ck18 10 p01

Transcription

ck18 10 p01
Tijdschrift
Toelating gesloten verpakking
2099 Antwerpen X - n° BC 6379
Verschijnt maandelijks,
uitgez. juli en aug.
Afgiftekantoor
2099 Antwerpen X
België-Belgique
P.B.
2099 Antwerpen X
PB 12/39
Campuskrant
erkenning: p303221
16 mei 2007 | nr 10 | 18de ja argang | w w w.kuleu ven.be/ck/
t ijdschr if t va n de k.u.leu v en
6
Nieuws
DOCTORAATSSCHOLEN
OPGERICHT
17
14
Diversiteit
SCHEPEN MOHAMED RIDOUANI
WIL MEER ALLOCHTONE STUDENTEN
Leven na Leuven
PETER BROSENS, GEOGRAAF,
ANTROPOLOOG EN REGISSEUR
Studenten gaan onbewust onbekwaam om met informatie
De millenniumstudent googelt,
knipt en plakt
Uit een recent onderzoek van
de Campusbibliotheek Arenberg (CBA) blijkt niet alleen
dat bachelorstudenten uit de
Groep Exacte Wetenschappen
de bibliotheek niet vaak bezoeken, maar ook dat ze weinig
weten over plagiaat en dat de
informatie voor hun papers
en scripties vooral verzameld
wordt via zoekmachine Google. Wetenschappelijk medewerkster Ellen Martens, die
het onderzoek samen met
CBA-bibliothecaris Didactiek
Linda Stoop uitvoerde in het
kader van een onderwijsinnovatieproject, licht de resultaten toe. “Onze jonge studenten
mogen dan wel erg ICT-vaardig
zijn, wat hun informatievaardigheid betreft, blijkt er nog
heel wat werk aan de winkel.”
Tim Willekens
H
“
et google-fenomeen doet
zich niet enkel aan onze
universiteit voor”, weet
Martens. “Over de hele
wereld worden er onderzoeken verricht
om na te gaan hoe de zogenaamde millenniumstudenten, dat is de generatie
studenten die rond het jaar 2000 aan
universitaire studies begonnen is, omgaan met informatie. Dat die jongeren
vlot overweg kunnen met computers en
het internet, is algemeen bekend. Maar
blijkbaar is het met hun informatievaardigheden heel wat slechter gesteld.
Het is natuurlijk belangrijk dat ze beseffen dat even googelen en dan knippen en plakken geen wetenschappelijk
verantwoorde manier van werken is. De
CBA ziet het als leverancier van informatie als haar taak om studenten uit
te leggen op welke manieren ze informatie kunnen verzamelen en hoe ze
verondersteld worden met de gevonden
informatie om te gaan.”
“Om uit te zoeken op welke vlakken
er actie nodig is, legden we een vragenlijst voor aan vijfhonderd studenten uit
de eerste bachelor bio-ingenieurswetenschappen, wetenschappen, ingenieurswetenschappen en bewegings- en
revalidatiewetenschappen, het doelpubliek van onze bibliotheek. Verder
interviewden we een aantal docenten
van de betrokken faculteiten, om ook
Verschijningsdata Campuskrant 2007
(© Rob Stevens)
Rook zonder vuur
Een brandweerman begeleidt een lichtgewonde student uit een labo van het Departement
Chemie, waar na een ontploffing brand is uitgebroken. Tenminste: dat was het fictieve
uitgangspunt van een provinciale rampoefening die op 7 mei plaatsvond op Campus
Arenberg III. Voor de universiteit was het de gelegenheid om de vierde en laatste fase van
het noodplan uit te testen. Verslag en reacties op pagina 8.
met hun ervaringen en verwachtingen
rekening te kunnen houden.”
Plagiaat
Het onderzoek leverde enkele opmerkelijke resultaten op. Ellen Martens: “Er
heerst bijvoorbeeld geen bibliotheekcultuur meer. Omdat studenten via
zoekmachines een schat aan informatie kunnen bereiken op websites, verplaatsen ze zich nog maar zelden naar
de bibliotheek. Wanneer ze het toch
doen, is dat vooral in functie van verplichte opdrachten.”
Het beeld van de moderne student die
blindelings zijn weg vindt in de digitale
informatiewereld, blijkt toch ook niet
helemaal te kloppen. Zo weten weinig
studenten dat de bibliotheek ook elektronische databanken en catalogi aanbiedt op haar website. “Die bevinding is
nr.
Verschijningsdatum
11
13 juni
opmerkelijk, niet enkel omdat de universiteit erg veel investeert in de elektronische databanken, maar ook — en vooral
— omdat via onze catalogi en databanken een heel ander soort documenten
kan worden bereikt. Het belang van artikels uit gespecialiseerde tijdschriften
wordt bijvoorbeeld sterk onderschat.
Studenten vertrouwen vaak blindelings
op websites zoals Wikipedia en benaderen de aangeboden informatie daarbij
niet altijd kritisch genoeg.”
Ook wanneer studenten hun weg
naar een elektronische informatiebron hebben gevonden, verloopt de
zoekopdracht niet altijd even vlot. “Zo
blijkt het kunnen bepalen van de juiste
zoektermen niet zo vanzelfsprekend te
zijn. Daarnaast weten de meeste ondervraagden bijvoorbeeld wel dat ze zoektermen kunnen combineren met AND,
1 (jg. 19)
19 september
2 (jg. 19)
17 oktober
maar de operator OR om verschillende
mogelijkheden aan te geven is al heel
wat minder bekend.”
De problemen doen zich echter niet
alleen voor tijdens de zoektocht naar
informatie. Hoewel eindverhandelingen aan de K.U.Leuven vanaf volgend
jaar waarschijnlijk gescreend zullen
worden op plagiaat, blijkt uit het onderzoek van Martens dat veel studenten simpelweg niet weten hoe ze op
een correcte manier moeten refereren.
“Vijfenzeventig procent geeft een bronvermelding wanneer er stukken tekst
van een andere auteur worden overgenomen, maar slechts vijfentwintig procent vindt dat ook nodig wanneer de
tekst geparafraseerd wordt.”
 pagina 5:
“Geen slechte wil”
3 (jg. 19)
14 november
4 (jg. 19)
12 december
2
Inhoud
5
Oudste spin-off viert
zestigste verjaardag
6
Competentieprofiel
voor doctorandi
7
Tevreden reacties na
rampoefening
8
Meer steun nodig
voor strijd tegen
kindermishandeling
9
Gewezen Indiase kindslaven
getuigen
De valkuilen van het
consumentenkrediet
10
Permanente vorming
Fonds helpt brug slaan
tussen kennis en kunst
11
Doctoraat over engagement
in Zuid-Afrikaanse animatiefilms
11
Een kompas voor
intercultureel ondernemen
Living Stone Competentiecentrum
Het denkwerk achter
oorlogsvoering
12
Nieuwe publicatie Luc De Vos
De psychologische
puzzelstukjes van pijn
12
16.5.2007
campuskrant
Schenking Servranckx
aan K.U.Leuven
Bodemkundige Dienst
Doctoraatsscholen
rekruteren internationaal
nieuws
Van 24 mei tot 2 juli loopt in de Universiteitsbibliotheek een expositie rond het
oeuvre van de Vlaamse avant-garde kunstenaar Victor Servranckx. Aanleiding
voor de tentoonstelling is de recente schenking van archivalia en schilderijen van
Servranckx aan de K.U.Leuven uit het legaat van Mevrouw Servranckx-Turcksin.
De schenking kwam tot stand door toedoen van pastoor Jos Gijsbrechts uit Kortenberg, die een huisvriend was van het echtpaar Servranckx. Gijsbrechts heeft
de collectie jarenlang gekoesterd en beschikbaar gesteld voor wetenschappelijk
onderzoek. De jonge Jan Hoet promoveerde op het materiaal met een verhandeling over Servranckx.
D
e tentoonstelling Victor Servranckx (1897-1965).
Een veelzijdig kunstenaar wil in de eerste plaats
het legaat presenteren, maar daarnaast ook
nuances aanbrengen in de bestaande beeldvorming
en de gebruikelijke canon bijstellen. De expo moet
nieuw licht werpen op de betekenis van Servranckx
voor het modernisme en de Belgische avant-garde
tijdens het interbellum. Intensief onderzoek heeft
immers uitgewezen dat het belang van Servranckx
tot op heden sterk is onderschat.
Servranckx was een pionier. De eerste non-figuratieve doeken die in ons land werden tentoongesteld
waren van zijn hand. Hij beet in de jaren twintig
de spits af in de Belgische beweging rond abstractie en constructivisme. Van alle gangmakers van
het modernisme was hij degene die op de meest
koortsachtige wijze de nieuwe mogelijkheden van
de beeldende en toegepaste kunst heeft afgetast en
het complexe wereldbeeld van de vorige eeuw vanuit
verschillende gezichtspunten heeft benaderd.
Dit gedachtegoed vertaalt zich picturaal in een
evolutie van vergaande abstrahering van figuratieve
elementen naar zuiver geometrische composities.
Uiteindelijk zal het figuratieve uitgangspunt helemaal verdwijnen. Tot eind 1924 bouwt hij die geometrische visie consequent uit, waarna hij zijn constructivistisch experiment afsluit. Later evolueert
hij tot lyrisch abstracte werken die een kosmische
surrealistische sfeer uitstralen.
Het archief — brieven, artikels en andere geschriften van Servranckx — werd toevertrouwd aan het
Universiteitsarchief. Enkele kunstwerken zullen
een plaats krijgen in de Raadszaal van het rectoraat
en in de Faculteitenkamer van de Universiteitshal.
De expositie loopt tot 2 juli, Universiteitsbibliotheek,
Mgr. Ladeuzeplein 21, Leuven.
Openingstijden ma-do 9-20u, vr 9-17u, za 9-12u.
Interview expert Johan Vlaeyen
“Ook bij honderdste
examen nog faalangst”
13
Hugo Van Rompaey:
na 7 studies nu ook een doctoraat
Leven na Leuven:
filmmaker Peter Brosens
14
De collega’s:
Brigitta De Baets
15
Eindwerk over
toegankelijkheid aula’s
16
“Diversiteit mag geen
lege doos worden”
17
Schepen Mohamed Ridouani
Lerarenopleidingen
Associatie op één spoor
18
Rechtgezet
19
Is lezen in het donker
slecht voor je ogen?
Vragevuur
Stijn Bruers
Paul Jolie benoemd als
financieel directeur
‘De stad op de berg’
bekroond
Paul Jolie werd aangesteld tot financieel directeur
van de universiteit. Jolie (Ukkel, 1956) studeerde
toegepaste economische wetenschappen aan
de K.U.Leuven en bedrijfsbeheer aan de Vlerick
School voor Management in Gent. Hij werkte achtereenvolgens bij Esso, de Groep Argenta, Tenneco
en BTR. In 1991 koos hij voor het onderwijs. Jolie
doceerde algemeen boekhouden en bedrijfsorganisatie aan de Vlekho en werd er hoofd van het
Departement Handelswetenschappen. Sinds 1999
is hij centraal administrator van de Hogeschool
voor Wetenschap & Kunst. Hij leidt er de financiele diensten en staat de algemeen directeur bij in
het beheer van de hogeschool. Jolie zette zich de
voorbije jaren actief in voor de vorming van de Associatie K.U.Leuven, onder meer op het vlak van
gezamenlijke aanbestedingsdossiers.
Het boek De stad op de berg. Een geschiedenis van de
Leuvense universiteit sinds 1968 van Jo Tollebeek en
Liesbet Nys (en met de medewerking van Lieve
Gevers, Louis Vos en Ruben Mantels) ontvangt
op 7 juni de provinciale prijs historisch onderzoek 2006.
De prijsuitreiking wordt voorafgegaan door ‘Het
salon van de universiteit’, drie generaties aan het
woord over ‘hun’ universiteit: Frieda Van Wijck in
gesprek met Emma Vorlat, Wilfried Martens en
Saskia De Coster.
7 juni, 20u, Kunstencentrum STUK, Soetezaal,
Naamsestraat 96, Leuven.
http://www.vlaamsbrabant.be/cultuur
http://www.kuleuven.be/ck/2005_06/02/
ck17-02-stadopdeberg.php
20
Lezersbrief
Carrière met kinderen
Met gemengde gevoelens las ik over de thesisprijs
die Mieke Jansen in ontvangst mocht nemen voor
haar werk over carrière en kinderen (Campuskrant
jg. 18 nr. 9, pagina 13).
Vooral de uitspraak ‘Wie zijn job niet belangrijk
vindt, is al sneller geneigd om vroeg kinderen te krijgen dan jonge vrouwen met een positieve werkattitude’ heeft mij geraakt. Ikzelf ben 25 jaar, zit in
mijn eerste HIBO-jaar (8ste jaar geneeskunde) en
ben zwanger van mijn eerste kindje dat één dezer
dagen zijn intrede zal nemen in deze wereld. Ik vind
dit zeker géén beknotting van mijn carrière (mis-
schien was dit zo tien jaar geleden bij aanvang van
de studie) mits goede organisatie. En door voor kinderen te kiezen op ‘jonge’ leeftijd (hoewel 25 jaar
biologisch gezien de beste leeftijd is voor een eerste kind) sta ik zeker en vast niet negatiever tegenover mijn werk als huisarts.
Ik vind de conclusie in dit artikel dus op zijn
minst gezegd grof en zeker verkeerd geformuleerd! En ik zal zeker niet de enige zijn die hier zo
over denkt...
Dr. An Lauryssen
campuskrant
nieuws
16.5.2007
3
“ ”
geciteerd
Marathons voor managers
Het L a atste Nieu ws, 23. 4.2007
—
Het Lac de Guiers in Senegal: een ontmoetingsplaats voor de bevolking, maar ook parasieten zoeken er contact.
(© ingezonden)
Postdoc verbleef maand in Afrika voor onderzoek tropische ziekte
Zoet water
breekt Senegalezen zuur op
Een ziekte met wereldwijd
meer dan 200 miljoen lijders
verdient de nodige onderzoeksaandacht, zou je denken. Toch staat de parasitaire
aandoening schistosomiasis
(ook bilharzia genoemd) in het
lijstje neglected tropical diseases
van de WHO. Aan dr. Tine
Huyse, FWO-bursaal op het
Laboratorium voor Aquatische
Ecologie en Evolutiebiologie,
zal het niet liggen. Zij doet
onderzoek naar de ziekte, en
trok in april naar het noorden
van Senegal, waar twintig jaar
geleden een epidemie uitbrak
die nog altijd doorwerkt bij de
plaatselijke bevolking.
Reiner Van Hove
D
e parasiet die verantwoordelijk
is voor schistosomiasis heeft
een intrigerende maar weinig
appetijtelijke levenscyclus. Huyse: “De
ziekte wordt veroorzaakt door wormen
die in zoet water voorkomen. De larven
dringen eerst een tussengastheer binnen, de zoetwaterslak. Als ze ontwikkeld zijn, verlaten de larven de slak en
boren ze zich vervolgens door de huid
van de mens of van andere zoogdieren.
Via de longen komen de wormen in het
bloedvatensysteem terecht. Het mannetje en vrouwtje paren in de lever, en
nestelen zich daarna in de mesenteriale
venen in de buik, of de venen rond de
blaas en nieren. Vanaf dan produceren
ze eitjes die zich door de wanden boren
en zo in de urine of stoelgang terecht
komen. Lever, longen, darmen en nieren worden zwaar aangetast, soms met
de dood tot gevolg. Er is ook een kleine
kans dat de eitjes ‘verdwalen’ en in het
ruggenmerg of de hersenen terecht komen, waar ze ontstekingen of verlammingen kunnen veroorzaken.”
Het hek van de dam
In april trok Huyse voor een maand
naar het noorden van Senegal. Een
twintigtal jaar geleden werd daar een
dam gebouwd in de Senegal-rivier, om
het gebied door irrigatie beter geschikt
te maken voor landbouw. Helaas bleken
de slakken die deel uitmaken van de levenscyclus van de parasiet ook baat te
hebben bij die ingreep. Huyse: “De ecologische veranderingen bevorderden de
groei en verspreiding van de zoetwaterslakken. Een studie had vooraf wel
uitgewezen dat de kans op een epidemie miniem was omdat de parasieten
niet voorkwamen in de onmiddellijke
omgeving. Maar waarschijnlijk zijn er
parasieten meegereisd met mensen uit
het zuiden van Senegal, die naar het
noorden kwamen om te profiteren van
de nieuwe landbouwindustrie. Hoe dan
ook: er brak een massale epidemie van
schistosomiasis uit in het gebied.”
Samen met twee collega’s van het Instituut voor Tropische Geneeskunde, dat de
evolutie van de epidemie sinds enkele jaren opvolgt, onderzocht Huyse in twaalf
dorpen telkens vijfenzeventig kinderen,
om de verspreiding van de ziekte na te
gaan. De geïnfecteerde kinderen werden
meteen ook behandeld met Praziquantel,
het enige geneesmiddel dat voorhanden
is. Het verzamelen van de stalen verliep
wel moeilijker dan verwacht: “Een team
met plaatselijke medewerkers zou normaal gezien de scholen op de hoogte
brengen van onze komst, maar dat was
niet gebeurd. Bovendien bleek er ook
nog een groot feest aan de gang te zijn
in Senegal, en hadden de kinderen dus
schoolvakantie. Maar goed, uiteindelijk
lukte het ons wel hen bijeen te krijgen,
en ze werkten allemaal enthousiast
mee aan het onderzoek. We gaven hen
twee potjes mee die ze moesten vullen
met urine en stoelgang. Dat ongewone
verzoek vonden ze meestal heel grappig, maar toch vertrokken ze allemaal
braaf richting bosjes en kwamen even
later giechelend terug. Als hun potjes
leeg waren, stuurde de leraar hen terug
de brousse in, onder uitbundig gelach
van de anderen. Soms kwamen ze op de
proppen met stoelgang die verdacht veel
op geitenkeutels lijkt. Dat merk ik dan
wel bij de analyse (lacht).”
Ook bij het verwerken van de stalen
staken enkele onverwachte problemen
de kop op: “Het materiaal van het Tropisch Instituut is een tijdje blijven steken bij de douane. En een stalenkit die
uit Londen moest komen, met daarin
de zeven om de eitjes uit de stoelgang te
filteren, is helemaal niet tot in Senegal
geraakt. Om te zeven kan je desnoods
ook nylonkousen gebruiken, maar die
zijn in zo’n warm land natuurlijk ook
niet meteen voorhanden. Gelukkig was
ik bij een vorig bezoek aan Senegal een
zeef vergeten, en die heb ik teruggevonden. En voor de rest was het improviseren: een gewone waterfles openknip-
pen, omdraaien en als sedimentatiefles
gebruiken bijvoorbeeld.”
Competitie
De komende maanden gaat Huyse de
stalen analyseren: “Met behulp van genetische merkers willen we een beter
zicht krijgen op enkele populatie- en
transmissiedynamieken van de parasieten. Dat zijn belangrijke parameters in
de evolutie van onder andere virulentie
en resistentie.”
“De epidemie werd destijds veroorzaakt door de parasiet die de darmen
aantast: Schistosoma mansoni. Maar nu
stellen we vast dat die variant aan het
verdwijnen is, en dat de soort die de
blaas en nieren beschadigt — Schistosoma haematobium — dominant geworden
is. Gemiddeld zijn nu 70 à 80 procent
van de kinderen geïnfecteerd met de
haematobium-soort, de besmetting met
de mansoni-variant is teruggelopen van
bijna 100 tot ongeveer 30 procent. Dat
kan te maken hebben met een soort van
competitie tussen de parasieten, en die
willen we analyseren. Maar ook de tussengastheer, de slak, kan soms veranderingen verklaren. De slakkensoort die
een rol speelt bij Schistosoma mansoni is
bijvoorbeeld heel gevoelig voor vervuiling. Zo zou, met de slak, ook de parasiet kunnen verdwijnen in sterk vervuilde gebieden.”
“De merkers geven ons verder een
beeld van hoe de parasieten tussen de
dorpen migreren. Door de genetische
structuur van de schistosoma uit het
zuiden en het noorden te vergelijken,
kunnen we nagaan of het klopt dat de
epidemie door migratie van mensen
veroorzaakt werd. Die informatie kan
dan weer helpen om epidemieën in de
toekomst te vermijden.”
Naast het onderzoek kan ook de sensibilisatie ter plaatse nog een extra impuls gebruiken: “De leraars en de chefs
de village weten meestal wel één en ander over de ziekte, maar als we de kinderen er vragen over stellen, krijgen we
zelden een juist antwoord. Er bestaan
wel sensibiliseringsinitiatieven, maar
die moeten duidelijk beter op elkaar afgestemd — en verder aangevuld — worden. De mensen moeten bijvoorbeeld
aangemoedigd worden om de latrines
en pompen te gebruiken, zodat ze niet
naar de rivier moeten voor de was en
plas. Maar dat is niet eenvoudig: de rivier is voor hen een ontmoetingsplaats,
het sociale knooppunt van het dorp
waar ze komen roddelen en spelen. En
die gewoonte geven ze niet graag op.”
Bedrijfsleiders hebben vaak grote
ego’s. Als ze zich fysiek willen bewijzen, dan moet dat op de zwaarst
denkbare proef. (…) Jeroen Scheerder,
professor sportmanagement aan de
K.U.Leuven, bestudeert welke sociale
klassen marathons lopen. “Het gewone joggen is sterk gedemocratiseerd.
In 1979 jogde nog maar 3,8 procent
van de sportieve bevolking, nu is dat
al 15 procent, bij álle lagen van de bevolking.” Maar die democratiseringsgolf zet zich niet door naar de prestigieuze marathon. “Marathons blijven
een statussport, voor de hogere middenklasse, de managers. Ongeschoolden of arbeiders zie je zeer zelden
marathons lopen. Maar er zit beweging in: aan halve marathons nemen
steeds meer bevolkingslagen deel.”
Helse opstoppingen
Het L a atste Nieu ws, 23. 4.2007
—
Paus Benedictus XVI heeft in samenspraak met een internationale commissie van theologen het zogenaamde
‘voorgeborchte van de hel’ afgeschaft.
Dat voorgeborchte was volgens generaties katholieken de plek waar ongedoopte kinderen terechtkwamen
na hun dood. (…) Rik Torfs, professor
kerkelijk recht, verklaart de koerswijziging van de paus als een aanpassing
aan de hedendaagse cultuur. “Moderne katholieken geloven niet meer in
het voorgeborchte. Vroeger moest een
pasgeborene zo snel mogelijk worden
gedoopt, uit angst dat het kind in het
voorgeborchte zou terechtkomen.
Maar die angst is nu verdwenen”, aldus de professor. “Bovendien gingen
vroeger ook foetussen naar het voorgeborchte. Met het stijgend aantal
abortussen zou dat enkel voor opstoppingen zorgen”, besluit Torfs.
Belgische bananen
Het Bel ang van Limburg, 27.04.2007
—
Door de opwarming van de aarde
wordt het bij ons warmer en droger.
Gaan wij later tropische vruchten
kunnen telen? (…) “Experts zeggen inderdaad dat het bij ons warmer wordt,
maar als je het hebt over tropische
planten dan zijn het niet de warmere
momenten die belangrijk zijn maar
wel dat het continu vrij warm is.” Dat
zegt professor Swennen, diensthoofd
van het labo tropische plantenteelt
van de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen van de K.U.Leuven. (…)
Bananen in onze achtertuin, is dat te
ver gegrepen? Prof. Swennen: “Nieteetbare bananen worden nu al in
volle grond geoogst. Maar eetbare?
Zover zijn we nog niet. Daar is die
continue temperatuur van twintig
graden voor nodig. En dat zullen wij
niet meer meemaken.”
Politieke uitverkoop
De Morgen, 5.5.07
—
Een gevangenisstraf tot twee maanden en een boete tot 2.500 euro. Dat
riskeert Antwerpenaar Igor Spanjaard
omdat hij zijn stem te koop aanbiedt
op eBay. “De kans op vervolging is reeel”, zegt professor publiekrecht Paul
Van Orshoven (K.U.Leuven). “Als zoiets
zich informeel tussen twee personen
afspeelt, is de kans op vervolging miniem. Nu gebeurt het op een publiek
forum.” Spanjaard vertrekt op reis
naar IJsland en wil naar eigen zeggen
niet meespelen in de poppenkast van
de politiek. “Sowieso is de verkoop
nietig”, zegt professor Van Orshoven.
“Sommige zaken mogen niet verkocht
worden: je leven, je ziel en je partner.
Ook een volmacht mag niet.”
4
nieuws
KORTNIEUWS
Red je ‘fiets’!
De campusdiensten houden na 1
juni een grondige opruimactie,
waarbij alle fietswrakken van
de universitaire terreinen zullen
worden verwijderd. Om ‘gewone’
fietsen te onderscheiden van de
échte wrakken, wordt daarbij de
regel gehanteerd dat een wrak
een fiets is waarvan een wiel, de
ketting, het stuur of het zadel ontbreekt, de wielen zo geplooid zijn
dat er niet meer gereden kan worden, of waarvan de banden plat
staan en verduurd zijn. Wanneer
je nog ergens zo’n vehikel hebt
staan en je het van de vernietiging
wil redden, moet je het vóór 1 juni
van de terreinen of uit de fietsenstallingen weghalen.
De Lage Landen
in de renaissance
Nog tot 10 juni loopt in Luxemburg, Culturele Hoofdstad van
Europa, de tentoonstelling ‘Un
prince de la Renaissance, PierreErnest de Mansfeld (1517-1604)’.
Aan het onderzoek dat daaraan
vooraf ging, werkten ook professor Krista De Jonge en Pieter
Martens (Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke
Ordening) mee. De expositie
biedt aan de hand van Mansfeld,
een van de voornaamste edellieden onder Karel V en Filips II, een
interessante inkijk in de renaissancistische Nederlanden. Naast
enkele Spaanse, Oostenrijkse en
Belgische instellingen geeft ook
de K.U.Leuven een aantal werken
in bruikleen.
De tentoonstelling vindt plaats in
het Luxemburgse Musée National
d’Histoire et d’Art,
http://www.mnha.lu.
Licht uit het Oosten
Professor Willy Clarysse (Oude
Geschiedenis) en professor D.J.
Thompson (Cambridge University) publiceerden in het Zeitschrift
für Papyrologie und Epigraphik
een perkamentblad uit Bactrië
(in het huidige Afghanistan),
dat een nieuw licht werpt op de
chronologie van de koningen die
het land van ca. 250 tot ca. 130
v.Chr. regeerden. Het document
vermeldt koning Antimachos,
die eerder enkel bekend was
van zijn munten. Door de vondst
raakte bekend dat hij dertig jaar
regeerde en wel een halve eeuw
vroeger dan werd aangenomen.
Verder is er in het perkament
sprake van de tot nu toe onbekende Griekse stad Amphipolis in
Bactrië.
Virtuele bedrijfsleiders
Eind april behaalde het team dat
voor de K.U.Leuven deelnam aan
de finale van de Global Management
Challenge in het Chinese Macau de
achtste plaats. Daarmee behoort
het Leuvense vijftal tot de top
van de meer dan duizend internationale groepen die deelnamen
aan het virtuele spel, waarbij het
de bedoeling is een bedrijf zo
goed mogelijk te laten scoren op
de beurs. Alle teamleden waren
Chinese studenten die na hun ingenieursstudies hier de opleiding
Master in Industrial Management
volgen.
16.5.2007
campuskrant
Principe kan ook leiden tot productie van natuurlijke ontstekingsremmer bij de mens
Werking van groeibevorderaar bij
productiedieren doorgrond
Professor Theo Niewold van de Faculteit
Bio-ingenieurswetenschappen
heeft
wellicht het werkingsmechanisme
verklaard van antibiotica die als groeibevorderaar worden gebruikt in dierenvoer. Het effect van antimicrobiële
groeibevorderaars (AMGB’s) werd in de
jaren ’50 toevallig ontdekt, toen een
gistpreparaat dat overbleef bij de aanmaak van antibiotica werd verwerkt in
kippenvoer. De kippen bleken daardoor
sneller te groeien. Toen eenmaal vaststond dat meerdere antimicrobiële middelen voor de snellere groei zorgden,
werden ze voortaan standaard in lage
dosissen door kippen- en varkensvoer
gemengd. Sinds 1 januari is dat binnen
de Europese Unie echter verboden, van-
wege toenemende bezorgdheid over de
rol die AMGB’s kunnen spelen in de verhoogde resistentie van bacteriën, ook
bij de mens.
Een alternatief leek niet meteen voorhanden, vooral omdat niet echt bewezen was welk werkingsmechanisme er
achter het groeibevorderend effect van
AMGB’s zit. Professor Niewold toonde
aan dat het groeibevorderende effect
te danken is aan het ontstekingsafremmende effect van AMGB’s. De dieren
hebben daardoor minder last van darmontstekingen, waardoor ze hun eetlust
behouden, minder last hebben van
spierafbraak, minder energie verliezen
en sneller groeien.
Op dit moment onderzoekt Niewold
de mogelijkheden van natuurlijke stoffen die hetzelfde ontstekingsremmende
effect hebben als AMGB’s. Als die stoffen binnen afzienbare tijd hun werking
bewezen hebben, kan de dierindustrie
hetzelfde rendement verkrijgen zonder
het gebruik van antibiotica.
Ook voor de geneeskunde bij de mens
kan de ontdekking van dit principe belangrijke gevolgen hebben. Slopende
ziektes slaan vaak dubbel toe omdat de
patiënten hun eetlust verliezen, snel
vermageren en verzwakken, en dus
vatbaarder worden voor weer nieuwe
aandoeningen. Het gebruik van natuurlijke ontstekingsremmers die de eetlust
in stand houden, zou het lichaam in dat
geval meer weerstand kunnen geven.
Stap vooruit in aanpak osteoporose
De standaardbehandeling van osteoporose bestaat uit het toedienen van
medicijnen om de versnelde botafbraak
tegen te gaan. De meeste patiënten nemen bisfosfonaten, geneesmiddelen
die de afbraakmechanismen in het bot
remmen, zodat de botten zich kunnen
herstellen. Omdat die middelen dagelijks, wekelijks of in een complex ritme
worden ingenomen, geven veel patiënten binnen een jaar de behandeling op.
Dr. Steven Boonen van het Osteoporosecentrum van de UZ Leuven onderzocht
een krachtig middel tegen botafbraak
dat maar één keer per jaar — intraveneus — moet worden toegediend:
zoledronaat. Bij vrouwen met osteoporose vermindert het de kans op heupbreuken na drie jaar met 41 procent.
De kans dat een ruggenwervel inzakt,
daalt zelfs met 70 procent. Het internationale onderzoek omvatte meer dan
zevenduizend patiënten. De resultaten
zijn gepubliceerd in het prestigieuze
New England Journal of Medicine. De cijfers
suggereren dat het middel minstens
even effectief is als de conventionele
bisfosfonaten. Zoledronaat is eveneens
een bisfosfonaat, maar werd tot nu toe
niet tegen osteoporose gebruikt. Het
kende zijn eerste succes in de behandeling van botproblemen bij mensen met
kanker. Daarna werd het goedgekeurd
voor de ziekte van Paget, die chaotische
botvorming veroorzaakt.
Voorlopig wordt het middel enkel nog
toegediend in het kader van klinische
studies. De doeltreffendheid bij mannen moet nog worden onderzocht.
Weven tegen recordsnelheid
Picanol nv heeft een nieuwe generatie
grijper-weefmachines gelanceerd onder de naam OptiMax. Met snelheden
tot 700 omwentelingen per minuut zijn
die machines op dit ogenblik de snelste
op de wereldmarkt. Bij het ontwikkelen
van de machine hebben onderzoekers
van het Departement Werktuigkunde
een belangrijke bijdrage geleverd, gebaseerd op recente onderzoeksresultaten rond het balanceren van machines,
door het berekenen van de meest optimale tegengewichten.
De onderzoekers ontwikkelden
een vernieuwende en erg krachtige
methode die het mogelijk maakt om
zeer snel de meest optimale tegengewichten te berekenen, voor machines
met een willekeurige complexiteit.
Eind vorig jaar publiceerden ze hun
methode in het Amerikaanse Journal
of Mechanical Design. Met de OptiMax-
K.U.Leuven behaalt derde
plaats in internationale
ICT beveiligingswedstrijd
De onderzoeksgroep DistriNet (Departement Computerwetenschappen),
gespecialiseerd in gedistribueerde en
veilige software, heeft de derde prijs
behaald in Capture-The-Flag, een internationale hacker-wedstrijd georganiseerd
door de University of South Florida. Aan
de wedstrijd namen twintig universitaire topteams van over heel de wereld
deel. Gedurende twaalf uur bestookten de teams elkaar onafgebroken met
spitsvondige aanvallen en pasten ze een
arsenaal aan beveiligingsmaatregelen
toe — gekende maar soms ook nieuwe
technieken.
Bij een dergelijke beveiligingswedstrijd krijgt elk team een aantal identieke computerprogramma´s waarin
een reeks typische beveiligingsfouten
zijn opgenomen. De teams moeten
deze computerprogramma’s aanbieden
op een intern netwerk. Via de aangebo-
den programma’s plaatsen de organisatoren gevoelige data, ook wel f lags
genoemd, op de verschillende netwerken. Elk team moet zijn eigen systeem
zo goed mogelijk beveiligen om te verhinderen dat deze geheime informatie door andere teams gelezen wordt.
Tegelijk moet elk team ook trachten
in te breken bij concurrerende teams
om hun vlaggen te bemachtigen en zo
punten te scoren.
DistriNet bestaat uit zowel netwerkals beveiligingsspecialisten. Zij doen
onderzoek naar een verbeterde beveiliging van gedistribueerde applicaties
tegen diverse soorten aanvallen. Dit
onderzoek en de technieken die daarbij
ontwikkeld worden kunnen in een wedstrijd als deze in een realistische omgeving worden toegepast en uitgetest.
http://www.cs.kuleuven.be
machine is er dus nu al een concrete
toepassing.
Het onderzoek kadert binnen een
multidisciplinaire
onderzoekslijn
rond het toepassen van convexe optimalisatietechnieken in de mechanica,
die wordt uitgebouwd aan het Departement Werktuigkunde. Het project
wordt mee ondersteund door OPTEC,
het K.U.Leuven Optimization in Engineering Center.
Project van Dienst Onderwijsondersteuning
wint VIB-schoolproject
‘scientists@work’
Het Vlaams Interuniversitair
Instituut voor Biotechnologie (VIB)
organiseerde voor de vierde keer
Scientists@work. Daarbij worden
14-tot 18-jarigen door wetenschappers begeleid bij hun eerste
stappen in het wetenschappelijk
onderzoek. 121 teams — zo’n
1.300 leerlingen — dienden een
eindwerk in. Tien laureaten werden
door een professionele jury uitgekozen om hun project voor te stellen. Eén daarvan was het project
‘Definitie en evaluatie van dierenwelzijn op een landbouwbedrijf’,
uitgevoerd door leerlingen van het
Sint-Ursula-Instituut, Onze-LieveVrouw-Waver en begeleid door het
Laboratorium voor Kwaliteitszorg
in de dierproductie (Zoötechnisch
Centrum). Het project ‘Hoe veilig
is ons water?’ door het Instituut
Heilig Graf, Kinrooi en begeleid
door de Dienst Onderwijsondersteuning van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen behaalde de
eerste prijs.
http://www.biw.kuleuven.be/
campuskrant
nieuws
16.5.2007
Bodemkundige Dienst van België
bestaat 60 jaar
De Bodemkundige Dienst van België bestaat deze zomer zestig jaar en is daarmee de oudste spinoff van de K.U.Leuven. Professor Hilde Vandendriessche, hoofd van de BDB, geeft tekst en uitleg bij
de werkzaamheden van de vzw die van het uitspitten van bodems haar specialiteit heeft gemaakt.
Wies De Vuyst
V
oor de meeste niet-landbouwers
is de Bodemkundige Dienst een
nobele onbekende — tenzij ze
het bijzonder betrouwbare en handige
weeroverzicht op www.bdb.be al ontdekt hebben. Sinds haar ontstaan doet
de BDB voornamelijk onderzoek naar
de samenstelling van bodems en stelt
ze adviezen op om ze te beheren, voornamelijk voor landbouwers. Daarnaast
helpt de BDB ook bedrijven met milieugericht onderzoek, sportclubs met
hun terreinen of particulieren met hun
tuin.
De Bodemkundige Dienst was destijds het eerste project waarbij onderzoek van de K.U.Leuven in een
spin-off bedrijfje werd omgezet tot
een praktijkgericht en commercieel
product. Een stap die heel wat voeten
in de aarde had. Tijdens het interbel-
lum deed professor Baeyens onderzoek naar de bodemsamenstelling in
Congo. In 1937 kreeg hij voor het eerst
subsidies om zijn onderzoek in België
voort te zetten. Na WO II, in 1946, volgde de vraag om het onderzoek tot bij
de landbouwers te brengen. De eerste
universitaire landbouwconsulent was
een feit. Sindsdien heeft de Bodemkundige Dienst goed geboerd. Sinds
een twintigtal jaar worden zelfs tot in
Frankrijk bemestingsadviezen afgeleverd.
Uiteraard is het werkklimaat van de
spin-off sterk veranderd sinds het ontstaan. Er zijn geen subsidies meer, naast
de productiviteit van de percelen is ook
de kwaliteit van het landbouwproduct
van groot belang geworden en er is
steeds grotere aandacht voor de milieuproblematiek. Als bedrijf is de Bodem-
kundige Dienst mee geëvolueerd, zowel
in haar onderzoeksthema’s als in de benadering van de klant. Boeren krijgen
een advies in mensentaal, op maat van
hun bedrijf en met nuttige tips, ook op
milieuvlak.
In de nabije toekomst zal onder meer
aandacht besteed worden aan termijnplannen voor gronden. Via een ander
project zal het mogelijk worden om alle
gronden in een regio met elkaar te vergelijken zodat boeren weten waar hun
land zich ongeveer situeert.
Op 15 juni organiseert de BDB een academische zitting over 70 jaar onderzoek en 60
jaar Bodemkundige Dienst.
Op 16 juni is het publiek welkom voor een
rondleiding in de laboratoria en allerlei
demonstraties.
Voor meer info: http://www.bdb.be
vervolg pagina 1
De millenniumstudent googelt, knipt en plakt
“Toch is er wat dat betreft niet altijd
sprake van slechte wil. Nieuwe studenten zijn vaak gewoon onwetend, ze
zijn ‘onbewust onbekwaam’, en daar
zijn verschillende redenen voor. Eén
daarvan is dat velen op de middelbare
school nooit geleerd hebben hoe en
wanneer je precies moet refereren.
Verder krijgen ze vaak cursussen en
andere documenten in handen waarin
ook niet of niet op de juiste manier gerefereerd wordt. Ten slotte schijnt er
ook een soort psychologische barrière
te zijn. Een student die bijvoorbeeld in
een paper bronvermeldingen opneemt,
vindt soms dat het daardoor lijkt alsof
hij zelf helemaal geen werk heeft verricht.”
Mensenrecht
Op de Campusbibliotheek ging men
aan de slag met de pijnpunten die door
het onderzoek werden blootgelegd.
Martens: “Hoewel er binnen de betrokken faculteiten vakken zijn waarin aandacht wordt besteed aan het opzoeken
van informatie, papers schrijven en
presentaties geven, ontbreekt het in
de wetenschapsrichtingen misschien
aan een vak heuristiek, zoals dat in
verschillende opleidingen van Letteren
wordt gegeven. Vanuit de CBA proberen
we die leemte te vullen door behalve informatie aan te bieden, in de toekomst
nog meer aandacht te besteden aan
aanleren hoe die informatie gebruikt
moet worden.”
“Een eerste stap in dat proces zijn de
bibliotheekintroducties, die nu overigens ook al bestaan. We geven nieuwe
studenten een rondleiding in de bibliotheek en wijzen hen ook op de inhoud
en werking van onze website. Uit het
onderzoek blijkt echter dat er meer
inspanningen nodig zijn. Daarom ontwikkelen we momenteel een online
cursus informatievaardigheden in
het kader van begeleide zelfstudie. Er
zijn verschillende modules, waarin de
student bijvoorbeeld wat leert over de
verschillende soorten wetenschappelijke informatie, hoe je de nodige informatie vindt, hoe je ze kritisch moet
beoordelen en hoe je op een juiste manier omgaat met bronvermeldingen.
Elke module wordt afgesloten met een
zelftest. Naast het opleidingsspecifie-
5
KORTNIEUWS
Eredoctoraten
Faculteit Letteren
Op 16 mei verleent de K.U.Leuven
op voorstel van de Faculteit
Letteren drie facultaire eredoctoraten.
Claire Blanche-Benveniste
(°1935) is professor emeritus
van de Université de Provence
in Aix-Marseille en gewezen
onderzoeksdirecteur van de Ecole
Pratique des Hautes Etudes te
Parijs. Zij heeft op een bijzondere
manier bijgedragen tot het theoretische en methodologische
kader van de Franse taalkunde en
verrichtte onder meer pioniersonderzoek dat aantoont dat de
syntaxis en de semantiek van
spreektaal zowel vanuit linguïstisch als vanuit cognitief standpunt aan een eigen coherent
systeem beantwoorden.
Dirk Obbink (°1957) is Lecturer in
Papyrology aan de University of Oxford en leidt daar het prestigieuze
Oxyrhunchus papyri project. Sinds
2003 bekleedt hij de leerstoel
Classical Studies and Papyrology
aan de University of Michigan. Als
papyroloog maakt hij door een
combinatie van traditionele filologische methoden en moderne
spitstechnologie zwaar beschadigde en vaak verloren gewaande
teksten uit de Oudheid weer
toegankelijk.
Sigrid Weigel (°1950) is directeur van het Zentrum für Literatur- und Kulturforschung te
Berlijn en hoogleraar aan het
Institut für Literaturwissenschaft
van de TU Berlin. Het Zentrum
für Literaturforschung groeide
onder haar leiding uit tot een
internationaal gerenommeerd
onderzoeksinstituut met een
uitgesproken interdisciplinair
karakter. In recent onderzoek
spitst professor Weigel zich toe
op culturele herinnering, trauma
en de doorwerking van generatie
op generatie van Holocaust en
nationaal-socialisme. Zij gaat
ook op zoek naar verschillen en
gelijkenissen in het gebruik van
concepten als generatie, genealogie en genetica, in de literatuur, de wetenschappen en de
wetenschapsgeschiedenis.
http://www.arts.kuleuven.be/
onderzoek/eredoctoraten.htm
Promotiecampagne voor
verpleegkunde
ke deel, dat zich vooral richt op de faculteiten die de CBA bedient, is er een
algemeen deel dat ook buiten de Groep
Exacte Wetenschappen kan worden gebruikt.”
“Verder willen we een verzameling
modelopdrachten samenstellen. Docen-
zijn erg belangrijk in het proces van
levenslang leren. Niet enkel aan de universiteit, maar ook in je verdere leven
word je immers geconfronteerd met
een overvloed aan informatie. Het is belangrijk die op een efficiënte manier te
kunnen doorzoeken, evalueren en ge-
“We willen in de toekomst nog meer aandacht
besteden aan aanleren hoe de verkregen
informatie gebruikt moet worden.”
ten kunnen die opdrachten dan integreren in hun vakken, zodat de studenten
echt aan de slag kunnen met de kennis
uit de cursus.”
Ellen Martens hecht veel belang aan
het project. “Informatievaardigheden
bruiken. Het Manifest van Alexandrië,
dat werd opgesteld door de internationale bibliotheekfederatie IFLA, betitelt
informatievaardigheden niet voor niets
als een fundamenteel mensenrecht in
een digitale wereld.”
Tijdens de Dag van de verpleegkunde, op 14 mei, lanceerden de
UZ Leuven de promotiecampagne
‘IQ x EQ = VQ, de kracht van verpleegkunde’, in aanwezigheid van
minister Frank Vandenbroucke.
Omdat onvoldoende jongeren
voor een opleiding verpleegkunde
kiezen om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende
zorgvraag, wil dit project hen
opnieuw warm maken voor dit
beroep, onder meer via een speciaal jongerenmagazine, Flor, een
handleiding voor leerkrachten en
begeleide inleefmomenten.
Student wordt
Klara-amabassadeur
Bart Devos, student musicologie
en voorzitter Universitair Symfonisch Orkest 2006-2007 wordt
op 17 mei ingelijfd in het Corps
Diplomatique van Klara. Drie van
deze ambassadeurs krijgen er een
‘Klarastrik’ bovenop.’
http://php.klara.be/ambassadeurs/
ambassadeurs_voting.php
6
doctoraatsscholen
D-Day in Leuven
16.5.2007
campuskrant
Op 10 mei werd de oprichting gevierd van drie doctoraatsscholen aan de
K.U.Leuven – één voor elke groep. Missie: internationaal adverteren en
rekruteren, de begeleiding van doctorandi optimaliseren en de competenties
van jonge onderzoekers helpen uitbouwen en ontwikkelen.
Nieuwe doctoraatsscholen streven naar internationalisering
Grotere zichtbaarheid,
grotere aantrekkingskracht
Niet alleen in Leuven, maar in heel Europa organiseren universiteiten zich in doctoraatsscholen. “Ze zorgen voor meer visibiliteit
en dus een grotere internationale aantrekkingskracht”, zegt onderzoekscoördinator professor Paul De Boeck.
Lien Lammar
H
“
et oprichten van doctoraatsscholen is nieuw,
maar het hing in de
lucht”, zegt De Boeck.
“Het kadert in een geleidelijke verandering die al langer bezig is, namelijk het
meer systematisch aanpakken van doctoreren. Niet dat het vroeger zo’n chaos
was. (lacht) De krachten van de humane,
exacte en biomedische wetenschappen
worden nu gewoon beter gebundeld en
georganiseerd. Het is mooi hoe de hele
universiteit mee is gestapt in dezelfde
richting zonder dat er echt overtuigingskracht nodig was.”
Eén van de voornaamste doelstellingen van de doctorale scholen is rekrutering, selectie en plaatsing van instromende jonge onderzoekers.
“In vergelijking met het hoge onderzoeksniveau en de eveneens hoge fondsen die we krijgen, is de interne rekrutering eigenlijk onvoldoende”, legt De
Boeck uit. “Extern rekruteren doen we
al wel langer, maar de kwaliteit daarvan kan beter. Met de doctorale scholen
zorgen we voor meer zichtbaarheid en
trekken we hopelijk meer internationale kandidaten aan. Ook het plaatsen van
pas afgestudeerde studenten zal op een
meer georganiseerde manier verlopen.
Tot nu toe hing dat uitsluitend af van de
individuele contacten tussen student
en potentiële promotor, maar dankzij
de doctoraatsscholen zullen vacatures
nu gegroepeerd en internationaal geadverteerd worden. Studenten krijgen
zo de kans om breder te kijken dan één
professor, en de doctoraatsschool kan
mee onderhandelen over waar ze precies terecht zullen komen.”
De opleiding van doctorandi is traditioneel toegespitst op onderzoek — en dat
zal ook zo blijven — maar er zal meer
gewerkt worden aan de capaciteiten
die jonge onderzoekers nodig hebben.
Een groot deel van die competenties
ontwikkel je als doctorandus dankzij je
dagdagelijkse onderzoeksactiviteiten,
maar indien nodig kan de doctorale
school bijkomende trainingen organiseren. Een speciaal ontwikkeld competentieprofiel moet daarbij helpen. Zo
krijg je betere opleidingen en opvolgingen, én stoom je doctorandi klaar voor
de eventuele stap naar de bedrijfswereld. Niet onbelangrijk als je kijkt naar
de uitstroom. De toekomst van heel wat
doctorandi ligt buiten de academische
wereld. Wij willen hen daarop voorbereiden en tegelijkertijd aan de buitenwereld bekend maken wat onze onderzoekers waard zijn.”
Brainforce
Om onderzoek optimaal te stimuleren
zijn natuurlijk middelen nodig. De
Boeck verwacht dat de scholen mogen
rekenen op een aantal beurzen van het
Bijzonder Onderzoeksfonds. Daarnaast
hoopt hij dat de doctoraatsscholen zich
flexibel zullen opstellen tegenover heterogene doctoraten, om zo zoveel mogelijk talentvolle onderzoekers de kans
te geven.
“Ik ben zelf een pleitbezorger van
heterogene doctoraten: enkele klei-
nere, toegepaste projecten samen groeperen in één doctoraat. Er zijn jonge
onderzoekers die geen klassiek traject
volgen, maar van het ene onderwerp
op het andere springen. Als dat niveau
hoog genoeg is om op te doctoreren,
waarom niet? Op die manier trek je
heel wat waardevolle mensen aan. Ook
het Baekeland-programma van minis-
ter Moerman, dat de samenwerking —
ook financieel — tussen doctorandi en
bedrijven aanmoedigt, is in mijn ogen
een zeer goede ontwikkeling voor het
doctoraatsniveau.”
Het belang van doctoreren reikt tot
ver buiten de grenzen van de universiteit, benadrukt De Boeck. “Goed opgeleide doctorandi en wetenschappelijk
onderzoek van een hoog niveau zijn
belangrijke vereisten voor Europa om
economisch competitief te blijven. Ook
op maatschappelijk gebied hebben we
mensen nodig met een bepaalde expertise die problemen zelfstandig kunnen
aanpakken. Als de Europese Unie hoog
wil blijven scoren, dan moet het innoveren, en daar is brainforce voor nodig.”
Hoe, wat, waarom?
De voorzitters van de scholen lichten toe
Arenberg Doctoraatsschool
Biomedical Doctoral School
Professor Josse de Baerdemaeker: “De
weg vrijmaken voor interdisciplinair
werken binnen de groep Exacte Wetenschappen is één van onze grootste
doelstellingen. Soms lopen in twee
verschillende departementen twee
aparte doctoraten die eigenlijk dicht
bij elkaar aansluiten. Bedoeling is dat
die onderzoekers vlotter informatie
kunnen uitwisselen en elkaar kunnen
helpen. We willen onze doctorandi
dichter bij elkaar brengen rond discussiefora, maar ook in trainingssessies
over bijvoorbeeld efficiënte tijdsbesteding of omgaan met conflicten,
die meteen ook hun competenties
aanscherpen. Wat meer groepsdynamiek kan geen kwaad. Doctoreren is
heel persoonlijk werk, maar geïsoleerd
zitten is nergens voor nodig.”
“De Doctoral School vormt een
aanspreekpunt en coördinatiecentrum dat we voordien niet hadden. De
belangrijkste middelen daarvoor zijn
mensen. Professoren, onderzoekers
en ondersteunend personeel in alle
diensten zijn ons grootste kapitaal. We
willen hen mobiliseren om onze doctorandi zo goed mogelijk te stimuleren
en ondersteunen. We willen fantastische doctorandi die gegeerd zijn
bij werkgevers binnen en buiten de
universiteit, en daarvoor moeten we
zowel de wetenschappelijke waarde
van de doctoraten hoog houden als
de competenties verbeteren van de
mensen die er achter staan.”
Professoren Peter Marynen en Jan Eggermont: “Met de Biomedical Doctoral
School komen we naar buiten met tien
welomschreven onderzoekstopics, zoals kanker en medicijnontwikkeling. Die
programma’s zijn georganiseerd over
de grenzen van onderzoeksgroepen
en departementen heen, en dat is een
belangrijk nieuw aspect. De thema’s
krijgen voorrang op de structuur, wat
doctorandi de kans geeft om multidisciplinair te werken. Het bevordert ook
de cohesie onder doctorandi. Door
gemeenschappelijke opleidingsmomenten komen ze met elkaar in contact
en verruimen ze hun blik.”
“Bijdragen aan de human health
staat voorop. Onze onderzoekers moeten doordrongen zijn van het medisch
gebeuren. Eén van de plannen is om
niet-artsen meer in contact te brengen
met patiënten en de toepassingen in
het ziekenhuis. De Doctoral School
biedt een uitgelezen structuur om
over dat soort ideeën na te denken,
iets wat bijna onmogelijk is als je enkel
binnen je eigen afdeling blijft.”
“Dankzij de school kunnen we gemakkelijker naar buiten treden, zowel naar
de industrie als naar de Europese Unie.
Het vormt een sterke hefboom voor
externe financiering. De doctoraatsopleiding moet een sterke merknaam
worden, en dat kan alleen maar door
de begeleiding van doctorandi intenser
maken. Betere opvolging, minder dropouts en hoger succes.”
Doctoraatsschool
Humane Wetenschappen
Professor Carlos Steel: “De Doctoraatsschool is een samenwerking van
de facultaire doctoraatsopleidingen,
die in specifieke zaken hun autonomie
bewaren. Je hebt zo’n brede waaier
van tradities en onderzoekstypes dat
het onverstandig zou zijn om daar
één grote school van te maken. Dan
krijg je een mastodontstructuur waar
niemand iets aan heeft. Op het gebied
van competentiebeleid, reglementen
en administratie proberen we wel alles
te stroomlijnen.”
“Leuven wil een internationale
universiteit zijn, maar we kunnen nog
veel meer bereiken. Door internationalisering van de rekrutering bijvoorbeeld. Er is nog te veel inteelt. We
moeten de expertise die er is in vele
disciplines meer promoten om talent
van buitenaf aan te trekken voor doctoraatsopleidingen. Daarnaast moeten
we studenten ook beurzen kunnen
aanbieden. Een nieuw systeem voor
het toekennen daarvan moet hierbij
helpen. De persoonsgebonden mandaten uit het Bijzonder Onderzoeksfonds
zullen in de toekomst langs de drie
scholen verdeeld worden. Ze zullen
dan in de eerste plaats gebruikt worden om internationale studenten aan
te trekken voor programma’s waarin
Humane Wetenschappen een reputatie heeft.”
(ll)
campuskrant
doctoraatsscholen
16.5.2007
Competentieprofiel brengt kwaliteiten van doctorandi in kaart
“Doctorandi bewust maken
van hun competenties”
Hoe kan je doctoraatsstudenten maximaal voorbereiden op het traject dat ze zullen afleggen?
Samen met de doctoraatsscholen werd een nieuw ontwikkeld competentieprofiel voorgesteld,
dat doctorandi moet helpen op de weg door en uit de universiteit.
Lien Lammar
A
an tafel zitten enkele van de
bezielers van het competentiemodel: Sam Michiels, vertegenwoordiger van AAP/BAP
in de Academische Raad voor Exacte
Wetenschappen, Ann Verlinden van
de Dienst Onderzoekscoördinatie en
Véronique Roedolf, diensthoofd Personeelsbeheer, rekrutering en loopbaanbeheer.
“Met de matrix (zie website — red.)
willen we beginnende doctorandi duidelijk zeggen: laat je niet vertellen dat
je enkel en alleen specialistisch met
je onderzoekstopic bezig bent”, begint
Verlinden. “Natuurlijk ben je daar mee
bezig, maar tijdens het hele proces
verwerf je ook competenties waar sommige doctoraatsstudenten zich niet van
bewust zijn. Je bouwt als onderzoeker
een internationaal netwerk uit, je gaat
naar conferenties, geeft presentaties,…
Dat zijn allerlei vaardigheden die je als
doctorandus ‘en route’ opdoet. Het profiel is een soort ontwikkelingstool voor
de doctorandi zelf. Ze kunnen sleutelen
aan competenties die ze zelf belangrijk
vinden, met in het achterhoofd een
eventuele latere carrière buiten de universiteit.”
“Van een doctorandus wordt een zekere maturiteit verwacht, een toegevoegde waarde”, zegt Michiels. “Je moet
niet alleen veel weten over je onderzoeksdomein, je moet ook leiding kunnen geven, strategisch denken en organiseren. Het zijn die competenties die
we met het profiel in kaart brengen. We
willen doctorandi van die kwaliteiten
bewust maken en hen stimuleren om
ze volgens hun eigen ritme te verfijnen.
De dagdagelijkse activiteiten die ze als
onderzoeker doen, dragen daartoe bij.
Ze moeten beseffen dat het geven van
oefenzittingen of het organiseren van
workshops geen verloren tijd is, integendeel.”
Het competentieprofiel werd geboren dankzij een intense samenwerking
tussen de Personeelsdienst, de Dienst
Onderzoekscoördinatie en de vertegenwoordigers van de A/BAP in de Academische Raad. Drie partijen die elk vanuit hun eigen achtergrond de nodige
expertise inbrachten. “Aan mensen uit
de industrie vroegen we wat zij belangrijk vinden bij iemand met een doctoraat. Die kwaliteiten werden daarna
ook intern afgetoetst. Doordat je met
“Oefenzittingen
geven of workshops
organiseren is geen
verloren tijd voor
doctorandi.”
verschillende standpunten werkt, krijg
je een heel genuanceerd beeld. We zijn
echt vertrokken vanuit de mensen zelf.
Het model is dan ook helemaal geënt op
de K.U.Leuven,” zegt Roedolf.
Arbeidsmarkt
De competenties waarop het profiel de
aandacht vestigt, zijn niet alleen noodzakelijk om het onderzoekstraject succesvol te doorlopen. Ook voor de loopbaan na de doctoraatsopleiding zijn ze
nuttig. Vooral voor de overgang naar
de externe arbeidsmarkt is een betere
voorbereiding welkom. Verlinden: “Een
doctoraat als begin van een academische carrière is niet meer zo vanzelfsprekend. Op vijftien jaar tijd is het
aantal doctoraten in Vlaanderen met
maar liefst 77 procent gestegen. Niet iedereen kan een universitaire loopbaan
uitbouwen. Een groot aantal zal terecht
komen op de externe arbeidsmarkt,
waar rekruteerders natuurlijk ook hun
eisen stellen.”
“Bovendien is de kans klein dat je
werk vindt in het domein van je docto-
raat. Wij proberen onze mensen duidelijk te maken dat ze dankzij hun doctoraatsopleiding wel degelijk kansen
hebben als ze uitstromen. Het profiel
is een soort van ‘self-awareness’-instrument dat hen moet helpen om de
vaardigheden die ze verworven hebben, duidelijker te omschrijven. Voor
de arbeidsmarkt is het meer een kwaliteitslabel dat de capaciteiten van onze
mensen in de verf zet. Het zijn geen
wereldvreemde onderzoekers met oogkleppen op. Dat beeld is al lang achterhaald.”
“Doctorandi moeten kunnen concurreren met universitairen die al enkele
jaren werkervaring hebben en reeds
kansen kregen om hun competenties
op het terrein uit te bouwen”, zegt Roedolf. “De arbeidsmarkt moet duidelijk
weten dat ook zij heel wat te bieden
hebben, ook al hebben zij een andere
weg gevolgd.”
Michiels beklemtoont dat het allemaal niet te betuttelend mag overkomen. “Wij gaan doctorandi niet zeggen
‘kijk, wij hebben hier iets gemaakt, nu
gaat het je wel lukken’. Zo gaat het niet.
De boodschap is eerder: als je aan die bepaalde competenties niet werkt, dan ga
je misschien problemen krijgen. Toen
minister Fientje Moerman onlangs in
Leuven kwam, zei ze: ‘het hebben van
een doctoraat is geen garantie’. Of je nu
een doctoraatsdiploma hebt of niet, het
hangt af van jezelf of je werk zal vinden.
Je moet jezelf bewijzen, dat verwacht
men ook van doctoraatsstudenten. Wij
bieden een stukje ondersteuning, maar
de verantwoordelijkheid ligt ook bij de
doctorandi zelf.”
Het competentieprofiel kwam er dankzij
samenwerking met o.a. Lisa Boelaert,
Sigrid Depoorter, Karel De Gendt, Jürgen De
Staercke, Ingeborg Hoogveld, Nico Scheerlinck en alle doctorandi die rechtstreeks of
onrechtstreeks input geleverd hebben.
Meer informatie op http://www.kuleuven.
be/personeel/competentieprofiel
De stap
naar buiten
Van de universitaire wereld naar
de externe arbeidsmarkt: hoe
moeilijk of gemakkelijk is de
overgang? Ingeborg Vijgen zette
de stap.
Ingeborg Vijgen was zes jaar
monitor in Leuven en Kortrijk,
tot ze vijf jaar geleden koos voor
de bedrijfswereld. Ze begon als
Communication Officer in de
chemiesector, werkte als Marketing & Communication Manager
in een advocatenkantoor en start
binnenkort als Communication
Manager in een ingenieursomgeving. En dat met een doctoraat in
de geschiedenis op zak.
“De universiteit laat je los, en daar
sta je dan. Wat kan ik, wat wil ik?
Ik heb toen voor mezelf een soort
van inventaris gemaakt: wat heb
ik gedaan tijdens al die jaren dat
bruikbaar kan zijn voor anderen?
Leren schrijven, informatie verwerken, infodagen organiseren,
… Allemaal kwaliteiten die nuttig
zijn voor communicatiejobs.”
“Met dat voor ogen ben ik beginnen zoeken. Je mag dan al wel
dertig zijn, op de arbeidsmarkt
word je als een beginneling
beschouwd. Plots kom je in competitie met mensen van tweeëntwintig. Je hebt het gevoel dat al
die jaren waarin je gepresteerd
hebt niet meetellen. Maar eens je
de stap gemaakt hebt, leer je op
korte tijd ontzettend veel bij. Je
klimt ook veel sneller op, omdat
de vooroordelen over je werk aan
de universiteit al vlug verdwijnen.”
“In de wereld buiten de universiteit is er veel onwetendheid over
wat assistenten allemaal doen. Ze
denken dat ze opgesloten zitten
in bibliotheken en laboratoria,
terwijl bijna elke assistent onderwijs geeft of studenten begeleidt.
Dat zijn zaken die vertaald kunnen worden naar competenties
die werkgevers nodig hebben. Als
ze die aansluiting zien, mag je vrij
zeker zijn van succes. Het is goed
dat de universiteit initiatieven
neemt om doctorandi daar beter
in te begeleiden.” (ll)
Over
masteren
(© Rob Stevens)
7
Om alle mogelijke
banaba- en masteropleidingen voor te stellen die
de K.U.Leuven en haar
partners uit de Associatie
aanbieden, werd er op
25 april een Masterbeurs
georganiseerd in het
Sportcentrum. Terwijl
de bachelors op talrijke
infostanden en infosessies gevoed werden
met uitleg over opleidingen en instellingen, lieten
UUR KULtUUR, het LOKOcafé en Discobar Galaxie
de lichtere kant van het
studentenleven aan bod
komen.
8
nieuws
16.5.2007
campuskrant
“Ik vernam
pas op de
campus dat
het een
oefening was”
(© Rob Stevens)
Provinciale rampoefening op Campus Arenberg III
Leerzaam vals alarm
Woensdagmiddag, kwart over twee. Een zware ontploffing in een laboratorium van het Departement Chemie veroorzaakt een felle brand. Alle aanwezigen moeten het gebouw onmiddellijk
verlaten. Balans: zes gewonden, van wie twee zwaar, en één dodelijk slachtoffer. Dat was, kort
samengevat, het scenario van de provinciale rampoefening die op 7 mei plaatsvond op Campus
Arenberg III. Campuskrant was erbij en trok, nadat iedereen was geëvacueerd, enkele verantwoordelijken aan de mouw.
Tim Vuylsteke
J
oël Vanherle van de Federale Dienst
Noodplanning Vlaams-Brabant: “Het
initiatief voor de oefening kwam van
onze dienst. Zelf ben ik verantwoordelijk voor de provinciale rampoefeningen — de oefeningen dus waarbij de provinciale fase van het rampenplan wordt
afgekondigd — die we één- tot tweemaal
per jaar organiseren. Een tijdje geleden
lieten we ons oog vallen op de K.U.Leuven,
en al na enkele vergaderingen hebben
we beslist om samen te werken. Het was
dan ook een win-winsituatie: wij hadden een uitstekende locatie voor onze
oefening en de veiligheidsdiensten van
de universiteit konden uittesten hoe de
samenwerking met de externe hulpdiensten zou verlopen.”
“De oefening zelf is heel vlot gegaan.
Het scenario werd zeer goed gevolgd,
en alle oefendoelen werden bereikt: de
coördinatie tussen brandweer, politie
en medische diensten verliep zonder
problemen. Daarnaast waren ook het
parket en de psychosociale diensten
bij de oefening betrokken. We wilden
immers ook nagaan of er bij de nazorg
— de registratie van de geëvacueerden,
de begeleiding van de slachtoffers, de
juridische afhandeling van het sterfgeval… — problemen zouden optreden.
Ook voor het OCMW en het Rode Kruis
was de oefening dus zeer leerzaam.”
“Een grondige evaluatie komt er pas
over een aantal weken, als alle waarnemers hun verslagen hebben doorgestuurd. Details over positieve en negatieve punten kan ik nu dus nog niet
geven, maar ik heb de indruk dat de
meeste betrokkenen tevreden waren
over de oefening. Bovendien willen we
de contacten die we nu gelegd hebben
met de K.U.Leuven, onderhouden: we
zullen informatie over interne en externe noodplannen blíjven uitwisselen.
Ik wil overigens zeker de professoren
en studenten die meewerkten, bedanken: naast professionele simulanten en
studenten van de politieschool werd immers ook een aantal echte chemiestudenten geëvacueerd.”
Zeer zinvol
Lieven Put, hoofd van de Dienst VGM
(Veiligheid – Gezondheid – Milieu):
“Het was inderdaad de provinciale
noodplanningsdienst die met het idee
voor de oefening op de proppen kwam.
Eind 2006 werden we benaderd met
de vraag of de K.U.Leuven wilde meewerken aan een provinciale rampoefening. Uiteraard zijn we op dat voorstel
ingegaan. We moeten sowieso geregeld
ons noodplan uittesten, en als een externe dienst een deel van het werk wil
overnemen, dan zeggen we daar geen
nee tegen! Bovendien was ons interne
noodplan — gelukkig — nog nooit tot
in de vierde en laatste fase geraakt, en
dat was bij deze oefening wél de bedoeling.”
“Joël Vanherle had met zijn dienst
een aantal specifieke oefendoelen,
en daar hebben wij een aantal eigen
doelen tegenover geplaatst. Ten eerste
wilden we, zoals gezegd, voor het eerst
nagaan hoe goed de vierde fase van ons
noodplan werkt. Die fase houdt onder
meer het opzetten in van een informatiecentrum, dat geleid wordt door de
Dienst Communicatie, en waar bijvoorbeeld ongeruste ouders terecht kunnen
met vragen. Daarnaast moet er in zo’n
geval ook een documentatiecentrum
worden opgericht, waar alle informatie
over gebouwen, aanwezige studenten
enzovoort gecentraliseerd wordt.”
“Een tweede doel was de evacuatie:
hoe snel kon een gebouw op de Arenbergcampus volledig worden leeggemaakt? Ten derde wilden we nagaan
hoe goed ons interne noodplan is afgestemd op de gemeentelijke en provinciale noodplannen — de provincie wilde
net het omgekeerde testen. En ten
slotte hebben we ook een aantal waarnemers geposteerd in het onthaalcentrum, waar alle geëvacueerden naartoe
werden gebracht, zodat we zelf konden
zien wat het opzetten van zo’n centrum
precies inhoudt.”
“Op basis van de eerste indrukken
mogen we zeggen dat de oefening voor
de K.U.Leuven zeer zinvol was. We zijn
op dit moment nog alle gegevens aan
het verzamelen, maar de meeste reacties waren positief. Of dit voor herhaling vatbaar is? Zeker, maar toch niet
meteen. Er komt bij dit soort oefeningen heel wat kijken. Als we op korte termijn nog oefenen, zal dat op veel kleinere schaal zijn. De komende maanden
zullen we ons vooral toeleggen op het
bijsturen en verder uitwerken van ons
noodplan.”
Danny Van Herck, hoofd van de Campusdiensten en noodcoördinator van
de K.U.Leuven, was tijdens de ramp
actief op het terrein. Hoe heeft hij de
oefening beleefd? “Ik vond het vooral
interessant om eens een rampoefening
mee te maken waarbij alle fases van
ons interne noodplan werden getest. De
eerste twee zijn al vaker afgekondigd,
en ooit belandden we bijna in fase drie.
Maar het is pas bij fase vier dat de rector en de algemeen beheerder worden
opgeroepen, en dat er een documentatie- en informatiecentrum wordt opgericht, en dat is bij de oefening van vorige woensdag dus gebeurd.”
“Ook voor ons is het nog veel te vroeg
om te gaan evalueren en te verkondigen wat goed is en wat beter kan, maar
ikzelf had een vrij goed gevoel bij de
oefening. Ik denk wel dat ons noodplan
goed gefunctioneerd heeft. Je kan natuurlijk nooit op alles voorbereid zijn
— denk maar aan wat er vorige maand
gebeurde in Virginia Tech — maar onze
interne veiligheidsdiensten hebben de
afgelopen jaren uitstekend werk geleverd.”
Danny was vooraf niet op de hoogte
gebracht van de oefening. Had dat enige invloed op zijn manier van werken,
en is er sowieso een verschil tussen
een oefening en een echte interventie? “Het was pas toen ik op de campus aankwam dat ik hoorde dat het
een oefening was, maar ik heb mijn
rol vervuld zoals bij een echte calamiteit. Het verschil met een echte ramp
van die omvang is volgens mij dat er
minder mensen en middelen worden
ingezet en het ook sneller gaat. Zo
werden er nu situaties gesimuleerd
die je in het echt beter kan opvolgen,
zoals bijvoorbeeld het afvoeren van
de gewonden.”
(tv)
De rampoefening
van minuut tot minuut
14:15 Een ontploffing in een lab van het Departement Chemie
(Campus Arenberg III, gebouw G) veroorzaakt een zware
brand. Fase 1 van het interne noodplan wordt afgekondigd. Het gebouw wordt onmiddellijk volledig geëvacueerd.
14:28 Brandweer, medische diensten en politie komen ter
plaatse.
14:33 De hulpdiensten gaan het gebouw binnen.
14:36 Er wordt overgeschakeld naar fase 2 van het interne noodplan. De dienst VGM krijgt de leiding over het incident.
14:39 Het eerste slachtoffer wordt naar buiten gebracht, en
meteen daarna ook een tweede.
14:43 Fase 3 van het interne noodplan wordt afgekondigd. Rector, algemeen beheerder en andere beleidsverantwoordelijken worden in vooralarm geplaatst.
14:45 Een derde slachtoffer wordt gered.
14:48 Nog drie slachtoffers worden naar buiten gebracht. Twee
van hen zijn er erg aan toe. Ondertussen wordt ook bevestigd dat er één dodelijk slachtoffer te betreuren valt.
14:53 Fase 4 van het interne noodplan wordt geactiveerd.
15:11 De rector komt aan op de plaats van de ramp.
15:32 De geëvacueerden worden onder politiebegeleiding met
twee bussen naar het onthaalcentrum gebracht, waar de
registratie gebeurt.
16:52 Het gebouw wordt vrijgegeven. Einde oefening.
campuskrant
maatschappij
16.5.2007
9
Peter Adriaenssens roept op tot mentaliteitswijziging
“Sluit niet langer
de ogen voor kindermishandeling”
“Er zijn steeds meer bewijzen dat
als kind mishandeld worden leidt
tot gezondheidsproblemen op langere termijn. Gelukkig zijn er ook
voor het eerst cijfers die aantonen
dat het fenomeen aan de beterhand is”, zegt kinderpsychiater
Peter Adriaenssens, die met zijn
Vertrouwenscentrum Kindermishandeling de internationale conferentie Child Abuse & Neglect — the
Facts organiseerde. Toch trekt
hij aan de alarmbel: emotioneel
geweld tegen kinderen neemt toe,
minderjarigen vergrijpen zich
steeds vaker aan leeftijdsgenoten
en de kinderpornomarkt explodeert. “Behalve de overheid en de
kenniscentra ligt niemand wakker van het probleem.”
het gezin, en een daling met 43 procent
van fysiek geweld. Jammer genoeg staat
daar tegenover een duidelijke toename
van emotioneel geweld. Kinderen worden verworpen omdat ze niet de verhoopte intelligentie hebben, omdat ze
in de weg lopen bij een scheiding of ze
worden dagelijks uren alleen gelaten.
De vooruitgang wordt ook neergesabeld
door de explosie van seksueel misbruik
tussen minderjarigen, met onder meer
het fenomeen groepsverkrachting.”
In Vlaanderen lijkt het een ver-vanmijn-bedshow. “Groepsverkrachtingen
komen hier in beperkte mate voor, maar
het is erger dan je denkt. Uit een Gents
onderzoek waar we aan meewerkten
blijkt dat één op tien adolescente meisjes
al seksueel is misbruikt. Bij maar liefst
de helft was dat door leeftijdsgenoten.
Maar doordat kindermishandeling in
België niet centraal geregistreerd wordt,
weten we niet precies hoe het met onze
kinderen gaat. Ook Finkelhor vindt dat
we dringend moeten aansluiten bij de
internationale standaarden.”
Maar voor ontwikkeling is steun nodig,
en daar knelt het schoentje. “Kindermishandeling is geen populair onderwerp.
Als een minister een jeugdinstelling
opent, is dat veel zichtbaarder dan wanneer hij in langetermijnonderzoek inves-
teert. Gelukkig toont de overheid moed
en neemt ze initiatieven. Het is het publiek en de industrie waarvan elke steun
ontbreekt. Zo kwam dit congres er zonder enige steun van buitenaf. Niemand
identificeert zich graag met een onaangename kant van het leven maar het is
hoog tijd voor een mentaliteitswijziging.
Als één op tien burgers het slachtoffer zal
worden van geweld, moeten we stoppen
met het als iets bizars te beschouwen. Er
moet ook een eind komen aan de hypocriete houding van mannen tegenover
kinderporno, waardoor die industrie explodeert. We moeten het publiek oproepen hun ethiek bij te schaven.”
Katrien Steyaert
I
n Vlaanderen worden jaarlijks tot
achtduizend gevallen van kindermishandeling gemeld. Ongeveer
duizend daarvan worden onderzocht en opgevolgd in het Vlaams-Brabantse Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. “Ik ben erg trots op de kleine
maar gedreven groep die dit zware werk
al twintig jaar volhoudt”, zegt Adriaenssens. “In het eerste jaar kregen we vijfendertig meldingen, nu zitten we op
ons tandvlees. Toch zijn er geen aanwijzingen dat mishandeling vroeger vaker
voorkwam. Wel hebben we de bespreekbaarheid en opsporing verbeterd. De
wet verbiedt ons wachtlijsten te hebben
dus bij elk geval moeten we binnen de
vierentwintig uur handelen. Het gevolg:
snelle interventie is onze kracht, zorg op
lange termijn onze zwakte. Voor doorgedreven onderzoek is helemaal geen tijd.
De conferentie vormt een soort tegengif,
bevruchting door nieuwe kennis geeft
ons de moed om door te zetten.”
Tijdens de tweedaagse werd kennis
uitgewisseld, want die is de laatste jaren
enorm toegenomen. “Kindermishandeling omvat niet alleen fysiek, seksueel en
emotioneel geweld, maar slaat ook op de
ervaringen van kinderen die getuige zijn
van geweld. Dat kan even traumatiserend
zijn als het aan den lijve ondervinden.
Vandaag weten we meer dan ooit over de
neurobiologie van trauma. Voor het eerst
hebben we bewijzen dat opgroeien in
traumatische omstandigheden wel degelijk de gezondheid van het kind schaadt.
Zo verloopt de ontwikkeling van de
hersenen minder kwalitatief. De discussie was lang pedagogisch — ‘is een kind
slaan wel zo slecht?’ — maar we weten
steeds beter dat er een objectieve basis is
voor de problemen die zo’n kind ervaart.
Zo bracht Frank Putnam tijdens het congres ontluisterende resultaten van zijn
langetermijnonderzoek bij vrouwen die
vroeg in hun leven misbruikt zijn. Hij
kon aantonen dat ze meer risico lopen
op gynaecologische kankers en dat hun
hormonale systeem al van op jonge leeftijd verstoord raakt. Een kinderlichaam
is ook fysiek niet bestemd voor seks.”
Hypocriet
Gelukkig neemt seksueel en fysiek
misbruik van kinderen af. “Op spoedgevallen zien ze zelden nog een bont
en blauw geslagen kind. De cijfers van
David Finkelhor, een gerenommeerd
Amerikaans epidemioloog, maken die
trend hard. In de Verenigde Staten, Canada en Australië stelde hij de voorbije
vijf jaar een stabiele daling met 49 procent vast van seksueel misbruik binnen
Voor het congres verwerkte de Belgische kunstenaar Denmark een 2000-tal dossiers van het Vertrouwenscentrum
tot het kunstwerk Dynamic Archives. De vijf geopende munitiekisten, met versneden en samengeperste documenten,
symboliseren zowel respect voor het beroepsgeheim als de mogelijheid van een nieuw begin.
(© Rob Stevens)
Delegatie Jeanne Devos woont conferentie bij
Geen plek, geen stem, geen waardigheid
Een van de groepen tijdens het
congres Child Abuse & Neglect
– the Facts was het gezelschap
van zuster Jeanne Devos, die
negentien Indiase medewerkers
had meegebracht. Enkele van
hen werden zelf als kind mishandeld of verwaarloosd.
Jeanne Devos’ National Domestic Workers Movement (NDWM) zorgt voor opvang en opleiding van kindslaafjes in
India. Hun aantal wordt op 44 miljoen
geschat. “I call myself a wounded healer”, zegt Esther, een Indiase Ursulinezuster die sinds 2002 de regio van Delhi coördineert voor NDWM. “Het heeft
enorm lang geduurd eer mijn wonden
geheeld waren.” Het verhaal van haar
jeugd is schrijnend. “Vanwege haar
moeilijke jeugd was mijn moeder alcoholverslaafd. Ze verwaarloosde haar
zeven kinderen. Het karige loon van
mijn vader ging op aan drank zodat we
soms niet één maaltijd per dag kregen.
Ik weet niet hoeveel keer ik met mijn
broer of zus op de rug ben gaan bedelen om eten, zo vernederend… Mijn zus
was amper veertien toen ze stopte met
school om als huispersoneel te gaan
werken. Ze kreeg een onwettig kind en
stond er alleen voor. Vroeger kon ik er
niet over praten zonder te huilen.”
Ook Joseph Dilraj heeft zijn hele
jeugd als kindslaaf gewerkt. Na de
vroege dood van zijn vader migreerde
zijn moeder en nam haar jongste zoon
mee naar haar werkplek. Hoewel de
man des huizes Joseph liet studeren,
was het geen rimpelloze tijd. “Ik werd
verwaarloosd. Vaak was er geen tijd om
naar school te gaan omdat ik van deur
tot deur melk moest verkopen. Omdat
ik zelf migrant ben, begrijp ik de vrouwen en kinderen die vandaag van het
platteland naar de stad trekken in de
hoop op een beter leven. In Varanasi
hebben we een crisiscentrum, crèches,
een rainbow home voor jonge meisjes en
we werken in de sloppenwijken.”
Esther vangt kindslaafjes jonger
dan veertien op. “Ze zijn het slachtoffer van fysiek, seksueel of mentaal
geweld, van verwaarlozing… Zelfs
moord komt vaak voor. Hun verhalen
kruipen onder mijn vel. Ik kan niet
veel doen, maar ik luister en ben er
voor hen. Ik ben zelf erg dankbaar
voor de hulp die ik gekregen heb.”
Felix D’Souza is de voorzitter van
NDWM. “We zijn in tweeëntwintig
staten en achtentwintig talen actief
en hebben meer dan driehonderd
betaalde personeelsleden. Ik heb ook
als kind gewerkt, samen met mijn
moeder, een ongeletterde weduwe.
Toen ik priester werd, wilde ik iets
doen voor huisarbeiders. Ik ontmoette zuster Jeanne en kon meebouwen
aan haar droom. Kindslaafjes hebben
geen waardigheid, geen stem en geen
plaats in de maatschappij.”
De CAN-conferentie bood de Indiase
veldwerkers de gelegenheid om ervaringen uit te wisselen. Joseph vindt de
input verrijkend. Ook Esther is tevreden. “De statistieken vielen me soms
zwaar maar de praktijkvoorbeelden
waren inspirerend. Ik ben erg trots
dat ik, als vrouw uit de lagere klasse,
prinses Mathilde heb ontmoet”, lacht
ze. Felix merkt wel het perspectiefverschil op. “Hier in het Westen wordt kindermishandeling gekoppeld aan een
slechte familiale situatie of onverantwoordelijkheid van de ouders, terwijl
wij armoede als de grootste oorzaak
zien — het is de Indiase maatschappij
die kinderen op een wrede manier
uitbuit. Desondanks heb ik hier veel
geleerd, nothing goes to waste. De uitwisseling in kleine groepen was ook erg
vruchtbaar. Het motiveert ons dat we
niet alleen zijn. Ik kan teruggaan naar
India en zeggen dat de wereld inzit
met het probleem.”
(ks)
Op 8 mei sloten de UZ Leuven een formeel
samenwerkingsakkoord met het St.John
Medical-ziekenhuis uit het Indische Bangalore om de medische en psychiatrische
zorg voor kinderen te verbeteren.
Indien u het Zuster Jeanne Devos Fonds
voor Kinderrechten wil steunen, kan u
een gift overmaken op rekeningnummer
432-0000011-57 van de K.U.Leuven met
vermelding ‘Gift Zr. Devos - kredietnr.
ELG-FOZJDV-P3610’. U ontvangt een fiscaal attest voor een gift vanaf 30 euro.
http://www.jeannedevos.org
10
bijlage voor oud-studenten
16.5.2007
campuskrant
–alumnikrant –
Consumentenkrediet: opgelet voor valkuilen!
“Krediet blijft een vrij complex product”
Vorig jaar maakten vier op de tien meerderjarigen gebruik van minstens één consumentenkrediet. De wet voorziet een
aantal maatregelen om de consument te beschermen, maar slaagt er voorlopig niet in om alle problemen en misbruiken van de baan te helpen.
Kristel De Beuckeleer
P
rofessor Evelyne Terryn, lid
van het Studiecentrum voor
Consumentenrecht en docent
aan de Campus Kortrijk, organiseert op 23 mei en op 30 mei twee studiedagen rond dit thema: “De afweging
is delicaat: enerzijds kan kredietverlening zeer nuttig zijn om de economie
te stimuleren, anderzijds bestaat er het
gevaar van schuldoverlast. Krediet blijft
bovendien een vrij complex product.
Dat maakt het soms moeilijk voor de
consument om met kennis van zaken
te vergelijken.”
Er bestaan een aantal wettelijke
maatregelen om de consument te beschermen. Terryn: “De wet legt de
kredietverstrekkers bijvoorbeeld een
aantal informatieverplichtingen op. Zo
moeten de kosten van het krediet worden voorgesteld aan de hand van een
‘jaarlijks kostenpercentage’, dat vergelijking mogelijk maakt. De consument
moet ook een prospectus krijgen met
objectieve informatie over het kredietproduct en de kredietgever moet hem
weten te vertellen wat voor hem het
beste product is.”
“Daarnaast worden — op een paar
uitzonderingen na — alle overeenkomsten inzake consumentenkrediet én
hypothecair krediet opgenomen in een
kredietcentrale van de Nationale Bank.
Kredietgevers zijn verplicht om dit gegevensbestand te raadplegen voor ze
krediet verlenen aan een natuurlijke
persoon. Zo kunnen ze het kredietrisico juister evalueren, en vermijden
len, voorziet de wetgeving de spreiding
van de commissielonen van kredietbemiddelaars: hoogstens de helft van de
bemiddelaarscommissie mag al bij het
sluiten van de kredietovereenkomst
worden uitbetaald”, aldus Terryn. “De
andere helft dient te worden gespreid.
Bovendien kunnen commissielonen
worden teruggevorderd indien de kredietovereenkomst niet geldig werd
afgesloten — bijvoorbeeld omdat geen
rekening werd gehouden met de financiële toestand van de consument.”
“Er zijn nog altijd een aantal marktspelers die misbruik maken van de soms
weinig comfortabele situatie waarin bepaalde mensen zich bevinden. De wetgeving voorziet dan wel in een sterke
bescherming van consumenten, maar
de middelen ontbreken vaak om het
afdwingen daarvan te verzekeren. Zo
bevat de wet bijvoorbeeld een strenge
regeling van kredietreclame, maar in
de praktijk blijkt tachtig procent niet
in orde te zijn. En ook de maximale kostenpercentages die de wet voorschrijft,
liggen nog altijd vrij hoog.”
http://www.kuleuven.be/
permanentevorming
KORTALUMNI
Taart met noten
Al tien jaar lang verenigt het Leuvens Alumni Orkest personeelsleden en oud-studenten die van musiceren houden. Voor de verschillende succesvolle projecten die het LAO de afgelopen jaren wist te
realiseren, werkt het regelmatig samen met een andere dirigent.
Momenteel is dat Hans Casteleyn. Het feestjaar rond de tiende verjaardag wordt op zondag 3 juni op passende wijze afgesloten met
een Aperitiefconcert. Op het programma L’Arlesienne (suite nr.2) van
Bizet, harpconcerto van Pierné en de Enigma Variaties van Elgar.
3 juni,11u Pieter de Somer-aula.
Reserveren via http://www.lao.be of (t)0472 776 446.
Voor wie interesse heeft om het orkest te vervoegen: http://www.lao.be
“De wetgeving
voorziet dan wel in
een sterke bescherming
van consumenten,
maar de middelen
ontbreken vaak
om het afdwingen
daarvan te verzekeren.”
Praktijkopleiders
huisartsgeneeskunde
krijgen alumnusprijs
Op 12 mei reikte Alfagen, de
alumnivereniging van Geneeskunde, voor de tweede keer de
prijs ‘Alumnus van het jaar’ uit.
De prijscommissie, bestaande
uit bestuursleden van Alfagen en
van de faculteit zelf, verleent de
jaarlijkse titel aan een alumnus die
een modelpositie inneemt op ten
minste twee van de drie gebieden
onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening.
Als opvolger van kloosterzuster
Leontine, die in 1990 de eerste
residentiële palliatieve eenheid
in België oprichtte, werd dit jaar
met ‘de praktijkopleiders huisartsgeneeskunde’ een collectieve
winnaar verkozen. Prof. em. Alfons
Van Orshoven, eerste organisator
en bezieler van de gelauwerde
beroepsopleiding voor huisartsen,
ontving de prijs in naam van alle
opleiders. Volgens de commissie
staat hij symbool voor de beroepsernst, de maatschappelijke inzet,
de degelijkheid en de spirituele
levenshouding die onze universiteit kenmerken.
G
KRIN
WS
NIEU
om een krediet toe te kennen dat de
betrokkene in een toestand van overmatige schuldenlast zou kunnen doen
belanden.”
“De wet legt ook het koppelen van
producten, bijvoorbeeld kredieten en
peperdure schuldsaldoverzekeringen,
sterk aan banden. Ook de verzekeringspremie moet in de kosten worden opgenomen. Verder wordt de consument
beschermd tegen het te vroeg opeisen
van zijn krediet: hij moet minstens
twee termijnen niet hebben betaald, en
minstens één maand de tijd krijgen om
achterstallen recht te zetten.”
 Ekonomika Alumni
Reüniedag afgestudeerden 2006:
barbecue en fuif, gratis voor leden
van Ekonomika Alumni
 30 juni, 19u, Faculteit ETEW
(onder voorbehoud)
 Info: roeland.vanrenterghem@
ekonomika.be,
(t) 0476 62 05 17 (buiten kantooruren)
 Nos Iungit Academia
Misbruik
Sommige kredietbemiddelaars praten
de consument meerdere kredieten tegelijk aan, zonder voldoende rekening te
houden met diens terugbetalingscapaciteit. Ze splitsen bijvoorbeeld een krediet op en plaatsen de deelkredieten bij
verschillende kredietgevers, die individueel de totale kredietsom niet zouden
hebben aanvaard. “Om dat te beteuge-
Zomeravondwandeling in Leuven
met daarna maatjes en wittekes
 1 juni, 19u, Sint-Michielskerk,
Leuven
 Info: pauwels_wollants@hotmail.
com, (t) 016 25 11 64
http://members.chello.be/ws35381/
NIA/index.htm
(© Rob Stevens)
campuskrant
fonds roger dillemans
16.5.2007
11
Zuid-Afrikaanse kunstenares schrijft proefschrift met steun Fonds Roger Dillemans
“Audiovisuele kunst in Zuid-Afrika
kanaliseert trauma’s”
Kunstenaars die willen doctoreren, kunnen sinds kort een
beroep doen op het Fonds Roger
Dillemans, dat de besten onder
hen financieel steunt om zo aan
de universiteit een brug te slaan
tussen kennis en kunst. “De prijs
maakt me het leven een stuk makkelijker”, zegt de Zuid-Afrikaanse
kunstenares Wendy Morris.
Benedict Vanclooster
H
et Fonds Roger Dillemans zag
het daglicht in de marge van
de
Bolognahervormingen,
toen de uitreiking van overheidsbeurzen ingeperkt werd tot alleen de
basisopleidingen. Omdat specialisatieopleidingen hoe langer hoe meer
een noodzaak vormen voor een onderzoeksloopbaan of leidende functie, besloot de K.U.Leuven excellentiebeurzen te gaan uitreiken aan beloftevolle
master-na-masterstudenten. Dit jaar
heeft het Fonds, genoemd naar de ererector, zijn actieradius verruimd en
kent het ook prijzen toe aan kunstenaars die een doctoraat voorbereiden.
Wendy Morris, die twaalf jaar geleden Zuid-Afrika vaarwel zegde om
zich bij haar man in het West-Vlaamse
Deerlijk te komen vestigen, maakt deel
uit van de eerste groep doctorandi aan
het Instituut voor Onderzoek in de
Kunsten (IvOK). “Ik behaalde eerder
drie diploma’s in de kunsten aan de
Universiteit van Zuid-Afrika. Als doctorandus doe ik nu onderzoek naar
hoe Zuid-Afrikaanse kunstenaars zich
ethisch positioneren tegenover de turbulente geschiedenis van hun land.”
Tot haar onderzoeksobject horen
merkwaardig genoeg ook haar eigen
kunstwerken. Morris: “In de eerste
plaats sta ik stil bij de visuele kunst
van William Kentridge, maar daarnaast ook bij mijn eigen creaties.
Vroeger schilderde en tekende ik,
sinds een jaar of vier ontwerp ik animatiefilms, aan de hand van houts-
kooltekeningen.”
Hoewel ze niet van plan is om grote
conclusies te formuleren in haar doctoraat — “Ik wil vooral de juiste vragen
stellen” — kost het Wendy Morris niet
veel moeite om het eigene van de ZuidAfrikaanse animatiefilm te benoemen.
“Het Apartheidsregime mag dan inmiddels tot de geschiedenisboeken behoren, de audiovisuele kunst in Zuid-Afrika is nog steeds doordrongen van de
politiek. Zuid-Afrikaanse kunstenaars
moeten rekening houden met de gevoeligheden van hun door de geschiedenis getraumatiseerde publiek. Ze
hoeven daarom niet aan zelfcensuur te
doen, maar kunnen het geschiedenistrauma kanaliseren in hun werk.”
Selectief geheugen
De prijs van het Fonds Roger Dillemans,
een bedrag van vijfduizend euro, maakt
een en ander voor Morris een stuk makkelijker: “Ik kan me meer wijden aan
mijn doctoraat, dat al veel deuren heeft
geopend. Het helpt me om naar buiten
te treden met mijn werk als kunstenares en als onderzoekster. Dit alles kan
op termijn hopelijk uitmonden in de
publicatie van een boek.”
Ter gelegenheid van de academische
zitting van 16 mei, waarop de bijzondere prijs voor doctorandi in de kunsten
wordt uitgereikt, zal Morris’ jongste
animatiefilm geprojecteerd worden.
“De film legt de link tussen de Duitse
invasie in België tijdens WO I en de
Belgische kolonisatie van Congo. Twee
schijnbaar losstaande gebeurtenissen
voor wie niet weet dat bijvoorbeeld
heel wat van Leopold II zijn agenten in
Congo later in de Groote Oorlog als helden werden toegejuicht in eigen land.
WO I mogen de Belgen nooit meer vergeten. De gruwel van de kolonisatie
echter lijkt in hun herinnering te worden weggemoffeld. De film is dan ook
een kritiek op het selectieve nationale
geheugen van België.”
http://www.kuleuven.be/
fondsrogerdillemans
Living Stone: rondetafel en publicatie rond intercultureel ondernemen
“Banden verbreken na afronding project stuit
zuiderlingen tegen de borst”
Na iets meer dan vier maanden
van dit jaar zijn alle records
inzake fusies en overnames in de
bedrijfswereld gesneuveld. Het
totale transactiebedrag loopt voor
2007 wereldwijd al op tot 1.500
miljard euro. Lands- en cultuurgrenzen worden daarbij moeiteloos overstegen. Schijnbaar toch.
“Want intercultureel ondernemen
is meer dan alleen marktstrategieen ontplooien. Bedrijven moeten
ook leren omgaan met de mensen
ter plekke”, zegt Ignace Pollet,
senior researcher aan het HIVA.
Benedict Vanclooster
O
p 21 mei organiseert het Living
Stone
Competentiecentrum
(een samenwerking tussen
K.U.Leuven, Joker Toerisme en Cera) een
rondetafelgesprek over intercultureel
ondernemen. Onder meer Luc Bonte van
Arcelor Gent en Guido Van Roey van Cera
komen een getuigenis afleggen. “Beide
bedrijven staan voor enorme interculturele uitdagingen”, verklaart Pollet. “Arcelor is in de staalnijverheid een wereldspeler. KBC, waar Cera mee verbonden
is, ontplooit zich hoe langer hoe meer
in Oost-Europa en nam onlangs nog een
Russische megabank over.”
Het is een hele uitdaging om de werknemers en relaties van deze nieuwe
markten in te schakelen in de multinationale onderneming. Niet evident,
want op deze aardbol gaan we professioneel lang niet allemaal op dezelfde
manier met elkaar om. “Het verschil
tussen noorderlingen en zuiderlingen
is wat dat betreft frappant”, aldus Pollet,
die geïnspireerd door het cultuurmodel
van de Nederlander Hofstede een kleine
enquête organiseerde bij een honderdtal contactpersonen uit Afrika, LatijnsAmerika en Azië die voor hun beroep
ooit met Europeanen samenwerkten.
“Alleen al in de omgang met tijd blijken er grote verschillen te zijn”, zegt Pol-
let. “Europeanen zijn geneigd de agenda
van een meeting vooraf nauwgezet te
plannen, zodat ze efficiënt kunnen
vergaderen en na afloop niet hoeven te
blijven hangen. Mensen uit het zuiden
daarentegen laten de dingen meer op
zich afkomen. Een meeting dient in de
eerste plaats om elkaar te leren kennen,
ook al boeten ze dan in op productiviteit. Ze zien het als een opstap naar een
intensere omgang achteraf.”
“Afrikanen, Latijns-Amerikanen en
Aziaten hebben het gevoel dat hun Europese partners er niet op uit zijn om
hen persoonlijk te leren kennen. Scherp
gesteld redeneren wij als Europeanen
functionalistisch en willen we onze
vrienden zelf kiezen. Een professionele
samenwerking met partners uit het
zuiden zal echter maar tot resultaten
leiden als een vriendschappelijke band
ontstaat. Dan zullen ze zich zelf ook
engageren. Het stuit zuiderlingen dan
ook erg tegen de borst als Europeanen
alle banden opblazen zodra een project
afgerond is. Al kunnen we ‘het zuiden’
uiteraard niet veralgemenen. Zin voor
nuance en oog hebben voor verschillen
tussen mensen hoort bij een open interculturele ingesteldheid”, aldus nog
Pollet.
De resultaten van de enquête worden
tijdens de rondetafel van 21 mei toegelicht door professor Patrick Develtere
(HIVA) en zijn ook na te lezen in de eerste Living Stone publicatie, die die avond
wordt voorgesteld. Ten slotte krijgen
de deelnemers ook een getuigenis van
professor Willy van Eeckhoutte (UGent,
sociaal recht). Hij zal terugblikken op
de interculturele trainingsreizen naar
Mali en India, die Bob Elsen van de Living Stone Groep organiseerde voor ondernemers.
Kompas voor Intercultureel Ondernemen, 21
mei, 20u, Auditorium KBC, Brusselsesteenweg 100, 3000 Leuven, http://www.lscoop.com
Develtere, P., Elsen, B. en Pollet, I., ‘Compass
for Intercultural Partnerships (Introduction
by K. Debackere)’, University Press Leuven,
2007, http://www.kuleuven.be/upers/
(© Rob Stevens)
Scherp gezien
Ook studenten en personeelsleden met een
visuele functiebeperking kunnen voortaan op
een vlotte manier de informatie bereiken die ze
nodig hebben. Vijf bibliotheken kregen onlangs
van IBM de apparatuur die dat mogelijk moet
maken. Slechtzienden zullen gebruik kunnen
maken van beeldschermloupes en leesmachines,
terwijl blinden geholpen worden door voorleesapparaten en zogenaamde ‘Daisy-afspelers’,
apparaten die gedrukte teksten snel kunnen
scannen en voorlezen. Ook voor mensen met
dyslexie kan de text-to-speech-technologie nieuwe mogelijkheden bieden. De schenking past
in een samenwerkingsakkoord tussen IBM en
de K.U.Leuven, dat zich concentreert op gelijke
kansen voor personen met functiebeperkingen.
12
onderzoek
16.5.2007
campuskrant
Nieuwe publicatie van Luc De Vos over moderne krijgsgeschiedenis
“Wie het beste nadenkt, wint de oorlog”
Historicus Luc De Vos is
gewoon hoogleraar aan de
Koninklijke Militaire School,
en buitengewoon hoogleraar
aan onze Faculteit Sociale
Wetenschappen. Dat maakt
hem tot de gedroomde partner
voor een gesprek over oorlog
en strategie. Laat hij daar nu
toevallig een boek over geschreven hebben.
Ludo Meyvis
Z
“
o’n boek maak je om een breed
publiek te onderhouden over de
theorie van de krijgskunst. Er
wordt immers niet altijd even correct
over oorlog en oorlogvoering gepraat.
Ik heb geprobeerd om daar het juiste begrippenapparaat voor aan te reiken. Verder vind je in mijn boek een schets van
wat de belangrijkste militaire denkers
kenmerkt, van Sun Tzu uit het China
van 400 voor Christus tot recente denkbeelden over nucleaire oorlog. Meer dan
de helft van het boek is gewijd aan de
ontwikkeling van het westerse krijgsgebeuren, met bijzondere aandacht voor
de belangrijkste veldslagen van de mid-
deleeuwen tot de Nieuwste Tijd.”
“Je kunt je afvragen of het eigenlijk
wel mogelijk is om over oorlog te theoretiseren. Het antwoord is heel eenvoudig: ja, dat kan heel zeker, en het heeft
ook praktisch nut — al moet ik die term
natuurlijk voorzichtig gebruiken. Hoe
dan ook: wie het beste nadenkt, wint de
oorlog. Het mooiste voorbeeld daarvan
vind je in de Frans-Pruisische oorlog
van 1870. De Pruisische planners hadden niet zo veel gevechtservaring, in
tegenstelling tot de Franse officieren.
Maar ze hadden wel een heel helder en
goed doordacht plan — en de capaciteit
om dat plan in realiteit om te zetten.”
“Natuurlijk mag je de rationele onderbouw van de oorlog niet in mechanische termen opvatten. Er zijn heel
veel irrationele imponderabilia, en het
heeft geen zin om oorlog te willen voeren vanuit een rigide model. Maar rationele gevechtshandelingen kan je wel
degelijk voorbereiden, of erover theoretiseren. Dat is trouwens ook wat er
gebeurt in talloze think tanks.”
Nooit meer oorlog?
“Krijgsgeschiedenis kan je op verschillende niveaus beoefenen. Je kunt bijvoorbeeld een heel concrete veldslag
analyseren. Dan heb je het vooral over
de tactiek. Maar je kunt het ook over
een ruimer geheel hebben. Dan kom je
op het terrein van de strategie, die op
zijn beurt ingebed zit in de politiek. Dat
onderscheid werkt verhelderend voor
de evaluatie van krijgsverrichtingen en
van wie die leidt. Zo kan je bijvoorbeeld
zeggen dat Napoleon en Hitler op tactisch vlak heel goed waren, maar met
“Rationele gevechtshandelingen kan je wel
degelijk voorbereiden,
of erover theoretiseren.”
hun strategische inschattingen liep het
grondig fout. Grote strategen bereiken
vaak meer dan grote tactici. Zo heeft
Kohl de eenmaking van Duitsland gerealiseerd zonder dat er één gevechtshandeling heeft plaatsgevonden. Bismarck
had daar drie oorlogen voor nodig.”
“Als het op loutere theorie aankomt, is
de grootste ongetwijfeld Carl von Clausewitz. Zijn boek Vom Kriege, eigenlijk een
posthume verzameling notities en commentaren, blijft verplichte lectuur, ook
al is het al bijna twee eeuwen oud. Oorlog
was voor hem een tijdelijk verlengstuk
van de politiek. Door beide met elkaar in
verband te brengen, werd hij de grondleg-
ger van het moderne militaire denken.”
“Mijn boek gaat over de klassieke oorlog van leger tegen leger. Die bestaat
nog altijd. Het herverdelen van de welvaart wereldwijd kan de spanning en
zo de kans op oorlog verminderen. Dat
betekent echter wel dat wij als superrijken 90 procent van onze welvaart moeten afstaan.”
“Naast de klassieke oorlog krijgt terreur tegenwoordig veel aandacht. We
hebben nog geen manier ontwikkeld
om daar op een volwassen, rationele manier mee om te gaan. We schatten het
gevaar daarom onevenredig groot in. Er
zijn minder doden gevallen door jarenlange, wereldwijde terreur dan op één
welbepaalde oorlogsdag in Dresden…
Hoe verschrikkelijk ook, terreur houdt
op zichzelf relatief weinig gevaar in. Het
ontwrichtende karakter ervan ontstaat
precies door onze irrationele reactie en
de disproportionele media-aandacht.
Dàt is wat terreur doet ‘renderen’. Op de
rol van de media in de oorlog ga ik trouwens dieper in in het laatste hoofdstuk
van mijn boek. Terreur als zodanig valt
echter buiten het bereik van de discipline van de krijgsgeschiedenis.”
Luc De Vos, ‘Strategie & tactiek – Inleiding
tot de moderne krijgsgeschiedenis’, Leuven,
Davidsfonds, 277 p., 24,95 euro.
Johan Vlaeyen, BOF-prof en pijnexpert
Breken met pijn
“Pijn is zo fascinerend omdat we er zo weinig over weten.”
Professor Johan Vlaeyen (49) verricht al jaren baanbrekend onderzoek naar de psychologie van de (chronische) pijn. Hij stelde
onder meer vast dat heel wat chronische rugklachten te verklaren zijn door een overschatting van het gevaar en door bewegingsvrees. Sinds januari werkt Vlaeyen als BOF-prof binnen
de Onderzoekseenheid Psychologie verder aan de intrigerende
puzzel van de pijn.
(© Rob Stevens)
Katrien Steyaert
I
n februari kreeg Johan Vlaeyen
voor zijn onderzoek een eredoctoraat van de universiteit van Örebro,
Zweden. Zijn cognitief-gedragsmatige therapie is met succes in de praktijk
toegepast. “Ik raakte gegrepen door pijn
toen ik na mijn studies klinische psychologie mijn vervangende dienstplicht vervulde in het psychiatrische centrum van
Kortenberg. Daar behandelde ik chronische pijnpatiënten, wat de rest van mijn
carrière beïnvloed heeft.”
Na een jaar in de VS bij Wilbert Fordyce, de pionier van de pijnpsychologie,
stond Vlaeyen een tijd lang in de praktijk. “In 1985 werd ik wetenschappelijk
assistent aan de universiteit van Maastricht, waar ik nu nog één dag per week
werk. Zo zette ik de stap van behande-
laar naar onderzoeker.” Sinds 1 januari maakt Vlaeyen als BOF-prof (van het
bijzonder onderzoeksfonds — red.) deel uit
van de Onderzoeksgroep Gezondheidspsychologie van de K.U.Leuven.
Tranen
Zonder pijn kunnen we niet overleven.
Het is een signaal dat ons behoedt en
waarschuwt. “Maar dat alarmmodel gaat
niet altijd op. Ons Cartesiaanse denken
is diepgeworteld: we zien de mens als
een machine waar een druk op de knop
op plaats a een lampje doet branden op
plaats b. Die connectie is er echter niet
altijd. Soms voel je geen pijn terwijl er
duidelijke schade is, andere mensen hebben dan weer veel pijn zonder medisch
aanwijsbare reden. Zeker bij chronische
pijn, waar ik me op toeleg, is die link onduidelijk. Er zijn ook grote variaties in
pijn. Kortom, een hele puzzel.”
“De opvattingen die mensen hebben
over pijn bepalen in grote mate hun
klachten. Mensen die geloven dat ze een
groot probleem hebben, zijn extra voorzichtig, gaan vaker naar de dokter, stoppen met sport en blijven sneller thuis. Zij
lopen het grootste risico om langdurig
beperkt te zijn.” Een uitzending van het
Canvasprogramma OverLeven in augustus 2006, waaraan Vlaeyen meewerkte,
leert dat rugpijn de meest voorkomende
chronische pijnklacht is. In Maastricht
heeft de onderzoeker zich in die materie
gespecialiseerd. “Het is een misvatting
dat je bij rugpijn zo weinig mogelijk
moet bewegen. Dat vermijdingsgedrag
klinkt logisch — je wilt je letsel niet erger maken — maar vaak ondervind je er
meer na- dan voordelen van. Je lichaam
wordt zwakker, de pijn overheerst alles
en je levenskwaliteit vermindert.”
“Het is moeilijk, hoor. Sommige hernia’s gaan niet gepaard met pijn, andere
keren kan de dokter geen oorzaak vinden maar lijdt de patiënt erg veel pijn.
Hij voelt zich dan niet serieus genomen.
‘Denk je dat ik me aanstel?’, klinkt het
dan. Of: ‘Heeft die dokter wel zijn best
gedaan?’. Als de arts suggereert dat je
omgang met pijn een rol speelt, interpreteren mensen dat vaak als zouden ze
zelf verantwoordelijk zijn voor die pijn.”
“Het belangrijkste uitgangspunt van
onze behandeling is dat we geloven dat
de patiënt pijn heeft. We inventariseren
zijn eigen overtuigingen over pijn en de
activiteiten die hij vermijdt.” Anneke uit
de documentaire heeft al vijftien jaar
rugpijn. Fietsen of een krat in de koffer
tillen zijn voor haar ondenkbaar geworden omdat ze gelooft dat haar rug dan zal
knappen. “We leren haar dat pijn niet zo
rechtlijnig is en dagen haar uit met wat
wij gedragsexperimenten noemen.” Met
tranen in de ogen kruipt Anneke op de
fiets. Tot haar eigen verbazing lukt het
haar probleemloos. “Mensen zien erg
snel in dat ze een overschatting maken
van het gevaar en onterecht bang zijn.
De therapie is dan ook op maat gesneden
van hun gedachten. Ze lijkt sterk op de
behandeling van fobieën.”
Mannen aan de haak slaan
Vlaeyen verkent ook andere terreinen.
“We zijn gestart met een grootschalig
onderzoek naar de taakuitvoering bij
mensen met werkgerelateerde hand-,
arm- en schouderklachten. Die patiënten
lijken het voltooien van de actie waarmee ze bezig zijn prioritair te vinden,
ten koste van de aandacht die ze aan
pijn geven. Vaak leggen ze zichzelf een
‘stopregel’ op, zoals ‘Ik hou er pas mee
op als ik tevreden ben’. We vermoeden
dat de combinatie van zo’n stopregel en
een negatieve stemming tot overgebruik
leidt. De behandeling, waarvoor we samenwerken met de universiteiten van
Maastricht, Leeds en Örebro, wil hen
daar flexibel leren mee omgaan, maar
staat nog in de kinderschoenen.”
 pagina 13
campuskrant
studenten
16.5.2007
13
Hugo Van Rompaey: zeven universitaire studies, vijf verhandelingen en nu een doctoraat
“Ooit legde ik 28 examens af in 24 dagen”
Hugo Van Rompaey (64) heeft
zeven universitaire studies
gevolgd en werkt momenteel
aan een doctoraat in de theologie. Daarenboven kijkt hij terug
op een drukke loopbaan in de
politiek en de industrie. In zijn
vrije tijd dirigeert hij een koor,
wandelt, jogt en fietst hij en
schrijft hij boeken. “En ik probeer zoveel mogelijk aandacht
te geven aan mijn vrouw en
kinderen. Zeker de laatste jaren
is dat een prioriteit geworden.”
Ines Minten
D
e reeks diploma’s begon met
een licentie klassieke filologie in de jaren ’60. Na een
aantal jaren in het onderwijs
werd Hugo Van Rompaey PR-manager
bij een groot chemisch bedrijf. Tegelijk
timmerde hij aan een politieke carrière.
“Van 1971 tot 1983 was ik burgemeester
van Geel. Op het moment dat ik eraan
begon, was ik de jongste burgemeester
van het land.” Daarna volgde een periode in het parlement. “Ik heb zowel in
de Kamer van Volksvertegenwoordigers
gezeten als in de Senaat en het Vlaams
Parlement. Ik vond het tof om de drie te
kunnen meemaken.” In 1999 zei Hugo
Van Rompaey de politiek vaarwel en besloot hij zich volledig toe te leggen op
zijn studie filosofie.
Mensenrechten
“Ik krijg veel onbegrijpende blikken”,
geeft Van Rompaey toe. “Vooral van leeftijdgenoten. De meesten van hen genieten ondertussen van hun pensioen.” Zodra hij zijn doctoraat heeft afgewerkt,
wil hij zelf ook wat meer rust. Nu zit hij
echter elke ochtend onvermoeibaar aan
zijn computer.
“Ik bestudeer de situatie van de Koerden in Turkije”, legt hij uit. “Aan mijn
politieke ervaring heb ik een grote
interesse voor de mensenrechten overgehouden. Ik ben erg verontwaardigd
door de hypocrisie die veel politici met
betrekking tot dat onderwerp aan de
dag leggen. Politiek, zowel nationaal
 pagina 12
Verder heeft Vlaeyen net een studie
over het ‘complex regionaal pijnsyndroom’ aangesneden. “Daarbij lijkt het
om een uit de hand gelopen en continue ontstekingsreactie te gaan. Na een
banale kneuzing of een kleine operatie
beginnen de voeten en handen soms
pijnlijk op te zwellen. De minste aanraking doet dan pijn, waardoor de patiënt erg in zijn mogelijkheden beperkt
wordt. We willen weten welke factoren
die pijn in stand houden.”
“Ach, er is nog zo veel te ontginnen!
Zo droom ik van een onderzoek naar de
contextuele invloeden bij pijn. In nietWesterse culturen zie je soms hoe jonge
mannen tijdens een overgangsritueel
aan haken hangen. Omdat hun sociale
status daardoor erg stijgt, ervaren ze
nauwelijks pijn. In onze behandeling
betrekken we ook de context waarin de
pijn is ontstaan, maar nog niet systematisch. Leuven is wat dat betreft een erg
aantrekkelijke plek omdat men hier de
rol van de context bij angststoornissen
al goed onder de loep heeft genomen.
Ik kijk dus uit naar een ongetwijfeld
interessante samenwerking met het
Centrum voor Leerpsychologie en Experimentele Psychopathologie. Ik blijf ook
les geven. Het is een goede manier om je
eigen modellen te toetsen en het dwingt
je om je gedachten aan te scherpen.”
(© Rob Stevens)
als internationaal, draait puur om economie en defensie. Niemand geeft een
zier om mensenrechten. De leugens die
er rond verspreid worden, zijn soms
gigantisch. Ik kan heel wat sprekende
voorbeelden opsommen.” Met zijn doctoraat, zijn boeken en allerhande lezingen, wil Van Rompaey zijn steentje
bijdragen om het tij te keren.
Handjes-wuivend
Toch gaan Van Rompaeys interesses nog
een stuk verder. Daarvan getuigen zijn
studies antropologie, kunstgeschiedenis, archeologie en godsdienstwetenschappen. “Vraag me niet welke studie
me het meest geboeid heeft. In mijn ogen
haken ze allemaal perfect in elkaar.”
Hugo Van Rompaey schreef in de loop
van de jaren vijf licentiaatsverhandelingen en legde van 1997 tot nu precies
honderd examens af. “Uiteraard treedt
er nu en dan verzadiging op”, geeft hij
toe. “Ik ben echter realistisch: momenteel ben ik nog gezond, maar op een be-
paald ogenblik zal ik verplicht zijn het
rustiger aan te doen. Het komt er dus
op neer dat doctoraat zo snel mogelijk
af te werken.” Ook examens vond Van
Rompaey een goede zaak. “Bepaalde
beroepsgroepen zouden nu en dan verplicht examens moeten afleggen”, vindt
hij. “Je bescheidenheid en relativeringsvermogen varen er wel bij — iets wat met
name politici goed kunnen gebruiken.”
De oud-politicus geeft toe dat hij
eveneens zijn portie van de ‘politieke
ziekte’ gehad heeft. “Ook ik schreed
bij wijze van spreken handjes-wuivend
door mijn gemeente. Maar dan zat ik
opeens met lood in mijn schoenen voor
een prof die mijn zoon kon zijn, die er
niet van uitging dat ik alle wijsheid van
de wereld in pacht had, en die me dan
ook niet het maximum van de punten
gaf. Het heeft me volledig van mijn
ziekte genezen.”
Faalangst
Er zijn jaren geweest dat Hugo Van Rom-
paey twee studies tegelijk volgde. “Zo
heb ik ooit achtentwintig examens afgelegd in vierentwintig dagen. Het was
een zware dobber, maar ik legde mezelf
een keiharde studiediscipline met een
hels tempo op en het lukte. Toch is de
faalangst altijd gebleven. Voor elk examen braken de zenuwen me uit.”
Van Rompaey is zijn vrouw en kinderen erg dankbaar: “Nadat ze me door
mijn professionele en politieke bezigheden dertig jaar hebben moeten missen,
probeer ik hen nu toch zoveel mogelijk
aandacht te geven. Daarom verplaats ik
me bijvoorbeeld met de trein. Die tijd
kan ik gebruiken om te lezen, iets wat ik
ook heel graag doe. Mijn vrouw zal in elk
geval wel blij zijn als mijn doctoraatsverdediging eenmaal achter de rug is. Ik zal
me dan nog toeleggen op lezingen, congressen, symposia en dergelijke, want ik
wil nog een tijd een wezenlijke bijdrage
tot het maatschappelijke debat blijven
leveren. Maar het zal vanaf dan toch een
pak rustiger worden.”
Doctoraat over interreligieuze dialoog
I
“Beschouw het
niet als een handleiding”
n 1893 vond in Chicago een eerste
voorbeeld plaats van een interreligieuze dialoog: het wereldparlement van religies. Na Wereldoorlog II
wordt het belang van die dialoog benadrukt voor de relatie tussen joden
en christenen. Dat belang wordt bevestigd tijdens het Tweede Vaticaans
Concilie. In de doctoraatsstudie Een
zekere fragiliteit? Interreligieuze dialoog
en de spanning tussen openheid en identiteit houdt Marianne Moyaert de interreligieuze dialoog — een dialoog tussen verschillende religies — onder de
loep. Daarbij neemt ze als eerste afstand van het traditionele uitgangspunt, de heilsvraag.
“De heilsvraag, de vraag of nietchristenen gered kunnen worden, impliceert drie antwoorden. Het inclusivisme zegt dat niet-christenen gered
kunnen worden, het exclusivisme
meent dat redding niet mogelijk is en
pluralisten geloven dat alle religies
gelijkaardige heilswegen zijn. Die drie
antwoorden kan je in vraag stellen.
Het pluralisme bijvoorbeeld zegt in
wezen dat alle religies complementair
zijn en dat de andere religies nooit een
bedreiging vormen voor de eigen religieuze identiteit. Voor mij impliceert
die gedachte dat je als pluralist onverschillig bent voor de verschillen van
de religieuze ander en zijn anders-zijn
niet erkent. Pluralisme veronderstelt
openheid, maar is gesloten.”
De interreligieuze dialoog is vooral binnen de christelijke theologie
prominent aanwezig. “God is een
gesprek aangegaan met de mensen.
Hij heeft hen geschapen en wil verbonden zijn met elkeen van hen. Dat
impliceert dat christenen een verbondenheid moeten aangaan met de
ander. Daaruit volgt het belang van
een dialoog. Tegelijk maakt deze re-
denering een christen heel fragiel.
God wil dat je Hem herkent in de
ander. Daardoor loop je voortdurend
het risico God te zien daar waar Hij
niet is en omgekeerd.”
De doctoraatsstudie moet niet
gezien worden als een handleiding
voor het voeren van een interreligieuze dialoog. Wel geeft ze een voorbeeld van hoe de dialoog anders opgevat kan worden. Belangrijk is dat
de dialoog zijn religieuze karakter
behoudt. “De interreligieuze dialoog moet de verschillende religies
helpen in hun streven naar de erkenning van hun wederzijds bestaan. De
religieuze dialoog biedt geen oplossingen, maar kan wel bijdragen tot
het leefbaar maken van de wereld.
De enige voorwaarde daartoe is de
erkenning van het bestaan van de
ander en het besef dat ook die erkenning begrensd is.”
(af)
14
interview
16.5.2007
Leven
na
Leuven
campuskrant
Peter Brosens,
geograaf, antropoloog
en co-regisseur van Khadak
Wereldcinema,
made in
Belgium
Een brandende nomadentent midden in de Mongoolse steppe,
een paard met een stukje hemel rond zijn nek, een meisje
bedolven onder steenkool, het zijn beelden die Khadak op je
netvlies grift. De film van de Leuvenaar Peter Brosens (45) en
zijn Amerikaanse vrouw Jessica Woodworth wordt over de hele
wereld overladen met prijzen en superlatieven. Nu hij even op
Belgische bodem is, praten we met de eigenzinnige regisseur
over zijn leven en werk, die naadloos in elkaar vloeien.
Interview
Katrien Steyaert
(© Rob Stevens)
Dat Peter Brosens een hartelijke
man is, merk je meteen. Hij geeft me
een khadak, een blauwe ceremoniële
sjaal die een belangrijke rol speelt in
zijn eerste fictiefilm. Een stukje hemel
krijgen, het ontroert me. De khadak zal
me geregeld terug katapulteren naar
het ongrijpbare universum van de film,
die geroemd wordt om zijn poëtische
beeldtaal. Daarin worstelt de jonge nomade Bagi met zijn sjamaanroeping en
de bruuske overgang naar het leven in
de stad. Hij ontmoet Zolzaya, een mooie
steenkooldievegge die hem zonder
woorden begrijpt. Er volgt een wervelende finale die zweeft tussen realiteit
en fictie. Ik maak tientallen foto’s in
mijn hoofd.
“Als kleine jongen begon ik te fotograferen”, vertelt Brosens. “Later maakte ik
met vrienden diashows met een oude
Revox. Toen ik tijdens ‘De Andere Film’
in Leuven Stalker van Andrei Tarkovsky
zag, heb ik enkele dagen niet kunnen
spreken. ‘Waw, ik wil films maken!’
dacht ik.” Maar ouderlijke ongerustheid
stak een stokje voor film- en fotografiestudies. “‘Ga eerst naar de universiteit
en doe dan je zin’, klonk het. Ik kom uit
een academische familie. Mijn vader is
een van de pioniers van de in-vitrofertilisatie en mijn opa heeft hier — toen
het STUK (waar we een glas drinken — ks)
nog het Departement Scheikunde herbergde — nog lesgegeven. Ikzelf heb uiteindelijk een hele collectie diploma’s
vergaard. (lacht)”
Brosens studeert eerst stedelijke geografie. “De mens in de ruimte interesseert me, meer dan wat er onder de
grond zit. Maar aan de Faculteit Wetenschappen is er geen aandacht voor het
waarom van het menselijke handelen.”
Een postgraduaat sociale en culturele
antropologie was het logische gevolg.
“Een hele openbaring voor mij.”
Subliem
Brosens tuurt intussen nieuwsgierig de
wereld in. “Mijn ouders bouwden in de
jaren zeventig een vriendenkring op
van Zuid-Amerikaanse studenten. We
gingen zelden op reis maar trokken wel
twee keer naar daar. Voor een kind is
dat ongelooflijk ver en avontuurlijk.
Het onderzoek voor mijn eindverhandeling situeerde zich niet toevallig in
Lima, waar ik op straat een behoorlijk
mondje Spaans leerde spreken. Samen
met mijn rare combinatie van diploma’s
bracht dat me in Guayaquil, een stad in
Ecuador waar ik twee jaar gewerkt heb
aan een onderzoek naar plattelandsmigratie. Daarna was het echt tijd voor
film. Maar hoe moest ik daar in godsnaam aan beginnen?”
Een master in visuele antropologie
in Manchester wordt Brosens’ springplank. “Ik heb er vooral geleerd hoe je
films niet moet maken. Ze benaderden
cinema daar erg eng; het zou een registratie zijn van de realiteit zonder gebruik van filmische taal.” De regisseur
in spe zocht zijn eigen weg. “In Ecuador
had ik gelezen over de epidemie van
zelfmoorden in sommige Andesdorpen. Dat intrigeerde me genoeg om
mijn eindwerk in die regio te maken.
Met een VHS-camera draaide ik in 1994
de korte films La Campana de Oro en El
Camino del Tiempo.”
Die laatste circuleerde op festivals,
werd uitgezonden op de toenmalige
BRTN en kreeg enkele prijzen. “Het is
een registratie, in een bijzondere stijl,
van iets dat zich toevallig afspeelde.
Een oude man, die thuis was in de orale
geschiedenis en mythes van de streek,
kwam dronken op onze afspraak aan.
Toen hij bewusteloos neerplofte na zijn
performance voor de camera keek niemand daarvan op. De ouderen hebben
er immers het voorrecht te drinken tot
ze erbij neervallen, omdat ze zouden
kunnen communiceren met de overledenen. Later begrepen de Mongolen die
Zuid-Amerikaanse beelden meteen. Het
sjamanisme uit Khadak is gelijkaardig.
Het gaat om een dimensie die bestaat
naast de drie gekende. Er is een wisselwerking mogelijk tussen de wereld
die zichtbaar is en die van de geesten
en voorvaders. Nee, ik geloof zelf niet
in sjamanisme, maar wel in de mensen
die erin geloven. Anders kan je Khadak
niet maken.”
“Onze films nodigen uit tot contemplatie, ze raken niet het hart maar de
ziel. Je moet erg voorzichtig zijn met
die zeldzaam geworden aanpak. Sommigen verwijten ons een oppervlakkige psychologische uitdieping van de
personages. ‘Inderdaad!’, denk ik dan.
Dat is immers de grootste vijand van
de transcendente filmstijl waar wij
bij aanleunen. Tarkovsky bewees ook
al dat je het sacrale niet kunt psychologiseren. Net als bijvoorbeeld Robert
Bresson willen we vanuit de stijl het
mysterie van het leven maximaliseren
en een essentieel gevoel van verwondering oproepen. Het is makkelijk om
“We verwachten
veel van ons publiek,
we onderschatten
het niet. Een goede
film is een dialoog
tussen twee zielen,
die van de kijker
en de filmmaker.”
mooie beeldjes te schieten, maar echte
esthetiek is de inherente spanning tussen en in de beelden. We laten de narratieve structuur niet varen en er is
een zeker niveau van drama, maar dat
wordt ‘gededramatiseerd’ om de kijker
bij iets anders te brengen. Je mag Khadak gewoon een interessant verhaal
vinden, maar de gelaagdheid van de
prent kan je ook naar het sublieme leiden, een overweldigende esthetische
ervaring.”
Wie in het Mongoolse filmgedicht een
sterk uitgewerkt verhaal of antwoorden
zoekt, blijft op zijn honger zitten. “Net
zoals wanneer je een dansvoorstelling
van Anne Teresa De Keersmaeker of
een tentoonstelling van Caspar David
Friedrich bezoekt, moet je met een bepaalde ingesteldheid naar de bioscoop
komen. Wie Khadak onvoorbereid ziet,
riskeert uit de boot te vallen. We verwachten veel van ons publiek, we onderschatten het niet. De film biedt niet
meer dan raw materials voor een mogelijke persoonlijke ervaring. Een goede
film is een dialoog tussen twee zielen,
die van de kijker en de filmmaker.” De
Amerikaan Christopher mailt de regisseurs: “It is as if I had some large scab
ripped from my soul, allowing some ignored or forgotten wound to breathe, to
weep and cleanse itself.”
Casa Bo
Ook Peter en zijn vrouw Jessica zijn
twee zielen die elkaar zonder woorden
begrijpen. Jessica Woodworth is een
Amerikaanse journaliste die in Parijs
en China televisie en documentaires
maakte. In 1998 draait ze haar eerste
film The Urga Song in, niet toevallig,
Mongolië. Daar ontmoet ze Peter die er,
net als zij, Kerstmis in zijn eentje doorbrengt. Na enkele minuten weet Jessica
dat ze met hem wil trouwen.
Het is de bevriende bioloog Odo Halflants die Brosens naar het land van vergezichten, gastvrijheid en weinig woorden had gelokt. “Halflants’ tijd ging
naar een experimenteel project over de
grijswaarden van de steppe, No further
questions. Hij zocht iemand die voor de
geldschieters een documentaire kon
maken over de kleinschalige toepassingen van wind- en zonne-energie in het
land, stel je voor! Intuïtief ging ik op het
aanbod in. Wat een avontuur! Ik kocht
een ticket enkele reis bij Aeroflot en
had een transitvisum van 48 uur. Toen
ik in het koude land aankwam, stond ik
aan de grond genageld. Ik had al veel
gezien in mijn leven, maar dát… Mijn
eerste indrukken waren zo overweldigend dat ik niet wist waarop ik mijn
cameraatje het eerst moest richten. Ik
begreep er niks van en begon details te
isoleren in mijn vizier. Uit die fantastische ervaring groeide in 1993 City of
the Steppes, een documentaire die bizar
genoeg het festival van Venetië gehaald
heeft.”
 pagina 15
campuskrant
personeel
16.5.2007
 pagina 14
Het wordt een drieluik waarmee Brosens zich als documentairemaker vestigt. “Het grootste paneel is State of Dogs,
een langspeelfilm over een dode hond
in Mongolië.” Hij grijnst. “Ik volgde
een Europese producentenopleiding en
ging in mijn naïeve enthousiasme bij iedereen leuren om geld. Het werd een gigantische coproductie. Mijn Mongoolse
coregisseur grapte: ‘Peter, you’re not a
filmmaker, you’re a filemaker’ toen hij
de papierberg op mijn bureau zag. Maar
het werd de beste documentaire die ik
gedraaid heb. Om af te kicken maakte
ik met twee bevriende regisseurs het
kleinschalige Poets of Mongolia.”
Ondertussen trouwen Peter en Jessica in Leipzig en krijgen ze een dochter.
Lenka is nu vier, heeft twee paspoorten
en spreekt vlot Nederlands, Engels en
Frans. “Haar naam betekent licht. Cinema is niks anders dan dat. Lenka gaat zoveel mogelijk mee op reis, maar is altijd
blij als ze terug thuis is.” Thuis, dat is
Falaën in de Condroz. “Toen we Khadak
schreven, logeerden we in een naburig
dorpje. Tijdens een van onze wandelingen zagen we een fantastisch huis dat te
koop stond, prachtig om met vrienden
en familie te delen. In het hoogseizoen
openen we er Casa Bo, onze bed & breakfast. Voor ons betekent het een financiële
steun en bovendien krijgen we er interessante mensen over de vloer. De drie
gastenkamers knipogen naar de cineasten Pasolini, Almodovar en Kitano.”
Films maken blijft echter een absolute
prioriteit voor het koppel. “We runnen
het familiebedrijfje Bo Films. De gouden
regel is: hou de kosten laag.”
strand, roltrap en Italiaanse meisjes! We
hebben hem en Zolzaya, twee studenten,
eigenlijk toevallig ontdekt. Het zijn natuurtalenten. Onze crew was enorm enthousiast, dat moet wel als je bij 36 graden onder nul draait. Nochtans hebben
we, ironisch genoeg, kilo’s extra sneeuw
moeten aanvoeren in de steppe.”
Hoewel Brosens en Woodworth voor
Khadak voor het eerst op een filmset
stonden, was de stap van docu naar fictie niet zo groot — ze hebben eigenlijk
altijd al op de grens gebalanceerd. “De
dictatuur van televisieformats heeft de
creatieve documentaire uitgeroeid. Jessica had bovendien een moeilijke ervaring achter de rug met The Virgin Diaries,
een documentaire over het delicate thema van maagdelijkheid en islam. Het
was genoeg. Bij langspeelfilms schrok
het strikte scenario me af, dat hebben
we op de eerste draaidag van Khadak al
buiten gegooid. Onze Nederlandse en
Duitse partners zijn oude vrienden die
ons full editorial control geven, anders
was ik er al lang mee opgehouden. Ook
voor het autonome Vlaams Audiovisueel Fonds niks dan lof. Laten we hopen
dat de politieke configuratie ons nooit
dwingt om enkel Vlaamse films met
Vlaamse acteurs te maken. Dan hebben
we een probleem, met onze ‘wereldcinema made in Belgium’.”
Ook het volgende project van Brosens,
Fragments of Grace, wordt wellicht een
‘universele nichefilm’. “We zijn volop
Vlaamse Filmkes
De Gouden Leeuw van de Toekomst, de
debuutprijs van honderdduizend dollar op het festival van Venetië dat het
filmechtpaar en hun producenten in
september wonnen, is een mooi extraatje. “Onze bescheiden film is heel
kwetsbaar op de competitieve, oververzadigde Belgische markt. Ik heb het ook
moeilijk met de beperkte uitbreng van
de distributeur, die heeft immers een
verantwoordelijkheid naar de belastingbetaler. We waren echter blij verrast met
de goede respons. Het is uitzonderlijk
dat een Belgische film unaniem lovend
wordt onthaald door de hele Belgische
pers. En dan de bekroningen, zoals de
Cultuurprijs van Vlaanderen 2006 voor
Film …”
“In Toronto stonden we klaar voor de
première toen Jessica in allerijl naar Venetië moest om de prijs in ontvangst te
nemen. Sundance, Bratislava, Mar del
Plata… Elke dag komt er een festivalselectie bij. Daar sturen we onze jonge acteurs naartoe, want wij willen echt verder werken. Bagi was bijvoorbeeld nog
nooit buiten Mongolië geweest. In Venetië zag hij voor het eerst een vliegtuig,
15
bezig met het scenario en de casting
voor dit Belgisch-Peruaanse verhaal dat
me opnieuw bij zelfmoord in de Andes
brengt. Who cares, zou je denken. Maar
dat is de manier waarop ik naar de wereld kijk: zelfs iets heel kleins probeer
ik te contextualiseren. De wraakzuchtige
soort zelfmoord waarover het gaat, voert
ons zelfs terug naar de politiek van de
Verenigde Staten in Zuid-Amerika en
hoe die de zelforganisatie en gemeenschappen tot op het bot heeft afgebroken. De protagoniste Saturnina pleegt
zelfmoord omdat haar verloofde bruut
is vermoord door pishtaco’s, vermeende
huurlingen die het kwalitatief goede,
menselijke vet van de Indianen zouden
komen stelen. Het volk gelooft echt dat
dat de verklaring is waarom hun levensniveau daalt terwijl dat van de rest van
de wereld stijgt. Saturnina filmt haar eigen zelfmoord en doet omstandig haar
visie op de wereld uit de doeken. De camera is van Max, een arts die het leven
in zijn veldhospitaal voor oogoperaties
filmt om zijn Belgische vriendin Grace,
een uitgebluste Magnumfotografe, opnieuw zin te geven in het metier. Carl
De Keyzer werkt wellicht mee om de foto’s te maken. Na dertien jaar Mongolië
is het tijd voor iets anders. Over enkele
dagen vertrekken we naar Peru op zoek
naar een geschikte filmlocatie.”
hhtp://www.khadak.com
http://www.casabo.be
–personeelskrant–
Sein op veilig
Doorlopende laboratoriumproeven
Hoewel er verschillende voorzorgsmaatregelen gelden bij proeven buiten de
diensturen, kan er nog steeds iets mislopen. In dat geval moeten de juiste personen
natuurlijk over de noodzakelijke veiligheidsinformatie kunnen beschikken. Daarvoor dient het formulier ‘doorlopende laboratoriumproeven’, waarop de proefverantwoordelijken, de bijzondere risico’s en de maatregelen bij storingen moeten
worden vermeld. Nadat het diensthoofd het formulier heeft ondertekend, hang je
het op in de buurt van de proefopstelling en aan de toegangsdeur van het lokaal.
Vergeet ook niet een kopie over te maken aan de Dienst Veiligheid, Gezondheid en
Milieu, de ruimteverantwoordelijke en aan het Bewakings- en Beveiligingsbeleid.
Voor meer info kan je terecht op http://www.kuleuven.ac.be/admin/lp/niv3/
pd-p08.htm of bij de dienst Veiligheid, Gezondheid en Milieu, vgm@kuleuven.be.
Wie is de man of vrouw
de Collega’s 34
achter die sympathieke stem die u zo vaak aan de lijn hebt?
Of wie schuilt er achter de persoon
met wie u een intensieve mailrelatie onderhoudt?
In deze rubriek proberen we een gezicht te plakken op die collega met wie u zo goed samenwerkt, maar die u op straat straal voorbij zou lopen.
door Tim Vuylsteke
(© Rob Stevens)
Hilde Goossens, administratief
medewerkster bij LRD, stuurde
ons vorige maand naar de Jobdienst. Niet om werk te zoeken,
uiteraard, maar omdat ze dienstcoördinator Brigitta De Baets (49)
wat beter wilde leren kennen. Die
had haar immers al vaak geholpen bij het vinden van jobstudenten voor haar afdeling, en bij
het oplossen van problemen met
contracten en statuten.
“De Jobdienst is het centrale aanspreekpunt voor iedereen — studenten én
personeel — die vragen heeft in verband
met de tewerkstelling van studenten,
zowel binnen de K.U.Leuven als erbuiten. Twintig jaar geleden was dit nog
een ‘eenvrouwsdienst’, nu werken hier
vijf mensen voltijds. Enkele cijfers? Elk
jaar proberen we meer dan achtduizend studenten aan een job te helpen.
Een duizendtal vindt werk binnen de
universiteit. Vorig jaar werden daarvoor
tweeduizend contracten opgesteld,
goed voor de helft van alle aanwervingen bij de K.U.Leuven. Al die studenten
samen vertegenwoordigen trouwens
— omgerekend — maar liefst tweeënnegentig voltijdse personeelsleden.”
“Misschien lijkt het wat vreemd dat
vijf mensen zich dagelijks buigen over
iets banaals als een studentenjob, maar
studententewerkstelling brengt nu
eenmaal heel veel problemen met zich
mee, vooral in verband met wetgeving. Elke dag krijgen we vragen over
kinderbijslag, belastingen, de combina-
tie van meerdere statuten enzovoort.
Bovendien bestaat een derde van ons
publiek uit internationale studenten.
Hun situatie is nóg complexer.”
“Twee medewerkers zorgen voor de
jobbemiddeling, de andere twee voor de
administratie van de eigen tewerkstelling. Ikzelf probeer, als coördinator,
beide cellen zo goed mogelijk op elkaar
af te stemmen en te zorgen voor een
goede samenwerking met de Studentenadviesdiensten, waar onze dienst
deel van uitmaakt. Ik heb natuurlijk
het voordeel dat ik de hele evolutie heb
meegemaakt, van de eenvrouwsdienst
tot de Jobdienst zoals die nu is. Daardoor kan ik me makkelijker inleven in
problemen van medewerkers.”
“Als ik niet met jobs bezig ben, verken ik graag een stukje van de wereld.
Daarom hebben mijn man en ik een
camper gekocht, waarmee we regelmatig voor een tiental dagen op pad gaan.
Het liefst reizen we naar streken die
nog niet overspoeld zijn door toeristen,
of anders kiezen we voor een minder
druk seizoen. Die camper zorgt er
natuurlijk wel voor dat we ons moeten beperken tot Europa, maar dat is
niet echt een probleem: we kennen
genoeg mooie plekjes. Welke dat zijn?
Wel, er wordt altijd gezegd dat je de
beste bestemmingen voor jezelf moet
houden, maar niettemin raad ik
iedereen het Oostenrijkse Virgental
aan.”
Is onze volgende Collega, net als
Hilde Goossens, ook een klant van
de Jobdienst? “Eigenlijk wel, want
ik kies voor Elke Peeters van de Faculteit Psychologie en Pedagogische
Wetenschappen. Als ze studenten
nodig heeft, krijgt ze vaak op het
laatste nippertje de nodige informatie, waardoor wij vaak op het laatste
moment op zoek moeten gaan naar
de juiste gegevens. Ze is echter steeds
heel bereidwillig. Die studententewerkstelling is waarschijnlijk maar
een piepklein deeltje van haar job,
dus zou ik graag eens weten waar ze
zich verder zoal mee bezighoudt.”
16
diversiteit
DIVeRS ITeIT
16.5.2007
campuskrant
Studenten ingenieur-architect onderzoeken integrale toegankelijkheid aula’s
“Verder denken dan rolstoelen alleen”
Les krijgen in oude gebouwen mag erg charmant lijken, maar daar denken studenten met een functiebeperking vaak anders over.
Het is moeilijk de leerstof te begrijpen als je je docent nauwelijks verstaat of — erger nog — als je niet tot in de aula bent geraakt.
Vier studenten ingenieur-architect maakten hun eindverhandeling over de integrale toegankelijkheid van een aantal gebouwen
van onze universiteit.
Wouter Verbeylen
A
nn Heylighen doceert ontwerpmethodiek aan de studenten ingenieur-architect.
“Ik onderwijs hen de principes van Universal Design, waarbij je in je
ontwerp rekening houdt met de diverse
capaciteiten en beperkingen van ons
allemaal. Samen met Gerrit Vermeir
en Herman Neuckermans stelde ik vorig jaar voor het eerst een aantal thesisonderwerpen rond dat thema voor.
Het resultaat van de vier studenten die
toehapten is veelbelovend, en volgend
jaar krijgt het zeker een vervolg.” Campuskrant ging met de studenten rond de
tafel zitten om de resultaten te overlopen.
Beschermd
Eva Dooms en Karolien De Leye onderzochten het akoestisch comfort van
auditoria. “Akoestisch comfort is zowel
relevant voor slechthorenden als voor
mensen met een visuele beperking, die
zich door de slechte akoestiek vaak niet
kunnen oriënteren.”
“We hebben eerst alle vier samen ervaringsdeskundigen bevraagd: studenten
en personeelsleden met een functiebe-
“Heel wat ervaringsdeskundigen bleken klachten te hebben over de Grote
Aula van het Maria-Theresiacollege
(MTC). Daar was een renovatie gepland
in 2009, dus hebben we ons op die aula
gefocust. Uit onze metingen bleek dat
“Aanpassingen beperken zich vaak tot
rolstoelgebruikers, terwijl andere groepen
over het hoofd worden gezien.”
perking, en ook deelnemers aan de Universiteit Derde Leeftijd die vaak van de
lokalen gebruik maken. En we hebben
samen met de Technische Diensten bekeken welke aula’s de volgende jaren sowieso opgeknapt zouden worden. Het zou
immers weinig zin hebben alles te onderzoeken, als onze bevindingen nadien
gewoon in de kast zouden belanden.”
de nagalmtijd inderdaad veel te lang
was — niet alleen voor spraak, maar bijvoorbeeld ook voor muziek, vervelend
voor een zaal die vaak voor culturele
activiteiten wordt gebruikt.”
“In een volgende fase hebben we een
3D-model gemaakt van de aula en dat
hebben we dan geïmporteerd in een
akoestisch simulatieprogramma. Op basis van de resultaten hebben we een zestal voorstellen tot verbetering gedaan.
Dat gaat van het aanbrengen van dikkere, geluidsabsorberende stoelbekleding
tot grotere ingrepen als absorptielagen
aanbrengen aan muren of plafond. We
hebben daarbij niet meteen rekening
gehouden met de verschillende kostenplaatjes — die afweging moeten de
Technische Diensten maken.”
“Eén ideale oplossing bestaat trouwens niet. De uiteindelijke keuze
hangt immers niet alleen af van het
kostenplaatje, maar bijvoorbeeld ook
van goedkeuring door Monumenten en
Landschappen. De Grote Aula van MTC
is beschermd, zoals heel wat oude universiteitsgebouwen trouwens, en daar
moet men bij herstellingswerken rekening mee houden. Een bewerking van
de koepel tegen het galmen kan ideaal
lijken, maar als daardoor het beschermde reliëf van die koepel verloren gaat, is
dat geen optie…”
Universele gebouwen
Frih Fransen en Ellen Bernaerts hebben zich in hun eindwerk geconcentreerd op de integrale toegankelijkheid
van de universiteitsgebouwen. Frih
ontwikkelde een evaluatiemethode
waarmee de Technische Diensten de
toegankelijkheid voor personen met
een fysieke beperking kunnen testen,
en Ellen onderzocht de toegankelijkheid van de Grote Aula, onder meer op
basis van deze methode.
Frih: “Eerst dacht ik dat mijn aanpak
te streng was: ik heb negen auditoria op
Campus Arenberg geëvalueerd en elk
(© Rob Stevens)
Drempelvrees?
Tijdens de Heen-en-weer-week van 7 tot 13 mei werd er met
het project ‘Rollen en bollen’ ook aandacht besteed aan duurzame mobiliteit en toegankelijkheid. Aan Alma 2 kon je niet
alleen je fiets laten nakijken en graveren, je kon er ook naartoe om de beperkte bewegingsvrijheid van andersmobiele
mensen eens aan den lijve te ervaren. Om te veel ongelukken
tijdens het rolstoelrijden en het blindlopen te voorkomen, werden de deelnemers bijgestaan door ervaringsdeskundigen.
gebouw heeft wel een aantal slechte
punten gekregen. Vaak is de aula bijvoorbeeld wel toegankelijk gemaakt
voor studenten met fysieke beperkingen, maar het podium vooraan niet, zodat docenten met een handicap er niet
op geraken. Soms is de aangebrachte
helling te steil, en vaak ontbreken heel
eenvoudige dingen: contrasterende
strips op trapneuzen zijn heel handig
bij een visuele beperking, maar ze zijn
zelden aanwezig.”
“Dat is trouwens een algemene opmerking: aanpassingen beperken zich
vaak tot rolstoelgebruikers, terwijl andere groepen over het hoofd worden
gezien. In mijn evaluatie heb ik dan
ook verschillende soorten beperkingen
willen opnemen, en de tekortkomingen per beperking gecategoriseerd. De
bedoeling is dat de resultaten weldra op
het internet worden geplaatst, zodat ze
niet alleen nuttig zijn voor de Technische Diensten. Elke gebruiker van de lokalen kan dan vooraf nagaan of er problemen zijn en indien nodig assistentie
meevragen.”
Ellen: “Aan de hand van Frihs evaluatiemethode heb ik de problemen van de
Grote Aula van MTC geïnventariseerd
en mogelijke oplossingen voorgesteld.
De kasseien en de grote trap voor de
aula zijn een eerste knelpunt. De rolstoelvriendelijke toegang is er wel,
maar is slecht aangegeven en dus moeilijk te vinden. Via een hellend vlak kom
je midden in de aula vooraan terecht,
en dat werkt heel stigmatiserend voor
rolstoelgebruikers. En verder zouden,
zoals Frih al zei, een aantal kleine ingrepen de zaak al een heel eind vooruithelpen: strips op trapneuzen, een goed
aangebrachte trapleuning, goed meubilair — wat heeft iemand die met een
laptop notities neemt aan een klein hellend tafelblad zonder pc-aansluiting?”
De casestudies leren veel over wat er in
de toekomst beter kan. Ann Heylighen:
“De studenten hebben natuurlijk vooral
gekeken naar oude gebouwen — daar
ben je wel verplicht te vertrekken vanuit
het oorspronkelijke ontwerp. Maar ook
bij nieuwbouw wordt toegankelijkheid
meestal pas bekeken als het eigenlijke
ontwerp al klaar is. Geen wonder dat het
dan een meerkost oplevert, en ervaren
wordt als storend voor de architectuur.
Een architect mag — neen, moét — daar
rekening mee houden van bij het begin
van het ontwerpproces.”
Info: Ann.Heylighen@asro.kuleuven.be,
(t) 016 32 17 41
In Memoriam
De universitaire gemeenschap neemt afscheid van
De heer Sep Wolput
bachelor in de sociale wetenschappen eerste jaar
geboren op 14 december 1986
en overleden op 8 april 2007
Mevrouw Hilde Van Wijck
directiesecretaresse aan het HIVA
geboren op 1 juni 1952
en overleden op 23 april 2007
campuskrant
diversiteit
16.5.2007
B
ij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 werd Ridouani niet enkel verkozen, maar
werd hij meteen ook schepen
van personeelszaken, onderwijs, duurzame ontwikkeling en diversiteit. Bij
de federale verkiezingen van juni staat
hij op de vijfde plaats van de Leuvense
sp.a-Spirit-lijst. Toch is Ridouani nog
een nieuweling in de politiek. “Ik ben
er eigenlijk veeleer in geduikeld. Na de
verkiezingen van 2006 stond ik plots
voor de keuze tussen het schepenambt
en mijn baan als consultant bij Deloitte, waar ik waarschijnlijk een vrij stabiele carrière zou kunnen uitbouwen.
Het was een moeilijke keuze, maar uiteindelijk heb ik toch besloten dat je de
kans om dingen te kunnen realiseren
in je eigen stad, niet mag laten liggen.”
Hoewel zijn ouders in de jaren 70 uit
Marokko emigreerden, is Mohamed
Ridouani zelf immers geboren en getogen Leuvenaar. Als middelbare scholier
volgde hij economie aan het Koninklijk
Atheneum Redingenhof. “In die tijd
een voor de hand liggende keuze”, zegt
hij zelf. “Het Redingenhof stond toen,
veel meer nog dan nu, bekend als een
concentratieschool. Als je er niet door
een doorverwijzing van een andere
school belandde, deed je dat vaak omdat je kameraden er ook heen gingen.”
Ook daarna bleef Ridouani in Leuven,
waar hij aan de universiteit behalve
handelswetenschappen ook internationale betrekkingen studeerde.
Na zijn studie bracht hij als consultant veel tijd door in het buitenland.
Het was vooral de vereniging Ahlan,
waarvan hij voorzitter is, die hem terug naar Leuven en uiteindelijk in het
stadhuis bracht. “Ahlan werd twee
jaar geleden opgericht, met als doel
de zelfemancipatie van allochtonen in
Leuven te bevorderen. Er zijn tal van allochtone of multiculturele organisaties
die mensen samen brengen, maar ik
geloof dat er nood is aan verenigingen
die niet terugplooien op zichzelf, maar
mensen ondersteunen om zelf vooruit
te geraken. Je kunt het misschien vergelijken met de arbeidersbeweging van
vroeger. Met Ahlan kiezen we er bewust
voor te werken rond thema’s zoals onderwijs en tewerkstelling, en steken we
de hand uit naar andere organisaties,
de overheid en de onderwijswereld. Ik
geloof dat het nodig is op die manier
breed te werken en pijnpunten op een
constructieve manier aan te pakken.
Het is vooral door mijn praktijkervaring met Ahlan, door echt eens ‘met de
voeten in de modder te staan’, dat mijn
maatschappelijke inzichten rond onderwijs en achterstelling verbreed zijn.
Van daaruit ben ik in de politiek gerold,
en ik ben blij dat ik nu als schepen op
die ervaring kan voortbouwen.”
Mohamed Ridouani heeft er geen problemen mee ‘allochtone schepen’ te zijn,
maar hij benadrukt geen ‘schepen van
de allochtonen’ te zijn. “Ik ben schepen
van en voor elke Leuvenaar. Vlak na de
verkiezingen hoorde je wel eens dat enkel de allochtone bevolking op mij had
gestemd en dat ik dan waarschijnlijk ook
enkel voor hen in het stadhuis zou gaan
zetelen. Ik kan je gerust zeggen dat geen
van beide waar is. Ik ben weliswaar een
allochtone schepen, maar die extra culturele bagage en de ervaring die ik binnen Ahlan heb opgedaan, kan iedereen
in Leuven dienen. Bovendien mag je niet
vergeten dat ik naast diversiteit ook personeelszaken, onderwijs, milieu en duurzame ontwikkeling in mijn portefeuille
heb.” Ridouani bevestigt dat hij het als
politicus niet altijd even gemakkelijk
heeft. “De allochtone gemeenschap is natuurlijk blij om een allochtone schepen
in het college te zien. Dat schept echter
ook erg hoge verwachtingen, die niet gemakkelijk in te lossen zijn.”
Lege doos
De stad Leuven ontving eind maart als
eerste en enige stad in België het Label
Gelijkheid Diversiteit van de federale
overheid, samen met negen bedrijven.
17
zullen mensen waarschijnlijk trots zijn
om naast hem te wonen, omdat het een
man met aanzien is. Rond bijvoorbeeld
Turken of Marokkanen, die ook een andere cultuur hebben, hangt echter een
sfeer van kansarmoede, die ervoor zorgt
dat die mensen veel minder aanvaard
worden. Ze zijn vaak laaggeschoold, hebben moeilijkheden op de arbeidsmarkt,
als gevolg ook een lager inkomen, slechtere huisvesting, zelfs een lagere levensverwachting. Dat heeft natuurlijk ook
weer zijn invloed op de kinderen van
zulke gezinnen. Het drama is dat die
kansarmoede bovendien wordt geïnterpreteerd als een cultuurdeficit, dat het
dus eigen is aan hun gewoontes dat ze
er niet op vooruit gaan. Ik geloof dat je
mensen eerst uit die sfeer van kansarmoede moet weghalen, voor je zelfs over
een cultuurdeficit kunt spreken.”
(© Rob Stevens)
DIVeRS ITeIT
Schepen Mohamed Ridouani wil meer
allochtonen naar de universiteit krijgen
“Kansarmoede is
de kern van
het probleem”
Leuvense schepen van diversiteit, voorzitter van de
multiculturele organisatie Ahlan en kind van ouders die uit
Marokko emigreerden. Mohamed Ridouani (27) weet waarover
hij spreekt wanneer het om allochtonen en diversiteit gaat. Na
een aantal jaar geleden aan de K.U.Leuven te zijn afgestudeerd,
werkt Ridouani sinds kort weer samen met de universiteit, nu
vanuit het Leuvense stadhuis.
Tim Willekens
“Het is een erkenning voor organisaties
die rond die thema’s een goed beleid uitstippelen. Het is zeker geen vrijblijvende
zaak: de stad heeft een strategisch driejarenplan opgesteld waarin concrete acties
beschreven zijn die diversiteit en gelijkheid in het personeelsbestand moeten
bevorderen inzake gender, allochtonen,
ouderen en jongeren en mensen met
een functiebeperking. Ook voldoende interne en externe communicatie rond de
acties behoorde tot de vereisten.”
“Ik vind dat je voorzichtig moet zijn
met de term ‘diversiteit’. Steeds meer organisaties en instellingen beginnen het
woord te gebruiken, maar we moeten
opletten dat het daardoor niet verglijdt
naar een lege doos. Echte diversiteit is
immers niet evident! Het betekent een
aanvaarding van het anders-zijn, en dat
gaat een stuk verder dan het bieden van
gelijke kansen. Ik geloof dat we op dit
moment sociaal en mentaal nog niet he-
lemaal klaar zijn voor een inclusief beleid, waarbij geen onderscheid gemaakt
wordt tussen allochtonen en autochtonen. Die opsplitsing is er in onze maatschappij immers nog steeds. Daarom is
er nu eerst een gericht doelgroepenbeleid nodig, waarbij bepaalde groepen afgebakend en benoemd worden. We moeten inzien dat allochtonen inderdaad
een vrij homogene groep vormen, vooral
dan door het gemeenschappelijke kenmerk van kansarmoede. Pas wanneer
de groep zelfredzaam is geworden en
die kenmerken weggewerkt zijn, kan je
werken aan een inclusief beleid en kan
er sprake zijn van echte diversiteit.”
“Er worden vaak initiatieven genomen
rond multiculturaliteit, maar ik geloof
dat precies kansarmoede de kern van het
probleem is. Stel dat je de Japanse ambassadeur als buurman hebt. Die man
heeft ook een andere cultuur, hij kleedt
zich anders, gedraagt zich anders. Toch
Onderwijs als hefboom
Ridouani beschouwt onderwijs daarin
als een cruciale schakel. “Wist je dat
momenteel meer dan vijftig procent
van de allochtonen geen diploma secundair onderwijs behaalt? Om een goede
kans te maken op de arbeidsmarkt en
om uit de spiraal van kansarmoede te
geraken, is het dan ook noodzakelijk
daaraan iets te veranderen.”
Eén van de pogingen daartoe is het
Buddy-project, een samenwerking tussen de stad, de Leuvense secundaire
scholen en de lerarenopleidingen van de
K.U.Leuven, K.H.Leuven en Groep T. De
aspirant-leraars geven er in een ontspannen sfeer naschoolse begeleiding aan
kansarme leerlingen. “Momenteel loopt
er een proefproject, de eerste resultaten
zijn zeer positief. Het is een vorm van
gratis begeleiding voor de ouders, de studenten doen praktijkervaring op rond
diversiteit, de scholen worden ontlast,
de leerlingen leren zichzelf te redden en
worden daardoor gemotiveerd.”
Om toekomstige leraars te informeren
over kansarmoede en de specifieke problemen die allochtonen ondervinden,
geeft Ridouani bij alle studenten van de
academische lerarenopleiding ook een
gastcollege over diversiteit. Het eerste
daarvan, bij de ALO-studenten van Sociale Wetenschappen, heeft hij inmiddels
achter de rug. “Ik vond het erg interessant. Tijdens het discussiemoment aan
het einde kon je merken dat het onderwerp echt leeft bij de studenten.”
Ook bij een ander project aan de
K.U.Leuven is Ridouani nauw betrokken. “Allochtonen ondersteunen in de
middelbare school is erg belangrijk,
maar we moeten hen ook helpen de weg
te vinden naar de universiteit. Daarom
zette de Faculteit Sociale Wetenschappen samen met Ahlan een project op
om de instroom van allochtone studenten te vergroten. Een subsidie van de
Vlaamse Overheid maakt het ons mogelijk naar de mensen en de scholen toe te
gaan om het universitaire aanbod voor
te stellen en toe te lichten. Via de Leuvense integratiedienst en Ahlan proberen we de universiteit en de mensen
met elkaar in contact te brengen. Begin
juni is er een mini-evenement met getuigenissen gepland, en het project
loopt nog tot oktober.”
Ridouani is erg blij dat hij in Leuven
kansen krijgt om te werken rond diversiteit. “Leuven is een erg diverse stad.
Je vindt er de ideale mix van personen,
organisaties en instituten om de juiste
mensen rond te tafel te kunnen brengen. Wat dat betreft, zou je de stad zelfs
als een soort speeltuin én voorbeeld
voor de rest van Vlaanderen kunnen beschouwen. Ik hoop dat we de volgende
jaren nog verschillende projecten kunnen realiseren, en dat zich voldoende
medewerkers aanmelden om het Buddy-project volgend jaar echt van start te
laten gaan.”
Meer informatie over het Buddy-project:
Kabinet Onderwijs van de stad Leuven,
Rina Rabau, rina.rabau@leuven.be,
(t) 016 211 506.
Vzw Ahlan, http://www.ahlanleuven.be
18
onderwijs
16.5.2007
campuskrant
Hogescholen, universiteit en centra voor volwassenenonderwijs in School of Education
Associatie geeft lerarenopleiding nieuwe impuls
De ‘School of Education Associatie K.U.Leuven’ zet de drie lerarenopleidingen op één spoor: de departementen lerarenopleiding
aan de hogescholen, de academische lerarenopleiding en de opleiding ‘getuigschrift pedagogische bekwaamheid’ (GPB) aan de
centra voor volwassenenonderwijs (CVO). Het nieuwe decreet bepaalt dat alle leraren een opleiding van minimaal zestig studiepunten volgen. Daarom stemmen alle onderwijsverstrekkers hun programma’s nauwer op elkaar af. Ze werken aan een gemeenschappelijke mentorenopleiding en een traject voor de begeleiding van de nieuwe groep ‘leraren in opleiding’ (LIO). “We ontgroeien de fase van de vrijwillige inzet”, zegt voorzitter Wim Bergen. “Met de middelen die de overheid beschikbaar stelt, worden de
medewerkers vergoed en kunnen we resultaatsverbintenissen met hen afsluiten.”
Jaak Poot
“D
e lerarenopleidingen aan
hogescholen en universiteit
werkten al enkele jaren goed
samen binnen de associatie”, vertelt
Wim Bergen. “Het nieuwe decreet legt
nu ook samenwerking op met de centra
voor volwassenenonderwijs. Daarom
schreef de Associatie K.U.Leuven alle
CVO’s in Vlaanderen aan. Acht van de
eenentwintig instellingen sloten zich
aan bij ons netwerk.”
Jan Elen startte als coördinator meteen met een ronde van Vlaanderen: “Ik
bezocht alle instellingen om een inventaris te maken van de standpunten.
Want plots zaten partners die nooit de
intentie hadden om samen te werken, in
hetzelfde netwerk. Op korte tijd kwam
er een totale mentaliteitswijziging.”
Concurrentie wordt wij-gevoel
Ondervoorzitter Willy Brion, tevens departementshoofd lerarenopleiding van
een CVO: “De CVO’s hadden aanvankelijk een heel competitieve houding
tegenover de universiteit. Maar geleidelijk evolueerden we naar een wij-gevoel. We willen er samen het beste van
maken. De GPB-opleidingen ondergaan
de grootste aanpassing. Wij evolueren
nu naar zestig studiepunten met een
opsplitsing tussen dertig studiepunten
theoretische vorming en dertig praktijk, terwijl wij in het verleden precies
veel energie investeerden in de volledige integratie van theorie en praktijk.”
“Afstemming impliceert geen gelijkvormigheid. Er blijft natuurlijk een
verschil in oriëntatie tussen de drie
opleidingen”, verduidelijkt Jan Elen.
“In de hogescholen verloopt de opleiding van leraren secundair en basisonderwijs volledig geïntegreerd. Aan de
universiteit loopt de lerarenopleiding
naast de eenjarige masteropleiding
en half-geïntegreerd bij de tweejarige
masters in wetenschappen (dertig van
zestig studiepunten). Die lerarenopleiding sluit vakinhoudelijk op de master
aan. CVO’s hebben dan weer een zeer
divers publiek. Vandaar een sterk competentiegerichte aanpak. Omdat ze ook
vakmensen opleiden voor het leraarsberoep, worden de gemeenschappelijke
uitgangspunten anders ingekleurd.”
LIO-banen
De School of Education werkt met drie
polen: Oost- en West-Vlaanderen, Brabant-Antwerpen-Mechelen, en Kempen-Limburg. “In elke pool stimuleren
projecten intensieve samenwerking”,
zegt Wim Bergen. “Bij de selectie van
projecten hanteren we hoge kwaliteitsstandaarden. Dat is immers een van de
bedoelingen van het decreet: scholen
duidelijkheid geven over de startcompetenties die ze van een leraar mogen
verwachten.” Zo start de pool Oost- en
West-Vlaanderen nu al met een gezamenlijke mentorenopleiding.
Totaal nieuw worden de LIO-banen.
Het decreet voorziet dat een beperkt
aantal leraren in het onderwijs mag
starten zonder dat ze al een bewijs van
pedagogische bekwaamheid op zak
hebben. Hun professionele activiteiten
tellen mee voor hun lerarenopleiding.
LIO-baners krijgen een tijdelijke aanstelling, geven minstens vijfhonderd
lesuren op jaarbasis en worden begeleid
door een mentor in de school en een
centrum voor lerarenopleiding.
Resultaat
Het decreet legt vast dat de overheid
jaarlijks 2,93 miljoen euro vrijmaakt
voor de netwerken binnen de lerarenopleiding. “De Associatie K.U.Leuven vertegenwoordigt 60 tot 70 procent van de
Vlaamse lerarenopleidingen, maar we
weten nog niet over welk budget we beschikken”, zegt Wim Bergen. “We hopen
daar nog dit academiejaar duidelijkheid
over te krijgen. Nu zetten heel wat personeelsleden zich vrijblijvend in voor een
werkgroep. Wij willen die inzet zo snel
mogelijk integreren in hun opdracht,
zodat we echte resultaatsverbintenissen
kunnen afsluiten.” De associatie heeft
nu al een lijst met tientallen werkgroepen en projectvoorstellen. Dat gaat van
mentorenopleiding over kwaliteitszorg,
digitale leerplatformen, nascholing en
taalstimulering tot wereldoriëntatie.
Voorlopig merken de studenten nog
weinig van de ommekeer die de School
of Education voor hen in petto heeft.
“Op dit ogenblik zien vooral de docenten dat er een grote beweging aankomt”, zegt coördinator Jan Elen. “Zij
zijn al volop bezig om hun expertise uit
te wisselen en plannen te maken voor
verdere professionalisering.” Willy
Brion voegt eraan toe: “Zo vonden er op
ons centrum al twee personeelsvergaderingen plaats waar we het actieplan
en het beleidskader toelichtten. Ook
nodigden we onze docenten uit om in
werkgroepen te stappen. De reacties
waren positief.”
Op 9 juni wordt de ‘School of Education
Associatie K.U.Leuven’ officieel geïnstalleerd. “We kozen voor de Engelse term
omdat die internationaal sterk ingeburgerd is”, zeggen Wim Bergen en Jan Elen.
“De term maakt ook meteen duidelijk
dat het niet alleen gaat om intense samenwerking rond opleidingsinhouden,
maar dat we ook samenwerken aan onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Bovendien wordt zo onze ambitie
onderbouwd om ook internationaal rond
een aantal thema’s aan de slag te gaan.”
http://www.schoolofeducation.eu
Visitaties bij Biologie en
Arabistiek en Islamkunde
Goed én slecht nieuws van het visitatiefront. De opleiding
Biologie kreeg een positief rapport, de opleiding Arabistiek en
Islamkunde daarentegen scoorde ondermaats en zag daardoor
haar accreditatie de mist ingaan.
Tim Vuylsteke
Het rapport van Biologie
+
Biologie
Hoewel de visitatie bij biologie goed
is verlopen, heeft programmadirecteur professor Jozef Vanden Broeck
zijn bedenkingen: “Het bezoek van
de commissie vond plaats in oktober
2005, midden in de overgang naar
de nieuwe bamastructuur. Daardoor
moest enerzijds een opleiding worden geëvalueerd die er over een paar
jaar niet meer zou zijn, en anderzijds
een nieuwe opleiding die nog in volle
opbouw was. Bovendien liet de finale
beslissing over de invoering van een
tweejarige masteropleiding op zich
wachten. Het voordeel was dan weer
dat de commissie voorstellen kon doen
over hoe we de masteropleiding het
best konden invullen. Daar hebben we
dan ook zo veel mogelijk rekening mee
gehouden. Op basis van de opmerkingen en suggesties wordt inmiddels ook
de bacheloropleiding aangepast.”
Arabistiek en Islamkunde
Na een negatief visitatierapport kreeg de
opleiding Arabistiek en Islamkunde van
de Faculteit Letteren geen accreditatie
van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. De opleiding kreeg een onvoldoende voor drie van de eenentwintig
beoordeelde aspecten, met name voor de
samenhang van het programma, de omgang met resultaten uit kwaliteitsevaluaties en het oplossen van enkele knelpunten na de vorige visitatie. Hoewel een
positief visitatierapport nodig is om als
opleiding erkend te worden, is er voorlopig geen probleem. De Faculteit Letteren
vraagt een voorlopige erkenning aan,
waardoor ze drie jaar tijd heeft om de
pijnpunten weg te werken. Ook voor de
huidige studenten heeft de negatieve beoordeling geen gevolgen.
Het onderwijzend personeel en het monitoraat.
De academische staf
bestaat uit enthousiaste
biologen die over een zeer gedegen
vakinhoudelijke deskundigheid beschikken. De Leuvense bacheloropleiding biedt bovendien een uitgebreide
monitoraatswerking aan voor het
eerste jaar. De commissie stelt vast
dat het monitoraat gemotiveerde
medewerkers heeft met uitstekende
didactische vaardigheden en een
goede vakkennis. Aan andere universiteiten is deze werking minder goed
uitgebouwd.
+
De materiële
voorzieningen. Die
zijn zowel in Leuven
als in Kortrijk goed. De
commissie is vooral te spreken over
de nieuwbouwplannen in Leuven, die
de bereikbaarheid moeten verbeteren
en het gebrek aan ruimte moeten
opvangen. De bibliotheek in Leuven
geeft de commissie de beoordeling
‘excellent’.
-
De coherentie van het
bachelorprogramma. In
de eerste bachelor worden
veel ondersteunende
vakken gegeven, en eerder weinig
biologie. Het bachelorprogramma is
mede daardoor niet volledig logisch
sequentieel opgebouwd volgens de
verschillende disciplines en organisatieniveaus van de biologie. Aan dat
probleem is ondertussen verholpen.
-
Het major-minorsysteem.
De nauwe band met enkele
andere opleidingen en het
major-minorsysteem
bieden studenten de mogelijkheid om
gemakkelijk naar een andere richting
over te stappen. Omdat er echter ook
ondersteuning voor een dergelijke
niet-biologische finaliteit in het basisaanbod moet worden voorzien, blijft
er minder ruimte over voor de ‘echte’
biologie. De Leuvense opleiding biologie moet er dus voor zorgen dat ze
haar specifieke eigenheid en samenhang niet verliest. Ook daaraan is de
laatste jaren reeds hard gewerkt.
valvas
16.5.2007
Doctoraten
Godgeleerdheid
25 april, Marianne Moyaert,
Pluralisme en interreligieuze
dialoog: kritische analyse van
de vooronderstellingen van
pluralistische theorieën en hun
impact op het karakter, de mogelijkheden en beperkingen
Hoger Instituut voor
Wijsbegeerte
4 mei, George Kulangara,
Philosophical Ecclesiology of
Kant. A Systematic Elucidation
of a Moral Ideal
15 mei, Paul Heeffer,
Ontologie en subjectiviteit.
Sein und Zeit herlezen
Rechtsgeleerdheid
23 april, Julie De Coninck,
De voorwaarde in het contractenrecht
10 mei, Bernard Vanheusden,
Brownfields redevelopment:
naar een duurzame stadsontwikkeling? Rechtsvergelijkende analyse betreffende
de sanering van sites
Economische en Toegepaste
Economische Wetenschappen
27 april, Bram Thuysbaert,
Econometric essays on the
measurement of poverty
7 mei, Manu De Backer,
The use of Petri net theory for
business process verification
15 mei, Kobe Millet,
Prenatal testosterone, personality, and economic behavior
Letteren
19 april, Karen Desmet,
Alle goede dingen bestaan uit
drie: Een tekstuele analyse van
de drievoudige structuur van de
Mohistische kernhoofdstukken
8 mei, Sylvain Dieltjens,
Het gebruik van de wij-vorm
in Belgische tweetalige topdowncommunicatie
14 mei, Kristof Boucquet,
De tonale klavierliederen van
Arnold Schönberg: een historische en analytische studie
16 mei, Greet Draye,
Laboratoria van de natie.
Nederlandstalige literaire
genootschappen in Vlaanderen over politiek, literatuur en
identiteit, 1830-1914
Psychologie en
Pedagogische Wetenschappen
20 april, Gert Cornelissen,
Rendering sustainable consumer behavior more sustainable:
Psychological Tools for Marketing Pro-Social Commitment
30 april, Sven Van Lommel,
Word stress: The suprasegmental encoding in speech
production
Geneeskunde
23 april, Kathy Cromphout,
Phosphomannomutases in mice and men:
(immune)histochemical and
glycohistochemical analysis
26 april, Thierry Van den Bosch,
Towards an improved diagnosis of uterine pathology
27 april, Joris Arts,
Mechanisms underlying success
and failures of medical and
endoscopic treatment for gastroesophageal reflux disease
4 mei, An Rykx,
Protein kinase D: downstream
effectors and role in apoptosis
8 mei, Silvia Jansen, The life-cycle of NPP2, a metastasis-enhancing lysophospholipase D
14 mei, Mieke Nuytten,
Phenotyping of the NIPP1
knock-out mouse
16 mei, Jeroen Eyckmans,
Periosteum Derived Progenitor
Cells in Bone Tissue Engineering
Wetenschappen
20 april, Joeri Van der Veken,
Submanifolds of homogeneous spaces
23 april, Koen Vervaeke,
Microscopic Hall sensors for
magnetometry and local magnetic imaging
30 april, Freya Vercauteren,
Pre- and post-onset molecular
changes in cognitive disorders:
whole cell and organelle proteomic studies of brain tissues
in animal models of Alzheimer’s Disease and schizophrenia
9 mei, Pierre Lohohola Osomba,
Synthesis of pyrrolidine- and
hydrofuran-fused 5,6,11,12-tetrahydrobenzo [5,6] cyclohepta
[1,2-6] indole systems and
related 6-nor-(5a,6a) ringcleaved precursors with potential CNS activity
11 mei, Melanie Gérard,
The impact of FK506 binding
proteins on the aggregation
of alpha-synuclein
14 mei, Stefan Van Baelen,
A constraint-centric approach
for object-oriented conceptual modelling
14 mei, Jo Alen,
Synthese en evaluatie van
aminopiperidinoncarboxylaatsystemen als potentiële type
VI beta-turn mimetica
16 mei, Aurela Shtiza,
Geogene and anthropogene
signatures of main chromium
species occurring next to
industrial sites in Albania
16 mei, Merlijn Jocqué,
Community structuring processes in temporary freshwater rockpools
16 mei, Filip Cools,
Grassmann secant varieties
and plane curves with total
inflection points
Ingenieurswetenschappen
20 april, Dirk Nuyens,
Fast Construction of Good Lattice Rules
30 april, Peter Mercelis,
Control of Selective Laser
Sintering and Selective Laser
Melting Processes
3 mei, Sören Steudel,
Small Molecule Organic Thin
Film Transistors and Rectifying
Diodes
4 mei, Mathias De Wachter,
Example Based Continuous
Speech Recognition
7 mei, Riet Labie,
Fysische en mechanische
aspecten van UBM-lagen voor
Pb-vrije flip chip soldeerconnecties
9 mei, Yves Schols,
A Combined Surface/Volume
Integral Equation Approach to
Model Quasi-3D Structures in
a Multilayered Environment
10 mei, Pieter Van Leemput,
Multiscale and Equation-Fee
Computing for Lattice-Boltzmann Models
14 mei, Stijn De Buck,
Nieuwe oplossingen van
toegevoegde realiteit ter
ondersteuning van minimaal
invasieve beeldgestuurde
chirurgische interventies op
zachtweefselstructuren
14 mei, Griet Verbeeck,
Optimisation of Extremely Low
Energy Residential Buildings
14 mei, Ewout Martens,
High-Level Modeling and Synthesis of Analog Integrated Systems
15 mei, Michaël De Volder,
Pneumatische en hydraulische
microactuatoren: een nieuwe
benadering voor het bereiken
van hoge kracht- en vermogendichtheid
15 mei, Gregory Pinte,
Active Control of Repetitive
Impact Noise
15 mei, Wenfei Wang, GaN Based
High Electron Mobility Transistor Technology and Physics
16 mei, Joeri Verbiest,
Design of Antennas Used on
the Human Body
16 mei, Wim De Roeck, Hybrid
Methodologies for the Computational Aeroacoustics Analysis
of Confined Subsonic Flows
Bio-ingenieurswetenschappen
19 april, Daniel Ndaka Sila,
Cell Wall Structural Changes:
Towards Understanding
Texture Evolution of High
Pressure Pretreated Thermally
Processed Carrots
20 april, Dennis Smulders,
Pig Behaviour and Welfare in
Relation to On-farm Factors: A
Combined Experimental-epidemiological Study
24 april, Bart De Waele,
Reactiemechanismen van
zeoliet gekatalyseerde alkene
oligomerisaties
8 mei, Steven Husson,
Peptidomics of Caenorhabditis elegans: Characterization
of Neuropeptides and their
Processing Enzymes
8 mei, Sandy Van Buggenhout,
Minimizing Texture and Structure Degradation of Frozen
Fruits and Vegetables: Use of
Enzyme Technology and High
Pressure-low Temperature
Processes
Benoemd of onderscheiden
An Bogaerts, als doctoraatsstudent verbonden aan de
Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen, ontving
op 29 maart een Fellowship
Award ter waarde van 50.000
dollar van de European Society
for Clinical and Economic Aspects
of Osteoporosis and Osteoarthritis (ESCEO). Ze ontving deze
prijs voor een net opgestarte
studie waarin ze nagaat wat
het gezondheids- en fitheidseffect is van trilplaattraining en
vitamine D-supplementatie bij
senioren in rusthuizen.
Luc Huyse, emeritus hoogleraar
aan het Leuvens Instituut voor
Criminologie (LINC), is de laureaat van de eerste ABN AMRO
Bank Prijs voor het beste nonfictieboek. Huyse won de prijs,
ter waarde van 12.500 euro,
met zijn boek Alles gaat voorbij,
behalve het verleden, waarin hij
een overzicht geeft van hoe
afgerekend kan worden met
een traumatisch verleden.
Herman Van Coppenolle, emeritus hoogleraar aan het Departement Revalidatiewetenschappen van FaBeR, werd benoemd
tot honorary professor aan de
Chinese Sportuniversiteiten
van Peking, Xian en Shangdon.
Deze drie universiteiten willen
intens met hem samenwerken
in het kader van het internationaal Erasmus Mundus programma in Adapted Physical Activity
dat door de K.U.Leuven gecoördineerd wordt, en in het beter
voorbereiden van hun studenten inzake beweging en sport
bij personen met een handicap
en het stimuleren van ouderen
tot meer fysieke activiteit.
REC HT
campuskrant
19
gezet
door Erik Derycke
Is lezen in
het donker slecht
voor je ogen?
W
ie heeft er als kind nooit heimelijk een boek gelezen, onder de dekens, bij het flauwe licht van
een zaklamp, terwijl het al lang slapenstijd was?
Wie betrapt werd, kreeg dan vaak te horen dat zij of hij
zijn ogen zou kapotmaken. Lezen in het donker is immers
slecht voor de ogen. Of toch niet?
We steken ons licht op bij professor Werner Spileers,
diensthoofd Oogziekten van de UZ Leuven. Diens antwoord is zonnehelder: lezen bij schemerlicht is niet
‘slecht’ voor de ogen. Het is wel minder comfortabel voor
de ogen en dus vermoeiender. Vandaar dat we zo snel in
slaap vielen! Maar de ogen gaan er dus niet van achteruit.
En hoe zit het met boekenwurmen die uren aan een
stuk in lectuur verzonken zitten — is dat wel gezond?
Ook hier geldt: langdurig lezen is niet slecht voor de ogen
maar wel vermoeiend.
Een derde waarschuwing van weleer was dat we niet
met onze neus in de boeken mochten zitten. Je moest een
boek op armlengte van je ogen houden. Ook hier krijgen
we hetzelfde antwoord: te dicht op een boek zitten is
vermoeiender, maar niet slecht voor de ogen. “Een correcte leesafstand is comfortabel,” vertelt professor Spileers. “Het jonge oog stelt zelf scherp op de juiste afstand
— dat heet accommodatie. Later — na 45 jaar — wordt
dat vermogen kleiner en is een leesbril de oplossing.”
[conclusie]
Van lezen in het donker
word je misschien sneller moe,
maar slecht voor je ogen
is het niet.
world.wide.wetenschap
Ludo Meyvis
Campuskrant offreert u populariserende of, als we het echt
niet laten kunnen, zelfs heel ernstige wetenschappelijke sites,
rijp voor uw voetnoten.
Gruuthuse
Onlangs kocht de Koninklijke Bibliotheek uit Den Haag het
Gruuthuse-manuscript, dat vele jaren deel uitmaakte van de bibliotheek van de familie van Caloen bij Brugge. Het manuscript
is de enige bron voor tal van de bekendste Middelnederlandse
gedichten. In plaats van het op de planken te laten verstoffen,
heeft de KB er een heel toegankelijke website van gemaakt
waarop het genoeglijk bladeren is. Egidius mag dan wel de
dood gekozen hebben, hij leeft.
http://www.kb.nl/galerie/gruuthuse/index.html
Meer links en vorige afleveringen vindt u terug op onze
website: http://www.kuleuven.be/ck/
20
de buitenkant
16.5.2007
campuskrant
Vragevuur
in BEELD
Stijn Bruers (26), doctoraalstudent natuurkunde/ecologie
en auteur van het boek ‘Universele liefde’
“Alle levensvormen zijn intrinsiek
waardevol”
(© Rob Stevens)
Tastmateriaal
Spitstechnologie in een kinderhand, het was mogelijk
op de opendeurdagen van de departementen Metaalkunde en Toegepaste Materiaalkunde (MTM) en Chemische Ingenieurstechnieken (CIT). Op 4 mei werden
wetenschappers en partners uit de industrie en de
overheid verwelkomd, de volgende dag mocht ook het
grote publiek een kijkje nemen in de wondere wereld
van nanomaterialen, elektrochemie en reserveorganen.
(© Rob Stevens)
Bike &
Rain
Slecht weer tijdens Bike & Run is eigenlijk alleen
slecht nieuws voor Campuskrant-lezers, die een
flauwe woordspeling in de titel bij de foto te slikken
krijgen. De sporters zelf trekken zich duidelijk niets
aan van een druppeltje meer of een graadje minder:
de organisatoren mochten voor de vijfde editie alweer een recordopkomst noteren. Op 9 mei verschenen 386 fiets- en looplustigen aan de start van het
parcours dat Leuven met Louvain-la-Neuve verbindt.
colofon campuskrant
C a mpusk r a nt
Maandelijks tijdschrift van de K.U.Leuven
R edactie
Ine Van Houdenhove (hoofdredacteur),
Ludo Meyvis, Reiner Van Hove, Wouter
Verbeylen
Redactieadres
Oude Markt 13, 3000 Leuven
(t) 016 32 40 18
(f) 016 32 40 14
campuskrant@kuleuven.be
Adreswijzigingen (personeel en externen)
Inge Verbruggen, (t) 016 32 40 15
Inge.Verbruggen@dcom.kuleuven.be
Adreswijzigingen (oud-studenten)
Erik Gobin, (t) 016 32 40 02
Erik.Gobin@alum.kuleuven.be
Losse medewerkers
Kristel De Beuckeleer, Erik Derycke,
Wies De Vuyst, Ann Fransen,
Lien Lammar, Ines Minten,
Jaak Poot, Katrien Steyaert,
Benedict Vanclooster, Tim Vuylsteke,
Tim Willekens
- Wat wilde u worden toen u
klein was?
‘Zoals dat waarschijnlijk bij vele
mensen gaat, heb ook ik achtereenvolgens verschillende
droomberoepen gehad. Toen ik
als kind met vrienden ‘legertje’
speelde, wou ik soldaat worden.
Als op tv een tijdje later een
goede politieserie liep, stond ik
dan weer in bewondering voor de
detectives. Er is ook een periode
geweest dat ik astronaut wilde
worden, en uiteindelijk natuurlijk
wetenschapper.’
- Wat zou u doen als u meer
tijd had?
‘Ik zou meer actie willen voeren
voor de natuur. Nu ben ik al actief
in verschillende organisaties zoals
onder meer Greenpeace, Aardewerk
en Sea Shepherd, maar ik zou nog
meer tijd willen investeren in het
promoten van datgene waarin ik echt geloof. Dat gaat dan zowel over directe
acties als over vorming en sensibilisering door het geven van lezingen.’
- Wanneer werd u voor het laatst ontroerd?
‘Een tijdje geleden woonde ik een musical bij die door mijn zus en vele vrienden
werd gemaakt en opgevoerd. Het stuk was zowel amusant als erg pakkend. Dat
ik vele bekenden op het toneel zag verschijnen, had daar uiteraard veel mee te
maken.’
- Welk boek/toneelstuk/film heeft een diepe indruk op u gemaakt?
‘Allereerst natuurlijk mijn eigen boek, Universele Liefde, naar een ecologische, spirituele levenskunst. Het vormt een soort samenvatting van alles waar ik achter sta,
van mijn eigen visie op ecologie. Ook de werken van de Noorse ecofilosoof Arne
Næss, die in dezelfde lijn liggen, spreken me aan. Wat films betreft, heb ik erg
genoten van Schindler’s List. Vooral de scène aan het einde, waar Oskar Schindler
gekweld wordt door schuldgevoelens omdat hij zich realiseert dat hij nóg meer
had kunnen doen, vind ik sterk. Het is een heel herkenbaar thema, ontroerend
in scène gebracht. De film Gandhi vind ik ook goed, vooral dan omdat Gandhi’s
persoonlijkheid me erg fascineert.’
- Wat is het mooiste compliment dat u ooit gegeven hebt?
‘Ik vind het mooi tegen vrienden, ouders of andere familieleden te kunnen zeggen dat je écht trots op hen bent.’
- Welke rol speelt muziek in uw leven?
‘Een zeer belangrijke rol. Wat ik belangrijk vind, is de rijkdom van muziek, van
donkere gothic tot spirituele gospel. Muziek kan ontroeren of spiritueel zijn,
maar me ook net meer energie geven. Ik houd vooral van singer-songwriters
zoals Bruce Springsteen. De manier waarop je je kan inleven in de tragische
situaties waarover hij zingt, geeft zijn nummers een extra diepgang. Hij heeft
het vaak over de gewone arbeider, de simpele mens die vecht tegen onrecht en
onderdrukking. Die thema’s spreken me erg aan.’
- Waarin gelooft u?
‘Ik geloof in biocentrisme. Dat betekent dat alle levende wezens intrinsiek waardevol zijn, niet enkel de mens of zelfs niet enkel mensen en dieren. Uit onvrede
met het dierenleed ben ik zelf vegetariër, maar sommige mensen die in biocentrisme geloven, eten wel nog af en toe vlees. Die filosofie zie je bijvoorbeeld
bij veel indianen, die weliswaar jagen, maar met respect voor de prooi. Ze eten
vlees omdat ze geloven dat de natuur zo in elkaar zit: A wordt gegeten door B.
Dat respect voor evenwicht en voor de natuur vind je echter niet in de vleesindustrie van onze westerse wereld, die echt een enorme ecologische impact heeft.’
- Wat vindt u het mooiste plekje in Leuven en waarom?
‘Mag het ook een plekje in Heverlee zijn? Het Kasteelpark van Arenberg vind ik
echt de moeite waard. De vijvers met kikkers, eenden en ganzen, de vervallen
watermolen, de knotwilgen… Die omgeving kan me echt tot rust brengen, ze
roept een soort nostalgie bij me op.’
- Welke vraag wilt u schrappen?
‘Wat vindt u het mooiste plekje in Leuven en waarom?’
- Welke nieuwe vraag wilt u erin?
‘Welke daad in uw leven vindt u het waardevolst?’
Stijn Bruers publiceerde onlangs een boek over eerbied en respect voor álle leven, en
de vreugdevolle verbondenheid die daaruit voortkomt. ‘Universele Liefde, naar een
ecologische, spirituele levenskunst’ is uitgegeven bij Boekscout, telt 136 pagina’s en
kost 14,95 euro. http://www.boekscout.nl/html/bruers.html
Vormgeving
Catapult
Lay-out en zetwerk
Wouter Verbeylen
Fotografie
Rob Stevens
Cartoons
Joris Snaet
Drukwerk
Verheyen Graphics,
Deurne
Oplage
33.500 ex.
Reclameregie
Wouter Verbeylen, (t) 016 32 41 46
Wouter.Verbeylen@dcom.kuleuven.be
Verantwoordelijke uitgever
Ronny Vandenbroele, Oude Markt 13,
3000 Leuven
Copyright artikels
Artikels kunnen overgenomen worden mits
toestemming van de redactie.
Het volgende nummer verschijnt op 13 juni.
Suggesties zijn welkom op het redactieadres.
Campuskrant op internet:
www.kuleuven.be/ck/
(© Rob Stevens)
Interview
Tim Willekens

Similar documents

HERE - EURid

HERE - EURid datumconnect.eu degranvelle.eu degroupnews.eu delem.eu

More information

Onderzoek en Lectoraten in het Kunstvakonderwijs

Onderzoek en Lectoraten in het Kunstvakonderwijs had zijn helaas alweer weg. Daarmee is ook de kennis die hij heeft overgebracht voor een groot deel weer verdwenen. Dat hoort ook bij de Academie, het gaat allemaal vrij snel en studenten worden on...

More information

2004 05 nr12 p01

2004 05 nr12 p01 lezing enkel over het Standaardnederlands zal gaan. Het Roeselaars en het Hasselts zijn wetenschappelijk gezien wel even interessant, maar niet iedereen kent die talen, vandaar. Nu, als we het over...

More information