve foerageerlocaties met
voldoende en gevarieerd voedselaanbod is, ondanks een gunstig broedsucces (5 jongen) het
uiteindelijke broedresultaat met drie volwassen jongen matig te noemen. De onderzoekslocatie was
in 2011 en 2012 (niet meer) bezet.
138
Een impressie van het onderzoeksgebied en de Grauwe klauwieren (foto’s Sylvain Wamelink).
139
Losse waarnemingen in het werkgebied van de VWG in
2012
Robert Kwak
Inleiding
Aangezien we hebben afgesproken de waarnemingen in te voeren via waarneming.nl dient dat
landelijke databestand nu als basis voor dit overzicht. Gelukkig hebben we als VWG een eigen pagina
(http://zuidoostachterhoek.waarneming.nl/index.php) en je kan dus relatief snel zien wat er is
gemeld. Als “regio admin” kunnen de gegevens worden gedownload en worden bewerkt.
Tussen-bewerking
Waarneming.nl is een open databestand waardoor een ieder er zijn waarnemingen in kwijt kan.
Gelukkig wordt er tegenwoordig intensief gekeken naar de betrouwbaarheid van meldingen. Dus
veel determinatiefouten ben ik niet tegengekomen. Wat wel een probleem is zijn de grote aantallen
dubbele meldingen van dezelfde vogels door verschillende waarnemers. Met behulp van een
database functie die dubbele waarnemingen makkelijk in beeld brengt heb ik die er zoveel mogelijk
uitgefilterd. Van de ruim 13.000 waarnemingen bleven er zodoende ruim 12.000 over. Een
respectabel aantal.
Aantal ingeleverde waarnemingen en de waarnemers
In totaal zijn er 12.408 meldingen in het bestand; we moeten wel bedenken dat de melding van
mannetjes of van vrouwtjes of van juvenielen als aparte regel in het bestand zitten en dus als aparte
waarnemingen worden beschouwd. Als we daarvoor zouden corrigeren komen we op ergens tussen
de 11 en 12 duizend.
Van deze 12.408 meldingen zijn er 8.650 door leden van de VWG (70%) gemeld. Het betrof 19 leden.
Hofleverancier was ondergetekende met ruim 3000 meldingen.
De overige 30% van de waarnemingen werden ingevoerd door meer dan 300 waarnemers van buiten
de VWG. Veel mensen met toch relatief weinig waarnemingen….. Wel leverde het de enige
waarneming(en) op van Buidelmees, Witkoppige Staartmees, Kleine Barmsijs en Indische Gans en
Kanarie. Populaire bestemmingen voor deze bezoekers waren met name het Korenburgerveencomplex, de Willink Weust (Oehoe!) en de Bekendelle (Middelste Bonte Specht en
Kortsnavelboomkruiper en natuurlijk IJsvogel en Grote Gele Kwikstaart).
Onderstaande grafiek geeft het aantal soorten en het aantal exemplaren aan dat per maand werd
gemeld. In totaal werden zo’n 166.000 vogels doorgegeven verdeeld over 201 soorten.
140
Het waarnemingenbestand wordt hieronder vanuit twee invalshoeken bekeken.
- waarnemingen van schaarse en zeldzame soorten en opvallend hoge aantallen
- waarnemingen op een ongebruikelijk tijdstip in het jaar (fenologie in brede zin)
Indien waarnemingen zijn verricht door leden van de VWG dan zijn initialen gebruikt:
waarnemers
BT
Barry Teunissen
BvJ Bert van Jaarsveld
Bwa Benjamin Wagener
FtB Frans ter Bogt
GVo Gretha Vos
GW Gejo Wassink
GWa
HKr
HSch
HvS
JR
JS
JT
Geert Wamelink
Henk Krajenbrink
Hans Schoppers
Hans van Soldt
Jan Rademaker
Jan Stronks
Juun Timmerman
PL
RK
RS
SW
StWy
TO
Pim Leemreise
Robert Kwak
Rody Schröder
Sylvain Wamelink
Steven Wytema
Thijs Oonk
Bij waarnemingen van derden is de waarnemer zoals vermeld bij waarneming.nl weergegeven.
Bij de datumnotatie zijn de maanden steeds met een drie letter afkorting aangeduid.
Schaarse en zeldzame soorten in 2012
Dodaars: Op 19-nov werden op de Groenlosche Slinge 45 exx geteld (BvJ).
Geoorde Fuut: Uit het Korenburgerveen een waarneming van 23-jul van een adulte vogel
fouragerend op een nieuw gegraven poel (BT).
Aalscholver: Naast grote groepen trekkers op de trektelpost (bv. op 27-sep 56 en 59 ex naar ZW (PL))
en soms elders (bv. 7-okt 50 ZW De Heurne (HKr) en 43 ex Aalten (BWa)) waren er de hele winter
flinke aantallen op de slaapplaats bij de Slingeplas in Bredevoort: max. 24-jan 55 ex (GWa, GVo).
Roerdomp: Twee dagen na elkaar (30-jun en 1-jul) werd via waarneming.nl een waarneming van een
roepende vogel in het Meddosche Veen gemeld (resp. Peter Wondergem en Marc Kolkman)
141
Grote Zilverreiger: In totaal werden 514 Grote Zilvers gemeld; voornamelijk in de wintermaanden.
Op 23-mrt, 25-apr en 10-mei werd een Grote Zilver bij een nest in de Blauwe Reiger kolonie van het
Bonnink gezien (BT). De eerste najaarsmelding komt vervolgens weer van 12-aug (Joost Bus). In de
winter 2011/’12 was er een slaapplaats bij de Slingeplas: max 18 ex op 24-jan (GWa, GVo). Door
kappen van de bomen lijkt de slaapplaats in de winter 2012/’13 verlaten. Groot aantal in deze
winter: 14 ex op 30-dec De Haart (GWa) en 9 ex op 26-dec Meddosche Veld (RK).
Zwarte Ooievaar: Op 4-mei werd 1 ex overvliegend naar N gezien in het Woold (Piet Gruijters) en FtB
zag op 20-mei 2x een ex over Aalten vliegen: om 16:30 naar ZW en om 18:00 naar NO; mogelijk
dezelfde vogel.
Ooievaar: Behalve de waarnemingen die betrekking hadden op de broedpoging in de randzone van
het Vragenderveen waren er nog 17 meldingen van Ooievaars, waaronder een groep van 6
overvliegend naar Z op 7-apr (Laurens & Kees van der Wind, Laurens van der Padt).
Wilde Zwaan: twee waarnemingen van overtrekkers: 6-jan 12 ex naar NO in Miste (JR) en 16-dec 5 ex
naar NO in Barlo (PL).
Toendrarietgans: rietganzen, vermoedelijk allen Toendrarietganzen, werden heel wat gezien;
voornamelijk overtrekkend. Pleisterende groepen werden een paar keer in het Meddosche Veld
gezien; vaak in gezelschap van Kolganzen zoals: 17-jan 144 (BvJ) en 6-nov 150 (BvJ).
Kleine Rietgans: twee waarnemingen: 2-jan 2 ex foer. in het Meddosche Veld (JR) en 23-nov 2 ex
naar ZW op de trektelpost bij De Vlijt (RK).
Kolgans: Kolganzen zijn inmiddels heel gewoon in de Zuidoost-Achterhoek. De hele winter vliegen
groepen dan weer naar het noorden en dan weer naar het zuiden. Pleisterende vogels vinden we
geregeld in het Meddosche Veld (grootste aantal 1702 ex op 2-jan JR) en af en toe het Grote Goor
(max. 112 ex op 15-jan RK). Daarbuiten is pleisterende een zeer sporadisch gegeven. Opmerkelijk was
de aanwezigheid van 82 ex op de ganzenslaapplaats van De Vlijt op 28-dec (RK).
Grauwe Gans: Van oudsher een talrijke overtrekker. Als broedvogel met een opmars bezig, maar ook
buiten de broedtijd nu op allerlei plaatsen aan te treffen. Grotere aantallen zien we vaak bij de
belangrijke broedplaatsen, zoals rond het Korenburgerveen-complex (maxima: 5-jan 184 ex
Bufferzone Vragenderveen JR, 11-jan 236 Vragenderveld JR, 5-jan 236 Meddosche Veen JR), het
Meddosche Veld (bij het Zwillbrocker Venn) (maximum 10-nov 210 ex BvJ), het Groote Goor
(maximaal 16-dec 200 ex RS) en de Slingeplas bij Bredevoort (maximum 9-nov 350 ex BvJ). In Corle
worden soms ook flinke groepen gezien (max 23-nov 153 ex JT) die waarschijnlijk slapen bij De Vlijt
(max 28-dec 163 ex RK).
Indische Gans: 2-sep 2 ex van deze schaarse exoot in het Woold (Peter Eekelder)
142
Grote Canadese Gans: het Corlese (van De Vlijt, de Boven-Slinge bij de Twee Bruggen tot de
Slingeplas) kan zich verheugen in een populatie van deze langzaam in aantal toenemende exoot. Een
slaapplaats is bekend van de plas bij de Driemark (28-dec 26 ex RK). Hoogste aantal buiten de
slaapplaats komt van 25-aug 24 ex bij Twee Bruggen (Bert Zijlstra).
Af en toe worden ook elders 1-2 vogels aan de grond gezien. Overtrekkend zijn groepen gezien in
september en oktober waarvan die van 21-okt de grootste was: 51 ex W op de trektelpost (TO)
Brandgans: Als broedvogel in ons werkgebied nog steeds heel schaars al bevindt zich een grote
verwilderde groep net ten noorden daarvan bij de Leemputten in Zwolle: 28-mrt 181 ex (JS).
De wintergasten worden soms pleisterend gezien in het Meddosche Veld tussen de Kolganzen zoals
in jan: 11e en 12e 48 ex (JR,BvJ), 17e 12 ex (BvJ) en 31e 31 ex (JR). Af en toe worden ook
overtrekkende vogels opgemerkt in groepen Kolganzen zoals op 6-dec 3 ex O Hilgelo (RK) en 5 ex ZW
Kotten (RK).
Nijlgans: Van deze inmiddels wijd verbreide exoot werden de grootste groepen gezien op 31-aug 39
ex in het Meddosche Veld (RK) en op 9-dec 26 ex bij de Oude Maat Mariënvelde (PL).
Casarca: Van deze zeldzame exoot werden een reeksje intrigerende waarnemingen verzameld bij de
Oude Maat in Mariënvelde: op 7-mei was er een paar aanwezig (RK) en ook SW heeft ze daar in het
voorjaar gezien. Daarna waren er plots half september 5 ex (de 12-17-sep Joost Bus, JT) en
vervolgens op de 28e-okt wederom 2 ex (Joost Bus). Misschien ergens een broedpoging??
Bergeend: twee voorjaarsmeldingen van ’t Hilgelo: 26-mrt 2 ex (BvJ) en 23-apr 2 ex (TO). Daarnaast
fotografeerde Marijke Huysse een ♂ op een plasje bij haar huis op 14-apr.
Muskuseend: Een wintergroepje van max. 7 ex was in jan aanwezig op de Groenlosche Slinge
(RK,BvJ, HvS,JT,TO,PL, Ans Prinsen). Vervolgens werd in apr en mei een paar keer een paartje gezien
(BvJ, RK,HvS,TO). Uiteindelijk was er een v. met 9 pullen aanwezig op 1-jul (BvJ). Daarna een tijdje
niets totdat op 18-sep een v. met maar liefst 11 volgroeide juv werd gezien (BvJ).
Carolina-eend: Het hele jaar was er een geringde man aan de oostkant van Aalten te vinden
(GWa,SW).
Mandarijneend: Deze schaarse exoot heeft als broedvogel al een aantal jaren vaste voet aan de
grond. In de wintermaanden worden geregeld vogels opgemerkt ten zuiden (Boven-Slinge) en
zuidwesten (Driemark) van Winterswijk in soms aardige groepjes: 27-jan 32 ex Boven-Slinge bij
strandbad (BvJ) en 7-dec 19 ex Driemark (RK).
Smient: Tegenwoordig een redelijk gewone wintergast al zijn de aantallen langs de Groenlosche
Slinge gering in vergelijking met een aantal jaren terug. Grootste aantallen die in de belangrijkste
gebieden werden gezien waren: langs de Keizersbeek: 11-dec 120 ex De Heurne (GWa), het Groote
Goor: 2-mrt 61 ex (PL), Groenlosche Slinge: 18-feb 43 ex (RK, BvJ, HvS), ’t Hilgelo: 28-okt 26 ex (BvJ)
en Oude Maat Mariënvelde: 26-okt 24 ex (JT). De laatste voorjaarswaarneming werd verricht op 11apr (1 pr Hilgelo RK) en de eerste najaarswaarneming op 6-sep (2 ex Keizersbeek IJzerlo GWa).
Krakeend: Gezien de recente broedvogelstatus tegenwoordig in alle maanden te zien, al blijft het in
zomer zeer spaarzaam. Grotere aantallen worden vooral gemeld van ’t Hilgelo (max 38 ex 10-dec BvJ)
en de randzone van het Vragenderveen (2-mrt 18 ex RK).
Wintertaling: In de broedtijd alleen te vinden in de venen; duurbuiten incidenteel. Buiten de
broedtijd komen de meldingen van het Grote Goor (max 19-feb 68 ex RS), ’t Hilgelo (max 10-dec 46
143
ex BvJ) en de omgeving van Zieuwent (max 9-dec 65 ex PL). Verspreid over het werkgebied kunnen
kleine aantallen opduiken.
Smient
Krakeend
Wintertaling
500
400
300
200
100
0
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Wilde Eend: Bij koude inval beleeft ’t Hilgelo vaak een influx van Wilde Eenden; maximaal werden
730 ex geteld op 23-dec (BvJ).
Pijlstaart: Schaarse gast met 4 wrn uit mrt van 1 ex van ’t Hilgelo (17 e RK), Grote Goor (13e JR) en
bufferzone Vragenderveen (25 e BWa) en een pr op dezelfde plek (15 e PL). Een vroege melding kwam
van de trektelpost toen 1 ex op 10-aug naar ZW overvloog (RK,TO,JT). Op 2-dec tenslotte 1 v op de
Groenlosche Slinge (RK,BvJ,HvS).
Zomertaling: Tussen 13-mrt en 12-sep werden af en toe paartjes gezien in het Grote Goor,
Bufferzone Vragenderveen, Oude Maat Mariënvelde en ’t Hilgelo (JR,BT,JS,HKra,BvJ,PL,BWa,SW,JT,
RK en Ruben van der Meulen). Op 2-apr 2 pr ’t Hilgelo (BvJ) en ook 4 ex op 10-aug bij Mariënvelde
(RK,TO).
Slobeend: Vanaf 1-mrt t/m 2 mei werden Slobeenden gezien. De eerste waarneming betrof 2 ex op
de visvijvers bij Heelweg (RK). De overige waarnemingen kwamen vooral van de Bufferzone van het
Vragenderveen, Grote Goor, ’t Hilgelo en de Slingeplas. Grootste aantal betrof 5 pr in de Bufferzone
op 18-apr (PL). In het najaar waren er maar 2 meldingen: 31-aug 1 ex en 7-okt 5 ex op ’t Hilgelo (resp.
RK en BvJ).
Pijlstaart
Zomertaling
Slobeend
40
30
20
10
0
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Krooneend: 2 wrn van een uitgekleurd ♂ (mogelijk dezelfde?) op 17-mrt op ’t Hilgelo (RK) en op 25mrt aan de Kottenseweg aan de zuidkant van Winterswijk (BvJ).
144
Tafeleend: De Tafeleend wordt een steeds schaarsere wintergast in de Zuidoost-Achterhoek. Het
hoogste aantal op ’t Hilgelo bedroeg slechts 14 ex op 26-feb (RK). Bij vorst wijken deze soms uit naar
de Groenlosche Slinge. In jan werden enkele vogels gezien op de visvijvers bij Heelweg: 5 ex op de
22e en de 30e (SW) en de Slingeplas: de 16 e 3 ex (GWa). Elders alleen incidentele waarnemingen. Er
waren twee zomermeldingen van ‘t Hilgelo: 18-jun 5 m + 1 v (BvJ,TO) en 16-jul 1 m (BvJ)
Ringsnaveleend: Deze Amerikaanse dwaalgast (ook wel Amerikaanse Kuifeend genoemd) wordt ook
veel in gevangenschap gehouden. De waarneming van 27-feb van een adulte ♂ in winterkleed op de
visvijvers bij Heelweg werd door de waarnemer (SW) dan ook als “escape” betiteld.
Kuifeend: Nu de Kuifeend een gewone broedvogel is geworden duiken ze op allerlei watertjes van
voldoende omvang in het werkgebied op. Grootste aantallen steevast op ’t Hilgelo in de winter; daar
maximaal 75 op 3 feb (RK). Op de Slingeplas bedroeg het hoogste aantal 34 ex op 15-apr (BWa). Op
de visvijvers bij Heelweg werd op 30-jan een groep van 30 ex gezien (SW).
Eider: Vanaf 16-nov zat er een 1e jrs man op ’t Hilgelo (TO,BvJ,RK,StWy,Erik Lam) (i.i.g. aanwezig t/m
de 31e dec)
Grote Zee-eend: de Eider van ’t Hilgelo kreeg op 30-dec gezelschap van 1 v. Grote Zee-eend. Ook
aanwezig op de 31e dec (StWy,TO,JT,BvJ,RK).
Brilduiker: Deze schaarse wintergast werd ruim 20 keer gemeld. Grootste aantal 4 ex op ’t Hilgelo op
6 en 8-mrt (TO). Een zomermelding van 1 v. werd gedaan op ’t Hilgelo: 22-jul (RK).
Nonnetje: Elke winter zeldzaam; slechts één melding in 2012: 8-dec 1 v. ’t Hilgelo (RK).
Grote Zaagbek: Aan het begin van het jaar redelijke aantallen met als maximum 13 m. + 12 v. op de
Groenlosche Slinge op 19-feb (RK,BvJ,HvS). Laatse waarneming in het voorjaar was op 17-mrt 1 pr.
Op ’t Hilgelo (RK). In het najaar maar één melding: 18-dec 1 pr. Op het Karpermeer (PL,HSch).
Brilduiker
Nonnetje
Grote Zaagbek
60
50
40
30
20
10
0
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Wespendief: Vooral in jul en aug werden geregeld Wespendieven opgemerkt (FtB,BT,SW,GWa,RS,
RK,JS,TO,HKra e.v.a.), voornamelijk rond de venen en in Ratum. Meestal enkelingen. Intrigerend was
de waarneming van 2 ad met 2 juv in Lintelo op 4-aug in Lintelo (GWa). Trek van betekenis werd niet
opgemerkt.
Zwarte Wouw: Één vroege melding van 22-mrt van een overvliegende vogel in Ratum (RS).
Vervolgens van 20-apr t/m 21-mei 6 meldingen van losse exemplaren: 20-apr 2 ex naar O Corle (JR),
6-mei 1 ex naar NO Meddosche Veld (JR), 8-mei 1 ex naar ZO Dale (PL), 13-mei 1 ex Meddo (Jan
145
Naaldenberg), 14-mei 1 ex naar W Lintelo (GWa) en tot slot 21-mei 1 ex Wooldse Veen (Ton Lakeman
& Noor Mather).
Rode Wouw: Alleen in jan en feb niet opgemerkt; verder in alle maanden gezien. Eerste wrn in mrt
was op de 4e van 1 ad in Corle (JR). Opvallend veel zomermeldingen in en rond het Korenburgerveencomplex.
Wespendief
Zwarte Wouw
Rode Wouw
25
20
15
10
5
0
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Bruine Kiekendief: Naast de waarnemingen uit de broedtijd in het Korenburgerveen-complex waren
er enkele waarnemingen in het Meddosche Veld (RK,RS) en maar weinig overtrekkers.
Blauwe Kiekendief: Deze wintergast is verspreid over het werkgebied gezien met een zwaartepunt
langs de Duitse grens in Huppel en Meddo en het Korenburgerveen-complex
(JS,JR,SW,PL,RS,FtB,GWa,BvJ,RK). 7x werd een m. genoteerd en 5x een v.
Grauwe Kiekendief: PL en TO zagen op 27-sep 1 ad m. naar het ZW over de trektelpost komen.
Bruine Kiekendief
Blauwe Kiekendief
Grauwe Kiekendief
8
6
4
2
0
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Buizerd: Goede trekdagen waren 23-mrt 42 ex overtrekkend Kornburgerveen (BT) en 21-okt 20 ex en
42 ex overtrekkend Ratum (resp. JS en Christiaan Teule) en 23-okt 40 ex overtrekkend Ratum
(Christiaan Teule).
Ruigpootbuizerd: 7-apr 1 2kj NO PL,JT: "vloog klapwiekend voorbij. Donkere borst, dunne
polsvlekken en lichte aanzet tot witte aanzet bovenzijde staart zichtbaar. Eerste indruk van afstand
was 'kiekendief’ “
Visarend: In april 5 meldingen van overtrekkers op de 2 e, 2x op de 5e, de 15e en de 19e (GWa,JR,BT)
en in september 1 op de trektelpost op de 1 e (TO,JT).
146
Smelleken: Vier meldingen. Twee in het voorjaar: 6-mrt 1 v Meddosche Veld (JR) en 4-apr 1 m
Bufferzone Vragenderveen (PL) en twee in de herfst: 28-okt 1 overtrekkend op de trektelpost (FtB)
en 28-nov 1 landend op een elektriciteitsmast in Lintelo (Gideon Vreeman).
Slechtvalk: In de wintermaanden tot 15-apr en vanaf 6-okt een twaalftal meldingen
(GW,JS,JR,BWa,JT,HKra,BT,HS,RK). Intrigerend zijn de drie meldingen van een vogel bij de
Steengroeve: 27-jan (JS), 14-apr (BWa) en 15-apr (JT). Buiten dit patroon valt de waarneming van 1
ex naar NO op de trektelpost op 10-aug (RK,TO).
Kwartel: Een 17-tal meldingen uit de broedtijd met een zwaartepunt rond het Korenburgerveencomplex.
Waterral: Gemeld in de broedtijd uit het Korenburgerveen-complex en randzone, het Wooldse Veen
op 8-nov (BvJ) en ’t Hilgelo in de winter. Opmerkelijk is de waarneming van een ’s nachts roepende
vogel op 1-mei langs de Vragenderbeek ten westen van Lievelde (SW).
Kraanvogel: Kraanvogels waren zowel in voorjaar als najaar behoorlijk talrijk. De wintermaanden
laten tegenwoordig al wat kleine verplaatsingen zien, maar de voorjaarstrek is vooral in maart.
Vooral van 28-feb t/m 6-mrt kwamen vele groepen voorbij. Bij de venen zijn nog vogels blijven
hangen tot in mei (BT).
In de herfst werden een paar grote groepen gezien in november: de 17 e 200 en de 29e 280 bij het
Wooldse Veen (BT) en de 29e ook 250 bij de Steengroeveweg (G.B. Dunnewold).
4096
1024
256
64
16
4
1
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek: Kraanvogel – aantal vogels per maand (y-as opgerekt!)
Scholekster: Grotere aantallen bij de Slingeplas 34 ex 11-mrt (BWa) en ’t Hilgelo 37 ex 9-mrt (RK,TO).
Kievit: In het voorjaar en de herfst grote groepen in het Meddosche Veld: 25-feb 1200 ex (RK) en 10nov 630 ex (BvJ).
Kemphaan: Soms te vinden tussen de Kieviten in het Meddosche Veld: 15-mrt 2 ex (RK), 22-okt 2 ex
(BvJ), 10-nov 2 ex (BvJ) en 11-nov 1 ex (TO).
Bokje: Maar één melding: 1 ex op 28-okt in het Wooldse Veen (BT).
Watersnip: Grotere groepen zijn alleen gemeld uit maart uit het Grote Goor: 15-mrt 45 ex (BT) en 28mrt 29 ex (PL).
Grutto: Van deze steeds schaarser wordende broedvogel werd een mooi groepje van 12 ex gezien op
8-mrt in het Witte Veen (Jan Lammers).
147
Regenwulp: Een voorjaarswaarneming van een pleisterende vogel in het Meddosche Veld op 15-apr
(Frank vd Knaap): “ gezien en gehoord” en een najaarsmelding van ’s nachts overvliegende vogels op
6-okt: tenminste 2 om 22:55 uur door SW over Lichtenvoorde.
Wulp: Voor het eerst sedert een aantal jaren verbleef er in de herfst weer een groep Wulpen in het
Meddosche Veld: op 6-nov 53 ex (BvJ). Deze groep dunde langzaam uit en de laatste melding komt
van 2-dec 23 ex (RK). In andere delen van het werkgebied werden wat grotere groepen gezien op 28mrt 41 ex in Lintelo (GWa), op 9-nov 21 ex in Harreveld (SW) en op 3-mrt 13 ex in Corle (JR).
Tureluur: Enkele voorjaarsmeldingen van losse ex in de omgeving van Lichtenvoorde (o.a.
Koolmansdijk 3-apr (Joost Bus) en Oude Maat Mariënvelde 24-mrt (GWa,HKr,TO). Op deze laatste
plek werden ze ook weer gezien op 12-jul (3 ex RK,TO) en 5-aug (2 ex Joost Bus).
Groenpootruiter: Van deze schaarse doortrekker werden 4 waarnemingen in april en 2 in augustus
ingevoerd; steeds ging het op 1 ex: 18-apr Bufferzone Vragenderveen (PL), 23-apr Dale Aalten (GWa),
27-apr IJzerlo (GWa), 27-apr ’t Hilgelo (BvJ), 15-aug Oude Maat Mariënvelde (RK) en 23-aug De
Heurne (PL).
Witgatje: Winterwaarnemingen van het Witgatje zijn bijzonder geworden in ons werkgebied. De
vroegste voorjaarsmelding kwam van 17-mrt (1 ex ’t Hilgelo RK) en na augustus waren er maar 2
waarnemingen: 28-okt 1 ex Groenlosche Slinge (BvJ) en 25-nov 1 ex Dale Aalten (FtB). De meesten
werden gemeld in de trekmaanden apr, jul en aug. Grootste aantal betrof een groepje van 5 ex op
29-jul bij de Groenlosche Slinge (RK,BvJ,HvS).
Bosruiter: Bosruiters hebben wat grotere slikgebiedjes nodig. De Oude Maat Marienvelde was goed
voor 6 herfstwaarnemingen tussen 12-jul en 12-sep (RK,TO,SW). Grootste aantal was 3 ex op 7-aug
(RK). Er was één voorjaarsmelding uit Ratum van 30-4 van 1 ex bij het natuurontwikkelgebiedje bij de
Elzen (RK).
Oeverloper: Oeverlopers zijn echte doortrekkers. De voorjaarstrek leverde waarnemingen op van 27apr t/m 29-mei en de najaarstrek van 3-jul t/m 21-okt (vele wrns). Hoogste aantal betrof 16 ex bij ’t
Hilgelo op 17-jul (TO). In het voorjaar was het hoogste aantal 11 ex bij de Slingeplas op 6-mei (BWa).
Witgat
Bosruiter
Oeverloper
80
60
40
20
0
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
148
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Zwartkopmeeuw: Vanuit het Zwillbrocker Venn foerageren Zwartkopmeeuwen geregeld in de
Zuidoost-Achterhoek. Ook doen ze gewoon mee bij het voorjaarsspektakel op het Hilgelo. Tussen de
tenminste 10.000 Kokmeeuwen die zich daar op de avond van de 9 e mrt verzamelden bevonden zich
tenminste 23 Zwartkopmeeuwen (RK,TO). De eerste voorjaarswaarneming was van 2-mrt: 3 ex in het
Meddose Veld (JR). Tot half jul werden geregeld her en der foeragerende ex ontdekt met als laatste
melding 16-jul 1 ad Vragenderveld (RK).
Stormmeeuw: Een gewone wintergast. Naar het oosten van het werkgebied toe worden ze wel
steeds schaarser. Grote aantallen bevonden zich in dec rond Zieuwent bv 26-dec 750 (PL)
Kleine Mantelmeeuw: Veel meer een zomergast. Vooral ten westen van Aalten werden diverse
keren grote groepen geteld met als maximum 71 ex op 12-jul Lintelo (GWa).
Zilvermeeuw: Tegenwoordig een schaarse wintergast met vooral tijdens de voorjaarstrek wat meer
meldingen. Opvallend was een groep van 28 ex in het Meddose Veld op 6-mrt (JR).
Stormmeeuw
Kleine Mantelmeeuw
Zilvermeeuw
4096
1024
256
64
16
4
1
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Visdiefje: Opvallend veel meldingen; mogelijk samenhangend met het gebeuren in Lichtenvoorde
en/of de kolonie ten zuiden van het Woold in Duistland (zie broedvogelverslag elders in dit rapport).
Meeste waarnemingen van ’t Hilgelo: van 21-mei t/m 16 juli 7 wrn van 1-2 vogels (RK,TO,BvJ). Ook 2
van de Slingeplas bij Bredevoort: 9-mei 1 ex (RK) en 10-jul 1 ex (RK). Daarnaast 2 meldingen van
overvliegende vogels: 26-jun Aalten (JS) en 5-jul Winterswijk (RK).
Zwarte Stern: Slechts één melding van 1 vogel in zomerkleed op ’t Hilgelo op 20-apr (RK).
Holenduif: JS gaf enkele zeer grote groepen door: 12-sep 510 ex Ratum en 17-sep 500 ex Miste.
Oehoe: tenminste 130 waarnemers meldden de Oehoe bij de Steengroeve. Twee meldingen kwamen
op enige afstand van deze bekende Beleef de Lente broedplaats binnen.
Velduil: Beide venen leverden een najaarswaarneming op: 27-okt 1 ex Korenburgerveen (Eric Jager)
en 8-nov 1 ex Wooldse Veen (BvJ).
IJsvogel: Hele jaar door verspreid over het hele werkgebied waargenomen.
149
IJsvogel
Grote Gele Kwikstaart
50
40
30
20
10
0
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Hop: Op 4-mei in Kotten door 2 waarnemers op verschillende plekken een Hop gezien (JR,BT); helaas
bleef het daarbij.
Draaihals: 5 meldingen uit april: de 15 e, 18e en 27e 1 ex foeragerend in Kotten (BT) en 23e en 30e 1 ex
in het Meddosche Veen (JR).
Middelste Bonte Specht: Van zo’n 60 waarnemers kwamen meldingen binnen; vooral in en om de
Bekendelle.
Boomleeuwerik: Flink wat waarnemingen in voorjaar en broedtijd. In de herfst maar weinig
meldingen: 1x aug, 1x sep, 4x okt en 2x nov. Max 3 ex aan de grond in Dale op 15-okt (PL) en 3 ex Z
Ratum (Christiaan Teule).
Huiszwaluw: Joost Bus zag op 14-sep een groep van 200 ex in Lievelde.
Duinpieper: Één melding op de trektelpost: 3-sep 1 ex ZW (PL,TO).
Waterpieper: Maar 4 meldingen (is ie werkelijk zo schaars geworden?): 5-jan 1 ex Grote Goor JR), 2mrt 1 ex Bufferzone Vragenderveen (PL), 6-mrt 7 ex Meddosche Veld (JR) en 3-nov 1 ex Meddosche
Veen (Peter Eekelder).
Noordse Kwikstaart: Ongetwijfeld veel gewoner dan de weinige waarnemingen laten zien: 29-apr 1
ex Mentink (Oscar en Jolanda Balm), 30-apr 7 ex Meddosche Veen (JR) en 20-mei 1 ex Lintelo (GWa).
Witte Kwikstaart: In voor- en najaar zijn geregeld groepen te zien; vaak op kale, pas geploegde
akkers: 7-mrt 82 ex Vragender (BT), 30-mrt 64 ex Meddo (TO), 31-aug 54 ex Huppel (RK). In de
Muggenhoek-noord in Ratum was een slaapplaats in een rietveldje op een nat stuk heide; daar bv. op
4-mei 90 ex (RK).
Pestvogel: De grote invasie van het najaar van 2012 leverde maar liefst twee (  ) waarnemingen in
ons werkgebied op: 28-nov 1 ex Aalten (Gideon Vreeman) en 18-dec 2 ex Vragenderveld (PL,HS).
Blauwborst: De Blauwborsten aan het begin van het Meddosche Veen werden door menige
waarnemer gemeld. Daarnaast in het Grote Goor begin april 2 wrn: de 1 e en de 4e 1 ex (resp PL en
JR).
Paapje: Vooral in het voorjaar opgemerkt; grootste aantal op 2-mei 6 ex IJzerlo (GWa) en 1 ex
Vragender (PL,BWa). In de herfst maar twee meldingen in sep: de 7e 1 ex in bloemen in Mentink (TO)
en de 15e 1 ex Dale (PL).
150
Tapuit: Redelijk wat waarnemingen in het voorjaar in apr en mei; grootste aantal op 30-apr 7 ex
Meddosche Veen (JR) en 9 ex Meddosche Veld (RS) en het najaar in aug en sep (één okt wrn) met als
hoogste aantal 5 ex op 31-aug in het Meddosche Veld (RK).
Beflijster: Zeker 10 meldingen in de periode 24-mrt / 2-mei. Grootste aantal op 12-apr 2 m en 1 v aan
de Koolmansdijk (JT).
Paapje
Tapuit
Beflijster
40
30
20
10
0
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grote Lijster: In de nazomer worden geregeld wat grote groepen opgemerkt bv 25-jul 21 ex
Vragenderveld (RK).
Klapekster: Als wintergast aanwezig in het Korenburgerveen-complex en randzone (meerdere ex
door div wrns) en het Wooldse Veen (1 ex). Daarnaast in het begin van het jaar diverse malen bij de
Steengroeve in Ratum (28-jan t/m 25-feb HKr,BWa,Erik Lam, Peter Spierenburg, Aart Vink).
Daarbuiten nog op 3 plekken waarnemingen: Zwarte Veen 1 ex op 18-jan (PL) en 28-feb (SW),
Trektelpost 1 ex 9-mrt (JS) en 18-dec 1 ex Valkeniersbult (JR).
Ekster: Een flinke slaapplaats ten westen van Lievelde telde op 1-mrt 130 ex (RK).
Raaf: Een aantal waarnemingen bij het Korenburgerveen-complex: 3-jan 2 ex (VWG), 31-mrt 1 ex
(PL,BWa) en 14, 22 en 26-okt 1 ex (BT). Ook op 18-feb 1 ex naar NO bij het Grijze Veld Lievelde (SW).
Keep: Eind 2012 zijn heel wat groepen gemeld, waaronder 400 ex op de Haart op 30-dec (GWa).
Europese Kanarie: Alleen broedtijdwaarnemingen uit Winterswijk. In de herfst twee sep en twee okt
meldingen: 2-sep 1 ex zingend (!) Woold (Peter Eekelder), 17-sep 1 ex Aalten (PL), 7-okt 1 ex naar ZW
Trektelpost (PL,TO,HKr,BWa) en 17-okt 1 ex idem (TO,BWa).
Groenling: In de wintermaanden geregeld flinke groepen in het buitengebied op maisveldrestanten
en vooral zonnebloemstroken; bv. 29-jan 500 ex Meddosche Veld (RK).
Putter: Deze inmiddels (weer) gewone broedvogel wordt vooral in de wintermaanden in grotere
groepjes gezien bv. 25-feb 42 ex Haart (GWa), 29-aug 40 ex Corle (Hans Grotenhuis) en 15-jan 38 ex
Ratum (JR).
Barmsijs: Afgelopen jaar relatief schaars. Alleen in mrt wat meer gezien met bv. 7-mrt 25 ex
Lichtenvoorde (SW).
Kruisbek: In 2012 maar weinig gezien: jul 3x, aug 1x, okt 2x en nov 1x. Maximaal slechts 5 ex op 16jul Dottinkrade (Wim & Maarten Langbroek) en 18-okt naar ZW Trektelpost (HS,TO,BWa).
151
Appelvink: In maart zijn Appelvinken wat opvallender en worden ze dus ook meer opgemerkt. Op 1feb zag JR 30 ex in het Woold waaronder een groep van 18.
Putter
Barmsijs spec.
Appelvink
150
100
50
0
Jan
feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Geelgors: Enkele grote groepen op natuurakkers/-stroken (graan) op 31-jan 95 ex Miste (JS), 9-mrt
112 ex Vragenderveld (JR) en 8-dec 100 ex Miste (JS).
Ortolaan: Op 4-mei 2 ♂♂ pleisterend langs een zandweg in het Woold (JR).
Aan het eind van het jaar was een Eidereend de vreemde eend in de bijt op ’t Hilgelo.
152
Fenologie
De aankomst c.q. het vertrek van zomervogels en wintergasten is altijd weer een interessant
fenomeen. Waarschijnlijk heeft niet iedereen zijn vroege en late waarnemingen ingevoerd. Bij deze
een oproep dat wel te gaan doen! Er is van afgezien alle waarnemers te noemen.
zomervogels
Zomertaling
Wespendief
Rode Wouw
Bruine Kiekendief
Boomvalk
Kwartel
Scholekster
Kleine Plevier
Grutto
Zwartkopmeeuw
Kleine Mantelmeeuw
Visdief
Zomertortel
Koekoek
Gierzwaluw
Boomleeuwerik
Oeverzwaluw
Boerenzwaluw
Huiszwaluw
Boompieper
Gele Kwikstaart
Nachtegaal
Blauwborst
Zwarte Roodstaart
Gekraagde Roodstaart
Paapje
Roodborsttapuit
Tapuit
Sprinkhaanzanger
Bosrietzanger
Kleine Karekiet
Spotvogel
Braamsluiper
Grasmus
Tuinfluiter
Zwartkop
Fluiter
Tjiftjaf
Fitis
Vuurgoudhaan
Grauwe Vliegenvanger
Bonte Vliegenvanger
Wielewaal
Grauwe Klauwier
Europese Kanarie
voorjaar
eerste
13-mrt
6-apr
4-mrt
31-mrt
30-apr
20-mei
26-jan
28-mrt
3-mrt
2-mrt
2-apr
9-mei
7-mei
3-apr
25-apr
3-mrt
14-mei
26-mrt
29-apr
3-apr
24-mrt
22-apr
12-mrt
3-mrt
7-apr
22-apr
11-mrt
11-apr
18-apr
5-mei
2-mei
30-apr
14-apr
24-apr
23-apr
3-mrt
21-apr
1-mrt
24-mrt
28-feb
28-apr
8-apr
1-mei
30-apr
21-mrt
tweede
15-mrt
17-mei
6-mrt
4-apr
4-mei
30-mei
5-feb
1-apr
8-mrt
6-mrt
7-apr
21-mei
13-mei
4-apr
27-apr
10-mrt
21-mei
1-apr
12-mei
6-apr
1-apr
24-apr
24-mrt
20-mrt
13-apr
23-apr
12-mrt
15-apr
23-apr
9-mei
7-mei
2-mei
21-apr
29-apr
30-apr
4-mrt
29-apr
5-mrt
25-mrt
4-mrt
29-apr
11-apr
2-mei
1-mei
24-mrt
herfst
voorlaatste
23-aug
10-aug
10-sep
24-aug
25-sep
26-jul
29-jul
10-aug
14-jul
12-jul
31-aug
16-jul
15-jul
26-jun
12-aug
1-nov
24-jul
7-okt
14-sep
25-sep
21-sep
12-okt
7-sep
6-okt
21-sep
4-aug
17-aug
20-jul
17-sep
1-sep
7-okt
17-aug
1-sep
5-aug
6-jul
26-jul
26-jul
7-okt
153
winterwaarnemingen
laatste
12-sep
25-aug
2-okt
7-okt
28-sep
5-aug
30-jul
12-aug
18-jul
16-jul
7-okt
25-jul
30-aug
1-jul
14-aug
15-nov
2-aug
13-okt
21-sep
27-sep
7-okt
13-okt
3-sep
15-sep
7-okt
7-okt
7-jul
10-aug
25-aug
21-jul
18-sep
22-sep
18-sep
9-sep
1-jul
9-okt
22-aug
26-nov
11-aug
15-jul
2-aug
31-jul
17-okt
15-dec
20-dec
12-jan
15-jan
2-dec
wintergasten
Grote Zilverreiger
Rietgans spec.
Kolgans
Smient
Tafeleend
Brilduiker
Grote Zaagbek
Blauwe Kiekendief
Smelleken
Slechtvalk
Stormmeeuw
Zilvermeeuw
Kramsvogel
Koperwiek
Klapekster
Keep
Sijs
Barmsijs spec.
voorjaar
voorlaatste
25-apr
19-feb
28-mrt
1-apr
30-mrt
9-mrt
6-mrt
15-mrt
6-mrt
14-apr
24-mrt
6-mrt
13-apr
24-mrt
8-apr
9-mrt
herfst
eerste
12-aug
21-okt
29-sep
6-sep
23-sep
26-nov
18-dec
18-sep
28-okt
6-okt
15-okt
6-okt
7-okt
7-okt
1-nov
7-okt
27-sep
15-sep
laatste
10-mei
25-feb
1-apr
11-apr
22-apr
10-mrt
17-mrt
16-mrt
4-apr
15-apr
30-mrt
13-mrt
15-apr
6-apr
12-apr
24-mrt
17-mrt
24-mrt
zomerwaarnemingen
tweede
14-aug
6-nov
7-okt
14-sep
30-sep
5-dec
14-okt
28-nov
20-nov
23-nov
15-okt
15-okt
9-okt
20-nov
7-okt
20-sep
Tot zover dit overzicht van een fraai vogeljaar (zoals altijd natuurlijk!!).
154
18-jun
16-jul
10-aug
17-jul
26-mei
22-jul
25-jul
3-jul
31-aug
Activiteitenoverzicht 2013
Pim Leemreise
Inleiding
In dit overzicht zijn de voorgenomen activiteiten in 2013 van de vogelwerkgroep opgenomen. Per
activiteit staat weergegeven welke persoon/personen dit uitvoeren. Als je met één van de
activiteiten mee wilt doen kan met de betreffende persoon contact op worden genomen. Bijzondere
aandacht wil ik vragen voor de beschreven werkwijze om onze waarnemingen (zowel losse
waarnemingen als waarnemingen van zeldzame en/of schaarse soorten) te archiveren.
2013 is het jaar waarin de vereniging haar 40-jarig jubileum viert. We gaan deze gebeurtenis luister
bij zetten door de eerste Gelderse Vogelaarsdag te organiseren. Dit wordt een dag met lezingen en
voldoende ruimte om elkaar in een informele sfeer te ontmoeten. Enkele van onze leden zullen een
lezing die dag verzorgen. Verder is het veldwerk gestart voor de nieuwe vogelatlas. Hieraan doen
verschillende leden mee. Tenslotte zijn de eerste (positieve!) gesprekken gevoerd om over enkele
jaren een heuse nieuwe avifauna te presenteren! Kortom; het lijkt een druk, maar bijzonder
interessant jaar te gaan worden.
De VWG heeft enkele jeugdleden. Het zal een goede zaak zijn om deze leden (of andere) eens mee te
vragen tijdens een PTT-telling of andere telling. Zie lijst verderop voor de telefoonnummers van de
jeugdleden (J).
Ik hoop dat het komende jaar weer een mooi en vogelrijk jaar mag worden en dat wij er weer met
volle teugen van mogen genieten! Het bestuur heeft bewust een aantal activiteiten georganiseerd
waarbij naast het pure ‘tellen van vogels’ ook plaats is voor gezelligheid. We doen het immers samen
met elkaar.
155
Agenda 2013
Het activiteitenoverleg zal in 2013 wederom plaatsvinden bij de natuuractiviteitencentrum de
Huusker, achter Hotel de Frerikshof aan de Groenloseweg te Winterswijk.
Datum
3 februari
Activiteit
Lijntransecttelling 2013. De tellers krijgen
een uitnodiging.
14 februari
Lezing van Henk van de Jeugd van het
Vogeltrekstation over ringonderzoek in
Nederland
Excursie naar de IJmuiden e.o. Vervoer per
auto. Reiskosten worden gedeeld onder de
deelnemers.
1e Activiteitenoverleg 2013.
24 februari
7 maart
30 maart
(let op: datum
wijkt af van
concepttekst!)
Algemene ledenvergadering 2013 +
excursie. De excursie gaat het Wooldse veen
e.o.
18 april
30 mei
2e Activiteitenoverleg 2013 (we proberen
de avond af te sluiten met dia’s)
3e Activiteitenoverleg 2013
27 juni
4e Activiteitenoverleg 2013
19 september
5e en afsluitende activiteitenoverleg 2013
(we proberen de avond af te sluiten met
dia’s)
Gelderse Vogelaarsdag in Winterswijk.
28 september
Hele dag)
14 november
30-november
Activiteitenoverleg 2014; wat gaan we in
2014 doen ?
Landelijke Dag SOVON i.s.m. NOU & VB
156
Tijd +locatie
Naverzamelen v.a. 14:00 uur in De
Huusker. (Overigens zijn ook niet-tellers
deze middag van harte welkom om bij te
praten !). Mensen die soep willen komen
eten dienen zich voor 1 februari aan te
melden bij PL
20.00 uur in
De Huusker
Vertrek 8:00 uur. Opgave voor 18-2 bij P.
Leemreise
20.00 uur in
De Huusker
Vertrek excursie 12:00 uur bij De
Huusker;
Algemene ledenvergadering 16:00 uur bij
De Huusker;
Afsluitend eten om 17:30 uur bij de
Chinees naast De Huusker
20.00 uur in
De Huusker
20.00 uur in
De Huusker
20.00 uur in
De Huusker
20.00 uur in
De Huusker
Details volgen
20.00 uur in
De Huusker
Nijmegen
1 Niet-broedvogelonderzoek
1.1 Waarneemestafette / E-mail cirkel
De waarneemestafette is bedoeld om andere mensen binnen de VWG de mogelijkheid te geven ook
de bijzondere waarneming hebt gedaan te kunnen gaan bekijken. Natuurlijk kan iedereen deze
waarneming bekijken op ‘Waarneming.nl’, maar een persoonlijk berichtje is toch sneller. Vanwege
het (blijkbaar) niet functioneren van de telefoonestafette, verzoeken wij iedereen een e-mail naar
de deelnemers te zenden. Hiervoor kan de mailgroep van de trektellingen gebruik worden.
NAAM
Robert Kwak
Jan Rademaker
Jan Stronks
Benjamin Wagener (J)
Sylvain Wamelink
Steven van den Brand
Jirsi Reinders
Pim Leemreise
Wim de Leeuw
Frans ter Bogt
Geert Wamelink
Gejo Wassink
Gretha Vos
Bert van Jaarsveld
Barry Teunissen
Thijs Oonk (J)
Hans Schoppers
Juun Timmerman
NUMMER
ALGEMEEN
0543-531944
0543-521577
0543-530483
0543-474080
0544-374581
0543-569159
0543-477013
0543-451142
0543-473416
0543-473774
0543-475319
0544-467034
0543- 451992
0543-519886
0543-513941
NUMMER
OVERDAG
06-46605705
0543-522208
0544-843013
06-39841109
06-22469009
0314-641910
06-51083927
06-23720509
06-23152305
06-13680713
06-54985332
06-12509482
157
e-mail
adres
r.kwak@chello.nl
rademaker1@chello.nl
stronx16@hetnet.nl
benjaminwagener@hotmail.com
sylvainwamelink@hotmail.com
geelster@hetnet.nl
jirsireinders1989@hotmail.com
p.leemreise@hetnet.nl
wdeleeuw@hetnet.nl
f.h.m.ter.bogt@hetnet.nl
wamelinkgh@hetnet.nl
gejowassink@hetnet.nl
grethavos@hetnet.nl
jokeenbert@hotmail.com
ba.Teunissen@Natuurmonumenten.nl
thijsoonk_1995@hotmail.com
hschoppers@hotmail.com
1.2 Punttransecttellingen (PTT)
Coördinatie: Pim Leemreise - verslaglegging: vacant
Wanneer men niet in staat is om een telling uit te voeren dan z.s.m. contact opnemen met Pim
Leemreise. Er zal dan vervanging geregeld worden. In verband met het door SOVON teruggebrachte
aantal tellingen gedurende de winter van drie naar één is het zaak om altijd te tellen in december!
Uitvoering: één telperiode van 15 december 2012 t/m 1 januari 2013
route:
Meddo-Huppel
Meddo
Lichtenvoorde-Oost
Ratum
Quartier d’hiver
Lievelde
Zieuwent-Goor
Aaltense-Es
Lintelo
Corle
Woold
Haart
IJzerlo
teller(s)
Thijs Oonk
B. van Jaarsveld
H.Schoppers & P.Leemreise
R. Kwak
R. Kwak
P. Leemreise
P. Leemreise
W. de Leeuw
J. Schoppers
G. Vos
F. ter Bogt
G. Wamelink
F. ter Bogt
1.3 Lijntransecttellingen (LTT)
Organisatie en verslaglegging: P.Leemreise
overzicht van de transecten:
Route
Huppel
Meddo
Lichtenvoorde-Oost
Haart
Corle
Woold
Ratum
Lievelde
Lintelo
teller(s)
R. Kwak, H. van Soldt
Thijs Oonk
Vacant
W. de Leeuw
vacant
F. ter Bogt
(J. Stronks &) B. van Jaarsveld
Pim Leemreise
vacant
Uitvoering: 1 telling per winterseizoen. In 2013 is deze telling op zondag 3 februari. Vanaf 14:00 uur
kunnen de tellers napraten onder het genot van een kop warme soep en koffie in De Huusker. In
verband met het maken van de soep moeten de soepeters zich van te voren aanmelden!
158
1.4 Trektellen (TT)
Coördinatie en verslaglegging: Robert Kwak
Al vanaf 1975 voert de VWG trektellingen uit. De tellingen vinden plaats op de oude vuilnisbelt
tussen de Driemarkweg (ingang) en de Eekelerweg. De ochtendtellingen beginnen een half uur voor
zonsopkomst (voor Winterswijk 10 minuten eerder dan in de krant of op teletekst pagina 718 is
vermeld! De zon komt immers op in het oosten!) en duren 2,5 uur. De ingevulde trektelformulieren
a.u.b. inleveren bij Robert Kwak. Ook formulieren van afgelopen jaar (jaren) zijn welkom! We zoeken
nog iemand die het analoge op de formulieren wil omzetten in digitale info. Wie voelt zich geroepen?
De laatste jaren wordt er alleen in de tweede helft van het jaar geteld: van de laatste week in juni
(week 26) t/m de laatste week van december (week 52), waarbij in de maanden juni t/m augustus
alleen op de vrijdagen wordt geteld door Robert Kwak. In 2012 werd er hoofdzakelijk geteld door
Robert Kwak, Thijs Oonk en Pim Leemreise, meestal ondersteund door enkele belangstellenden.
Vaste teldagen in 2011 waren: vrijdag: Robert Kwak, zaterdag: Pim Leemreise, zondag: Thijs Oonk.
Dit zal waarschijnlijk ook in 2013 de indeling zijn.
Belangstellenden kunnen in de e-maillijst opgenomen worden. Zij ontvangen dan na iedere telling de
telresultaten van die telling. Aanmelden hiervoor kan bij Robert Kwak.
Ligging van telpost ‘De Vlijt’
159
1.5 Watervogeltellingen (WVT)
(het tellen van pleisterende watervogels)
Coördinatie en verslaglegging: vacant
Uitvoering: Bij de watervogeltellingen worden de betrokken wateren wekelijks, twee maal per
maand of maandelijks geteld.
Wekelijks wordt geteld:
‘t Hilgelo
Bert van Jaarsveld & Thijs Oonk
Tweemaal per maand:
Groenlose Slinge & Ravenhorst
Hans van Soldt, Bert van Jaarsveld &
Robert Kwak
Barry Teunissen
- vacant -
Schaarsbeek en Kleine Goor
Meddo
Eenmaal per maand:
Slingeplas
Keizersbeek (Aalten tot Maatkampsbrug)
Keizersbeek (Maatkampsbrug tot Sinderen)
Boven-Slinge: zandvang Misterweg –
Bredevoort
Boven-Slinge: BoomsbeeksbrugHiddinkbrug
Korenburgerveen, Meddoseveen en
Plasje Langendoen
Benjamin Wagener
Frans ter Bogt
Frans ter Bogt
vacant
Geert Wamelink
Barry Teunissen
Midwintertelling Watervogels
Deze landelijke telling van watervogels wordt ook in de Achterhoek gehouden.
Naast de hierboven genoemde gebieden worden de volgende telgebieden geteld:
Schaarsbeek en Kleine Goor
Barry Teunissen
Meddo
- vacant
Keizersbeek (N318 t/m Karpermeer)
Wim de Leeuw
Boven-Slinge (Bredevoort tot
Boomsbeeksbrug)
Wim de Leeuw
De tellers zullen de telformulieren thuis gestuurd krijgen, al is het tegenwoordig gebruikelijk de
gegevens rechtstreek via internet bij Sovon in te voeren.
160
1.6 Fenologie
Coördinatie en verslaglegging: Rody Schröder
Uitvoering: noteer van iedere zomergast de eerste en tweede voorjaarswaarneming en de laatste
najaarswaarneming van een zomergast. Invoeren kan in Waarneming.nl (zie 1.8 losse waarnemingen).
Fenologiewaarnemingen zijn erg waardevol gebleken in het onderzoek naar het effect van
klimaatverandering en broedvogels.
1.7 Losse Waarnemingen
Coördinatie en verslaglegging: Barry Teunissen & Pim Leemreise
Van een groot aantal schaarse soorten worden alle losse waarnemingen verzameld. Er is bij de
coördinatoren een lijst beschikbaar waar precies in vermeld staat welke soorten we als VWG graag
zouden willen toevoegen aan het losse waarnemingenarchief en eventueel voor welke periode van
het jaar. Benieuwd naar die lijst? Neem gerust met Barry Teunissen of Pim Leemreise contact op.
Uit een analyse van het losse waarnemingenarchief werd duidelijk dat van een groot aantal schaarse
broedvogels nauwelijks waarnemingen in het losse waarnemingenarchief worden ingevoerd. Soorten
waarvan territorium-indicerende waarnemingen in ieder geval genoteerd en middels de ‘losse
waarnemingen’ doorgegeven moeten worden zijn:
Aalscholver
Barmsijs
Bergeend
Blauwborst
Blauwe Reiger
Boomleeuwerik
Boomvalk
Brandgans
Bruine Kiekendief
Buidelmees
Buizerd
Canadese Gans
Dodaars
Draaihals
Europese Kanarie
Gele Kwikstaart
Graspieper
Grauwe Gans
Grauwe Klauwier
Grote Gele Kwikstaart
Grote Karekiet
Grutto
Havik
Hop
IJsvogel
Keep
Kleine Plevier
Krakeend
Kramsvogel
Kruisbek
Kuifeend
Kwartel
Mandarijneend
Meerkoet
Middelste Bonte Specht
Nachtzwaluw
Nijlgans
Oeverzwaluw
Ortolaan
Patrijs
Paapje
Porseleinhoen
Raaf
Rietgors (buiten de venen)
Rietzanger
Roek
Roerdomp
Roodborsttapuit
Scholekster
Sijs
Slobeend
Sperwer
Sprinkhaanzanger
Torenvalk
Tureluur
Waterral
Watersnip
Wespendief
Wintertaling
Wulp
Zomertaling
In 2011 heeft de vogelwerkgroep besloten om voortaan alle losse waarnemingen alleen nog maar in
te voeren via ‘www.waarneming.nl’. De waarnemers dienen daartoe een persoonlijk invoeraccount
161
aan te maken bij www.waarneming.nl. Hulp nodig ? Bel gerust Barry of Pim voor persoonlijke uitleg.
Ook tijdens de activiteitenoverleggen zal blijvend aandacht worden besteed aan het losse
waarnemingenarchief via waarneming.nl.
Om snel alle waarnemingen uit ons werkgebied te bekijken kan gebruik gemaakt worden van
onderstaande link: http://zuidoostachterhoek.waarneming.nl/index.php. Via deze link zijn alle in ons
werkgebied ingevoerde waarnemingen zichtbaar; dus niet alleen van de leden van de VWG.
2 Broedvogelonderzoek
2.1 Broedvogel Monitoringsproject (BMP)
Coördinatie: vacant (wel verzamelt R. Kwak de tellingen in een database)
Verslaglegging: is nog niet bekend (vrijwilligers gezocht!)
De volgende telgebieden worden jaarlijks onderzocht op het voorkomen van broedvogels in het
kader van het BroedvogelMonitoringProject van SOVON:
gebied
Randzone Vragenderveen
Kleine Goor
Vragenderveld
‘t Rot
Populus
Wooldse Veen
Oossinkes
Droppers (BMP-B)
Vennebulten/Zwarte Veen
(telling om het jaar; 2013 weer)
opp (ha)
87
22
56
67
9
130
vanaf
2000
1986
1986
1988
2008
2008
2011
2009
Teller
Pim Leemreise
Frans ter Bogt
Pim Leemreise
Pim Leemreise
Pim Leemreise
Niet in 2013
Niet in 2013
Rody Schröder
Pim Leemreise
Eenmalige inventarisatie
In 2013 wordt er niet gezamenlijk een groot aaneengesloten gebied onderzocht.
162
2.2 Landelijke inventarisatie zeldzame- en kolonievogels
Coördinatie en verslaglegging: P. Leemreise & R. Kwak
Binnen onze vogelwerkgroep coördineren bepaalde mensen het onderzoek naar een zeldzame
broedvogelsoort of kolonievogel. Vanaf 2012 wordt de verslaglegging en archivering uitgevoerd door
Pim Leemreise & Robert Kwak. Hij zorgt er tevens voor dat de verzamelde gegevens bij Sovon terecht
komen. Tijdens de activiteitenoverleggen gedurende het jaar wordt de voortgang van de
verschillende onderzoeken besproken. Uiteraard krijgen de deelnemers aan het overleg hierdoor
actuele informatie over het wel en wee van deze soorten. In de lijst van 2013 zijn twee nieuwe
soorten toegevoegd: de Hop en de Rode Wouw. De Hop heeft zich in 2010 en 2011 in het
werkgebied gevestigd, evenals de Rode Wouw. Rody Schröder zal de Hop op de voet gaan volgen en
Pim Leemreise de Rode Wouw. Voor deze laatste soort is gebleken dat er zeer weinig tot geen
verslaglegging in het verleden heeft plaats van de gedragingen van deze soort. Dit is wel wenselijk
aangezien het om mogelijk de enige of een van de zeer weinige territoria van ons land betreft. Een
goede documentatie is dus zeer wenselijk.
Voor enkele soorten werd in het verleden een speldenkaart bij gehouden. Hierop konden mensen
snel en simpel territoria (of territorium indicerende waarnemingen) op per soort inprikken. Hierdoor
ontstond gedurende het veldseizoen een mooi overzicht van de gevonden territoria. Deze analoge
speldenkaart is in 2011 vervangen voor het digitaal ‘stippen’ via de computer op een kaart in Google
Maps.
De stippenkaart is een hulpmiddel voor de soortbewerker die er naar streeft om de volledige
verspreiding van de soort in het werkgebied in beeld te brengen. Stippen zetten op soortkaart
waarvan we vooraf weten dat dit nooit tot een volledig overzicht van de verspreiding zal leiden is
niet echt zinvol (bijv. de weidevogels en de Patrijs). Daarnaast toont de stippenkaart de actuele
verspreiding waardoor het voor de leden mogelijk is om in één oogopslag te zien wat de verspreiding
van de soort in het betreffende jaar is. Dit is dus puur ter illustratie.
Na een jaar ervaring kunnen we de balans opmaken. Gebleken is dat het voor een algemene soort als
de Meerkoet, bijzonder veel tijd kost om alle stippen over te zetten in het archief. Daarnaast is
gebleken dat een aantal soortbewerkers niets doet met de stippenkaarten van Google Maps, met alle
risico van dien dat deze dus een stille dood sterven en veel broedvogelwaarnemingen mogelijk zelfs
verloren gaan voor het losse waarnemingen archief. Op basis van de gehouden evaluatie willen we
het in 2013 anders aanpakken. We willen in 2013 gaan werken aan de hand van de volgende
spelregels:
1. Iedere waarneming van een zeldzame/schaarse broedvogel dient in Waarneming.nl ingevuld
te worden. Plaats een waarneming onder embargo tot 1 september en vervaag de
waarneming ( kilometerhok) indien er redenen daartoe zijn (zoals kwetsbare informatie over
nest e.d.). In de tabel staan deze soorten gemeld. Op deze wijze worden alle waarnemingen
duurzaam in ons archief vastgelegd. Dit archief vormt immers de basis voor eventuele
publicaties e.d.
2. Het is boeiend om de jaarlijkse verspreiding van sommige zeldzame soorten te zien via een
kaart in Google Maps; waar zitten dit jaar de Grauwe Klauwieren of de Roodborsttapuiten?
Deze verspreidingskaarten worden getoond tijdens de activiteitenoverleggen. Zie
onderstaande tabel voor de soorten waarvan het ‘leuk’ en handig is om naast het invoeren
van de waarneming in waarneming.nl, ook een stip te zetten op de soortkaart in Google
Maps.
163
Soort
Bewerker:
IJsvogel (LB)
Robert Kwak en ? (wie wil
helpen)
Grote Gele Kwikstaart (LSB) Robert Kwak en ? (wie wil
helpen)
Blauwe Reiger (LSB)
Barry Teunissen (Winterswijk)
Geert Wamelink (Aalten)
Sylvain Wamelink
(Lichtenvoorde)
Kramsvogel(LSB)
Wim de Leeuw
Roek (LSB)
Geert Wamelink
Kerkuil/Mandarijneend
Johan Arentsen, Henk
(LSB)
Wesselink, Henny Esselink,
Frans ter Bogt
Steenuil
Ronald van Harxen, Pascal
Stroeken
Rode Wouw
Pim Leemreise
Oehoe (LSB)
Gejo Wassink
Roodborsttapuit
Pim Leemreise
Paapje (LSB)
Idem
Middelste Bonte Specht
Idem (zie item)
(LSB)
Patrijs
Frans ter Bogt
Europese Kanarie (LSB)
Jan Rademaker (Winterswijk)
Pim Leemreise (Aalten)
Sylvain Wamelink
(Lichtenvoorde)
Vacant (Dinxperlo)
Watervogels (incl.
Meerkoet!!)
Weidevogels
Hop (LSB)
Nachtzwaluw (LSB)
Grauwe Klauwier (LSB),
Oeverzwaluw (LSB)
overige zeldzame
broedvogels (LSB)
Verwerking t.b.v.
archief
R.Kwak
Wel
G-Maps
ja
R.Kwak
ja
Vervagen in
waarneming.nl
P.Leemreise
P.Leemreise
P.Leemreise
F. ter Bogt
ja
ja
R. van Harxen
Pim Leemreise
Gejo Wassink
Pim Leemreise
Pim Leemreise
Jan Rademaker
Frans ter Bogt
Pim Leemreise
ja
Ja
Ja
ja
ja
ja (m.u.v.
telgebieden)
ja
Robert Kwak (Winterswijk e.o.
en verzamelen gegevens)
S.Wamelink (plasjes omgeving
Lichtenvoorde)
Gretha Vos (Aalten e.o.)
Geert Wamelink (Boven Slinge
Aalten-Varsseveld Keizersbeek
= telgebied watervogels)
Rody Schröder
Rody Schröder
Pim Leemreise
Jan Stronks
Robert Kwak
Ja (m.u.v.
Meerkoet)
Rody Schröder
Pim Leemreise
Pim Leemreise
Pim Leemreise
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Jan Stronks
Pim Leemreise
Ja
Ja
*Zie toelichting voor tekst over telgebieden Middelste Bonte Spechten
164
Verslaglegging
Via het LSB-onderzoek van Sovon wordt het wel en wee van onze zeldzame- en kolonievogels in ons
land gevolgd. Hierover wordt ook jaarlijks gerapporteerd middels de bekende jaarverslagen van
Sovon. Alle soorten waarbij (LSB) vermeld staat, worden door P. Leemreise verwerkt en doorgegeven
aan Sovon. Van deze soorten, aangevuld met een aantal andere soorten, houdt de VWG jaarlijks het
aantal territoria en de verspreiding in ons werkgebied bij.
Nadere bijzonderheden per soort:
Kortsnavelboomkruiper
De Kortsnavelboomkruiper wordt vanwege de onbekendheid met de zang mogelijk op sommige
plekken over het hoofd gezien. De Mibo-tellers zal gevraagd worden om het geluid van deze soort
ten gehore te brengen tijdens de Mibo-kartering.
Meerkoet
Vanwege de algemeenheid van de Meerkoet zal R. Kwak een speldenkaart blijven hanteren voor het
gehele werkgebied. De watervogeltellers met een eigen telgebied kunnen hun waarnemingen op een
activiteitenoverleg bijprikken. Tref je een Meerkoet op een geïsoleerd plasje aan of op een
bijzondere (nieuwe) locatie aan, voer de waarneming dan in bij Waarneming.nl. Geef onder ‘gedrag’
aan dat het een ‘vastgesteld territorium’ betreft. Op deze wijze is het mogelijk om aan het einde van
het seizoen aanvullingen uit Waarneming.nl te ‘destilleren’ aan de hand van andere ‘losse’
waarnemingen.
Hop
In de afgelopen jaren zijn territoria van de Hop in ons werkgebied vastgesteld. Vanwege de
kwetsbaarheid gedurende het broedseizoen, verzoeken we iedereen om de waarneming ‘te
vervagen’. Hierdoor wordt niet de exacte locatie via Waarneming.nl zichtbaar gemaakt. Om de leden
van de VWG op de hoogte te houden is het leuk om tevens een stip in Google Maps te zetten.
Rode Wouw
Zie Hop.
Roodborsttapuit
In 2012 is P. Leemreise gestart met een onderzoek naar de Roodborsttapuit. Er wordt specifiek
gekeken naar de verspreiding en herkomst van Roodborsttapuiten die zich buiten de bekende
broedgebieden bevinden zoals in het agrarisch cultuurlandschap. Daartoe worden de vogels
individueel herkenbaar gemaakt door ze te voorzien van kleurringen (zie afbeelding). Mensen die een
dergelijke vogel met kleurringen zien worden vriendelijk verzocht deze waarneming te melden bij P.
Leemreise of om de waarneming op te slaan op Waarneming.nl met de beschrijving van de
kleurringcombinatie. Dit dient als volgt te gebeuren; van linksboven naar rechtsonder. Let op, we
spreken over de poten van de vogel, niet de positie op de foto of het kijkerbeeld!!. Dus de ring aan
de linkerpoot boven, links onder, rechtsboven, rechts onder. De aluminium ring mag met een *
aangeduid worden. Voor onderstaande vogels geldt de aanduiding van de kleurringcombinatie dus:
roze-*-rood-geel. Alle melders krijgen bericht van de historie van de waargenomen vogel.
165
2.3 BMP-Roofvogels
Coördinatie en verslaglegging: Ab Kreunen.
Geert Wamelink en Wim de Leeuw doen actief mee aan het BMP-Roofvogels en leveren hun
gegevens rechtstreeks in bij RWN (en SOVON) en een kopie aan Ab Kreunen.
De roofvogelonderzoekers zullen overleggen wie verantwoordelijk is voor het onderzoek binnen een
bepaald gebied. Er is afgesproken dat op de activiteitenavonden de vertrouwde speldenkaart
aanwezig zal zijn. Hierop kunnen aanvullende roofvogelwaarnemingen worden ingeprikt.
Tijdens het activiteitenoverleg werd duidelijk dat niet alle Atlasblokken onderzocht zullen worden.
Geïnteresseerden kunnen zich melden bij de coördinatoren.
De roofvogelonderzoekers worden gevraagd alert te zijn op eventuele zeldzame en/of schaarse
broedvogels, en deze op kaart in te leveren bij de desbetreffende soortbewerker.
Waarnemingen van alle roofvogels (m.u.v. Buizerd) graag invullen bij waarneming.nl. Bij de Buizerd
ook de waarnemingen die op een territorium/broedgeval wijzen.
166
2.4 BMP Weidevogels
Coördinatie: Rody Schröder
Vanaf 1999 wordt één proefvlak op weidevogels onderzocht. Deze landelijke telling zal in 2013
wederom worden uitgevoerd in het Meddosche Veld. Rody Schröder zal het proefvlak onderzoeken.
Territoriale waarnemingen van weidevogels kunnen als zodanig ingevoerd worden in Waarneming.nl
en Google-maps.
2.5 Bijzondere gebieden
Gezocht wordt naar mensen die “bijzondere gebieden” af willen lopen gedurende het broedseizoen
op zoek naar bijzondere broedvogelsoorten. Dit zijn gebieden waar bij uitstek deze soorten kunnen
worden aangetroffen. Denk daarbij aan de diverse natuurontwikkelingsterreinen in het westelijke
deel van het werkgebied. Op het eerste activiteitenoverleg in 2013 zal geprobeerd worden om hier
afspraken over te maken.
2.6 Leuke waarnemingen flora en fauna
In het werkgebied van onze vogelwerkgroep wordt door een aantal mensen met veel enthousiasme
gekeken naar zoogdieren, vlinders, libellen, sprinkhanen, krekels, planten, amfibieën en reptielen.
Hierover is inmiddels een schat aan gegevens verzameld en grotendeels ook gepubliceerd (o.a. de
Atlas van de Fauna van het WCL-gebied Winterswijk, en de Atlas van de flora van het WCL-gebied
Winterwijk). Maar dit werk is natuurlijk nooit af. Waarnemingen, in het bijzonder van minder
algemene plant- en diersoorten, graag doorgeven aan Waarneming.nl, zodat ze ten dienste van de
natuurbescherming ingezet kunnen worden.
167
2.7 Vogelatlas
Coördinatie: R.Kwak (1 e aanspreekpunt voor de VWG-leden)
Atlas DC namens Sovon: P.Leemreise
Eind 2012 is het telwerk voor de nieuwe Vogelatlas gestart. Dit onderzoek bestaat uit twee
onderdelen; een onderdeel broedvogels en een onderdeel wintervogels. Het onderzoek vindt plaats
in Atlasblokken. De nodige atlasblokken worden in de eerste periode 2012-2013 geteld. Op
onderstaande kaart staan de blokken in rood afgebeeld die nog niet geteld worden. Deze blokken
moeten we in de komende jaren geteld krijgen.
Overzicht van vacante atlasblokken (rood).
3. Overige zaken
2013 is het jaar waarin onze vereniging haar 40-jarig jubileum viert. We gaan deze gebeurtenis luister
bij zetten door de eerste Gelderse Vogelaarsdag te organiseren. Dit wordt een dag met lezingen en
voldoende ruimte om elkaar in een informele sfeer te ontmoeten. Enkele van onze leden zullen een
lezing die dag verzorgen.
Verder zijn de eerste verkennende gesprekken gevoerd om een nieuwe avifauna te publiceren.
Daarvoor dient er nog veel werk verzet te worden. Eén van de noodzakelijke werkzaamheden betreft
het digitaliseren van ons archief. Hierover worden de leden apart benaderd.
168