Michaël Borremans. As sweet as it gets
Transcription
Michaël Borremans. As sweet as it gets
INHOUDSOPGAVE Persbericht...................................................................................................................................................... 2 Biografie Michaël Borremans ........................................................................................................................ 4 Catalogustekst Van De Curator, Jeffrey Grove ............................................................................................. 5 Bezoekersgids ............................................................................................................................................... 17 Bozar: Randprogramma .............................................................................................................................. 27 BOZAR MUSIC ......................................................................................................................................... 27 BOZAR STUDIOS ..................................................................................................................................... 27 Cinematek .....................................................................................................................................................28 Catalogus ...................................................................................................................................................... 29 Perscontacten ............................................................................................................................................... 31 1 PERSBERICHT Michaël Borremans. As sweet as it gets BOZAR presenteert aan de hand van een 100-tal werken een grootschalig overzicht uit het oeuvre van deze Belgische kunstenaar. Een niet te missen afspraak voor elke kunstliefhebber! 22.02 > 03.08.2014 Michaël Borremans Automat (I) 2008 80 x 60 cm Oil on canvas Private Collection Courtesy Zeno X Gallery Antwerp © Photographer Peter Cox & Michaël Borremans The Angel 2013 300 x 200 cm Oil on canvas Courtesy Zeno X Gallery Antwerp © Photographer Dirk Pauwels Belgisch kunstenaar Michaël Borremans (°1963, Geraardsbergen) brak eind jaren 1990 internationaal door en heeft sindsdien aan diverse solo- en groepstentoonstellingen in binnen- en buitenland deelgenomen. In 2014 presenteert BOZAR in samenwerking met het Dallas Museum of Art de langverwachte overzichtstentoonstelling in zijn thuisland. Michaël Borremans. As sweet as it gets werpt een totaalblik op zijn gevarieerde artistieke productie vanaf 1990 tot heden met een indrukwekkende selectie van een 50-tal schilderijen, een 40-tal tekeningen en een 5-tal films. De tentoonstelling brengt de onderlinge verbanden tussen deze verschillende kunstvormen aan het licht en neemt de bezoeker zo mee in de mysterieuze en zinsbegoochelende beeldenwereld van de kunstenaar. De werken van Borremans zijn doorspekt met symbolen, aura’s en verwijzingen. Zijn werk speelt subtiel met de iconografische conventies van de schilderkunst en vaak refereert hij aan historische meesters als Velázquez, Goya of Manet. Tegelijk is zijn werk sterk geworteld in het heden en vormen literatuur, fotografie en film belangrijke inspiratiebronnen. 2 Uit Borremans’ werk ademt een gevoel van ontwrichting en bevreemding, met vaak ongebruikelijke composities, zonderlinge taferelen en suggestieve psychologische ruimtes. Hij knoopt daarmee aan bij het rijke surrealistische verleden dat vervat zit in het werk van landgenoten als René Magritte en Paul Delvaux. Samen met de kunstenaar selecteerde curator Dr. Jeffrey Grove voor de tentoonstelling zowel bekend als zelden getoond werk, uit privé- en publieke collecties uit Europa en de Verenigde Staten. De tentoonstelling reist na het Paleis voor Schone Kunsten door naar het Tel Aviv Museum of Art in Israël (04.09.2014 > 31.01.2015) en het Dallas Museum of Art in de Verenigde Staten (15.03 > 05.07.2015). Credits : Michaël Borremans Sleeper 2007-2008 40 x 50 cm Oil on canvas Private Collection Courtesy Zeno X Gallery Antwerp © Photographer Peter Cox 3 BIOGRAFIE MICHAËL BORREMANS Michaël Borremans (°1963, Geraardsbergen), oorspronkelijk opgeleid als graveur aan de Hogeschool voor Kunst en Wetenschappen Sint-Lucas Gent, werkte tot na zijn dertigste als kunstdocent, etser en fotograaf. Sinds hij in de late jaren 1990 zijn eerste tekeningen en schilderijen produceerde, heeft Borremans een verrassend rijp oeuvre opgebouwd dat kan bogen op internationale belangstelling. Vele musea wijdden een solotentoonstelling aan zijn werk, zoals het Museum Für Gegenwartskunst in Basel (CH, 2004), S.M.A.K. in Gent (BE, 2005), La Maison Rouge in Parijs (FR, 2006), de Kestner Gesellschaft in Hannover (DE, 2009), het Museum of Contemporary Art in Denver (US, 2010) en de Kunsthalle Helsinki (FI, 2011). Werk van Michaël Borremans is opgenomen in talrijke publieke en internationale collecties, zoals het Dallas Museum of Art (Dallas), het S.M.A.K. (Gent), het Art Institute of Chicago, het Israel Museum (Jerusalem), het MOCA (Los Angeles), het MoMA (New York), de National Gallery of Canada (Ottawa), het SFMoMA en het Walker Art Center (Minneapolis). In 2012 mocht Borremans de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Beeldende Kunst 2011-2012 in ontvangst nemen. Michaël Borremans wordt vertegenwoordigd door Zeno X Gallery te Antwerpen en door David Zwirner Gallery in New York. 4 CATALOGUSTEKST VAN DE CURATOR, JEFFREY GROVE NOT TOO SWEET As sweet as it gets, de titel van Michaël Borremans’ mid-career overzichtstentoonstelling, zit net als de kunstenaar zelf vol humor. De titel laat ook veel interpretaties open. Anderzijds is hij geladen met de nodige dreiging..i De uitdrukking ‘as sweet as it gets’ (zo aangenaam mogelijk) lijkt empathisch en duidelijk. Ze drukt niets minder uit dan een gevoel van absolute tevredenheid, het gevoel dat met de wereld alles in orde is. Tegelijkertijd doet deze eenvoudige, ongewoon vertrouwde en bewust vage zin, een aantal vragen rijzen. Connotatie is natuurlijk alles en betekenis wordt vaak alleen maar bepaald door intonatie. Iedereen die ooit een tijdje in het Amerikaanse zuiden verbleef, weet bijvoorbeeld dat de onschuldige uitspraak ‘good for you’ zowel ‘je bent geweldig’ als ‘wat ben je dom’ kan betekenen. Op een gelijkaardige manier kan As sweet as it gets zowel de omarming van een zonnig heden impliceren als een gelaten aanvaarding dat alles zo slecht is als maar kan. De gespannen ambiguïteit van die uitdrukking, levert een gepaste metafoor voor het werk van Michaël Borremans, dat wordt gekenmerkt door subtiele symmetrieën van verbluffende schoonheid en verontrustende laagheid, humor en wanhoop, kracht en broosheid, leven en dood. In de schaduw van de zonnige constructie ‘as sweet as it gets’, ligt immers iets donkerders op de loer: een besef dat als iets ‘as sweet as it can get’ is, het snel bitter kan worden – en dat waarschijnlijk ook zal doen. De vraag die Borremans zich dan terecht zou kunnen stellen, luidt als volgt: als de wereld waarin we leven (oftewel: het leven zelf, dit moment in Borremans’ carrière, of deze tentoonstelling) ‘as sweet as it gets’ is, wat zegt dat dan over onze vooruitzichten voor de toekomst? Het vage gebied dat ligt tussen wat wordt gezegd en wat wordt voorgesteld, wat wordt verbeeld en wat wordt bedoeld, levert de vruchtbare grond voor Michaël Borremans’ werk. Dit lichtende veld, een waanzinnig terrein van botsende oorzaak en gevolg, levert het conflict dat Borremans’ werk – en elke poging om het te interpreteren – afwisselend irriterend, opwindend en totaal verwarrend maakt. Het verhaal van Michaël Borremans’ carrière tot nog toe – vrijwel onbekende etser en dilettantisch fotograaf wordt in korte tijd een van de belangrijkste schilders van zijn generatie – is intussen wel bekend. Op de relatief late leeftijd van 33 jaar begon Borremans te schilderen en pas in 2000, toen hij 37 was, kwam zijn eerste grote tentoonstelling van schilderijen en tekeningen in het S.M.A.K. in Gent. Vrij kort daarna volgden belangrijke galerie-exposities: in 2002 in Galerie Zeno X, Antwerpen en in 2003 in de David Zwirner Gallery, New York. Deze werden meteen enthousiast onthaald. Het bleek dat Borremans als een voldragen kunstenaar naar buiten was gekomen – zijn pad was niet bezaaid met gênante vroege outings of experimenteel gestuntel. Van begin af aan getuigde Borremans’ werk van zelfvertrouwen en rijpheid, en hij blijft fascineren met suggestieve reeksen schilderijen, tekeningen en films die de toeschouwer onderdompelen in tegelijk vreemd vertrouwde als lichtjes onlogische situaties. In dit ongelijksoortige werk in verschillende media, dat gekenmerkt is door een niet te verwoorden gevoel van ontwrichting, zorgt een visuele syntax die Borremans’ onderwerpen in een dwingende toestand van overgang en onbepaaldheid vasthoudt, voor eenheid. Zijn werk lijkt 5 complexe psychologische toestanden te exploreren, maar deze manifestaties sturen de eenvoudige logica in de war. Bewust gebruikmakend van onverklaarbare betekenisdragers die in dubbelzinnige ruimten van verwarrende schoonheid met elkaar in botsing komen, wordt Borremans gedreven door de wens ‘om een buiten de tijd liggende sfeer te creëren, een ruimte waarin tijd is opgeheven.’ Borremans volgde oorspronkelijk een opleiding vrije grafiek en was ongeveer tien jaar actief als leraar etsen en als prentenmaker en tekenaar. Het was echter pas eind jaren 1990 dat hij het tekenen als een aparte discipline begon te beoefenen. Voor deze minutieus uitgevoerde werken waaraan hij soms jaren werkt, gebruikt hij inkt, vernis en gouache, of meestal gewone grafiet. Ze bevatten mysterieuze tekens en hallucinatoire symbolen, in de marge gecombineerd met notities en instructies die de toeschouwer afwisselend misleiden en instrueren. Borremans’ tekeningen, compendia van historische allusies, referenties aan de popcultuur, en eigenaardige, soms verwarrende dichotomieën van dimensie en schaal, zijn ingebed in drama, humor en, af en toe, anarchie. Tegelijk ondermijnt Borremans behendig de illustratieve pedanterie die de precisie van zijn tekeningen zou kunnen suggereren met een verfrissende zin voor schalkse humor gekoppeld aan bijtende kritiek. Hij ontwricht de vorm door het weglaten of vervormen van bindweefsel en doordringt zijn werk vaak met humoristische, sociaal-politieke commentaar op de collectieve onverschilligheid van de hedendaagse maatschappij. Hij maakt daarbij gebruik van een hartstochtelijke en tegelijk afstandelijke vorm van analyse van het politieke en culturele landschap, dat volgens hem trots is op zijn daden van onverschilligheid. Vooral in zijn tekeningen met hun allusies op theatertableaus, mise-en-scènes, sculpturale sokkels, officiële monumenten en filmprojecties, maakt Borremans gebruik van wisselende niveaus van onwerkelijkheid, nog versterkt door radicale schaalverschuivingen, om onmogelijke combinaties van onlogische relaties te creëren. (The Good Ingredients-De goede ingrediënten, 2006, en Le Sculpteur de Beurre, 2000-2001). Een allusief thema dat vaak opduikt in Borremans’ werk, is een ondefinieerbaar gevoel van tijd en plaats. Delfim Sardo definieerde dit fenomeen door te schrijven dat ‘Michaël Borremans in zijn schilderijen een tijdskader construeert, gebruikmakend van … een diffuse en ironische melancholie.’ii De fysieke toestanden en miserabele locaties waarin Borremans’ personages zich bevinden, kunnen inderdaad een gevoel van melancholie en diepe droefheid uitstralen (Magnetics II, 2009). Ze worden vaak afgebeeld in situaties van onderwerping, aantasting, manipulatie of gedwongen onderdanigheid, ze zijn tot het object van studie gemaakt of lijken gedwongen om manipulatie en verandering te ondergaan. Balancerend tussen misantropie en tederheid, lijken deze zorgvuldig weergegeven wezens klaar om zomaar plots te muteren, te verdwijnen en te veranderen (of veranderd te worden). Borremans’ tekeningen en schilderijen lijken bij momenten de aandacht te vestigen op de manipulatieve daden van individu’s in een machtspositie, maar hun aanwezigheid wordt alleen maar gesuggereerd; geen almachtige leider of alwetende kracht duikt op om te commanderen wat moet gebeuren. Zijn volgzame personages kunnen worden geïnterpreteerd als metaforen voor diegenen die onderworpen zijn aan de systematische dwang van institutionele onderdrukking, of slachtoffers zijn van hun eigen vergetelheid. Borremans waarschuwt echter altijd meteen dat elke determinerende interpretatie van zijn werk haar doel mist. Hij heeft altijd volgehouden dat de personages, misschien kunnen we ze beter 6 figuren noemen, die zijn beelden bevolken, geen echte subjecten zijn, maar symbolische entiteiten. Bij gebrek aan cognitieve identiteit, zijn ze louter het vehikel van gemanipuleerde expressie. De naargeestige gevoelens van inertie en hopeloosheid die de acties van tal van figuren in Borremans’ werk kenmerken, gekoppeld aan hun gebrek aan initiatief, lijken te verwijzen naar een wereld van onderwerping waaruit deze ongelukkige figuren wellicht nooit kunnen ontsnappen. Deze tragische duisternis is echter vaak ook doordrongen van een opwekkende dosis wrange commentaar of ironische afstandelijkheid, die we het beste kunnen omschrijven als absurd. Andere schrijvers hebben gewaarschuwd voor een dergelijke interpretatie. In 2009 schreef Martin Germann dat beschrijvingen van Borremans’ werk, ‘vaak woorden gebruiken als absurd, mysterieus of geheimzinnig. Maar als interpretatie leiden deze termen nergens heen … Borremans opereert in een gebied dat dergelijke terminologie overstijgt, zodat iedereen die probeert om zijn oeuvre te classificeren, het risico loopt erin verloren te lopen, of te stranden op zijn complexe schoonheid.’ Borremans wil niets liever dan dat we ons op dit punt laten meeslepen. Niets zou hem meer plezier verschaffen dan te zien hoe diegenen die zijn werk beschouwen constant weifelen tussen hun eigen begrip van schoonheid en verachtelijkheid en ze te verwarren met zijn complexe interpretatie van hoe die er zouden kunnen uitzien. Het is een absurde kwestie en een houding die Borremans’ kunst zo perfect weerspiegelt. Absurditeit omvat meer dan een oppervlakkig begrip van het woord, dat meestal wordt verstaan als iets dat ofwel uitzonderlijk misplaatst of niet logisch verklaarbaar is. In plaats daarvan wil ik stellen dat het meest productieve, relevante begrip van ‘het absurde’, zoals dat op Borremans’ praktijk toepasselijk is, de theorie is die Martin Esslin in zijn tekst ‘The Absurdity of the Absurd’ uiteenzet, het inleidende essay van zijn grensverleggende en invloedrijke boek The Theatre of the Absurd. Dit baanbrekende werk, dat in 1961 voor het eerst gepubliceerd werd, initieerde het idioom dat al snel een onmisbare kapstok werd om daarna tot cliché te verworden. Zoals veel uitdrukkingen verankerd in het populaire lexicon, heeft het begrip ‘theatre of the absurd’ een veel specifiekere betekenis en gaat het terug op een veel meer fascinerende bron dan wat meestal wordt begrepen wanneer de uitdrukking onnadenkend uit de mouwen wordt geschud om te refereren aan geschifte situaties en omstandigheden. De oorsprong ervan is namelijk veel interessanter en sluit veel meer aan bij Borremans’ gevoeligheid. In The Theatre of the Absurd schrijft Esslin over een fenomeen dat in het theater van de jaren 1950 opdook, vooral bij toneelschrijvers in Parijs en Europa met figuren als Samuel Beckett, Eugene Ionesco, Jean Genet en Harold Pinter. Zij probeerden een nieuw type theater te creëren, een dat de dramatische conventies en psychologisch realisme overboord wilde gooien om de aandacht te vestigen op het onvermogen van hun personages om met elkaar te communiceren. In zijn uiteenzetting over dit nieuwe theater, schrijft Esslin: ‘Terwijl een goed stuk een vernuftig geconstrueerd verhaal moet hebben, hebben deze stukken geen noemenswaardig verhaal of plot; terwijl een goed stuk wordt beoordeeld op basis van de subtiliteit van de karakterisering en motivatie, hebben deze vaak geen herkenbare personages en tonen aan het publiek bijna mechanische poppen; terwijl een goed stuk een volledig ontwikkeld thema moet hebben, dat keurig wordt geïntroduceerd en uiteindelijk opgelost, hebben deze vaak begin noch einde; terwijl een goed stuk de natuur een spiegel moet 7 voorhouden en de zeden en gekunsteldheid van de tijd in raak geobserveerde schetsen moet portretteren, lijken deze vaak de reflecties van dromen en nachtmerries; terwijl een goed stuk steunt op gevatte replieken en puntige dialogen, bestaan deze vaak uit incoherente wartaal.’ Door een simpele daad van substitutie – door het object waaraan Esslins essay refereert, ‘het toneelstuk’, te vervangen door de figuren uit Borremans’ denkbeeldige scènes – ontdekken we een toepasselijke verbinding tussen twee ongelijksoortige expressievormen. Het theater dat Esslin beschrijft, schetst perfect het type ruimten dat Michaël Borremans bedenkt voor de figuren die zijn werk bevolken. Tal van tekeningen, schilderijen en films van Borremans worden consequent gestructureerd door de architectuur van het theater, en dan vooral van het podium. De scènes waarop zijn personages staan, bevinden zich vaak in andere settings, kale ruimten die doen denken aan museumzalen, onderzoekslaboratoria, filmzalen en opslagruimten. Ze bevinden zich ook in openbare ruimten zoals uitgestrekte grasvelden en pleinen (Whistling a Happy Tune, 2006, N.Y.C. 24th of September 2030, 2006, of The Lesson, 2006). Vooral in Borremans’ recentste cycli refereren de ruimten waarin zijn figuren en stillevens zich bevinden duidelijk aan theaterruimten. Ze roepen associaties op aan het atelier van de kunstenaar, maar ook aan de repetitieruimte van een acteur, met planken of doeken tegen de wanden (The Bodies (I), 2005,). In zijn schilderijen is de ruimte vaak diffuus of absorberend, met figuren die oplichten tegen zwak verlichte en monochrome achtergronden (Man Holding His Nose, 2007). In een commentaar op het effect van deze structuren en ruimten in Borremans’ schilderijen en tekeningen, schrijft Hans Rudolph Reust: ‘De ruimten in Michaël Borremans’ tekeningen zijn vaak op uiteenlopende manieren onderling verbonden, weifelend tussen architectuur en projectie, en zijn alleen maar op het tweedimensionale niveau van het oppervlak van de tekening aan elkaar gerelateerd. Maar op de schilderijen lijkt de ruimte een continuüm te zijn waarin individuele, meestal geïsoleerde figuren verdoezeld zijn in diepe schaduwpartijen, in een alomvattende duisternis die uit de zeventiende eeuw lijkt op te doemen.’ Deze beelden zijn ook doordrongen van een zowel maniëristische als surrealistische gevoeligheid, met hun historische allusies op Romeinse portretbustes en andere soorten herdenkingssculptuur. Protagonisten zijn afgebeeld in close-up of verder weg geïsoleerd tegen een achtergrond van onduidelijke architectuur, gevat in zwak licht of diepe schaduw. Aan de acteurs in de theaters die hij op een magische manier oproept, wordt elke notie van subjectiviteit ontzegd. Deze figuren doemen misschien ook uit deze ruimten op, of zijn op deze oppervlakken geplaatst om op sculpturen te lijken, op schaakstukken of porseleinen beeldjes. Iconografische typologieën die van in het begin aanwezig waren, blijven zijn werk in alle door hem gebruikte media vormgeven. Het gaat om personages, solitair of in groep, die aan tafels staan of zitten en objecten bewerken of manipuleren op een zwevend of dubbelzinnig oppervlak (The Apron, 2009, Terror Watch, 2002, en Four Fairies, 2003) De verschillende podia waarop de actie van tal van Borremans’ schilderijen zich afspeelt, worden vaak bevolkt door eenzame, in gedachten verzonken of in halfbewuste toestand verkerende figuren. Ze worden meestal pal in het midden afgebeeld, centraal in de compositie, hoewel hun gezicht bijna altijd gedeeltelijk verduisterd is. Er heerst een psychologisch geladen sfeer. Het is deze onontkoombare spanning, de fysieke en psychologische afzondering van Borremans’ figuren, die zijn methodologie nog sterker verbindt met de rijke geschiedenis van 8 het surrealisme. In Histoire de ne pas rire, zijn theorie van het Belgische surrealisme, schrijft Paul Nougé dat ‘de subversieve kracht van een geïsoleerd object direct is verbonden met de vertrouwdheid die het heeft met ons lichaam, met onze geest, met onszelf.’ Borremans heeft vroeger gezegd dat hij gelooft dat zijn eigen werk een ‘specifiek Belgische touch’ heeft, en voegde daar ironisch aan toe dat het ‘perfect op koekjesdozen zou passen.’ Tegelijk verwees Borremans al vaak naar zijn werk als ‘magisch’. Het is niet duidelijk of hij daarbij refereert aan (het maken van) het werk – zijn beelden zien er vaak bijna uit alsof het verschijningen zijn – of veeleer aan het effect ervan op de toeschouwer. In beide gevallen zou het toepasselijk zijn om Borremans’ creatieve arena te vergelijken met het podium van een goochelaar; een theater waarin hij de acteur wordt en illusies oproept die onze perceptie op de proef stellen en onze kennis van fysica en logica uitdagen door bewust misleidende acts. Ilustratie 1 Borremans zet elk van deze strategieën in om uiterst theatrale ruimten te creëren, die ook fungeren als decor voor scènes van verloochening, onderbreking en verwaarlozing. Bewust geladen met ‘clichés en andere elementen die deel uitmaken van het collectieve onderbewustzijn’iii doen Borremans’ beelden ons begrijpen dat er vaak geen logische verklaring is voor wat hij portretteert. Hij geeft toe dat de personages in zijn schilderijen onderbewuste expressievormen zijn, maar hij impliceert daarbij niet dat ze denkbeeldig zijn: ‘Natuurlijk is er daar niets. Maar anderzijds is er daar alles.’iv Net als zijn complexe scènes met open einde zich lenen tot elkaar tegensprekende stemmingen – tegelijk komisch, verontrustend en grotesk – bezit zijn werk een onweerlegbare theatrale dimensie die geënsceneerd en onzeker is. We moeten dit magische podium ook zien als iets dat verbonden is met een mysterieuze, performatieve ruimte die alleen in de meest existentiële zin kan worden geïnterpreteerd. Als kunstwerken, zoals Adorno’s formulering van de psychologische theorie ons verzekert, in essentie ‘projecties zijn van het onderbewuste’, dan hebben de talloze podia die Borremans in zijn werk oproept, wellicht een meer letterlijke functie in de wereld door de arena af te bakenen waarin de kunstenaar zijn eigen bewuste en onbewuste waanvoorstellingen onderzoekt. Zoals de befaamde Amerikaanse filosoof Noël Carroll in The Philosophy of Motion Pictures schrijft, is ‘een theatervoorstelling ook een afstandelijke vertoning’ v . Zo bespeelt Borremans, misschien meer dan enig ander kunstenaar vandaag, de spanning tussen de emotionele band met het publiek en zijn koele realiteit dat ze geen enkele werkelijkheid representeren, maar slechts louter tentoongestelde objecten zijn. Als we deze theatermetafoor doortrekken, kunnen we de figuren die Borremans’ schilderijen bevolken, vergelijken met afwezige acteurs, met schijnbaar levende objecten die geen bewuste, fysieke of metaforische greep hebben op hun omstandigheden. Borremans geeft toe 9 dat hij deze figuren ziet als zielloze omhulsels die zich in een parallelle dimensie bevinden die aan hun controle ontsnapt. Deze metafysische toestand lijkt op de gekwelde en verwarde personages in een stuk van Beckett. Borremans’ personages denken of beslissen niet; ze wachten of voeren acties uit die hun futiliteit definiëren. Deze nihilistische visie is verwerpelijk en ondoenbaar, maar ook diep romantisch. En als Borremans iets is, dan is het wel romantisch. Ooit zei Borremans over de handelingen die zijn figuren uitvoeren dat die ‘vaak zinloos zijn’. Voorts beweerde hij dat ‘het werk als een vanitas tussen een aspect van het absurde en een romantische connotatie heen en weer schakelt.’ vi Als we ervan uitgaan dat Borremans’ analogie gebaseerd is op een interpretatie van ‘het romantische’ zoals Schlegel dat formuleerde – ‘een levensgevoel dat heen en weer gaat tussen enthousiasme en ironie’vii – dan kunnen we op een meer productieve manier de duellerende stemmen – of meervoudige facties – begrijpen die om controle vechten over Borremans’ bewustzijn, terwijl ze heen en weer worden geslingerd tussen hoop en wanhoop. Voor Borremans blijft schilderen zijn meest consistente onderzoeksveld, hoewel tekenen een constante en essentiële rol speelt. In zijn tekeningen kan hij meer complexe scenario’s uitwerken, die vaak een bewust narratieve kwaliteit hebben. Zijn schilderijen echter stralen een gevoel van rust en zelfs een gevoel van traditie uit. Vooral in zijn schilderijen richt Borremans zich actief op voorlopers uit de kunstgeschiedenis, gaande van Chardin tot Goya. En hoewel zijn schilderijen een geëngageerde dialoog aangaan met de geschiedenis van het ambacht, zorgen zijn onconventionele composities voor het omgekeerde effect en duwen ze zijn werk almaar dieper in een ondefinieerbare plaats en tijd. Borremans bespeelt behendig deze historische parallellen, en vervalt daarbij niet in hommage of imitatie maar doordringt zijn schilderijen van een kritisch, hedendaags bewustzijn. Borremans’ buitengewone vermogen om in zijn werk tijd en ruimte te overstijgen is ongetwijfeld gescherpt door de invloed van fotografie en film. Deze door en door moderne media hebben altijd een diepgaande invloed uitgeoefend op zijn werk en blijven zijn visuele stijl doordringen, zowel als inspiratiebron als op het vlak van compositorische structuur. In zijn vroegste schilderijen – werken als The Preservation, 2001 en The Illustratie 2 German I, 2002 – inspireerde Borremans zich grotendeels op een onuitputtelijke bron van gerecycleerde beelden – gevonden foto’s, filmstills en beelden uit tijdschriften en van het internet. Nu echter ensceneert en fotografeert hij minutieus zijn modellen in zijn atelier. Nauwgezet componeert en regisseert hij scenario’s die vervolgens fotografeert, een werkwijze die hem een volledige en precieze controle over de oorsprong van zijn beelden geeft. 10 Een dwingende reden waarom Borremans zoveel controle wil hebben, is dat hij in de eerste helft van 2000 vaststelde dat vooral de schilderijen die uitsluitend gebaseerd waren op gevonden materiaal, zo doordrongen waren van het daarin verankerde spoor van de tijd, dat toeschouwers vaak dachten dat dit werk was ingegeven door nostalgie. Borremans verafschuwt nostalgie. Velen dachten verkeerdelijk dat dit gevoel een centraal intentioneel element was in zijn schilderkunst. Wat veel critici percipieerden als de onderliggende tekst in zijn werk – de fotografische referent – werd vaak de overheersende tekst in de interpretatie ervan, wat tot de suggestie leidde dat Borremans onbedoeld allerlei elementen in zijn werk liet doordringen. Borremans beseft echter dat ‘fotografie het hanteren van beelden fundamenteel heeft veranderd. Het zadelt je op met een psychologisch probleem. Alleen het ‘nu’ bestaat, niet het verleden of de toekomst, maar fotografie capteert het verleden: dat creëert mentale kortsluitingen. In deze zin vind ik foto’s een beetje beangstigend – ze vervullen je met een mengeling van fascinatie en afkeer, zoals een ongeval, een dood lichaam.’ Doorheen heel zijn oeuvre en in alle media zijn narratief met elkaar verstrengelde reeksen van beelden altijd een belangrijke compositiestrategie geweest voor Borremans. De ongebruikelijke hoeken, close-ups, het getemperde palet en de geïsoleerde figuren die hij gebruikt om zijn doeken te componeren, mogen het gevoel van het fragmentarische of het onvolledige dan wel versterken en zelfs een sfeer van verwarring en verontrusting opwekken, ze sluiten ook logisch aan bij de beeldtaal van de film. Naast tekenaar en schilder ontwikkelde Borremans zich in de loop der jaren inderdaad ook tot filmmaker en produceerde hij ontroerende en provocerende beelden van een hallucinante schoonheid. Het is gemakkelijk om de fysieke structuur van deze gestage beelden in verband te brengen met de sequentiële aard van filmstills, die zijn losgekoppeld van de verbindende rol van het bewegende beeld. In 2002 maakte Borremans een aantal werken die elk afzonderlijk het begin markeerden van een reeks van onderling gerelateerde beelden, waar hij telkens weer naar zou terugkeren in tekeningen, schilderijen en films. Daartoe behoren The Prospect, The Journey (Lower Tatra), The German I, The Walk, en Drawing. In The Prospect dook voor het eerst de structuur op die ook bekend werd als ‘The House of Opportunity’ , een reeks die nu bestaat uit 18 werken verdeeld over de drie verschillende media. The Journey (Lower Tatra) is eveneens deel van een reeks die uit minstens zes variaties op het thema bestaat. Illustratie 3 11 Drie tekeningen die op deze tentoonstelling te zien zijn – The German I, The Walk en Drawing – maken elk deel uit van een grotere reeks van aan elkaar gerelateerde werken waartoe ook een film behoort: deze zijn respectievelijk The German, 2004–2007, Add and Remove, 2007, en Weight, 2005. De twee andere films die hier worden getoond – The Storm, 2006 en Taking Turns, 2009 – staan ook in verband met een groter geheel van tekeningen en sculpturen. Voor de laatste zouden de tekening Automat en de schilderijen Automat (1), Automat (2), en Automat (IV) bijna kunnen worden gezien als voorbereidende studies, hoewel hij ook affiniteiten heeft met vroegere schilderijen, waaronder Replacement (I) en A2, 2004 . The Storm, 2006, de vijfde film die hier wordt getoond, is iets helemaal anders. Hij is niet alleen de enige 35 mm film, maar is blijkbaar ook direct beïnvloed door het maken van een andere film The Feeding, 2006. The Feeding, 2006, heeft op zijn beurt een referent in het schilderij One at the Time uit 2003. The Storm lijkt wellicht meer dan enige andere film die Borremans draaide, bedoeld om als schilderij te functioneren. Naarmate het proces van films draaien zijn praktijk heeft verfijnd, kregen de definitie van ruimte, licht en onveranderlijke tijdloosheid waarvan Borremans’ schilderijen doordrongen zijn, allengs een onmiskenbare filmische kwaliteit. Een typisch kenmerk dat Borremans’ films directer verbindt met zijn schilderkunst is Illustratie 4 hun stilte, een ‘vreselijke sprakeloosheid’ die aansluit bij de stilte van zijn schilderijen, een gelijkenis die is toe te schrijven aan het feit dat Borremans film als schildersmedium gebruikt. Net als zijn schilderijen bevatten de films geen verhaal en ontbreekt het de acteurs aan subjectiviteit. Zoals altijd toont Borremans geen interesse voor zijn objecten als subjecten. Dit niveau van objectiviteit, een gevoeligheid die evenzeer als onverschilligheid kan worden geduid, is een basiskenmerk van Borremans’ werk in alle media. Hij gebruikte zijn analytische houding die tegelijk de subjectiviteit van zijn acteurs onderzoekt en verwerpt, om zijn meer humanistische zoektocht naar de betekenis van de menselijke factor te verdoezelen. Borremans is de eerste om zichzelf tegen te spreken in elke discussie over de narratieve kwaliteiten van zijn werk. Termen die inactiviteit, afstandelijkheid en opschorting beschrijven en toeschrijven aan zijn intenties en die van de ‘dingen’ die hij afbeeldt, vormen de basis van zijn retoriek. Door de jaren heen is hij er met zijn halsstarrig verwerpen van intentionaliteit in geslaagd om het beeld te creëren van een kunstenaar die zich door deze vervreemding onderscheidt. Zo schrijft Michael Amy: ‘De afstandelijkheid waarvan het werk van de Belgische kunstenaar Michael Borremans doordrongen is, is zijn meest opvallende kenmerk’, en Massimiliano Gioni beweert: ‘Voor Borremans bestaat de meeste verleidelijke vorm van spektakel in een daad van opschorting, een soort inactiviteit.’ 12 Termen als ‘afstandelijkheid’ en ‘inactiviteit’ beschrijven wellicht het karakter van de figuren die Borremans vaak in zijn werk portretteert, maar bij het maken ervan neemt hij de omgekeerde houding aan. Patrick Murphy kenmerkte Borremans ooit als ‘de circusdirecteur van zijn werk’ en net als een circusdirecteur heeft Borremans almaar meer de rol aangenomen van auteur, die in zijn schilderijen en films het spoor grift van zijn volledige controle over al hun ontstaansprocessen. Een ander teken van Borremans’ groeiende zelfvertrouwen in het beheersen van zijn materiaal en het verlangen om zijn eigen talenten uit te dagen, is het almaar groter wordende formaat van zijn schilderijen. Hoewel kleine werken op papier een basis blijven van zijn oeuvre en hij nog altijd de schilderijen op bescheiden formaat waarmee hij naam maakte, blijft produceren, getuigt zijn schilderkunst de laatste jaren van een uitgesproken expansiedrang. De impuls om schilderijen te maken die niet alleen een filmische, maar ook een opera-achtige schaal hebben, kwam voor het eerst tot uiting in een reeks werken van 2005. De tentoonstelling Horse Hunting bestond uit een reeks van vijftien portretten en stillevens. Ze weerspiegelen de drang van Borremans om werk te maken dat agressief en ‘onaantrekkelijk’ is, en geven tegelijk blijk van een intentie om een dialoog aan te gaan met schilderijen van kunstenaars wier werk hij bewondert. In deze reeks worden Borremans’ ambitie en reikwijdte het frappantst gearticuleerd in het schilderij The Avoider, 2005 , zijn eerste en op dat moment enige schilderij op waarlijk epische schaal. Deze bijna vier meter hoge, schitterend dubbelzinnige figuur die Borremans ‘Christusachtig’ noemde, kan voor de toeschouwer eender welke rol spelen. The Avoider is tegelijk een galante flaneur, een losbandige dandy, een dominante observator of een slonzige schooier. Dat zijn pose eigenlijk een citaat is van de figuur in Courbets De ontmoeting of ‘Bonjour Monsieur Courbet’ 1854, is duidelijk. Het pentimento van een staf die de figuur in zijn hand houdt, en de dubbelzinnige schaduwen geven deze uiteindelijk welwillende figuur zowel een mysterieuze als tastbare lichamelijkheid. Pas zes jaar later, in 2011, kwam Borremans in de ambitieuze tentoonstelling The Devil’s Dress opnieuw naar buiten met een reeks werken van deze grootte. In die tentoonstelling van tien schilderijen waren er vijf op deze meesterlijke schaal, waaronder The Wooden Skirt en The Devil’s Dress, allebei van 2011. Zoals veel personages in Borremans’ schilderijen, lijkt de figuur – misschien een acteur – in The Devil’s Dress betrokken te zijn in een mysterieus, psychologisch geladen scenario. In een kale ruimte, die doet denken aan het atelier van een kunstenaar of een uiterst gesofisticeerd theaterdecor, trekt de ‘jurk’ van karton alle aandacht. We vragen ons af: wat is deze scène, wie is de acteur, en wat betekent het? Misschien is de jurk van de duivel niet meer dan een afleidingsmanoeuvre, een truc die de kunstenaar gebruikt om de aandacht van de toeschouwer af te leiden en te verhinderen dat hij beseft dat het echte thema van het werk nergens te vinden is. Dit werk suggereert duidelijk een dialoog met vroegere kunsthistorische periodes en natuurlijk zijn in The Devil’s Dress reminiscenties aan Edouard Manets Dode toreador uit 1864 vrijwel onvermijdelijk. Het beeld van de dood, en de dood als referent, zijn een constant motief in Borremans’ beeldtaal en beschrijvende syntax. In een gesprek van 2009 zei Borremans dat hij voelde dat er een inconsistentie in zijn werk begon te sluipen: ‘Het is een interessante contradictie. Ik schilder alles alsof het dood is, maar de verf leeft – als verf.’ De ‘dood’ waaraan Borremans refereert, kan in dit geval toegeschreven worden aan zijn 13 weigering om de figuren die hij portretteert enige mate van subjectiviteit te geven. Dit zou ook direct te maken kunnen hebben met Borremans’ bewering dat hij niet naar de natuur, maar veeleer naar de cultuur schildert.viii Illustratie 5 De kwestie van sterfelijkheid komt de laatste jaren meer en meer aan bod in Borremans’ werk. Hij stelt de dood actief aan de orde via een proces waarin hij blijkbaar dode objecten door de loutere daad van het schilderen weer tot leven lijkt te wekken. Het is verhelderend de schildersdaad te zien als een daad van overdracht, waarin de kunstenaar zowel leven als betekenis toekent aan in essentie inerte objecten. En natuurlijk is het verleidelijk om het schilderproces zelf te associëren met de transsubstantiatie die in de rooms-katholieke kerk verwijst naar het moment in de eucharistieviering waarop brood en wijn veranderen in het lichaam en het bloed van Christus – een principe dat een ongelovige alleen maar kan begrijpen als een soort magische gedaanteverandering. Zulk een ongrijpbare omzetting is vergelijkbaar met de overdracht waar Borremans het over heeft als hij spreekt over de daad van het schilderen van zijn schilderijen. Deze koppeling van intentie en interpretatie in relatie tot representatie en dood krijgt nog een andere urgente betekenis in de schilderijencyclus die Borremans recentelijk voltooide voor zijn tentoonstelling The people from the future are not to be trusted in 2013. Na zijn tentoonstelling in 2011 in New York volgde een lange periode van painter’s block waarin Borremans zich gevangen voelde in zijn atelier en niet in staat was om de creativiteit te doen ontbranden die nodig was om nieuw werk te produceren. Hij werd gekweld door de ‘geesten’ die hij in zijn gebruikelijke studio voelde rondwaren. Hoewel hij altijd in dezelfde ruimten had gewoond en gewerkt, ging hij voor het eerst op zoek naar een nieuwe omgeving om in te schilderen. Het was wellicht de voorzienigheid die hem op het spoor bracht van een vervallen, ontmantelde kapel van een kerk in Gent. Deze sacrale ruimte fungeerde als incubator waar Borremans een verbluffende reeks werken maakte, inclusief vier monumentale figuren – twee daarvan grote naakten, Nude with Cheese en The False Head , allebei 2013 – en complexe stillevens. Zoals besproken in ‘Stemmen uit de kapel’, een gesprek dat elders in deze catalogus voorkomt, bezit deze buitengewone omgeving blijkbaar magische krachten die Borremans op een bijna spirituele manier beïnvloedden. Hij besloot inderdaad om de ruimte sacraal te houden en liet, op enkele uitzonderingen na, geen bezoekers toe in dit heiligdom. 14 Borremans sprak in bijna metafysische termen over de sfeer in deze kapel. Hij vertelt hoe hij bij het schilderen in de kapel tot de Heilige Maagd sprak en ook tot zijn penselen. Borremans werd diep geraakt door deze ruimte en dat is duidelijk zichtbaar in de werken die hij daar produceerde. Niet alleen hebben drie schilderijen titels die rechtstreeks geassocieerd kunnen worden met het rooms-katholicisme – The Angel , The Virgin en The Son – de figuren (of thema’s) die in elk schilderij zijn afgebeeld, portretteren ook acties die hun associatie met de Kerk onderstrepen. The Angel, een bijna schokkend beeld van een prachtig androgyn wezen in een loshangende roze jurk, is een indrukwekkend schilderij van meer dan drie meter hoog. Deze ‘engel’ heeft echter geen vleugels, en hij lijkt ook niet bijzonder hemels of goedgunstig. De zwarte make-up die zijn al deels overschaduwd gezicht verbergt, suggereert niets minder dan een engel des doods. De twee andere schilderijen, The Virgin and The Son, lijken nog directer te flirten met religieuze associaties, vooral met de magische, mystieke, en verlossende kwaliteiten die het geloof voor tal van gelovigen inhoudt. Deze door en door moderne Maagd – ze draagt blijkbaar een balletpak – is ook enigszins absurd: ze heeft vreemde pantoffels aan haar voeten. Met opwaarts gekeerde handen en neergeslagen blik, lijkt ze klaar om haar onzichtbare stigmata te ontvangen of te tonen aan de toeschouwer. The Son daarentegen is een klein, intimistisch schilderij van het engelachtige gezicht van een puber. Zoals de andere figuren in de geschilderde wereld van Borremans, is de blik van de zoon indirect, in dit geval naar beneden gericht. Maar uit zijn ogen komen twee stromen licht, hemels licht. In deze twee schilderijen, die toestanden van transcendentie en algeheel beslissende momenten suggereren, resoneren spirituele modulaties die zich aan elke beschrijving onttrekken en zonderling vreemd zijn in het oeuvre van Borremans. Het is niet de bedoeling om hiermee te wijzen op een verband tussen Borremans’ persoonlijke theosofie en formele religieuze structuren. Borremans heeft in zijn werk en in zijn uitspraken over kunst consequent laten blijken dat hij een scepticus is. Maar wellicht blijft er voor een kunstenaar als Borremans, die beweert zo van ambiguïteit te houden, ergens tussen zekerheid en onwaarschijnlijkheid ook ruimte om te onderzoeken wat aan de andere kant van beide extremen ligt. In zijn traktaat Die Zukunft einer Illusion van 1927, beschrijft Sigmund Freud religie als ‘een systeem van vrome illusies samen met een ontkenning van de realiteit, die we geïsoleerd slechts aantreffen bij een amentia, een toestand van zalige hallucinatoire verwarring.’ Het is mogelijk dat Borremans in de hallucinatoire werelden die hij de laatste twintig jaar heeft gegenereerd, blijft zoeken naar oplossingen voor de verwarring waarvan het dagelijkse leven doortrokken is, en ontdekt hij daarbij niet alleen nieuwe uitdagingen, maar ook nieuwe betekenis. Als het leven vandaag ‘as sweet as it gets’ is, zal het misschien morgen zelfs nog beter worden? 15 CREDITS Image 1 Michaël Borremans, ‘Magnetics (II)’, 2009, oil on canvas, 36x30 cm, Private Collection, Belgium, © Peter Cox Image 2 Michaël Borremans, ‘Four Fairies’, 2003, oil on canvas, 110x150 cm, MOCA, Los Angeles, © Peter Cox Image 3 Michaël Borremans, ‘Replacement I’, 2004, oil on canvas, 83x65 cm, Private Collection, London, © Peter Cox Image 4 Michaël Borremans, ‘The Storm’, 2006, 35 mm film, 1:07 continuous loop, 35 mm projection, edition of 3, Courtesy Zeno X Gallery, Antwerp Image 5 Edouard Manet, ‘The Dead Tornador’, ca. 1864, oil on canvas, 75,9x 153,3 cm, National Gallery of Art, Washington DC, Widener Collection Image 6 Michaël Borremans, ‘The Lesson’, 2006, pencil on paper and plastic, 152x23, Private Collection, USA, © Peter Cox 16 BEZOEKERSGIDS THE AVOIDER Zoals een circus geleid wordt door zijn directeur, zo heeft Borremans zich de rol van auteur toegeëigend. Zijn schilderijen en films zijn volledig onderhevig aan zijn controle, op elk moment van het creatieproces. Sinds hij met meer zelfvertrouwen het penseel in de hand neemt, tast hij voortdurend zijn eigen grenzen af en vindt hij boeiende uitdagingen in het schilderen op grotere doeken. Het meer intieme werk op papier blijft aan de grondslag van zijn oeuvre liggen. Hoewel hij het bescheiden formaat waarmee hij bekend werd aanhoudt, zien we dat hij de laatste jaren ook enkele monumentale schilderijen maakt. In 2005 worden zijn schilderijen steeds groter, wat het jaar nadien resulteert in het imposante schilderij The Avoider (2006). In diezelfde periode ensceneerde en fotografeerde Borremans voor het eerst zijn eigen beelden, wat de sleutelpositie van dit werk binnen zijn oeuvre en binnen de geschiedenis van bekende historische portretschilders enkel benadrukt. Dit bijna vier meter hoge schilderij toont een ambigue figuur die Borremans soms als ‘Christusachtig’ omschrijft, maar voor de toeschouwer eender welke rol kan vervullen. Het is een intrigerend beeld. Zijn houding is tegelijk hooghartig (de blik) en nederig (de vuile, blote voeten), en is enerzijds te identificeren met een stadsflaneur – let op zijn roze hemd en zwierige sjaal – en anderzijds met een landelijke herder, die leunend op zijn wandelstok de velden aanschouwt. Dat zijn pose eigenlijk een citaat is van de figuur in Courbets werk La rencontre ou Bonjour Monsieur Courbet (1954), lijdt geen enkel twijfel, maar het schilderij doet ook denken aan de pose van figuren in schilderijen van Manet of aan Sargents portretten. Zoals in al het werk van Borremans, is ook The Avoider een aaneenschakeling van talrijke fascinerende associaties. Zo zien we duidelijk het pentimento van een eerdere staf die de figuur in zijn hand hield, en een dubbele schaduw die een aura vormt rond de figuur. Dit weerspiegelt de intersse van de kunstenaar voor film en verwijst naar de foto’s van Gerhard Richter. DE FIGUUR Reeds van bij het begin duiken er enkele iconografische typologieën op die het oeuvre van Borremans structureren. Vooral de figuur en het stilleven behoren tot de terugkerende thema’s. Zowel de solitaire figuren als de groepen van lichamen die zijn werken bevolken vertonen een verwantschap met sculpturen en porseleinen beeldjes. Vaak vinden we ze staand of zittend aan een tafel, terwijl hun handen objecten maken of manipuleren die zich op een zwevend oppervlak bevinden, alsof dit geheel normaal is. De protagonisten worden in close-up weergegeven of geïsoleerd tegen een dieper liggende achtergrond, bepaald door een ambigue architecturale structuur die baadt in een machtsspel tussen licht en schaduw. 17 Michaël Borremans ontkent in zijn mysterieuze taferelen systematisch de individualiteit van de spelers. Het subject wordt telkens gedegradeerd tot object, waardoor elke notie van een levend wezen verdwijnt. Hiervoor hanteert hij een strategie waarbij de blik van de geschilderde figuur en die van de toeschouwer elkaar nooit kruisen. De ogen zijn neergeslagen of afgewend. Zo wil de kunstenaar vermijden dat zijn schilderijen op gelijke voet komen te staan met de portretkunst. Dit historisch genre werd ingezet om de authenticiteit, originaliteit en uniciteit van het subject te bevestigen. Borremans gaat op zoek naar het tegenovergestelde. De acteurs in zijn theater bevinden zich in een parallelle dimensie waar ze geen controle hebben over zichzelf. In zijn schilderijen beperkt Borremans zich meestal tot één geïsoleerde figuur, die in beeld komt als een doods object of als een zielloze porseleinen sculptuur, zoals in The Visitor uit 2013 (niet te zien in deze expo), waar realiteit en illusie in elkaar overlopen. Hoewel Borremans levende acteurs inzet voor de enscenering van zijn beelden en inspiratie haalt uit performances, heeft hij niet de intentie om hiermee het realisme na te streven dat toeschouwers zijn werk vaak toekennen. Neem bijvoorbeeld Man Holding his Nose (2007) en Sleeper (2007-2008). Beide schilderijen voldoen strikt genomen aan de kenmerken van een portret, onder meer omwille van de aandacht voor de fysionomie en het karakter van het subject. Deze veronderstelling staat echter haaks op Borremans’ bewering dat objecten niet als subjecten fungeren in zijn werk. Door de manier waarop hij het aspect tijd in zijn schilderijen en films naar voren brengt als een fenomeen in constante transitie in plaats van een bevroren momentum, beïnvloedt hij de zintuiglijke ervaring van de kijker en ontsnapt hij niet aan de impliciete verwijzingen naar de mens. STILLEVEN Borremans heeft niet alleen aandacht voor de menselijke figuur, ook het genre van het stilleven zet hij naar zijn hand. Dit genre wordt traditioneel gezien als een arrangement van vergankelijke materie zoals bloemen, fruit, insecten en objecten die met dood en verval geassocieerd worden: schedels, beenderen en beeldjes in porselein. Binnen deze traditie fungeren echter vaak ook objecten die een materiële manifestatie zijn van een psychologische conditie, en bijgevolg dienst doen als symbool voor afwezigheid. Van bij aanvang schilderde Borremans geïsoleerde objecten alsof het menselijke subjecten zijn, en menselijke lichamen alsof het verstarde objecten zonder bewustzijn zijn, zoals in The Preservation uit 2001 (niet in de expo). Andere werken, zoals Swingers (2005) en 10 and 11 (2006), getuigen nog meer van 18 Borremans’ neiging om koude, harde ‘dingen’ af te zonderen en tot leven te wekken, en ze door het schilderen van afwezigheid fysisch en metafysisch te transformeren. Borremans herneemt dergelijke geïsoleerde en porseleinen figuren, maar slechts zelden schildert hij een naturalistisch onderwerp zoals The Branch uit 2003. De nadruk ligt in dit werk veeleer op de schaduw die de tak werpt, dan op de tak zelf. Vaak ligt de betekenis of de intentie van het schilderij buiten het beeld, of is het eerder onderhuids te vinden. Een sleutelwerk in dit opzicht is The Performance uit 2004 (niet te zien in deze expo). Het is een verstild en actief, antropomorf en minimalistisch, sensitief en afstandelijk werk, dat zowel model, stilleven, subject als metoniem voor de manifestatie van het schilderij is. Dit schilderij bracht een nieuwe waaier aan suggesties samen, in die zin dat een stilstaand object, een stilleven, over een dynamisch en psychologisch potentieel beschikt. Het is zelfs zo dat dit schilderij niet naar levend model is geschilderd, maar een simulacrum is van een foto die Borremans nam van een tafel met tafelkleed. Recent kreeg de betekenis van de weergave van een stilleven een complexere invulling binnen Borremans’ oeuvre. In 2013 schilderde hij Dead Chicken, een klein maar bijzonder sterk beeld dat bij uitzondering geschilderd werd naar levend model, in dit geval een dode kip, in plaats van op basis van een foto. Hoewel Borremans altijd beweert dat hij cultuur schildert en geen natuur, spreekt hij zich met Dead chicken tegen, gezien het hier om een waar meesterwerk gaat. VERGANKELIJKHEID Michaël Borremans zei ooit: “Het is een interessante contradictie dat ik alles schilder alsof het dood is, maar het schilderij leeft - als schilderij.” De laatste jaren komt het thema vergankelijkheid steeds meer aan bod. Borremans onderzoekt vragen over dood en eindigheid, en reanimeert schijnbaar statische en levensloze objecten door ze te schilderen. Deze ontwikkeling kwam krachtig tot uiting in een reeks werken die hij in de periode 2005-2006 schilderde. Hij beoogt geen behagende of innemende schilderijen, maar eerder expliciete, mannelijke en schrikwekkende beelden waarin de mens symbool staat voor oorlog. Drie werken uit 2006 die tot deze groepbehoren zijn Bodies, The Bodies (I) en The Bodies (III) (het eerste en het laatste werk worden hier niet getoond). Ze verwijzen elk naar de iconische historieschilderijen die het thema van de dood verbeelden of impliceren. Met The Bodies (I), dat in deze zaal te zien is, citeert Borremans het iconische schilderij L’Homme mort uit 1864 van Manet (een werk dat op zijn beurt een herinterpretatie is van Mantegna’s Lamento sul Cristo morto). Het is ondertussen duidelijk dat ambiguïteit een essentieel kenmerk is van Borremans’ werk. Opmerkelijk is dat het definitieve van de dood haaks staat op het begrip ambiguïteit. Borremans integreerde deze haast onverenigbare spanning in een reeks werken waarin de figuren (individuen) zich lijken te bewegen in een toestand tussen leven en dood, veeleer dan ze in een ondergeschikte en smekende positie te duwen ten dienste van het sublieme. In het sleutelwerk The Load uit 2008 is de ambiguïteit te vinden in een figuur gehuld een hoofddeksel dat een vondst lijkt uit een verkleedkoffer. Opnieuw roept dit werk meer vragen op dan het antwoorden biedt. Kijken we naar een man of een vrouw, een kind of een volwassene? Eigenlijk doet het er niet toe. De onbepaalde schaduw van de figuur suggereert zowel een slapend, maar levend 19 personage als een hangende, maar dode figuur. Op een verwante manier suggereren tal van Borremans’ schilderijen het simultane verdwijnen van de herkenbare ruimte en een intentionele afstand tot de menselijke figuur. In zijn recente schilderijen heeft het subject almaar minder vat op ons begrip van de realiteit (indien deze beschreven wordt als een te vatten ruimte), maar een toenemende invloed op onze verbeelding. In schilderijen als Magnetics (II) uit 2009 vervaagt de aanwezigheid van een personage ten voordele van de suggestieve sfeer in het werk. De protagonisten in deze schilderijen zijn onmiskenbare constructies die fungeren als objecten om de invloed van licht en schaduw en psychologische stemmingen te onderzoeken. Het licht verduistert tegelijk de aanwezigheid van het subject en zet de toeschouwer aan tot analyse. De personages die hij bewust met elkaar in botsing laat komen en tegelijk verduistert, lijken minder vastberaden en worden steeds vager en vormlozer, zwevend tussen leven en dood. ABSURDITEIT AND MELANCHOLIE Een veelzeggend thema dat vaak opduikt in het oeuvre van Borremans betreft het vaak ondefinieerbare aspect van tijd en ruimte. De fysieke toestanden en abjecte omgevingen waarin hij zijn figuren plaatst, wekken vaak een gevoel van melancholie en diepe droefheid op. Ze worden vaak afgebeeld in situaties van onderwerping, aantasting, manipulatie of gedwongen onderdanigheid, ze zijn tot onderzoeksobject gedegradeerd, of lijken gedwongen manipulatie en verandering te ondergaan (The Whistler, 2009). Balancerend tussen misantropie en tederheid, lijken deze zorgvuldig weergegeven wezens klaar om plots zomaar te muteren, te verdwijnen en te veranderen, of veranderd te worden. In Borremans’ tekeningen en schilderijen zien we bij momenten dat de focus zich verlegt naar de manipulatieve daden van individuen in een machtspositie. Hun aanwezigheid en invloed is slechts een suggestie, want er is geen almachtige leider of alwetende kracht die het gebeuren dirigeert. De sombere gevoelens van onverschilligheid en hopeloosheid van talrijke personages in Borremans’ werk, gekoppeld aan hun gebrek aan initiatief, ondersteunen het vermoeden dat ze zich in een wereld van onderwerping bevinden waaruit het onmogelijk is te ontsnappen. Deze tragische duisternis is vaak doordrongen van een dosis verdraaide commentaren of ironische onthechting, waardoor we sporen van absurditeit terugvinden in zijn werk. De onderdanige personages kunnen geïnterpreteerd worden als metafoor voor wie systematisch onderworpen is aan de systematische dwang van institutionele onderdrukking,of slachtoffer wordt van zijn eigen onoplettendheid. Borremans onderstreept dat elke poging om een determinerende verklaring te vinden voor zijn werk haar doel mist. Hij bevestigt nog steeds dat zijn personages, beter omschreven als figuren, die zijn beelden bezetten, eerder symbolische entiteiten zijn dan reële subjecten. Door hun gebrek aan een cognitieve identiteit functioneren ze veeleer als een vehikel van gemanipuleerde expressie. 20 HET SPIRITUELE Na zijn meest recente tentoonstelling in de New Yorkse galerie van David Zwirner in 2011, kwam Borremans lange tijd in een painters block terecht. Het atelier waar hij al die jaren gewerkt had voelde niet langer aan als een creatieve biotoop. Het was er leeg, of net overladen met referenties en herinneringen. Voor de eerste keer voelde hij de noodzaak om een nieuwe werkplek te vinden die zijn creativiteit kon aanwakkeren. Alsof het lot hem tegemoet kwam, belandde hij in een vervallen en ontmantelde katholieke kapel in Gent. Deze sacrale ruimte inspireerde hem zodanig dat hij er een reeks verbazingwekkende, nieuwe werken schilderde, waaronder vier monumentale figuren. Twee ervan worden gedomineerd door grote naakten. De andere twee zijn complexe stillevens. Deze buitengewone omgeving had een bijzondere, bijna spirituele invloed op Borremans. Hij besloot de sacrale identiteit van de plek te respecteren. Bezoekers waren een uitzondering. Borremans sprak in bijna metafysische termen over de sfeer in deze kapel. Zo vertelt hij dat hij tijdens het schilderen weleens tot de Heilige Maagd sprak, en tot zijn penselen. De invloed van de nieuwe plek was zo groot dat ze zelfs zichtbaar is in de werken die er tot stand kwamen. In The Angel, The Virgin (niet te zien in deze expo) en The Son uit 2013 verraden niet enkel de titels de religieuze omgeving waarin hij zich bevond; ook de positie van enkele figuren ontleent hij aan de Christelijke iconografie. The Angel, een bijna choquerend beeld van een prachtig androgyn wezen in een loshangende roze Disneyjurk, is een imposant schilderij van meer dan 3 meter hoog. Deze engel beschikt niet over een paar vleugels of over een hemelse en vredevolle uitstraling, wel in tegendeel: de zwarte make-up die het gelaat verbergt suggereert niets minder dan een engel des doods. In een ander schilderij, The Son, nemen de religieuze associaties toe. We kunnen dit werk vooral in verband brengen met de magische, mystieke en verlossende kwaliteiten die het geloof voor tal van gelovigen inhoudt. In tegenstelling tot The Angel, is The Son een klein en intiem schilderij van een adolescent met een engelachtig gezicht. Zoals bij alle andere figuren is de blik van The Son indirect, naar beneden gericht. Uit zijn ogen komen twee stralen hemels licht. In deze twee schilderijen, die een toestand van transcendentie suggereren, resoneren spirituele stemmen die op hun minst een onbeschrijflijke en vreemde plaats innemen in het oeuvre van Borremans. HET PODIUM Het lijdt geen twijfel dat het werk van Michaël Borremans vaak doordrongen is van een grote theatraliteit. Het is immers vaak gebaseerd op fotografisch vastgelegde momenten, of op filmstills. Het is dan ook geen verrassing dat zijn werk een performatieve kwaliteit bevat en dat de architectuur van het theater, en in het bijzonder het podium, zoveel van zijn schilderijen, tekeningen en films structureren. We zouden dit podium kunnen vergelijken met de creatieve arena van een goochelaar, een theater waarin Borremans acteur wordt en illusies oproept die onze perceptie op de proef stellen en onze kennis van fysica en logica uitdagen door bewust misleidende acts. 21 De scènes waarop zijn personages zich bevinden zijn vaak kale ruimten die doen denken aan museumzalen, onderzoekslaboratoria, filmzalen en opslagruimten. Sommige personages, zoals de acteur in The Devil’s Dress (2011), bevinden zich in een lege ruimte die doet denken aan een kunstenaarsatelier, met planken of doeken tegen de wanden, terwijl ze op andere schilderijen tegen donkere, monochrome achtergronden worden geplaatst. De ongebruikelijke perspectieven en close-ups, het harmonieuze palet en de afgezonderde figuren die vaak opduiken in Borremans’ schilderijen maken een groteske indruk, en wekken een gevoel van verstoring op. Terwijl al deze kwaliteiten aanwezig zijn in The Devil’s Dress, drukt het beeld – een op de rug liggend naakt met een kartonnen doos omheen de romp – echter geen agressie uit, maar eerder onderwerping, of een absoluut gebrek aan enige dreiging. Het is typerend voor Borremans dat tijd en ruimte geheel onbepaald en ondefinieerbaar zijn. Vaak besteedt hij heel wat aandacht aan de uitwerking van kleding en textiel. De plooien in de weefsels lijken soms visuele representaties van complexe mentale toestanden, en de kleren zelf veranderen op dat moment de dragers ervan in een sculpturale vorm. Zo komt de aandacht in The Devils Dress voornamelijk te liggen op het kleed en reflecteren we over de scène, over de acteur en over de betekenis van het beeld. Misschien is de rode duivelsjurk niets meer dan een afleidingsmanoeuvre, een truc die de kunstenaar gebruikt om de kijker in verwarring te brengen. Misschien is het echte thema nergens op te sporen. THE STORM The Storm (2006) is wellicht de enige film van Borremans waarin het onderscheid met het schilderij heel vaag wordt. Naarmate het maken van films belangrijker wordt, neemt de cinematografische kwaliteit van zijn beelden toe. Dit heeft een onmiddellijke invloed op de betekenis en de verbeelding van ruimte, licht en tijdloosheid in zijn werken. Wat Borremans’ films en schilderijen gemeen hebben is hun stilte, die door Ann Demeester omschreven wordt als een “angstwekkende stilte”. Zijn films en schilderijen worden in alle opzichten op gelijke voet gezet. Net als zijn schilderijen illustreren zijn films geen verhaal. De personages in de films zijn telkens anonieme figuren zonder persoonlijke kenmerken of karaktertrekken. Tegelijk zijn het voor Borremans onmiskenbaar sculpturen. In dit opzicht is het boeiend om na te denken over Borremans’ beweegredenen om levende subjecten keer op keer te degraderen tot sprakeloze protagonisten. Eigenlijk is het bijna verontrustend dat een kunstenaar deze omkering in de hand werkt om zo het object telkens een belangrijkere rol toe te schrijven. 22 Vooral in zijn films, maar ook tijdens het schilderproces, transformeert Borremans zijn subjecten in levensloze voorwerpen. Dit gebeuren gaat uit van een omzettingsproces dat zowel consequenties heeft op het fysieke vlak (het aanraken), als op de psychologische toestand die de figuren suggereren. TEKENINGEN Hoewel we Michaël Borremans nu vaak bewonderen om van zijn bijzondere vaardigheid als schilder, volgde hij hier nooit een opleiding voor. Oorspronkelijk koos hij voor vrije grafiek. Hij specialiseerde zich in etsen en tekenen, discipline’s die hij tien jaar lang beoefende. Pas sinds eind jaren negentig stelt hij zijn tekeningen voor als als autonome werken. Het voltooien van deze minutieuze werken op papier nam soms enkele jaren in beslag. Vaak gebruikt hij hiervoor inkt, vernis en gouache of gewone grafiet. Zijn tekeningen zijn gelaagde beelden vol mysterieuze tekens en illusionistische symbolen waarin de toeschouwer voortdurend op een dwaalspoor wordt gezet door opschriften en aantekeningen in de kantlijn. Borremans’ tekeningen zijn een aaneenschakeling van historische zinspelingen, verwijzingen naar de popcultuur en bevreemdende verhoudingen die drama, humor en af en toe wat anarchie in zich dragen. Door gewiekste humor – die ook een dosis scherpe kritiek bevat – te integreren in zijn werk, ondermijnt Borremans de suggestie dat zijn tekeningen illustratief zijn omwille van hun buitengewone precisie. De humoristische of sociaal-politieke commentaren in zijn werk zijn meestal gericht op de collectieve onverschilligheid die onze maatschappij kenmerkt. De verschillende niveaus van onwerkelijkheid in Borremans’ tekeningen manifesteren zich voornamelijk wanneer er verwijzingen opduiken naar theatrale schilderijen, toneeldecors, sokkels, officiële monumenten en filmprojecties. Het is onmogelijk om een verklaring te vinden voor de verwarrende relaties en de bizarre properties in het werk. De beelden, met hun historische referenties aan Romeinse portretbustes en andere types van gedenksculpturen, bevatten een gevoeligheid die terug te vinden is in zowel het maniëristische als het surrealistische. Zoals te zien in deze en de volgend zalen vervullen tekeningen een seriële kracht binnen Borremans’ oeuvre. Een tekening kan op verschillende manieren resulteren in een schilderij, dat op zijn beurt een bron van inspiratie kan zijn voor een film, die dan mogelijk weer aan de basis ligt van een andere tekening of schilderij. Dit is een reproductief proces, maar tekeningen zijn in het oeuvre van Borremans nooit simpele studies voor een schilderij of film. FILM Doorheen zijn gehele oeuvre en zijn experimenten binnen alle aangereikte media, is het vermengen van narratieve en opeenvolgende beelden voor Borremans een cruciale compositorische strategie. De onconventionele perspectieven, de close-ups, het genuanceerde kleurenpalet en de afgezonderde figuren staan in dienst van beelden die gekenmerkt worden door defragmentatie of onvolledigheid. Hoewel deze sfeer deels zijn oorsprong vindt in de visuele beeldtaal van bepaalde films, blijft de kijker achter met een onbehaaglijk gevoel. 23 Een reeks werken uit 2002 waren de voorbode van een serie beelden die terugkeren in Borremans’ tekeningen, schilderijen en films. Hiertoe behoren The Prospect, The Journey (Lower Tatra), The German I en The Walk die in deze en de volgende twee zalen te zien zijn. In The Prospect duikt het motief van ‘The House of Opportunity’ voor het eerst op. Dit model komt uiteindelijk voor in een reeks van negentien werken, uitgevoerd in diverse media. Een groot deel hiervan wordt samengebracht in de laatste zaal van dit tentoonstellingsparcours. The Journey (Lower Tatra) behoort eveneens tot een reeks waarin eenzelfde thema in zes verschillende werken vertaald wordt. De fysieke structuur van deze gestage beelden is makkelijk te verbinden met de opeenvolgende functies van de filmstills, die elk losgekoppeld zijn van het bewegend beeld. Andere werken met een onmiskenbare associatie met film zijn The German I en de overeenkomstige tekeningen, The Walk en Drawing, alle uit 2002. Ze staan elk in relatie met één van Borremans’ films, respectievelijk The German (2004-2007), Add and Remove (2007) en Weight (2005) te zien in deze en de volgende zalen. Twee andere films die reeds eerder in het parcours te zien waren, The Storm (2006) en Taking Turns (2009) worden ook niet geheel los gezien van hun verwante tekeningen en sculpturen. De tekening Automat (2008) en de drie schilderijen Automat (1), Automat (2) en Automat (4), eveneens uit 2008, kunnen gelezen worden als voorbereidende studies voor Taking Turns. Elke tekening of elk schilderij dat in relatie staat tot deze film, vindt eigenlijk zelfs zijn oorsprong in vroegere schilderijen, waaronder A2 uit 2004. ARCHITECTUUR VAN ANGST EN VERLANGEN De architectuur als de belichaming van dromen en realiteit is een thema dat heel wat zaken verbindt binnen het oeuvre van Borremans, en vooral in zijn tekeningen complexere vormen aanneemt. Borremans geeft zelfs aan dat zijn tekeningen meer informatie bevatten dan zijn schilderijen. Zo is A Mae West Experience (2002) bijvoorbeeld een compilatie van oude spirituele en heidense associaties en een post-industriële invulling van faam en genot. In The Swimming Pool (2001) daarentegen worden we geconfronteerd met het drukkende gewicht van architectuur. In deze provocerende tekening integreert Borremans opnieuw verschillende realiteitsniveaus, die verbeeld worden aan de hand van absurde spanningen in de eigenschappen van alle elementen in het werk. Zo is hij in staat om onverstaanbare werken te maken over onbegrijpelijke relaties. Door de aanwezige kanttekeningen, notities en bijkomende schetsen behoort deze tekening tot een reeks die Borremans omschrijft als ‘officiële monumenten, projecties en installaties’. Centraal staat de ongemakkelijke representatie van een jongeman met vier punctiewonden op zijn borstkas. Een onbekende hand brengt op dezelfde plek de volgende bewering aan: “People 24 Must Be Punished” (mensen moeten gestraft worden). Her is onduidelijk of we kijken naar een reusachtige achtergrond, een lopende filmprojectie of naar een venster dat ons een andere realiteit laat zien. Het is bevreemdend dat geen enkele zwemmer in het bad opkijkt of zich bewust is van het opschrift. Het laat hen onverschillig, en ze verkiezen bijgevolg vrolijke bezigheden, hoewel de onderdrukking hun bijna op de huid zit. The Swimming Pool roept verontrustende associaties op met Franz Kafka’s kortverhaal In de strafkolonie. In Kafka’s schrikwekkende verhaal wordt de strafmaat van de gevangene in het lichaam gekerfd. Het personage sterft vervolgens aan een pijnlijke en trage dood, terwijl de uitvoerende officier de volgende woorden uitspreekt “Aan schuld wordt nooit getwijfeld”. Zou Borremans een dergelijke uitspraak goedkeuren? Zou de inscriptie “People Must Be Punished” in mindere mate een observatie kunnen zijn dan een oprechte overtuiging? Een suggestief thema dat vaak opduikt in de tekeningen van Borremans is het onduidelijke gevoel van tijd en plaats. Personages worden in situaties gebracht van onderwerping, aanranding, manipulatie of gedwongen onderdanigheid. Ze worden vaak gereduceerd tot onderzoeksonderwerp. Balancerend tussen een neerbuigende kijk op de mensheid en tederheid, lijken deze zorgvuldig weergegeven wezens klaar om plots te muteren, te verdwijnen en te veranderen (of veranderd te worden). THE HOUSE OF OPPORTUNITY Doorheen zijn hele oeuvre maakt Borremans gebruik van terugkerende beelden, ideeën en technieken die steeds verder uitgewerkt worden. Terwijl elk werk gerelateerd is aan een van de centrale thema’s die hij steeds opnieuw aansnijdt, is er geen enkel visueel motief dat hij zo vaak inzet gedurende eenzelfde periode als de tekeningen en modellen die hij bundelt onder de noemer House of Opportunity. Dit weerkerende motief bestaat uit een immense structuur met een oppervlak dat volledig en systematisch opgedeeld is door parallel gelegen raampartijen. Het zou om een huis, een schuur of zelfs een bijenkorf kunnen gaan. De schaal en de omvang ervan worden bepaald door het scenario waarin het terecht komt. Door de vaak absurde onderlinge proporties in het beeld, verliezen we elke connectie met de realiteit. De intrigerende structuur, een raster van openingen, fungeert als een miniatuurmodel (of wetenschappelijk experiment) dat op tafel geplaatst wordt en omgeven door minuscule figuren. In het Louvre (In the Louvre - The House of Opprtunity, 2003) doet het eerder dienst als een reusachtige installatie die de nietigheid van de omstaanders opnieuw onderstreept. The House of Opportunity krijgt in dit ensemble, dat ondertussen bestaat uit een zeventiental tekeningen en twee modellen, telkens een centrale en frontale plaats binnen de gehele scenografie. Net als in gelijkaardige reeksen impliceert deze een filmisch verhaal dat constant verschuift en uitdagende reacties uitlokt. Het enige bindende element is het architecturale monument dat als subject aanwezig is. Voorts is er een surreële onsamenhangendheid in de mise-en-scène waartoe het behoort. Op verschillende tekeningen zien we kleine figuren die het huis observeren, terwijl ze zelf onderworpen zijn aan de blik van een rijzige figuur zoals in The Journey (True Colors) (2002). In The House of Opportunity: Voodoo! (2004-2005) zien we een vrouw die het huis op zijn zij kantelt. De 25 tekst op KIT - The Conversation (2002) getuigt dan weer van zijn gevoel voor ironische humor en illustreert zijn frustraties over de ‘middelmatigheid’ en het gebrek aan een kritische houding in de maatschappij en de kunstwereld. Deze passieve houding neemt volgens Borremans helaas enkel toe. De tekst gaat als volgt: Scale models that have no further use for us are very easy to transform [into] artworks, of course, an artist must recognize it as his own work but that is never a problem. So if you’re not happy with this design it will transform into a work of art, which triples the price!! Oh, we don’t have to feel guilty if we’re not taking it then? No worry m’am! All right, we will take it then. But only as an artwork! Speaks for itself m’am! Het is fascinerend hoe Borremans dergelijke uitspraken koppelt aan architecturale constructies die optreden als monument en betekenisdrager voor het collectieve verlangen. Universeel genomen wordt het huis voorgesteld als een private schuilplaats en een plek om tot rust te komen. Wanneer Borremans deze typologie introduceert in zijn werken, komen het veiligheidsgevoel en het comfort die verbonden worden aan een huis op de helling te staan. Een huis wordt bij hem een duizelingwekkende, en door mysterie vervulde plek. 26 BOZAR: RANDPROGRAMMA BOZAR MUSIC In een coproductie met het KlaraFestival, programmeert BOZAR op 22 maart het stuk Winterreise van Muziektheater Transparant en Ensemble intercontemporain, met decors ontworpen door Michaël Borremans. In Winterreise van Muziektheater Transparant en het Ensemble intercontemporain werken drie internationaal bekende kunstenaars samen: beeldend kunstenaar Michaël Borremans, regisseur Johan Simons en componist Mark Andre. Centraal staan Schuberts liederen over de romantische reiziger. Uit Borremans’ schilderijen en Schuberts Winterreise spreken een gelijksoortige melancholie en eenzaamheid. Johan Simons, ook een Schubert-adept, regisseerde al Elfride Jelineks Winterreise bij de Münchner Kammerspiele. Op vraag van het Ensemble intercontemporain componeerde de Fransman Mark Andre er korte muzikale commentaren bij. Dankzij de medewerking van hedendaagse artiesten biedt deze actuele Winterreise een andere kijk op dit tijdloze werk. Tegelijk loopt in het Paleis voor Schone Kunsten een tentoonstelling over het oeuvre van de Belgische kunstenaar Michaël Borremans. BOZAR STUDIOS Gewoontegetrouw gaan de tentoonstellingen in het Paleis voor Schone Kunsten gepaard met een reeks activiteiten voor kinderen. De expo rond de Belgische kunstenaar Michaël Borremans vormt hierop geen uitzondering. Op het programma staan ontdekkingstochten, die keer op keer een artistieke reis zijn naar de kern van zijn werk; dagstages tijdens de krokus- en paasvakantie en een weekstage tijdens de zomervakantie; en natuurlijk de FAMILY DAY op 27 april, een dag voor groot en klein waarop Borremans in de kijker staat. De Hortahal wordt een speelterrein van artistieke uitwisselingen, waarbij de favoriete thema’s van de kunstenaar centraal staan: menselijkheid, poëzie en het absurde. Nieuw sinds kort is onze Zoom, een kijkwijzer voor groot en klein. Volwassenen die een tentoonstelling bezoeken met kinderen, hebben met dit document alle sleutels in handen om de expo bevattelijk te maken voor iedereen. ONTDEKKINGSTOCHT MET HET GEZIN (6+) Elke woensdag van de vakantie : 5.04.14, 9.04.14, 16.04.14, 02.07.14, 09.07.14, 16.07.14, 23.07.14 en 30.07.14 14:30 FR & NL -12 : 6€ / Volwassenen : 12€ / Friends : 10€ ONTDEKKINGSTOCHT IN GROEPSVERBAND (6+) op reservatie 65 € of 85€ (weekends)+ één toegangskaartje per deelnemer van meer dan 12 jaar Frans | Nederlands | Engels DAGSTAGES (6>12) NL: 06.03.2014 & 17.04.2014 FR: 07.03.2014 & 18.04.2014 € 22, € 18 friends 27 FAMILY DAY MICHAËL BORREMANS (3+) 27.04.2014 - 10:00 > 17:00 € 12, € 10 friends, € 6 -12 ZOMERSTAGES (6>12) FR: 07 > 11.07.2014, 22 > 25.07.2014 NL: 30.06 > 04.07.2014, 14 > 18.07.2014 Een stageweek van 5 dagen kost 136 euro. Een stageweek van 4 dagen kost 108 euro ZOOM gratis CINEMATEK Carte blanche Michaël Borremans 22.02.14>03.08.14 CINEMATEK polste bij de veelzijdige kunstenaar naar zijn filmische invloeden en favoriete titels en toont tijdens de maanden maart en april een selectie van 15 films. (www.cinematek.be) 28 CATALOGUS De begeleidende catalogus wil het “ultieme Borremansboek” zijn. Naast een overzicht van de tentoongestelde werken, werpt de rijk geïllustreerde publicatie ook een blik op de carrière van Michaël Borremans tot nu toe, in woord en beeld. Het boek bevat een diepte-interview tussen de curator en de kunstenaar, en een 50-tal essays van schrijvers, curatoren, cineasten en muzikanten zoals David Lynch, Katerina Gregos, Thomas Gunzig, Hans Rudolf Reust, David Van Reybrouck, Caroline Lamarche, Marc Didden, Michael Amy, Jan Hoet en Mauro Pawlowski. De kunstenaar zelf is bovendien nauw betrokken bij de vormgeving. Michaël Borremans. As sweet as it gets 304 paginas Hardcover 49€ 3 versies, FR - NL - EN BOZAR BOOKS & Hatje Cantz 29 PRAKTISCHE INFORMATIE MICHAËL BORREMAN S. AS SWEET AS IT GETS Adres Paleis voor Schone Kunsten Ravensteinstraat 23 1000 Brussel Data 22.02 > 03.08.2014 Openingsuren Van dinsdag tot zondag, 10u > 18u Donderdag: 10u > 21u Gesloten op maandag Tickets €12 - €10 (BOZARfriends). Meer kortingen: www.bozar.be Combiticket Zurbarán + Borremans: €18 – € 16 (BOZARfriends) Combiticket Zurbarán + Borremans + Nautilus : €23 - €21 (BOZARfriends) Catalogus € 49 in BOZAR BOUTIK BOZAR Info & tickets +32 2 507 82 00 – info@bozar.be - www.bozar.be 30 PERSCONTACTEN BOZAR – Paleis voor Schone Kunsten Ravensteinstraat 23 B – 1000 Brussel Déborah Motteux Press officer BOZAR EXPO T. +32 2 507 83 89 T. +32 471 951 460 deborah.motteux@bozar.be Hélène Tenreira Senior Press Officer BOZAR THEATRE, DANCE, CINEMA, CORPORATE T. +32 (0)2 507 84 27 T. +32 (0)475 75 38 72 helene.tenreira@bozar.be Laura Bacquelaine Press Officer BOZAR MUSIC, LITERATURE T. +32 (0)2 507 83 91 T. +32 (0)0471 86 22 31 laura.bacquelaine@bozar.be Barbara Porteman Press Officer BOZAR MUSIC (World music, jazz, electro, …), FESTIVAL & ARCHITECTURE T +32 (0)2 507 84 48 T +32 (0)479 98 66 04 barbara.porteman@bozar.be 31 Bericht van de auteur: dit essay is gebaseerd op vorige teksten die hij over de kunstenaar publiceerde, waaronder ‘People Must Be Punished’ in Michaël Borremans: Zeichnungen, Tekeningen, Drawings, Keulen: Walther König, 2004, en ‘Michaël Borremans: Ventilating a Nihilist Vision,’ in Michaël Borremans: Paintings, Ostfildern: Hatje Cantz, 2009. i As sweet as it gets is ook de titel van een tekening die niet is opgenomen in de tentoonstelling. ii Delfim Sardo, ‘The Enchanted Wanderer’, in Edna van Duyn (red.), Michaël Borremans: Weight, Ostfildern: Hatje Cantz, 2008, p. 33. iii Ibid. iv Gesprek tussen Michaël Borremans en Jeffrey Grove, 27 december 2008. v Noël Carroll, ‘What is Cinema’, in The Philosophy of Motion Pictures, Malden: Blackwell Publishing Ltd., 2008, p. 64. vi David Coggins, ‘Michaël Borremans’, in Art in America, maart 2009, p. 91. vii Jos De Mul, Romantic Desire in (Post)Modern Art and Philosophy, Albany: State University of New York Press, 1999, p. 64. viii Zie het onderdeel van ons gesprek elders in deze catalogus, getiteld ‘Dood en intuïtie’, pp. . 32