CK26 nr04 - KU Leuven
Transcription
CK26 nr04 - KU Leuven
17 DECEMBER 2014 KULEUVEN.BE/CK JG 26 04 25 JAAR Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug. Tijdschrift - toelating gesloten verpakking Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X 2099 Antwerpen X n° BC 6379 erkenning: p303221 PB-nr. B-4883 ‘Bingewatching’ voor de wetenschap “ik ben blij dat wilfried dit eerbetoon krijgt” Doctoraat analyseert humor in House M.D. en The Big Bang Theory Miet Smet over het nieuwe Fonds Wilfried Martens 4 6 Toga op de groei de psycholoog en de ‘vervloekte’ schilderijtjes “ik heb een heilig vertrouwen in de taal” 18 Filip Raes over zijn ‘crying boys’ en zijn onderzoek naar depressie Leven na Leuven: germanist en dichter Charles Ducal 8 14 droomjob Een foto van een knappe man heeft geen effect op de financiële beslissingen van een vrouw, het aanraken van zijn ondergoed wél. Dat blijkt uit het doctoraats onderzoek van Anouk Festjens. “In eerdere experimenten werkte men enkel met visuele prikkels, zoals seksueel getinte foto’s”, zegt Festjens. Bij mannen hebben die effect – ze geven sneller geld uit – maar bij vrouwen niet. “Wij hebben nu tactiele prikkels gebruikt door vrouwen boxershorts te laten aanraken. Wat bleek? Die prikkels hebben wél effect op het economisch beslissingsgedrag van vrouwen. We lieten onze test- personen boxershorts en T-shirts aanraken, zogezegd om de kwaliteit ervan te beoordelen. Daarna legden we hen een aantal financiële kwesties voor. Vrouwen die de boxershorts hadden aangeraakt, waren meer gedreven om meer geld te verdienen dan de vrouwen die de T-shirts hadden aangeraakt. Ze waren ook bereid om méér geld in te zetten in een fictief gokspel.” Lees meer op P.04 alumnus en ‘wat als?’-scenarist david vennix heeft emmy beet 14 Daklozen lopen niet warm voor winteropvang Er zijn maar weinig daklozen die gebruik maken van de winteropvang. Dat blijkt uit een studie van professor Koen Hermans. Hoewel ze er tijdens de koudste maanden van het jaar de nacht kunnen doorbrengen, zien velen het als een allerlaatste red middel. “Ze slapen nog liever in een station of een kraakpand.” Pieter-Jan Borgelioen V De vettaks: een mager beestje? Eén Belg op twee is te dik en, nog alarmerender, één kind op vijf heeft overgewicht. Hoog tijd voor een vettaks? Drie experts plaatsen kritische kanttekeningen: “Zo’n taks is symboolpolitiek. Je kan je ook obees eten aan appels.” Lees meer op P.17 olgens een studie van Koen Hermans, projectleider bij het zorg- en welzijnskenniscentrum LUCAS en professor aan de Faculteit Sociale Wetenschappen, maakten in de maand januari van dit jaar 711 volwassen en 53 kinderen gebruik van de winteropvang. Dat is weinig, zeker als je het totale aantal van 5.378 dak- of thuislozen in acht neemt. “En dat is maar het topje van de ijsberg”, zegt Hermans. “We hebben enkel de daklozen geteld die een beroep doen op hulpverlening of aankloppen bij opvangcentra. Waarschijnlijk leven er dus nog een pak meer mensen op straat.” Explosieve mix In Vlaanderen vind je 12 winteropvangcentra in 10 steden, waaronder Gent, Antwerpen en Leuven. Van november tot april kunnen daklozen er een of meerdere keren de nacht doorbrengen. Maar meer dan een basisvoorziening is het niet. “Tijdens de wintermaanden kunnen mensen er terecht voor een bed, een bad en een brood”, zegt Hermans. “Ze kunnen er maximaal vijf nachten op rij blijven. Overdag moeten ze het alleen zien te redden. Uit getuigenissen van daklozen en hulp- In de Belgische winteropvangcentra staan ook kinderbedjes. Daar schrokken mijn buitenlandse collega’s van. verleners blijkt dat de winteropvang de laatste oplossing is die mensen verkiezen. Vaak zijn ze bang om hun plekje in een station of kraakpand te verliezen. Bovendien is het aantal plaatsen in de winteropvang beperkt, wat op piekmomenten een probleem kan vormen. Zo is 593 keer de toegang tot de winteropvang geweigerd.” Het is er ook niet altijd even aangenaam vertoeven. “Je vindt er een heel explosieve mix van mensen”, zegt Hermans. “Denk aan drugsverslaafden, alcoholici en psychiatrische patiënten. Wie nog maar pas dakloos is geworden, komt er terecht bij degenen die al langer in het circuit zitten. Veel daklozen brengen de straatcultuur mee naar het centrum. Hulpverleners doen er hun best om een zekere gezelligheid te creëren, maar het kan er ruig aan toegaan.” Hermans pleit er dan ook voor om kinderen uit de winteropvang te weren. “Mijn buitenlandse collega’s schrokken ervan dat er in de Belgische winteropvangcentra kinderbedjes staan. Dat moeten we absoluut vermijden, bijvoorbeeld door gezinnen met kinderen voor een nacht een hotelkamer aan te bieden.” Lees meer op P.03 © KU Leuven | Rob Stevens De ‘trigger’ in een boxershort 02 NIEUWS CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 COLUMN Luc van Doorslaer is directeur van CETRA, het Centre for Translation Studies (KU Leuven). Hij werkt ook al vele jaren als tv-journalist. “Ik vond het schrijnend dat er zo weinig steun kwam vanuit het buitenland om de ebola-epidemie te helpen indijken”, zegt viroloog Piet Maes (39) aan de telefoon, terwijl hij wacht op een nieuwe lading bloedstalen. Met collega Sophie Duraffour (34) is hij in Guinee om er hulp te bieden. TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Miles Carrol Smulder H et moet ergens eind jaren tachtig geweest zijn. Ik was student literatuurwetenschap in Leuven en ging kijken naar een poëzie-performance van dichter Remco Campert en ex-voetballer Jan Mulder. Het werd een Aha-Erlebnis. De breekbare, lichtjes zelfkwellende presentatiestijl van Campert was nog enigszins klassiek te noemen. Maar de zelfverzekerde én zelfrelativerende stijl van Mulder maakte de poëzie wereldlijker en soepeler. Mulder was in Vlaanderen altijd een beetje het genot van fijnproevers. Tot 2014 en het WK voetbal. Literatuur was uiteraard een favoriet object voor mij. Ook wanneer die in onze colleges geanalyseerd, geabstraheerd en gecontextualiseerd werd. Sommige medestudenten haakten dan af, hun liefde voor de literatuur tolereerde maar een beperkt uitbeenniveau. Zelf had ik daar weinig last van. Ik vond alleen dat het retorische niveau en de taalvaardigheid van een aantal proffen te wensen overliet. De prachtigste literaire tekst wordt knoestig wanneer hij geanalyseerd wordt in een hoekig, lichtjes strompelend discours vol regionaal gemarkeerde klankproductie. En dat gebeurde jammer genoeg wel eens. Hoe zou het tegenwoordig nog zijn met de retorische gaven van de proffen? En toen was er dus Jan Mulder. Een ex-voetballer, was dat niet iemand waar literatoren wat neerbuigend over moesten doen? Maar net hij stal de show. En stal dus ook een beetje Campert en de literatuur. Mulder oreerde met een doelgerichtheid die aan zijn vroegere beroep deed denken. Met een talige vanzelfsprekendheid die sommige professoren degradeerde tot goedmenende liefhebbers. De spanning tussen de academie en de kunst, concreet gemaakt door een voetballer met taalgevoel. Ik verliet de zaal met een hoofd vol esthetica. Jan Mulder is altijd een beetje smullen, dacht ik. Jaren later, intussen als tv-journalist, trok ik met een cameraploeg naar Hilversum om de grote Jan Mulder zijn visie te laten spuien over Euro 2000. Alweer in geweldig geïntoneerde volzinnen, met dezelfde functionele theatraliteit als in zijn Camperttijd. Oersérieux met een barokkerig taalsausje. Maar altijd kwam ook het moment waarop die mondhoeken onbedaarlijk begonnen te trillen. En meteen was zijn hele theatraliteit op een sympathieke manier weggerelativeerd. Ooit vertelde een prof sociale wetenschappen me dat hij bezig was met inhoud, taalkundigen slechts met vorm. Hij moet in zijn opleiding de oude Grieken hebben overgeslagen, die de onafscheidelijkheid van de twee al kenden. En hij had ongetwijfeld nooit Jan Mulder gezien. Mulder was in Vlaanderen altijd een beetje het genot van fijnproevers. Tot 2014 en het WK voetbal. Enkele decennia te laat ontdekte Vlaanderen de kracht van taalhumor bij Jan Mulder. Maar dan in de gepopulariseerde versie: elke dag opnieuw, het rolletje van de goedgebekte noorderling. Nog sympathiek, dat wel, maar met minder retorische overweldiging. Hij wordt sindsdien zowat overal in Vlaanderen opgevoerd, tot bij Ben Crabbé toe. Ik denk terug aan de poëzie-performance. Een beetje elitair was ook wel lekker. Zoals bij de literatuurprofs, met mate. Jan Mulder wás altijd een beetje smullen, denk ik nu. POSTDOCS TREKKEN NAAR GUINEE OM STALEN TE TESTEN OP EBOLA “We moésten iets doen” S ophie en Piet zijn postdocs aan het Rega-instituut. Sinds een week zijn ze beiden in Guéckédou om een lab van het European Mobile Laboratory Project te helpen bemannen – een drietal kamertjes in een voormalig ziekenhuisgebouwtje. Ze testen er bloed- en andere stalen op de aanwezigheid van – onder meer – het ebolavirus. “Voor een viroloog is dit de ultieme uitdaging”, zegt Sophie. In het Rega-instituut werkt ze met het pokkenvirus. “Met ebola had ik geen ervaring. Maar we hebben een speciale opleiding gekregen in Duitsland. Vooral om te leren hoe we ons in het veld moeten beschermen.” Piet heeft al eerder gewerkt met het ebolavirus, toen hij verbonden was aan een militaire onderzoeksfaciliteit in de VS. Sinds juni werkt hij op het Laboratorium voor Klinische en Epidemiologische Virologie. “Toen ik de vraag kreeg om naar hier te gaan, zei ik meteen ja. Uit wetenschappelijke interesse – ik wou zien hoe men hier werkt – maar ook omdat ik het pijnlijk vond hoe weinig respons er aanvankelijk kwam van het buitenland. De universiteit keurde onze vraag om op missie te gaan naar Guinee meteen goed. We worden gewoon doorbetaald.” Niet bang In de VS werkte Piet met veiligheidsniveau 4, hier in Guinee gaat het om niveau 2, af en toe niveau 3. “We komen niet in contact met patiënten, dus zo’n pak als je ziet op tv hoeven we meestal niet te dragen. Dat doen we enkel als we KANTTEKENING Watervlo fluoresceert bij verontreinigd water Biologen van de Campus Kulak Kortrijk werken aan een genetisch gewijzigde watervlo die fluorescent licht afgeeft als ze toxische stoffen uit het water opneemt. Een verklikker dus, zoals de kanarie in de mijn. Nieuw boek Het geheugen van Rusland illustreert hoe Poetin de geschiedenis inroept om zijn beleid te legitimeren. Lees meer op P.12 Professor Ellen Decaestecker van de Onderzoeksploeg Aquatische Biologie doet al jaren onderzoek naar de watervlo Daphnia magna: “Eigenlijk is dat een klein kreeftje, dat de stoffen in het water sterk filtert. Dat kunnen parasieten of algen zijn, maar evengoed een breed scala aan vervuilende stoffen, zoals zware metalen, hormoonverstorende stoffen en nanomaterialen. Door die hoge gevoeligheid voor allerlei stoffen is de Daphnia een uitstekende sensor. Vergelijk het met de kanarie in de mijn.” De watervlo wordt dus een detectiekit voor sanering: “We ontwikkelen nu verschillende lijnen van watervlooien: de bedoeling is dat elke lijn anders oplicht, met een andere fluorescerende merker bij een andere vervuilende stof. We identificeren de genen van watervlooien die NIEUWS 03 CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 Samen met hun Britse collega Ruth Thom (rechts) gaan Sophie Duraffour en Piet Maes bloedstalen en monduitstrijkjes na op ebola. Een staal zit in drie verpakkingen en wordt in een glove box opengemaakt. stalen binnenkrijgen die niet afkomstig zijn van Artsen zonder Grenzen, of van het behandelingscentrum waar ons labo aan verbonden is, zodat we er niet honderd procent zeker van zijn dat ze veilig zijn verpakt. Of als we stalen ontvangen van overleden patiënten. Die zijn enorm besmettelijk.” De pakken zijn verre van comfortabel: “Na vijf minuten ben je drijfnat van het zweet. Maar meestal volstaan dus een waterdichte labojas, handschoenen, een veiligheidsbril en een mondmasker.” Samen met een paar lokale laboranten en een buitenlandse collega gaan Piet en Sophie in bloedstalen en monduitstrijkjes na of mensen die ziektesymptomen vertonen ebola hebben, en of patiënten die hersteld zijn, wel degelijk negatief Piet Maes De eerste arts die hier ebola opliep, heeft zichzelf geïsoleerd en is moederziel alleen gestorven. testen. “Daar wordt heel zorgvuldig mee omgesprongen, pas na twee negatieve tests krijgen ze een attest”, zegt Piet. De volledige test uitvoeren duurt niet minder dan drie uur. Sophie: “Een staal zit in drie verpakkingen en wordt in een glove box opengemaakt – je komt er dus nooit rechtstreeks mee in aanraking. Het wordt in de glove box geïnactiveerd en vervolgens gedecontamineerd met javel. Zodra het staal geïnactiveerd is, is het niet langer gevaarlijk. Ik ben dan ook helemaal niet bang om besmet te raken. We weten waar we mee bezig zijn.” Slikken Het testen gebeurt met de grootste zorg, er hangen mensenlevens van af, zegt Piet: “Tegelijk werken we zo snel moge- lijk. Voor een wachtende patiënt maakt het een groot verschil of het om ebola gaat of om een andere ziekte met vergelijkbare symptomen. Het is heel fijn als je het goede nieuws kan brengen dat een kindje van zes maanden iets ánders onder de leden heeft. Anderzijds moeten we vaak slikken als we de leeftijd horen van een overleden patiënt van wie we een staal onderzoeken.” Heel vaak wordt er trouwens helemaal niéts gevonden. “Er zijn waarschijnlijk nog veel onbekende aandoeningen hier in Afrika. En vanwege de ebola-epidemie worden mensen met ziekteverschijnselen die anders gewoon thuis zouden uitzieken, bijna verstoten. Elke zieke is verdacht.” Pijnlijk detail: de echtgenoot van de vrouw die het hotel runt waar Piet en Sophie verblijven, was vorig jaar, bij de uitbraak van de epidemie, de eerste arts die ebola opliep: “Hij verzorgde een paar slachtoffers, nog voor iemand wist wat er aan de hand was. Omdat hij voelde dat er iets ernstig mis was, heeft hij zichzelf geïsoleerd en zo is hij moederziel alleen gestorven.” Begin januari gaan Piet en Sophie naar huis. Piet: “Ik word vader in april, dus het zal voorlopig bij deze missie blijven.” Maar Sophie is van plan zo snel mogelijk terug te keren: “Mijn contract aan de KU Leuven loopt ten einde en dan ga ik voor Artsen zonder Grenzen werken als epidemioloog. Veldwerk is nu eenmaal mijn droom. En ik wil iets goeds doen voor andere mensen.” Daklozen lopen niet warm voor winteropvang bij aanwezigheid van een toxische stof een eiwit activeren. Dat eiwit kunnen we fluorescent maken.” De sanering zal de mens nog wel zelf moeten doen, legt Decaestecker uit: “Ik krijg dikwijls de vraag of die watervlooien de vervuilende stoffen ook gewoon kunnen wegwerken. Maar dit zijn genetisch gewijzigde organismen die we niet zomaar in de natuur kunnen loslaten.”(if) De fluorescente watervlooien van professor Decaestecker (i.s.m. prof. Hajime Watanabe, Japan) zijn nog tot 8 februari te bekijken in een opstelling op The Green Light District. Dat is een project van ondernemers, kunstenaars en wetenschappers, met een expo, labs, lezingen en workshops in de Budafabriek in Kortrijk. Meer info op gld-kortrijk.tumblr.com vervolg van P.01 Hermans vindt het goed dat er zoiets bestaat als de winteropvang, maar volgens hem doet de overheid er beter aan te investeren in alternatieve vormen van opvang. “Denk bijvoorbeeld aan de doorgangswoningen van het OCMW”, zegt hij. “Daar kunnen mensen tijdelijk verblijven tegen een lage kostprijs. Veertig procent van die huizen staat leeg! Dat komt omdat er een heleboel reglementen aan verbonden zijn. Zo moet je een band hebben met de gemeente waar de doorgangswoning zich bevindt. Door goede afspraken te maken zou al een deel van het probleem opgelost kunnen worden.” Ook ‘housing first’ moet volgens Hermans uitgebreid worden voor chronisch daklozen. Dat is een proefproject dat huisvesting met woonondersteuning aanbiedt in leegstaande sociale woningen. “Bijzonder aan het project is dat daklozen kunnen kiezen of ze hulpverlening of psychologische begeleiding willen of niet”, zegt Hermans. “Op die manier wordt de drempel om in zo’n woning te trekken verlaagd. En door mensen van de straat te plukken daalt het aantal diefstallen en politie-interventies, gaan de kosten van opvangcentra omlaag en moeten er minder hulpverleners ingeschakeld worden. Het klinkt misschien vreemd, maar het is goedkoper om chronisch daklozen een kleine woonst te geven dan ze op straat te laten leven.” Winteropvang in cijfers * De studie ‘Nulmeting dak- en thuisloosheid in Vlaanderen’ werd gevoerd in het kader van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. _ van de gasten zijn mannen 711 volwassenen en 53 kinderen maakten _ gebruik van de winteropvang 593 _ keer werd de toegang tot de winteropvang geweigerd 1 op 5 _ is minder dan twee maanden dakloos; 1 op 3 is meer dan een jaar dakloos 85% * Cijfers voor de maand januari van 2014. NIEUWS CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 © Fox Broadcasting Corporation 04 Dr. House (Hugh Laurie) maakt zijn gevatte opmerkingen met een frons en een gekanteld hoofd, gebaren die de grens tussen ernst en humor aanduiden. ONDERZOEK LEGT MECHANISMEN ACHTER HUMOR BLOOT Het hoofdknikje van House “Een dag zonder lachen is een verspilde dag”, wist Charlie Chaplin. Ook de tv-series House M.D. en The Big Bang Theory drijven op die stelregel. Maar welke mechanismen gaan schuil achter de sarcastische opmerkingen en snedige oneliners die de personages spuien? Sabina Tabacaru onderzocht het voor haar doctoraat. Pieter-Jan Borgelioen M ijn onderzoek probeert niet uit te leggen waarom iets grappig is. Het was de bedoeling om de mechanismen bloot te leggen die aan het werk zijn in humor”, zegt Sabina Tabacaru. Ze doctoreerde begin deze maand in de linguïstiek en is zowel verbonden aan de Franse universiteit Lille 3 als aan de Onderzoekseenheid Taalkunde van de KU Leuven. Voor haar doctoraat bestudeerde ze conversaties uit de komische tv-reeksen House M.D. en The Big Bang Theory. “In totaal heb ik zo’n 850 gesprekken geanalyseerd”, zegt ze. “De inhoud van de twee reeksen is zeer verschillend. Dat is een grote sterkte van het onderzoek. Zo moet The Big Bang Theory het vooral hebben van situatiehumor. De grapjes bouwen verder op elkaar, terwijl ze in House M.D. eerder sporadisch voorkomen. Omdat de humormechanismen in een verschillende context gebruikt worden, kon ik ze beter vergelijken en empirisch in kaart brengen.” Onverwacht Daarnaast zijn er ook gelijkenissen. In beide series bleek sarcasme de vaakst gebruikte vorm van humor te zijn. Tabacaru onderzocht onder meer welke ‘talige mechanismen’ aan het werk zijn wanneer iemand een droge of sarcastische opmerking maakt. Ze ontdekte dat ongeveer een vierde van die opmerkingen gepaard gaat met metonymie of betekenisverschuiving. “Dat is een stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord of begrip gebruikt dat daarmee te maken heeft”, zegt Tabacaru. “Originaliteit speelt daarbij een grote rol. In een aflevering van House M.D. ramt House zijn wandelstok op de voet van een personage. Vreemd genoeg blijft de man in kwestie vriendelijk. ‘Het was vast een ongelukje!’, zegt hij. Waarna House zich afvraagt of hij ‘a Canadian’ is. In dit voorbeeld wordt gespeeld met het Noord-Amerikaanse stereotype van de ‘brave Canadees’. Die verwijzing is erg onverwacht, maar omdat we – of Amerikanen toch – over Aanraken doet kopen (of toch bij vrouwen) Mannen geven sneller geld uit wanneer ze seksueel geprikkeld worden. Vrouwen ook, alleen is daar nét iets meer voor nodig dan een foto van een knappe man. Het is de opvallende conclusie van een al even opvallend onderzoek uit het doctoraat van Anouk Festjens. TEKST: Lien Lammar | ILLUSTRATIE: Joris Snaet A ls een man een sexy vrouw in bikini op een motorkap ziet zitten, zal hij meer geneigd zijn om geld uit te geven aan de auto eronder. Dat was – in een notendop – de conclusie van het doctoraatsonderzoek van Bram Van den Bergh (Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen) enkele jaren geleden. Onder de sappige titel Basic Instinct. Vurige verlangens in economische beslissingen onderzocht hij de invloed van seksuele prikkels op de financiële keuzes die mannen maken. “Mannen zijn bijzonder gevoelig voor visuele seksuele prikkels, vrouwen niet”, zegt Anouk Festjens (Onderzoeksgroep Marketing). “Daar kwam het in alle vorige onderzoeken op neer. Vanuit evolutionair oogpunt klinkt dat heel logisch. Mannen kunnen zich onbeperkt voort- planten en zijn ‘geprogrammeerd’ om een vrouw te kiezen op basis van visuele informatie: hoe mooi, jong en gezond ziet ze eruit? De kans om die vrouw aan te trekken is groter als de man kan laten zien dat hij genoeg mogelijkheden heeft om voor haar te zorgen. Want evolutionair bekeken is de vrouw daarnaar op zoek. Als een man visueel seksueel geprikkeld wordt, zal hij zijn ‘rijkdom’ dus willen tonen, waardoor hij andere financiële beslissingen zal nemen. Vrouwen zullen bij visuele seksuele prikkels misschien andere keuzes maken op gebied van uiterlijk en schoonheid – omdat ze weten dat mannen daardoor aangetrokken worden – maar niet op financieel vlak.” NIEUWS 05 CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 voldoende voorkennis beschikken om te begrijpen wat er bedoeld wordt, vatten we de humor ook meteen. ” Strategische gebaren In de studie wordt verbale humor ook gelinkt aan gebaren en gelaatsuitdrukkingen. “Erg belangrijk omdat we zo nog een beter beeld krijgen van welke mechanismen op elkaar inspelen”, zegt Tabacaru. Volgens het onderzoek komen vier gebaren en gelaatsuitdrukkingen steeds terug. “Zo merk je dat personages vaak knikken of het hoofd een moment schuin houden wanneer ze een grappige opmerking maken”, zegt Tabacaru. “Soms fronsen ze of trekken ze de wenkbrauwen op.” En dat lijkt te kloppen. Een avondje bingewatching leert ons dat Dr. House Verschillende vormen van humor gaan hand in hand. Sarcasme gaat dikwijls samen met overdrijving of bouwt voort op fantasie. er een handje van weg heeft zijn opmerkingen te plaatsen met een frons en een gekanteld hoofd, en dat Sheldon uit The De test met de boxershort Maar klopt dat wel? Anouk Festjens ging in haar doctoraat op onderzoek uit. “In alle vorige onderzoeken werden enkel visuele prikkels gebruikt, zoals seksueel getinte foto’s. Wij hebben tactiele prikkels gebruikt door vrouwen boxershorts te laten aanraken. Wat bleek? Die prikkels hebben wél effect op het economisch beslissingsgedrag van vrouwen. We lieten onze testpersonen boxershorts en T-shirts aanraken, zogezegd om de kwaliteit ervan te beoordelen. Daarna legden we hen een aantal financiële kwesties voor. Vrouwen die de boxershorts hadden aangeraakt, waren meer gedreven om meer geld te verdienen dan de vrouwen die de T-shirts hadden aangeraakt. Ze waren ook bereid om méér geld in te zetten in een fictief gokspel.” Vrouwen die boxershorts hadden aangeraakt, waren bereid om méér geld in te zetten in een fictief gokspel. Met andere woorden: een foto van een knappe man zal een vrouw niet aansporen om haar financiële beslissingen te veranderen, het aanraken van zijn ondergoed wél. “Iets aanraken is gewoon een krachtigere trigger dan iets zien of Big Bang Theory maar zelden in beeld komt zonder opgetrokken wenkbrauwen. “Die gebaren zijn essentieel”, zegt Tabacaru. “Omdat het niet gaat om een mop die wordt verteld, maar om gesprekken waar grappen eerder spontaan en subtiel komen, zijn die gebaren belangrijk: ze worden strategisch gebruikt om de grens tussen ernst en humor aan te duiden. De gesprekspartner krijgt als het ware een signaal.” Daarnaast maakte Tabacaru ook een inventaris van verschillende soorten humor. Daarvoor baseerde ze zich op eerdere theorieën. “Al moet die classificatie niet strikt geïnterpreteerd worden”, zegt ze. “Verschillende vormen van humor gaan hand in hand. Zo komt sarcasme dikwijls samen voor met overdrijving of bouwt ze voort op fantasie.” Tabacaru wil die grenzen dan ook doorbreken en pleit voor een nieuwe en betere methode om humor te analyseren. “Mijn multimodale studie is daar een goed voorbeeld van”, zegt ze. “Het is een systematische analyse van humoristische interacties, zowel verbaal als non-verbaal. De eerste in zijn soort.” Het onderzoek, een samenwerking tussen de KU Leuven -Campus Kulak Kortrijk en Lille 3, werd begeleid door professor Kurt Feyaerts van de onderzoeksgroep MIDI (Multimodality, Interaction & Discourse) van de OE Taalkunde, en Maarten Lemmens, hoogleraar Engelse Taalkunde aan Lille 3. iets horen. Hoe dichter je bij de prikkel bent, hoe liever je het wil hebben. Het is een pavloviaanse reactie. Het klinkt misschien wat gek, maar boxershorts zijn wel degelijk een sterke seksuele stimulus. Hetzelfde experiment met T-shirts, of met boxershorts waar de vrouwen enkel naar mochten kijken, had veel minder effect.” Geprikkelde consumenten Sex sells dus, ook bij vrouwen. Marketeers en winkeliers, verhuis uw lingerieafdeling naar de ingang van de winkel? “We hebben hier zelf nog geen onderzoek naar gedaan, dus veel kan ik hier niet over zeggen, maar er zou wel iets in kunnen zitten. In de standaard economische theorie gaat men ervan uit dat het geen verschil maakt of een consument beïnvloed wordt door visuele of tactiele prikkels. Wij tonen aan dat het wél belang heeft. Onze resultaten zouden ook kunnen impliceren dat echte winkels nog steeds een voetje voor hebben op webshops, waar je de producten niet kunt aanraken.” Het experiment met de boxershorts mag dan de aandacht trekken, het onderzoek van Anouk Festjens gaat veel breder dan dat. In twee andere papers bestudeerde ze onder andere de invloed van tijd en honger op het nemen van financiële risico’s. Anouk is handelsingenieur van opleiding, maar haar doctoraat gaat dus duidelijk verder dan de grenzen van de zuivere economie. “Psychologie en economie kun je niet los zien van elkaar. Ik ben echt gebeten door dit soort experimenteel onderzoek: het is gewoon bijzonder boeiende materie.” 10% korting Vanaf 8 personen Kom je met een grote groep, dan voorzien wij graag een aparte ruimte in onze gezellige orangerie. Wok Dynasty geeft bovendien een speciale korting van 10%* voor groepen vanaf 8 personen en op vertoon van deze bon. En dankzij de grote parking voor de deur moet je nooit lang zoeken naar een plaatsje. Twijfel dus niet meer en boek alvast jouw feesttafel! L.E. Van arEnbErgpLEin 11-13 • HEVErLEE • t 016 200 160 • DagElijKs opEn WWW.WoKDynasTy.bE *Enkel geldig in Wok Dynasty Heverlee. geldigheid: t.e.m. 27-02-2015, uitgezonderd zaterdagavond en feestdagen. niet cumuleerbaar met andere acties. Deze bon uitknippen en afgeven bij aankomst. 06 NIEUWS CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 Miet Smet en Wilfried Martens in 2013, tijdens de emeritaatsviering van Johan Leman. Fonds houdt Europese erfenis Wilfried Martens levend P rofessor Van Hecke (Faculteit Sociale Wetenschappen) is één van de initiatiefnemers van het fonds. Hij kende Wilfried Martens vrij goed. “Als postdoc heb ik ruim een jaar intensief met hem samengewerkt toen hij in 2005-2006 zijn memoires schreef. Ik werkte mee aan het deel ‘Europa mijn opdracht’ – de Europese politieke partijen zijn mijn onderzoeksdomein. Daarvoor nam ik verschillende interviews van hem af. We kwamen een paar keer per maand samen, en mailden vrijwel dagelijks. Dan ontstaat er een vertrouwensband, “Blij dat Wilfried zo geëerd wordt” “Wilfried zou deze erkenning vanuit zijn universiteit zeer op prijs hebben gesteld”, zegt minister van staat Miet Smet, weduwe van Wilfried Martens, op de hoofdzetel van de Europese Volkspartij (EVP) in Brussel. Ine Van Houdenhove Een straat of plein in zijn geboortedorp zal naar hem worden genoemd, het Centre for European Studies heet nu het Wilfried Martens Centre for European Studies, het nieuwe gebouw van het Europees Parlement in de Belliardstraat zal zijn naam dragen ... En nu is er dus het fonds (zie artikel hierboven). Miet Smet is er zeker van dat haar echtgenoot voor 200% achter de gekozen thema’s zou hebben gestaan. De ontwikkeling van de Europese politieke partijen en studiediensten is er daar één van. “We zaten wat Europa betreft helemaal op dezelfde lijn. Wilfried was in ‘76 één van de stichters van de EVP toen, in de aanloop naar de eerste rechtstreekse Europese parlementsverkiezingen drie jaar later, voor het eerst Europese partijen werden opgericht. Tot dan werden leden van het nationaal parlement afgevaardigd. Hij is voorzitter geweest van 1990, twee jaar voor hij uit de Belgische politiek stapte, tot vlak voor zijn dood en heeft de partij uitgebouwd tot wat ze nu is. Het partijwezen en de onderliggende ideologie – met als basis de christendemocratische traditie – zijn altijd heel belangrijk voor hem geweest.” Ze benadrukt dat er niet zo heel veel zusterpartijen van de CD&V zijn in Europa: “In sommige landen bestaat de christendemocratie als zodanig niet eens.” Dat de EVP in het Europees Parlement al bleef die steeds professioneel. Twee jaar na de publicatie, in 2008, werkten we opnieuw samen voor de Engelstalige versie.” Van Hecke en Martens groeiden bovendien op in hetzelfde dorp, het Oost-Vlaamse Sleidinge. “Dat heb ik hem pas bij onze derde ontmoeting verteld (lacht). Bleek dat mijn grootvader – die kleermaker was – nog het kostuum voor Martens’ plechtige communie gemaakt had!” Duwtje in de rug Na het overlijden namen de EVP en Martens’ we- de grootste fractie vormt, is dus niet zo evident. Eenvoudig Europa Ook het tweede kernthema van het fonds, European governance, lag Wilfried Martens nauw aan het hart: “Er wordt weleens gezegd dat de Europese instellingen complex zijn, maar daar ben ik het niet mee eens. Er treden veel verschillende figuren op de voorgrond en dat maakt het soms moeilijk om te volgen, maar eigenlijk is de constructie zelf, van Raad, Commissie, Parlement en Hof van Justitie vrij eenvoudig.” Dat het partnerschap met oostelijk Europa het derde thema zou worden voor het fonds, lag al evenzeer voor de hand: “Wilfried had goede relaties met die landen die niet – of nog Miet Smet: “We hebben één groot project en dat is Europa. Als Belg met politieke verantwoordelijkheid kan je niet anders dan dat standpunt verdedigen.” duwe Miet Smet (zie interview hieronder – red.) contact op met Van Hecke: “Omdat Martens altijd zijn erkentelijkheid had geuit tegenover zijn ‘opvoeders’ – van zijn eigen moeder tot inspirerende leraars op het college en geëngageerde professoren – ontstond het plan om een fonds op te richten dat onderzoeks- en onderwijsprojecten aan de KU Leuven zou financieren rond een aantal thema’s die hem nauw aan het hart lagen. Je zou het de nalatenschap van zijn Europese politieke loopbaan kunnen noemen.” Die thema’s zijn onder meer European governance, het EU-nabuurschap met landen uit oostelijk Europa en de verdere ontwikkeling van de Europese politieke partijen en studiediensten. Het fonds zal jaarlijks een thesisprijs uitreiken voor een masterproef die over één van die thema’s gaat. “Dat zal in april voor de eerste keer gebeuren. Zo geeft het fonds excellente studenten een duwtje in de rug. Daarnaast hopen we vanaf volgend academiejaar minstens één student uit een niet-EU-land een éénjarige Engelstalige master aan de KU Leuven te laten volgen met een beurs. Op die manier bekommert het fonds zich dus ook om studenten die moeilijk toegang krijgen tot kwalitatief hoogstaand onderwijs. Wie de biografie van Wilfried Martens een beetje kent, ziet onmiddellijk het verband.” Het startkapitaal voor het fonds is bijeengebracht door de EVP, maar uiteraard is het de bedoeling om ruimer fondsen te gaan werven: “Als er voldoende middelen worden bijeengebracht, zal het fonds ook wetenschappelijk onderzoek gaan financieren. Maar nu focussen we op de uitreiking van de masterproefprijs in april. En hopen we snel één of meerdere studenten uit bijvoorbeeld Oekraïne of Moldavië aan de KU Leuven te kunnen verwelkomen.” niet – tot de EU behoren. Europa is meer dan West-Europa alleen ...” Ze hoopt dat het fonds binnen de universiteit en daarbuiten de aandacht voor Europa zal versterken: “De opbouw van de EU is iets fenomenaals. We hebben één groot project en dat is Europa. Als we er niet in slagen de eenwording verder te realiseren, zullen we eenvoudigweg niet meer meetellen in de wereld. Als Belg met politieke verantwoordelijkheid kan je niet anders dan dat standpunt verdedigen.” blijven toedragen, zegt ze. “Toen hij nog op internaat zat, is men hem komen vragen om naar het seminarie te gaan – zoals dat ging in die tijd – maar hij wou naar de universiteit. Hij kwam uit een gezin met weinig middelen, maar hij kreeg een ‘beurs voor de meestbegaafden’. Ik herinner me dat hij vertelde hoe hij op zondag soms met de fiets naar Leuven trok.” “Zat hij op kot in het Pauscollege? Dat wist ik zelfs niet. Wilfried was in ieder geval een zeer geëngageerde student, voorzitter van verschillende studentenverenigingen. Hij was sterk beïnvloed door Dondeyne en diens Universitas-beweging. De vrienden uit die tijd zijn een leven lang meegegaan. Hij zou deze erkenning vanuit de universiteit zeer op prijs hebben gesteld ...” Fietsen naar Leuven Het zou Wilfried veel plezier hebben gedaan dat hij wordt geëerd door de universiteit waar hij gestudeerd heeft, en die hij altijd een warm hart is Het KU Leuven Wilfried Martens Fonds steunen kan op het rekeningnummer van KU Leuven, IBAN BE45 7340 1941 7789, met mededeling 400/0011/02405. Giften vanaf 40 euro zijn fiscaal aftrekbaar. Donateurs van giften boven de 250 euro worden mits toestemming vermeld op een erelijst en worden persoonlijk uitgenodigd op alle publieke activiteiten die het fonds organiseert. www.kuleuven.be/wilfriedmartensfonds © KU Leuven | Rob Stevens © KU Leuven | Rob Stevens Wilfried Martens, oud-premier, minister van staat, oud-voorzitter van de EVP én alumnus rechten, overleed in oktober 2013. Een jaar later wordt een fonds met zijn naam in het leven geroepen. “Daarmee willen we onderzoeks- en onderwijsprojecten financieren rond een aantal thema’s die hem nauw aan het hart lagen”, zegt professor Steven Van Hecke. Ine Van Houdenhove STUDENTEN CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 07 OP © KU Leuven | Rob Stevens KOT Ligging Mechelsestraat 202 HET VROOMSTE KOT Bewoners 13 Oppervlakte 18 m2 Huurprijs “Vrouwelijke studenten? Tot nu toe nog niet, nee” 280 euro De kamer van Gertjan Buyle in de abdij van Keizersberg van een passende ‘kot van de maand’-titel voorzien blijkt bezwaard door te veel opties: kan het, met zijn ruim honderdjarige bestaan, het ‘nieuwste kot’ van vorige aflevering spiegelen? Is het het vroomste kot? Of gaan we toch maar voor ‘het hoogst gelegen’? Woon jij in het rommeligste, grootste, meest multiculturele, hoogst gelegen of anderszins opmerkelijkste kot? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be Theologiestudent Gertjan zelf draagt in elk geval, onbedoeld (en veelvuldig), een optie aan: “Dit is het kot met het mooiste uitzicht van heel Leuven!”, klinkt het een paar keer als ik dat welverdiend epitheton zelf aanschouw door de twee boogvensters. “Er zijn eigenlijk twee studentenverblijfplaatsen hier: een echte residentie in de zijvleugel, die volledig op zichzelf staat, en de studentengemeenschap MonteCasino hier in de abdij, waar we met 13 mensen zitten. De meesten studeren theologie ja, maar we hebben bijvoorbeeld ook een economieen een geneeskundestudent momenteel.” “Het is hier prima wonen – én studeren: het is echt niet zo dat we ons opsluiten, we dalen ook regelmatig af naar het stads- en nachtleven, maar hier vind je dan toch de rust om weer even tot jezelf te komen. Daarom trouwens dat er wel wat meer eerstejaarsstudenten de weg naar hier zouden mogen vinden, ik denk dat het een ideale plaats is voor dat soms moeilijke beginjaar.” “Naast de rust heb je ook het samenleven: er wordt bijna altijd wel samen gegeten door wie er is, en één keer per week koken we ook echt voor elkaar. Verder doen we één à twee keer per maand een activiteit én eens per jaar maken we een groepsuit- ENQUÊTE Een seksuele stoornis is niet altijd een probleem Niet iedereen die met een seksuele stoornis kampt, beschouwt dat ook als een probleem. Zo blijkt uit een onderzoek bij bijna 2.000 Vlamingen en een online enquête bij 30.000 Vlamingen. Seksuologe Lies Hendrickx, die haar doctoraat aan het onderwerp wijdde, ziet een leeftijdsgebonden verband tussen seksuele stoornissen en het ervaren van last. In 2012 riep het VRT-programma Ook getest op mensen op om deel te nemen aan een online enquête over seksualiteit. Bijna 30.000 mensen vulden de vragenlijst in. Aangevuld met eerdere resultaten van de Sexpert-studie (KU Leuven en UGent) uit 2011-2012, vormden de antwoorden een basis voor academisch onderzoek naar sek- suele gezondheid in Vlaanderen. Seksuologe Lies Hendrickx ging met deze twee datasets aan de slag en boog zich over de verwarring rond seksuele stoornissen. “Het lijkt een evidentie dat wie een seksuele stoornis heeft die ook ervaart als een probleem of last, maar in werkelijkheid is dat vaak niet het geval. Een seksuele functiestoornis, zoals pijn bij het vrijen of het herhaaldelijk uitblijven van een orgasme, mag je immers niet vereenzelvigen met een seksuele disfunctie”, stelt Hendrickx. Volgens DSM-5, het handboek voor classificatie van psychische stoornissen, is er alleen sprake van een disfunctie wanneer iemand een seksuele stoornis ervaart én daar ook last van ondervindt. “Mogelijk omdat men er jarenlang vanuit ging dat elke seksuele stoornis als lastig beleefd werd, werd die ervaren ‘last’ vaak niet gemeten in onderzoek naar seksuele stoornissen.” stap, vaak naar een abdij of klooster elders te velde in binnen- of buitenland.” “We wonen in hetzelfde gebouw als de paters, en komen hen in de gangen natuurlijk tegen, maar verder zijn de activiteiten uiteraard gescheiden. Wel bidden enkele studenten elke dag de vespers met hen mee in de kerk.” “Vrouwelijke studenten?”, lacht hij. “Tot nu toe nog niet, nee. Onze website vermeldt ook duidelijk: men only. Persoonlijk zou ik het wel een boeiende aanvulling vinden voor de dynamiek, langs de andere kant heeft ‘mannen-onder-elkaar’ ook wel iets, rust in het hoofd bijvoorbeeld (lachje).” Een abdij, niet anders dan de ware wereld. Faalangst Uit de resultaten die Hendrickx analyseerde bleek dat 44 tot 49% van de bevraagde vrouwen en 35 tot 48% van de mannen met een seksuele functiestoornis kampten. Met de vraag of ze deze stoornis ook daadwerkelijk als een last beschouwden, daalden die cijfers met de helft: Jongeren zijn waarschijnlijk gevoeliger voor maatschappelijke verwachtingen en prestatiedrang. 22 tot 24% van de vrouwen en 12 tot 21% van de mannen bleken met een seksuele disfunctie te kampen. Een minderheid zag de stoornis dus ook daadwerkelijk als een probleem. TEKST en FOTO’s: Rob Stevens “Specifiek bij vrouwen hebben we bekeken welke factoren samenhangen met het ervaren van last”, vervolgt Hendrickx. “Naast de ernst van de stoornis speelden vooral relationele factoren – zoals relatietevredenheid en communicatie met de partner over seks – en faalangst over het seksuele functioneren een doorslaggevende rol.” “Hoewel de meeste functiestoornissen opdoken op latere leeftijd, is het niet in de oudere leeftijdsgroepen dat we de meeste probleemervaringen optekenden. Als jongeren geconfronteerd worden met een functiestoornis, lopen zij meer kans om dat als lastig te ervaren. Een mogelijke verklaring hiervoor ligt bij maatschappelijke verwachtingen en prestatiedrang. Vanaf de puberteit moeten jongeren opboksen tegen een hoge norm en worden seksuele stoornissen als abnormaal beschouwd, door de maatschappij en bijgevolg ook door de jongere zelf. Op latere leeftijd staat seks mogelijk minder hoog op de agenda en zullen seksuele stoornissen veel minder snel als een probleem worden ervaren.” 08 ONDERZOEK CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 In het Museum Dr. Guislain in Gent loopt de tentoonstelling Donkere kamers. Over melancholie en depressie. Ook de collectie ‘huilende weeskinderen’ van professor Filip Raes hangt erbij. Kitsch die perfect zijn onderzoek verbeeldt: hij probeert uit te zoeken welke cognitieve mechanismen mensen kwetsbaar maken of houden voor depressies. TEKST: Ine Van Houdenhove | FOTO: Rob Stevens © Koen Kennes Het verhaal achter de tranen BEELDIGE WETENSCHAP Lichtgevende duizendpoot? Wijsvinger onder stroom? U kijkt naar een ontploffende oled – een Organische Licht Emitterende Diode, het organische broertje van de led. Oleds worden momenteel gebruikt in beeldschermen en displays, en als lichtbron. Koen Kennes werkt in de Afdeling Moleculaire Visualisatie en Fotonica van het Departement Chemie aan een doctoraat over nieuwe materialen voor oleds, onder leiding van de professoren Mark Van der Auweraer en Johan Hofkens. Een oled bestaat uit verschillende lagen, legt hij uit. “Bij een oled zit een laagje organisch materiaal – meestal een polymeer – tussen twee stroomgeleidende laagjes. De bovenste geleidende laag is hier indiumtinoxide, de onderste aluminium. Als er spanning wordt gezet op de stroomgeleidende laagjes, licht de organische laag op.” Kennes experimenteert met een nieuw materiaal om zilver uitgewisselde zeolieten in de organische laag van de oled in te bouwen. Dat zijn mineralen met een poreuze structuur waarin de normaal aanwezige positieve ionen gedeeltelijk vervangen zijn door zilverclusters. “Het voordeel is dat de zilverclusters zeer veel licht geven, waarvan de kleur varieert naargelang de grootte van de clusters. De zeolieten bieden het zilver een stabiele struc- tuur. Tezamen vormt dat een stabiel, duurzaam en goedkoop materiaal.” Normaal gezien hoorde deze oled over heel het oppervlak een groenblauw licht te geven, vertelt Kennes. “Maar hier stond de stroom te hoog ingesteld: dan wordt de oled onstabiel en ontploft die. Het organisch materiaal vertoont een fel blauwwitte lichtflits; de bovenste laag aluminium wordt weggeblazen, terwijl ze eventjes geel oplicht. Een misgelopen experimentje dat puur toevallig gefotografeerd werd: omdat de sluitertijd van de camera ingesteld was op tien seconden, zie je de weg die de minuscule stukjes aluminium hebben afgelegd.” Ilse Frederickx Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar nieuws@kuleuven.be. P rofessor Raes (Leerpsychologie en Experimentele Psychopathologie) verzamelt sinds een paar jaar reproducties uit de beroemde reeks portretten van huilende kinderen – het zijn géén zigeuners – van de Italiaanse schilder Giovanni Bragolin (1911-1981): “Toen ik drie jaar geleden in Museum M de tentoonstelling Parallellepipida bezocht, over de kruisbestuiving tussen wetenschap en kunst, bedacht ik dat elke onderzoeker eigenlijk zijn onderzoek in beeld zou moeten kunnen brengen met kunst. Wat later stootte ik in een kringwinkel op een schilderijtje uit de reeks Crying Boys van Bragolin, ontzettend populair in de jaren zeventig. Het zijn allemaal afbeeldingen van verdriet of pijn. De schilderijtjes leken me geknipt om mijn onderzoek in kunst – of in dit geval kitsch – om te zetten.” Met de schilderijen gaat een broodje aap gepaard. Wie ze in huis haalt zou onheil over zich afroepen. “De geportret- teerde weeskinderen – jongens én meisjes trouwens – zouden zijn omgekomen toen het weeshuis afbrandde, en zinnen op wraak. Het verhaal stamt uit de jaren 80, toen de Britse brandweer een aantal keer vaststelde dat bij een brand enkel een schilderij van Bragolin ongeschonden was gebleven – het bleek later door de vernis te komen. Maar de stadslegende was geboren. Enkel door de schilderijen weg te schenken, of samen te brengen, zou je de vloek kunnen opheffen. Daar verwees ik – met een knipoog - naar toen ik twee jaar geleden in verschillende media een oproep deed om schilderijtjes te vinden. Ik kreeg massa’s telefoontjes en postpaketten. Eén keer meldde een vrouw dat ik te laat was, er was intussen brand geweest ...” Intussen is Filip Raes geslaagd in zijn opzet om van de meeste varianten uit de reeks één exemplaar te vinden. Zelfs nu drie vierde van zijn collectie in Gent is, hangen de muren van zijn kantoor nog COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Pieter-Jan Borgelioen, Tine Danschutter, Fran Herpelinck, Jack McMartin, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Katrien Steyaert, Lien Lammar | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@kuleuven. be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum.kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustratie Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15, inge.verbruggen@kuleuven.be | Oplage 33.000 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 28 januari. ONDERZOEK 09 CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 Professor Filip Raes met enkele van zijn huilende weeskinderen. Zelfs nu drie vierde van zijn collectie in Gent is, hangen de muren van zijn kantoor nog vol. vol. “Ik staak mijn zoektocht dus, mensen hoeven me geen schilderijen meer te brengen ...” Waarom ik? Foto: Bruno Vandermeulen En wat is het onderzoek dat zo mooi verbeeld wordt door de huilende kinderen? “Ik probeer uit te zoeken welke cognitieve mechanismen mensen kwetsbaar maken of houden voor depressies. Een belangrijke factor is het fenomeen van het over-algemene geheugen. Al in de jaren 80 stelde men vast dat mensen die depressief zijn – of kwetsbaar zijn voor depressie – er niet goed in slagen om concrete herinneringen op te halen wanneer ze met een bepaalde emotionele term geconfronteerd worden. Het lukt hen bijvoorbeeld niet meteen zich een situatie voor de geest te halen waarin ze zich ontgoocheld voelden. Ze hebben de neiging om vager, algemener te antwoorden, bijvoorbeeld ‘als iemand me in de steek laat’. Ze hébben die concrete herinneringen wel, maar in eerste instantie geven ze makkelijk een samenvatting van herinneringen. Uit ons onderzoek blijkt onder meer dat als dit fenomeen uitgesproken is, mensen langer depressief zijn en meer kans lopen op een nieuwe depressie.” Wat veroorzaakt dat over-algemene geheugen? “Er bestaan drie hypothesen rond, die elkaar niet uitsluiten. De eerste is dat het gaat om een soort coping-strategie om met pijnlijke herinneringen om te gaan, een aangeleerde manier om emoties op afstand te houden, om niet te spe- activiteit: ‘waarom ik?’, terwijl je bij het oproepen van concrete herinneringen net op zoek moet gaat naar beelden. Die twee kunnen elkaar in de weg zitten. Ten slotte: wie depressief is, heeft moeite om zich te concentreren – en een specifieke herinnering opdiepen vergt meer mentale inspanning dan een algemene, vage herinnering oproepen.” Bespreekbaar leed Enkel door de schilderijen weg te schenken, of samen te brengen, zou je de vloek kunnen opheffen. cifiek terug te denken aan minder prettige dingen uit het verleden. Die strategie is op korte termijn zinvol, maar zal zich op termijn wreken.” “Daarnaast hebben depressieve mensen de neiging om veel te piekeren. Dat is een talige “De tweede vraag is of we op dat mechanisme van over-algemene herinneringen kunnen ingrijpen, en zo depressie voorkomen of behandelen. We hebben daartoe hier in Leuven een innovatieve groepstraining ontwikkeld: de Memory Specificity Training, groepssessies waarin mensen doelgerichte oefeningen krijgen om steeds specifiekere herinneringen op te roepen. Uit ons onderzoek blijkt dat de deelnemers aan die sessies daar inderdaad beter in worden. Er zijn ook aanwijzingen dat ze op langere termijn minder depressieve klachten rapporteren.” “De volgende stap is nu om deze interventie te implementeren in een aantal Vlaamse set- tings. Daarnaast willen we ook nagaan of ze perspectieven biedt voor het behandelen van de bipolaire stemmingsstoornis. Er zal ook een studie worden opgezet naar het inzetten van dergelijke training als terugvalpreventie.” De installatie in het museum brengt het fenomeen van over-algemene herinneringen mooi in beeld, zegt Filip Raes: “Aan de ene wand hangt een hele reeks schilderijtjes, aan de tegenoverliggende wand slechts eentje. Zo wordt gespeeld met het contrast en de spanning tussen generalisatie, veelheid en algemeenheid, en uniciteit, singulariteit en specificiteit.” Hij juicht een initiatief als deze expo toe: “Vlaanderen heeft de hoogste suïcidecijfers – elke dag plegen drie mensen zelfmoord. Er kunnen niet genoeg initiatieven zijn om psychisch leed meer bespreekbaar te maken en onder de aandacht te brengen.” ‘Donkere kamers. Over melancholie en depressie’, nog tot 31 mei in Museum Dr. Guislain in Gent www.museumdrguislain.be De nieuwe jaarkalender is er! Haal jouw exemplaar in de KU Leuven Shop. www.kuleuven.be/jaarkalender 10 MAATSCHAPPIJ CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 ARCHITECTEN IN DE BRES VOOR PALESTIJNSE VLUCHTELINGEN Zijn vluchtelingenkampen gebaat bij architectuur? “Wel als ze de leefomstandigheden van de bewoners kan verbeteren”, zeggen Jasper Aerts en Valentine Gruwez. In hun masterproef schetsen ze een toekomstplan voor een Palestijns vluchtelingenkamp. De thesis dingt mee naar de Vlaamse Scriptieprijs. “Als we winnen gaat het geld naar de vluchtelingen.” Pieter-Jan Borgelioen Een toekomst voor Camp Gaza J asper Aerts en Valentine Gruwez zijn twee van de vier architecten die vorig jaar naar het Jordaanse Gaza-kamp voor Palestijnse vluchtelingen trokken. Ze onderzochten hoe ze de leefbaarheid van het kamp kunnen verbeteren. “Dat was hoognodig”, zegt Gruwez. “Het is het meest problematische kamp in Jordanië. We zijn erg geschrokken van de omstandigheden daar. Toen we er aankwamen lagen de rioleringen gewoon open in de straten! Daarnaast wordt het er stilaan overbevolkt. Met architecturale ingrepen willen we de situatie verbeteren.” De taal van het kamp Gaza Camp werd opgericht in 1968. Wat oorspronkelijk een tentenkamp was, groeide geleidelijk aan uit tot een kleine stad. Maar omdat het aantal vluchtelingen blijft stijgen en de grenzen niet uitbreiden, dreigt het kamp uit zijn voegen te barsten. “Momenteel leven er zo’n twintigduizend vluchtelingen op een kleine vierkante kilometer”, zegt Aerts. “Ze wonen in krappe woningen die vaak niet bereikbaar zijn voor hulpdiensten. Daarnaast zijn er een heleboel Palestijnen die ‘illegaal’ buiten de grenzen wonen. Dat zorgt voor spanningen tussen hen en de Jordaanse bevolking uit het naburige dorpje.” Om die problemen het hoofd te bieden, werkten de toenmalige masterstudenten architectuur samen met de UNRWA, voluit United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East. Dat is een deelorganisatie van de VN die humanitaire hulp verleent aan de vluchtelingen. “Voordien hield de UNRWA zich be- zig met onderwijs en het leveren van basisvoorzieningen zoals vuilnisomhaling en ziekenzorg. Maar die ingrepen volstonden niet langer. Het was hoog tijd om de infrastructuur van het kamp aan te pakken.” Geen gemakkelijk opdracht, want hoe ontwerp je de architectuur voor een plek waar mensen niet willen blijven? De vluchtelingen hopen nog steeds op een terugkeer naar Palestina. En dat geldt ook voor de jongste generatie, die het beloofde thuisland nooit heeft gezien. “Het is echt wikken en wegen”, zegt Gruwez. “Het is niet de bedoeling om er hippe gebouwen neer te poten. Het gaat om ruwe, betonnen structuren die de taal spreken van het kamp. Maar ze moeten natuurlijk ook een meerwaarde bieden voor de bewoners.” Blauwdruk Gedurende tien weken brachten de architecten het kamp in kaart en deden ze onderzoek naar de historiek ervan. “Daarvoor hebben we veel gesprekken gevoerd met de bevolking”, zegt Aerts. “Maar dat was niet altijd zo evident. In het begin mochten we niet alleen door het kamp wandelen. De mensen van de VN hielden ons voortdurend in de gaten. Langzamerhand gingen we het kamp meer op ons eentje verkennen, en werden we bij de mensen thuis uitgenodigd. Na twee maanden kenden we het kamp beter dan de meeste bewoners (lacht).” Daarnaast ontwikkelden ze ook een toekomststrategie voor het kamp. “Daarbij vonden we het belangrijk om out of the box te denken”, zegt Gruwez. “We wilden de inwoners betrekken Hierboven: Tom Lanclus, Valentine Gruwez, Jasper Aerts en Charlotte Dhollander. Rechts en boven: het Gaza-kamp in Jordanië. Momenteel leven in het kamp zo’n twintigduizend vluchtelingen op een kleine vierkante kilometer. bij onze plannen. Het gebeurt vaak dat ngo’s geld geven voor specifieke projecten. Maar dat zijn niet altijd de projecten die de bevolking nauw aan het hart liggen.” Jasper Aerts: Sommigen verblijven al vijftig jaar in kampen. Toch staat aan de deur van hun huisjes nog steeds een gepakte koffer klaar. Het team werkte drie conceptuele projecten uit en baseerde zich daarbij op vier orgelpunten in het kamp. “Dat zijn belangrijke ruimtelijke figuren. Denk bijvoorbeeld aan een hoofdweg. Omdat er veel kraampjes en winkeltjes zijn, biedt die een economische meerwaarde. Op die plek kunnen we dus publieke ruimtes inrichten. Een heuvelrug die twee bossen verbindt, kan dan weer een groene zone worden.” Maar de architecten stellen geen bindende projecten voor. “Ze moeten vooral een inspiratiebron zijn”, zegt Aerts. “Richtlijnen die de UNRWA en de bevolking een platform bieden om te discussiëren over hoe het kamp er in de toekomst kan uitzien. Een blauwdruk die toont hoe projecten gerealiseerd kunnen worden.” In de schijnwerpers Maar als de projecten niet bindend zijn, is er dan voldoende zekerheid dat het werk zal opgevolgd worden? “De UNRWA gaat sowieso aan de slag met ons onderzoek”, zegt Gruwez. “En dit jaar trekt er opnieuw een groep masterstudenten naar het kamp. Zij doen nieuw onderzoek en gaan ongetwijfeld verder met onze projecten. Op die manier hebben we toch zeker bijgedragen aan het bestrijden van de problematiek.” Dat laatste doen de architecten ook in België. Omdat ze meer gehoor willen geven aan hun werk in Jordanië, schreven ze zich in voor de Vlaamse Scriptieprijs. Dat bleek een goede zet, want de masterproef belandde op de shortlist (zie kader) en dingt met vier andere scripties mee naar de geldprijs van 2.500 euro. “Mochten we winnen, dan gaat het bedrag naar het kamp”, zegt Gruwez. “Dat vinden we maar logisch. Maar het belangrijkste voor ons was de vluchtelingenproblematiek in de schijnwerpers te plaatsen. Mensen hier beseffen nog steeds niet in welke omstandigheden de vluchtelingen moeten overleven.” Dat vindt ook Aerts: “Wanneer de conflicten in de Gazastrook oplaaien en in de media komen, stijgt ook de aandacht voor het lot van de vluchtelingen. Maar jammer genoeg worden ze daarna vaak vergeten.” De twee hebben dan ook bewondering voor de hoop die de bewoners blijven koesteren. “Sommigen verblijven al vijftig jaar in kampen”, zeggen ze. “Toch geven ze de moed niet op. Aan de deur van hun huisjes staat nog steeds een gepakte koffer klaar.” MAATSCHAPPIJ CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 11 NIEUW TOPSTUK UIT HET COLLEGIUM TRILINGUE Een poëzie uit de zestiende eeuw “Het Collegium Trilingue is met straten voorsprong het hoogtepunt in de intellectuele uitstraling van de Leuvense universiteit”, zegt professor Jan Papy van de Onderzoeksgroep Latijnse Literatuurstudie – Neolatijn. Voor universiteitshistorici is het binnenhalen van een album amicorum uit de 16de eeuw dan ook groot nieuws. De geschiedenis van het Collegium kan weer wat beter gedocumenteerd worden. Ludo Meyvis I Van spaarlamp tot Sinterklaas Naast de scriptie over het Gaza-kamp (zie artikel hiernaast) zijn er nog twee KU Leuven-eindwerken die kans maken op de Scriptieprijs. Roel Henckaerts (Ingenieurswetenschappen: wiskundige ingenieurstechnieken) ontwikkelde wiskundige modellen van de hersenen die hij gebruikte om twee soorten epileptische aanvallen in kaart te brengen. En Daphne Havaux (Chemical Engineering) bedacht een efficiënte methode om twee soorten ‘zeldzame aarden’ uit gebruikte spaarlampen te recupereren. Ook op de shortlist voor de Agoriaprijs, de Klasseprijs en de Eos-prijs zijn scripties van de KU Leuven terug te vinden. Ontdek de geselecteerde eindwerken op www.scriptieprijs.be. De prijzen worden op 18 december uitgereikt. Een aantal oud-studenten zijn de voorbije weken al in de (scriptie)prijzen gevallen: Dafne Janssens (Theologie en Religiewetenschappen) won de scriptieprijs Schoon Lier met haar thesis De Sint, de vriend van ieder kind? Een historische analyse van Sinterklaas, Zwarte Piet en het sinterklaasfeest gelinkt aan de sinterklaasbeleving van Lierse moslims. Daan van Heesch (Kunstwetenschappen) ontving de Rogier van der Weyden Prize 2014 voor zijn masterproef Het ‘Antwerpse Schetsboek’. Atelierpraktijken rond het tweede kwart van de zestiende eeuw. En Caroline Bijnens (Communicatiewetenschappen) won de Thesisprijs van de Vlaamse Regulator voor de Media met haar eindwerk De publieke omroep in het digitale tijdperk: stoorzender of katalysator? Een nieuwsframe-analyse van Vlaamse kranten. n 1517 legateerde staatsman en mecenas Hiëronymus van Busleyden een deel van zijn grote fortuin aan de jonge Leuvense universiteit, om er een collegium mee op te richten”, vertelt professor Papy. “Met het geld werd in 1517 het Collegium Trilingue opgericht; van de gebouwen zijn nog enkele restanten overgebleven op de Vismarkt. Het diende ook om topprofessoren te betalen die er Latijn, Grieks en Hebreeuws doceerden. Dat was immers het baanbrekende doel van het Collegium: grondig en vernieuwd taalonderwijs, in eerste instantie om terug naar de bron van het Nieuwe Testament te kunnen, zonder de omweg van de Latijnse vertaling.” “De verschillen tussen de oude teksten en de al eeuwen gecanoniseerde vertaling werden snel duidelijk. Filologie resulteerde dus in revolutionaire inzichten. Ook op tal van andere domeinen bleek de humanistische aanpak van Erasmus intellectueel dynamiet op te leveren, van cartografie en recht tot geneeskunde en wetenschappen. Juist die terugkeer naar de bronnen was de specialisatie van het Collegium.” “Het trok dan ook razendsnel veel buitenlandse studenten aan. In zijn hoogdagen telde het Collegium liefst 900 studenten! Er werd wel eens gezegd dat er gedurende honderd jaar in Europa geen intellectueel van enig belang was die niét in Leuven gestudeerd had. Dat is misschien een beetje overdreven, maar ook weer niet volledig ongegrond. Het Collegium vond in elk geval navolging in heel wat andere universiteiten. Het heeft bestaan tot 1787. Een document uit zijn oudere periode is voor onze universiteit van evident belang.” Netwerken Een album amicorum is te vergelijken met een poëzie, een boek waarin vrienden van de eigenaar een persoonlijke getuigenis achterlaten. Het gaat niet om lange teksten. Meestal zijn De tekeningen in het album geven ook een idee van de mode in die tijd. het slechts enkele regels, soms niet eens van de schrijver zelf. “Het album van de Nederlandse student Frederik van Reede van Amerongen is geconcentreerd op zijn vrienden en professoren van het Collegium Trilingue uit de periode 1570 tot 1572. Dat maakt het tot een bijzonder tijdsdocument.” “Frederik van Reede kreeg Latijn van Cornelius Valerius, Grieks van Canterus, en Hebreeuws van Petrus Pierius a Smenga. Hun getuigenissen vinden we in het album, samen met studiegenoten als Janus Dousa, die vijf jaar later één van de medeoprichters van de universiteit van Leiden werd. Verder tref je er ook heel wat zonen uit adellijke families aan, de Croy, de Renesse enzovoort, naast een aantal tot nu toe onbekenden. De meeste bladzijden beginnen met een wapenspreuk, gevolgd door het schild, of soms een eigen tekst, en de datum. Je kunt op basis van een reeks van dergelijke albums heel mooi de intellectuele netwerken van die tijd reconstrueren.” “Het boek dook op in de catalogus van antiquair Van de Wiele uit Brugge. Om een deel van de aankoopkosten te dekken hebben we met Lectio – het Leuvens Centrum voor de studie van de transmissie van teksten en ideeën in de Oudheid, Middeleeuwen en Renaissance – op 3 december een benefietconcert georganiseerd, in het kader van het Vesalius-congres. Maar het zou mooi zijn als ook alumni met een milde gift de mogelijkheden van de KU Leuven verruimen voor de aanschaf van waardevol materiaal uit haar eigen geschiedenis. In elk geval zal het album een topstuk vormen bij de geplande tentoonstelling over het Collegium Trilingue in 2017. Schenkers zullen hun naam daar ook vermeld zien.” U kunt de aankoop van dit album steunen door een gift op het rekeningnummer van KU Leuven, IBAN BE45 7340 1941 7789, met gestructureerde mededeling 400/0010/76234. Voor giften vanaf 40 euro ontvangt u een fiscaal attest. 12 PUBLICATIE CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 Poetin Geen toogpraat als historicus Wanneer Vladimir Poetin een toespraak geeft of zijn beleid verantwoordt, spelen historische argumenten daarin vaak een hoofdrol. “Geschiedenis heeft in Rusland een andere inhoud en een andere plaats dan bij ons”, zegt slavist Wim Coudenys, docent Russische geschiedenis. “In het licht van de huidige wereldpolitiek doen westerse onderhandelaars er goed aan zich daarvan bewust te zijn, en de achtergrond van die geschiedenis te begrijpen.” Ludo Meyvis W im Coudenys publiceerde vorige maand Het geheugen van Rusland. Een geschiedenis. Het gaat niet om een klassiek historisch overzicht met namen en jaartallen, maar om een ‘geschiedenis van de geschiedenis’. “Het zat al een aantal jaren te broeden. Ik vond het nu wel een geschikt moment om het te publiceren.” “Voor ons is geschiedenis een poging om het verleden te begrijpen. Uiteraard speelt het heden daar een rol in, bijvoorbeeld om bepaalde accenten te plaatsen of bepaalde invalshoeken te hanteren – kijk bijvoorbeeld naar het genderaspect, dat nu zo’n grote rol in onze geschiedschrijving speelt. Maar niemand zal het bij ons in zijn hoofd halen historische argumenten te gebruiken om een beleid vorm te geven. Je maakt weinig kans op een politieke carrière als je ervoor zou pleiten om Frans- of Zeeuws-Vlaanderen maar weer bij Vlaanderen te voegen, omdat dat vroeger zo was.” “In Rusland ligt dat anders. De geschiedenis wordt er wel degelijk ingeschakeld om het huidige beleid te dragen. Of liever: een bepaalde interpretatie van die geschiedenis. Er bestaat een soort canon over wat het verleden is. Die bevat niet noodzakelijk de wáre toedracht van die historische feiten, maar een bepaald officieel goedgekeurd verhaal. In mijn boek beschrijf ik een aantal pijlers van die canon, en hoe die ontstaan zijn.” “Rusland ziet zichzelf als anders dan het Westen. Pogingen om Rusland de Europese logica te doen volgen, liggen dan ook erg moeilijk. Een westerse onderhandelaar die zich daar niet van bewust is, en die nogal rechtlijnig zou proberen Rusland te doen bijdraaien richting Westen, omdat dat toch ‘het gezonde standpunt’ zou zijn, holt dan ook richting mislukking.” “Ruslands ervaringen met het Westen inspireren Moskou tot argwaan. In de ogen van het Kremlin en van vele Russen heeft het Westen Rusland, dé overwinnaar van nazi-Duitsland, na de Tweede Wereldoorlog een hak gezet. En Stalin mag dan al geen lieverdje geweest zijn, maar de Amerikaanse atoombom op Hiroshima is toch veel misdadiger? Problemen in Oekraïne? Goed, maar ten eerste was de Oekraïne zovele jaren Russisch, en verder zit het daar vol met collaborateurs. Dat is geen toogpraat, maar een opvatting die je in heel ernstige gesprekken al na een paar seconden te horen krijgt. Zo worden tal van historische feiten geïnterpreteerd in een richting die in Rusland met stelligheid geloofd wordt.” De Russische Sonderweg “De Russische ‘waarheden’ uit de historische canon bepalen dat Rusland een bijzondere koers te volgen heeft, desnoods tegen het Westen in. Die koers bevat elementen die in Washington ‘vreemd’ zijn, maar in Moskou de evidentie zelve. Denk ook aan de opvatting dat Rusland autocratisch moét zijn: wij zien onmiddellijk een gevaarlijke dictator voor ons, Russen beschouwen zo iemand als hun léider. Voor Moskou is het Westen een permanente dreiging, wat voortdurend door ‘historische feiten’ onderbouwd wordt: de Poolse en Zweedse invasies tijdens de Tijd der Troebelen (1598-1613), Napoleon in 1812, de Duitsers tijdens de twee wereldoorlogen. Die canon heb ik in mijn boek willen duiden.” “De kern is daarbij niet dat de Russische visie ‘verkeerd’ zou zijn, maar wel dat die visie bestáát, en een beleidsvormende rol speelt. Vergelijk het een beetje met de evidentie waarmee bij ons bepaalde ethische standpunten met onwrikbare stelligheid verkondigd werden in de periode voor Vaticanum II. Die evidentie wás er. Hetzelfde geldt voor de historische ‘fundamenten’ waarop Rusland zijn huidige beleid en zijn huidige visie op de wereld grondvest.” In de ogen van het Kremlin heeft het Westen Rusland, dé overwinnaar van nazi-Duitsland, na WO II een hak gezet. “Wat ik in Het geheugen van Rusland heb willen illustreren, is dat een goed besef van de rol van de geschiedenis in Rusland van groot belang is als je met Rusland wil kunnen praten – of onderhandelen. De geschiedenis is er ánders dan bij ons, en ze heeft een andere rol. Pas als je dat begrijpt, kan je misschien tot zinnige gesprekken komen.” Wim Coudenys, ‘Het geheugen van Rusland – Een geschiedenis’, Leuven, Acco, 2014, 316 p., 34 euro. Postgraduaat innoverend ondernemen voor ingenieurs Innovate, design & create Maak op een unieke manier kennis met de industrie door een innovatieproject en vul aan met een persoonlijk opleidingsprogramma! Doorheen het postgraduaat krijg je een intensieve en persoonlijke coaching van professionals uit het werkveld en de universiteit. Je ontwikkelt naast technische ook innovatieve, ondernemende en professionele competenties. Zo versterk je je profiel én carrièrekansen. Voor... Innovatieprojecten Ingenieurs in spe In-company project in een bedrijf Na dit postgraduaat ben je beter in staat een beroepskeuze te maken en kun je op een hoger niveau de arbeidsmarkt instappen. Het postgraduaat kun je na je master opnemen, maar ook combineren. “Ik koos voor twee korte bedrijfsprojecten om mijn eigen kwaliteiten te ontdekken en om me een beter beeld te kunnen vormen van de werkomgeving waarin ik het liefst wil werken.” Joke ging voor twee korte in-company projecten Professionals Grijp de kans je verder te specialiseren in de meest innovatieve technologieën, een project voor je bedrijf te realiseren, te heroriënteren of begeleid de eerste stap te zetten naar je eigen onderneming. Teamproject in de universiteit “Door met bedrijven en sponsors te werken, heb ik gemerkt dat je met een ingenieursdiploma zo veel meer richtingen uit kan.” Bram, leader teamproject Formula 2014 Start-up project met als doel een onderneming op te richten “De persoonlijke coaching die je krijgt is goud waard, evenals de toegang tot een uitgebreid professioneel netwerk en hulp van zowel docenten als bedrijven.” Christopher schreef een business plan Stel je kandidaat! www.innoverendondernemen.be WETENSCHAP CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 Welk wetenschappelijk idee is volgens onze proffen en onderzoekers rijp voor de prullenmand? VRAAG “Herleid geschiedenis niet tot voorgeschiedenis” v/h © KU Leuven | Rob Stevens JAAR Historicus Jo Tollebeek M ensen hebben de neiging hun eigen tijd en ruimte als standaard te hanteren. Daardoor zijn ze blind voor de eigenheid van andere periodes en plaatsen, en maken ze die vaak bewust – maar even vaak onbewust – ondergeschikt aan hun eigen kader. Historicus Jo Tollebeek vindt dat niet alleen wetenschappelijk fout, maar ook moreel ondermaats. “Het gaat om een aanvechtbaar idee dat op meerdere vlakken aanwezig is, niet het minst bij historici zelf. Hoe verantwoorden ze hun vakgebied meestal? Door te verwijzen naar het belang van het verleden als verklaring voor het heden. Je vindt dat soort denken vaak terug in theoretische geschriften, maar evengoed in financieringsaanvragen. Het verleden wordt dus ondergeschikt gemaakt aan het heden, en het wordt alleen bestudeerd in de mate waarin het verklarend nut heeft voor dat heden. Dat kan leiden tot grove vertekening.” “Je ziet het vaak in geschriften uit nationalistische hoek. De historische roots van een bepaalde entiteit, niet zelden gebaseerd op vertekende interpretaties, worden dan aangevoerd om het bestaansrecht ervan te verklaren. Het bestaan van iets als ‘België’ wordt dan al ‘gezien’ in pakweg de Middeleeuwen. Onzin, natuurlijk. Het hoeft trouwens niet om een land te gaan, het gebeurt evengoed met een gemeenschap, een groepering of wat dan ook. Of een historicus voert een zogenaamde ‘lange voorgeschiedenis’ aan als verant- woording voor een fenomeen uit zijn eigen tijd: de ‘katholieke Middeleeuwen’, bijvoorbeeld, zijn een constructie uit de 19de eeuw.” Soms wordt het verleden ook ingeschakeld als iets waartegen we ons moeten afzetten. “Inderdaad, dan krijg je een soort van emancipatorische inspiratie van het verleden. Maar ook die omgang met het verleden is een vorm van onderschikking ten aanzien van het heden. Het heden laten primeren is vanuit moreel oogpunt verwerpelijk. Het is een houding die getuigt van egocentrisme. Je kunt het vergelijken met een reiziger die geen interesse heeft in de culturen die hij bezoekt, maar alleen oog heeft voor wat hij kent uit de eigen cultuur. Concreet: je bezoekt Spanje, maar je voelt je alleen goed bij het frietkot in Benidorm. Wie de geschiedenis enkel bekijkt vanuit haar rol als ‘verklaring’ en dus als aanzet tot beheersing van het heden, bevordert een erg eenzijdig en waarschijnlijk ook verkeerd beeld van ons verleden.” Wat kan je vanuit strikt wetenschappelijk standpunt aanvoeren tegen die werkwijze? “Dat ze uitgaat van een vaak zeer betwistbare historische rechtlijnigheid: a komt voort uit b. De geschiedenis is geen deterministisch proces. In veel gevallen is die veronderstelde causaliteit er helemaal niet: a komt misschien wel Praten met studenten is altijd plezant: ze zijn zo eerlijk over alles. Bart, Leuvenaar bij b terecht, maar dan via omwegen, kronkels, toevalligheden enzovoort. De onvervuld gebleven mogelijkheden en afgesneden wegen worden in studies meestal buiten beschouwing gelaten. Anders gezegd: alle geschiedenis wordt op die manier voorgeschiedenis. Dat is een zeer reductionistische blik op het verleden, een blik die in een wetenschappelijke context niet zou mogen voorkomen. Door het verleden niét die dienstbare rol te geven, kom je tot een rijker geschiedenisbeeld.” Waarom laten we ons zo makkelijk misleiden door die idee van een ondergeschikt verleden? “Omdat ze zo weinig geëxpliciteerd wordt. Als je er daarentegen openlijk een lans voor breekt om het verleden niet dienstbaar te maken, loop je het risico dat men je verwijt een soort historische l’art pour l’art voor te staan, een vorm van escapisme. Dat betwist ik. Het is er mij om te doen het heden te overstijgen en de overschatting ervan tegen te gaan. Niet uit nostalgie, maar als een poging tot meer zin voor realiteit, zowel ten aanzien van het heden als van het verleden.” TEKST: Ludo Meyvis ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge Welk idee is volgens jou rijp voor de prullenmand? Discussieer mee op Twitter via #Campuskrant 13 14 ALUMNI LEVEN na LEUVEN CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 GERMANIST EN DICHTER CHARLES DUCAL “Ik hou van al mijn kinderen” Onze Dichter des Vaderlands studeerde in woelige tijden. Leuven doopte hem, niet alleen politiek maar ook in de liefde en de schuchtere poëzie die daarbij hoorde. “De vraag bij poëzie is hoezeer je je donkere, in de realiteit niet te tolereren kant naar boven laat komen. Ik denk dat ik de deur wagenwijd heb opengezet.” TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens I k was een enthousiaste betoger op zes november”, vertelt Frans Dumortier (62, nom de plume Charles Ducal) terwijl hij thee bijschenkt. Bij het begin van ons gesprek had hij het gevraagd: “Graag een kop thee?” Precies zo: voorkomend en helder gearticuleerd. Maar achter die bedachtzame buitenkant brandt het vuur. Deze hete herfst raakt hem bijvoorbeeld diep. “Als ik zie hoe men vandaag werk vernietigt, families in de miserie stort en dan nog de werklozen verdacht maakt als profiteurs – dat maakt me echt woedend.” Zijn pennenvruchten als Dichter des Vaderlands vertrekken vaak vanuit verontwaardiging. “Elk goed gedicht begint met een oprechte emotie.” Zijn dieprode kleur stamt uit zijn studententijd, zegt hij, toen hij een marxistisch-leninistische militant was. “Leuven stond in brand. Mei ’68 was net voorbij en ik kreeg er mijn politieke doop. De mensen die me toen inzicht gaven in de krachtsverhoudingen in de wereld en me waarden als engagement en rechtvaardigheid bijbrachten, ben ik immens dankbaar. Het zaad van wie ik nu ben is toen gezaaid. Ik weet niet hoe het vandaag zit met de studenten, maar ik was blij dat er op de grote betoging een ruime delegatie was van linkse, kritisch denkende jongeren die verder kijken dan het eigen diplomaatje.” ondanks hun opvoeding, breeddenkende mensen die ons veel experimenteerruimte gaven. Ik herinner me wel dat mijn twee jaar oudere broer thuis ruzie maakte omdat hij niet meer naar de mis wou gaan. Waarop ik godsbewijzen begon te verzinnen om hem duidelijk te maken dat hij zich vergiste.” Hij glimlacht. Niet lang daarna zwoer Frans zelf het kerkgaan af. De betogingen en meetings van de studentenvakbond SVB waar zijn broer hem mee naartoe troonde zaten daar voor veel tussen. “Ook met mijn vrienden praatte ik veel over politiek. En over literatuur. We waren trouwe bezoekers van De Blauwe Schuit en De Keet, maar ons zat drinken deden we niet. Ook na de kennismaking met joints dacht ik: Frans, dat is niks voor u.” Hij glimlacht bij de herinnering. Vanuit een sober fotokader naast de eettafel blikt zijn moeder naar ons. “Ze wist niet dat ik in mijn laatste jaar in Leuven met een meisje ben gaan samenwonen. Het is te zeggen: we leefden en sliepen voortdurend samen op één van onze twee koten. Leuven was voor mij een hele openbaring wat liefde en seksualiteit betreft. Na zeven jaar op internaat, ik kan het u verzekeren …”, lacht hij. “De relatie was na een halfjaar gedaan, maar het was een goede leerschool.” Poëzie schrijven was een middel om het te verwerken, maar het bleef erg studentikoos. Ik beheerste het métier nog onvoldoende en geloofde nog dat romantische gevoelens vanzelf woorden voldoende kracht geven om over te komen bij iemand anders. Dat is natuurlijk heel fout. Alleen de formulering overtuigt. Maar net zoals Gerrit Achterberg de dode geliefde uit het dodenrijk terug dicht, wilde ik met mijn poëzie mijn lief terugkrijgen.” Hij kijkt bedenkelijk. “Gelukkig is het lang geleden. Anders zou ik er niet zo over zitten kletsen.” Achterberg had hij leren kennen bij De Piere, een van zijn proffen in Germaanse. “De studie boeide me enorm. Ik ging trouw naar de les en via vrienden die er redelijk beslagen in waren leerde ik de wereld- en moderne literatuur kennen. We lazen elkaars teksten en stimuleerden elkaar. Stilaan begon ik de zeef van literaire tijdschriften te doorlopen.” Ik heb een heilig vertrouwen in de taal. De oplossing komt altijd. Een forse duw in de rug kwam van professor Hugo Brems. “Hij heeft op mij grote indruk gemaakt als een enthousiasmerende en bekwame stem over poëzie. Dus toen hij mijn gedichten goed vond, was dat heel hoopgevend. Het was midden jaren tachtig, ik was al afgestudeerd en had mijn gedichten anoniem aan Brems laten bezorgen.” Hij grinnikt. “Hij dacht dat ze geschreven waren door een oudere man. Een door het leven gedesillusioneerde zak.” Harten veroveren Van kerk tot keet Student Frans kwam uit een dorp, Huldenberg, en was de derde van zeven kinderen van noeste, katholieke varkensboeren. “Mijn ouders waren, Wanneer het hart bloedt, wil ook de inkt wel eens vloeien. “Anderhalf jaar na mijn laatste jaar in Leuven sprong de relatie met één van de liefdes van mijn leven af. Ik was daar kapot van. Demonen In zijn herkenbare verzen – vooral in zijn vroege – drijft Ducal inderdaad zijn demonen uit: de strengheid van zijn ouders, de beproevingen van het boerenleven, het verstikkende katholicisme, de moeizame verhouding tussen man en vrouw. “Ik denk dat ik het altijd als vanzelfsprekend ervaren heb om te schrijven over de belangrijke relaties in mijn leven. Maar in tegenstelling tot wat veel mensen denken heb ik Het huwelijk (zijn debuut uit 1987, hij was toen al 35 – red.) niet geschreven vanuit een conflicthuwelijk. Mijn relatie was vanzelfsprekend – dat gaf mij rust om er afstand van te nemen, een voorwaarde om erover te kunnen schrijven.” Hij kijkt naar de foto aan de muur. “Ook van mijn ouders heb ik gehouden, vooral van mijn moeder. Maar ik heb de evidente gevoelens altijd oninteressant gevonden om over te schrijven. Je moet dat wat je in je diepste, diepste zelf verborgen houdt naar boven brengen. Neem nu Het huwelijk. Ik wilde me binden, uiteraard, maar er bestond ook een opstand tegen die binding, een soort verlangen naar vrijheid. De vraag is hoezeer je je donkere, in de realiteit niet te tolereren kant naar boven laat komen. Ik denk dat de kracht van Het huwelijk was dat ik die deur wagenwijd heb opengezet.” Sommigen vinden zijn debuut nog altijd zijn beste. Hij schudt het hoofd. “Ik hou van al mijn kinderen en heb ze daarom in 2012 verzameld. Ik wil niet aanstellerig klinken, maar toen zag ik dat ik al in 1987 een vormprincipe had waar ik nu nog altijd achter sta.” We zijn er: bij zijn favoriete drie kwatrijnen. Maar. “Omdat ik vaak die vorm gebruik, lijkt het misschien alsof ik bij het schrijven een doosje klaarzet en daar dan mijn inhoud in stop. Zo werkt het niet. Ik kies niet de vorm; de vorm kiest mij. In een goed gedicht moeten de klanken elkaar mooi opvolgen. Dat luistert heel nauw. Ik heb een – ik zou bijna durven zeggen – instinct waardoor ik weet wanneer het juist is.” Zoeken naar dat ene alternatief voor een vloekend woord of lelijke klank vraagt veel geduld. “Maar ik heb een heilig vertrouwen in de taal. De oplossing komt altijd.” Hij herhaalt het, bijna bezwerend. “Altijd.” ALUMNUS EN SCENARIST DAVID VENNIX “Comedy schrijven is pure wiskunde” © KU Leuven | Rob Stevens Met de programma’s Wat Als? en Safety First werkt productiehuis Shelter stevig op de lachspieren van tv-kijkend Vlaanderen. De series zijn geliefd bij het publiek, worden geprezen door de critici en vallen geregeld in de prijzen. Alumnus David Vennix schreef mee aan dat succesverhaal. David Vennix poseert met de Emmy voor Wat Als? “Op café hoor ik weleens iemand een sketch navertellen die ik zelf heb verzonnen – vaak verkeerd.” Pieter-Jan Borgelioen A ls scenarist verzon Vennix tal van sketches voor Wat Als? en stond hij mee aan de wieg van de populaire sitcom Safety First. Niet mis voor iemand die daarvoor nog nooit een scenario had geschreven. Al had Vennix naar eigen zeggen altijd al een voorliefde voor goede verhalen. “Dat was al zo toen ik politieke wetenschappen studeerde”, zegt hij. “Ik ging amper naar de lessen, maar de proffen die mijn aandacht trokken, waren altijd degenen die vlot konden vertellen.” Toch werd Vennix eerder toevallig scenarist. “Ik heb heel lang bij Telenet gewerkt”, zegt hij. “Toen ik dertig werd, stelde ik me de vraag of ik ALUMNI CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 Wakker “Poëzie vraagt een gerust gemoed”, legt hij uit. “Geconcentreerd wachten.” De drukte van het Dichterschap des Vaderlands maakt dat niet evident. “Maar ik zou mezelf een grote dwaas vinden mocht ik het niet gedaan hebben. Dit project wil de drie taalgemeenschappen in ons land op literair en cultureel gebied dichter bij elkaar brengen en daar kan ik me helemaal in vinden.” Dat kan niet gezegd worden van de criticasters. Dichter en N-VA-woordvoerder Dirk Van Bastelaere verweet Ducal dat hij zich door de titel te accepteren tegen Vlaanderen en zijn moedertaal keert. Hij haalt zijn schouders op. “Ik heb dat ervaren als een aanval – en dan nog een domme – op het project, niet op mijn persoon.” Deze man maakt keuzes en laat die niet wankelen. Zo legde hij niet alleen een onafgebroken parcours als dichter af, hij gaf ook 37 jaar Nederlands. “Ik zag geweldig op tegen mijn pensioen, dat wilde blijven doen. Ik was al een hele tijd bezig met comedy en improvisatietheater, en wist dat mijn talent daar lag. Via een vriend die hier al werkte, ben ik bij Shelter terechtgekomen.” Afvallingskoers En dat draaide goed uit voor Vennix. Het klikte meteen met Tim Van Aelst, de oprichter van het productiehuis. De twee werkten onder meer samen aan Safety First, de komische tv-reeks over een bewakingsfirma die gerund wordt door vier amateurs. “Momenteel schrijven we een film gebaseerd op de reeks”, zegt Vennix. “Dat is heel leuk, maar tegelijkertijd ook zwoegen en zweten. Mensen denken soms dat we zomaar wat grappen bijeen gooien, maar tijdens het schrijven gaan we erg wiskundig te werk. De personages en de structuur zijn heel belangrijk. We moeten constant puzzelen met de bouwstenen. De mopjes verzinnen we pas helemaal op het einde.” Het maken van Wat Als? beschrijft Vennix dan weer als een afvallingskoers. “We vertrekken van meer dan duizend ideeën voor sketches”, zegt hij. “De helft daarvan wordt uitgeschreven en passeert langs een leescommissie. Nog eens de helft want ik wilde blijven lesgeven. Ik was ook bang voor het zwarte gat, maar dat heb ik opvangen. Als vrijwilliger begeleid ik anderstalige leerlingen op school, ik ben actief in de vzw Recht op Migratie en speel amateurtoneel.” Voor de combinatie met het Dichterschap des Vaderlands spant hij zich graag in. Enthousiast vertelt hij over de fijne reacties van mensen die zijn Lied van de arbeid in vakbondsbladen lazen of over de progressieve priester die As in de mond, over de Israëlische terreur in Gaza, als inspiratie voor zijn homilie gebruikte. “Dat had ik nooit kunnen dromen”, lacht hij. “Dit project brengt poëzie in het maatschappelijke veld en daar mogen we fier op zijn.” Ook na 2016 legt hij de pen niet neer. “Zo lang een mens wakker is, analyseer je jezelf en de wereld. Daarvoor heb je een medium nodig en mijn medium is de poëzie. Dat dat kan blijven doorgaan, vind ik heel mooi.” wordt verfilmd en getoond aan een testpubliek. Wat je ziet op tv is maar een minuscuul deel van onze oorspronkelijke ideeën.” Hard werken dus, maar een methode die vruchten afwerpt. Wat Als? vindt vlot de weg naar de buitenlandse markt en het tweede seizoen van de reeks werd bekroond met een Emmy Award. Vennix was bij de gelukkigen die het beeldje mochten ophalen in New York. “Een fantastische gebeurtenis”, zegt hij. “Al van bij het vertrek zat de sfeer erin. Toen we de bemanning vertelden dat we genomineerd waren voor een Emmy mochten we achteraan in het vliegtuig plaatsnemen en kregen we champagne. In New York zelf reden we rond in limousines. Niet om decadent te doen, maar omdat ze voor een grote groep goedkoper waren dan taxi’s. Eigenlijk hadden we totaal niet verwacht dat we gingen winnen. Het feestje achteraf was dan ook extra uitbundig. Wat wil je als je continu gratis gin-tonics krijgt? (lacht)” Navertellen Dat iedereen warm loopt voor de programma’s, blijkt ook uit de hypes die errond ontstaan. 15 Wie is Charles Ducal? Schuilnaam voor Frans Dumortier, ° 1952 in Leuven Gestudeerd Germaanse filologie (KU Leuven, 1974) Loopbaan 1976-2013 leraar Nederlands in het Sint-Albertuscollege, Heverlee 1987-nu dichter 2014-2015 eerste Dichter des Vaderlands Dichtbundels Het huwelijk (1987); De hertog en ik (1989); Moedertaal (1994); Naar de aarde (1998); In inkt gewassen (2006, Herman de Coninckprijs); Toegedekt met een liedje (2009, Karel van de Woestijneprijs); Alsof ik er haast ben (2012, verzameld werk); De buitendeur (2014) Privé Gescheiden en hertrouwd; één zoon. Woont in Kessel-Lo. Denk bijvoorbeeld aan de populariteit van Safety First-bewaker ‘Smos’. Het personage gespeeld door Matteo Simoni vergaart aan de lopende band likes op Facebook en wordt door de fans inmiddels beter gesmaakt dan het gelijknamige broodje met kaas en hesp. De oneliners die Smos opdist zijn meer dan eens van de hand van Vennix, maar zoals wel vaker het geval is bij scenaristen blijft hij op de achtergrond. “Maar dat stoort mij niet”, zegt hij. “We hebben bewust gekozen voor topacteurs die de personages naar een hoger niveau tillen. Zonder hen zou de serie niet half zo grappig zijn. Ze verdienen die aandacht dus wel. Ikzelf geniet er vooral van als ik mensen hoor lachen met mijn grappen. Soms gebeurt het dat ik in een café zit en het gezelschap aan de tafel ernaast een oneliner of sketch hoor navertellen die ik zelf heb verzonnen. Vaak vertellen ze die dan verkeerd. Dan moet ik me inhouden om tussenbeide te komen: ‘Maar nee, dat gaat toch zó niet!’ (lacht)” Door Google toe te laten tijdens examens kun je als professor of leerkracht zien of een student in staat is kritisch om te gaan met die stroom aan informatie. Als het van Harvard-professor Eric Mazur afhangt, hoeven studenten niet langer alles van buiten te leren en mogen ze tijdens hun examen surfen naar Google. Onderwijsdeskundige Ides Nicaise juicht het voorstel toe. (Het Nieuwsblad, 08.12.2014) PERSONALIA EMERITUS EVANGELIE CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 Een prille emeritus blikt terug op wat voorbij is en trekt lessen uit een loopbaan. “Verlies het brede plaatje niet uit het oog” De band met de psychologische praktijk is volgens professor Jozef Corveleyn de rode draad in zijn loopbaan. Het had evengoed onderzoek, onderwijs, beleidswerk of maatschappelijke inzet kunnen zijn. “Dat klopt, maar dat andere werk is net beter kunnen worden door die praktijk.” Ludo Meyvis H ij studeerde eerst filosofie, met Samuel IJsseling, Antoon Vergote en Alphonse De Waelhens als meest inspirerende proffen. “Toeval of niet, maar zij gaven de meest ‘praktische’ vakken, richting psychoanalyse of filosofische antropologie. Dat opende voor mij de weg om er psychologie bij te doen, en dat is sindsdien wie ik ben: ik voel me psycholoog. Ik wilde iets tastbaars doen, met mensen werken. Dat kwam goed uit, want juist in die periode, midden jaren 70, kon je in de tot dan toe strikt medisch-psychiatrische sector ook als klinisch psycholoog zinvol terecht. Ik werkte graag in interdisciplinaire teams: de psycholoog met oog voor gedrag en beleving, de arts die het somatische aspect bestreek, de sociaal werker die de sociale inbedding van de patiënt in het oog hield en de verpleegkundigen die de leefomgeving behartigden. Daardoor kon je méér doen dan patiënten alleen maar ‘opbergen’. Ze konden re-integreren, meestal niet echt genezen, maar als mens opnieuw eigenwaarde beleven.” “Ik werkte halftijds in Lovenjoel en daarna in de nieuwe psychiatrische spoeddienst in Sint-Rafaël. De andere halftime werkte ik aan mijn doctoraat bij Vergote, over religieuze waan, mensen met een rechtstreekse lijn naar God, meestal een soort grootheidswaan. Doctoreren ging toen heel anders dan nu. Je kreeg de tijd om je in te werken in je onderwerp, en er werd niet verondersteld dat je meteen internationaal publiceerde – want dat kon je niet, was de idee. Nu is het meer projectgebonden, en ook riskanter: hoeveel doctores kunnen nog doorstromen naar het academisch kader?” “In mijn onderzoek heb ik me altijd geroepen gevoeld tot een menswetenschappelijke inbedding van de psychologie, ook door mijn psychoanalytische training. Een aanzienlijk deel van de psychologie heeft een positief-wetenschappelijke strekking. Dat heeft zijn grote verdienste, maar je mag je niet blindstaren op de geïdealiseerde en geabstraheerde resultaten uit het labo of vragenlijsten. Toen ik in 2001 decaan werd, tot 2007, heb ik me ingespannen om beide armen van de balans in evenwicht te houden.” In de marge “Mijn bestuursjaren waren boeiend, maar veeleisend. Het was de periode van de overgang van een eerder ambachtelijke, soms gezapige manier van besturen naar doorgedreven professionalisering onder impuls van André Oosterlinck en gegidst door Koen Debackere. Daarnaast kwamen we in een veel concurrentiëlere internationale omgeving, met meer aandacht voor meet- © KU Leuven | Rob Stevens 16 Jozef Corveleyn bare performantie. Die omslag voelde je ook als decaan. In het begin was dat misschien een halftijdse baan, maar dat zou nu zeker niet meer kunnen. Je zou kunnen overwegen om beroepsbestuurders aan te trekken, maar dan niet als eindverantwoordelijke. Onze universiteit blijft toch beter een wetenschappelijk instituut, geleid door ervaringsdeskundigen van onderzoek en onderwijs: de proffen.” “Een ander luik van mijn loopbaan heeft te maken met de studie van armoede, ook over de generaties heen. Niet zo vreemd voor een psycholoog: wie in transgenerationele armoede verzeilt, krijgt altijd ook te maken met psychologische problemen. Ik heb er onderzoek rond gedaan en begeleid, maar privé probeer ik ook ‘op straat’ wat aan de problematiek te doen. Zo heb ik in Peru een aantal projecten lopen. Als emeritus krijg ik misschien wat meer tijd om verder te zoeken naar manieren om wetenschappelijke inzichten ter beschikking te stellen van de psychosociale noden van de vele mensen die gedwongen ‘in de marge’ leven.” Dromen van Bildung “Ik blijf dit academiejaar ook nog ombudsman voor het personeel van de KU Leuven. Jaarlijks betekent dat ongeveer 70 dossiers, over pestgedrag, scheefgegroeide werksituaties, gezagsverhoudingen waar iets niet mee in de haak is … Het zijn heel menselijke en dus heel gevoelige zaken, waarin ik via bemiddeling en dialoog probeer iets terug op het goede spoor te krijgen. Het is werk achter de coulissen, zoals dat hoort voor zo’n functie.” “Als jongeling droomde ik van de universiteit als een gemeenschap van mensen die veel weten en daardoor met elkaar overeen komen. Dat was Wijze raad “Hou de focus op je topspecialisatie in het onderzoek, maar verlies het bredere plaatje niet uit het oog: de andere wetenschappelijke disciplines, de culturele en sociale context.” “Maak van je studenten geen vakidioten of kennisklanten.” “Geef aan je onderwijs de breedhoeklens van cultuur en maatschappijkritische reflectie. Laat je studenten de actuele én oudere wereldliteratuur lezen.” natuurlijk een naïeve droom: rationele kennis leidt niet tot eensgezindheid. Maar de universiteit moet wel een plaats van Bildung zijn, algemene vorming en zo universeel mogelijke kennis en interesse. Dat mag door de klemtoon op productie en performantie niet aangetast mag worden. Maar dat is moeilijk …”. “En nu? De psychologische kant van het armoedeprobleem blijft me intrigeren, ook in de ontwikkelingssamenwerking. Met mijn echtgenote heb ik me al heel wat jaren ingezet voor pleegkinderen, en dat blijven we doen. Ik hoop ook dat ik opnieuw wat breder kan gaan lezen: wereldliteratuur, geschiedenis, filosofie.” IN BEELD Lijf en rede © KU Leuven | Rob Stevens Danser en gewezen Faculty STAR Sander Vloebergs gebruikt zijn lenige lichaam om een verhaal te illustreren. Hij was op 3 december één van de performers tijdens I love your body. Dienst Cultuur KU Leuven, museum M en drie studenten culturele studies sloegen de handen in elkaar voor die M-useumnacht in het teken van het Vesaliusjaar. Voor de gelegenheid waren de Vesalius- en Schinwaldtentoonstelling tot middernacht te bezoeken. Daarnaast waren er doorlopend concerten, workshops ‘glow-inthe-dark painting’ en modeltekenen, en konden bezoekers plaatsnemen onder één van de vertelkabardoesjkes. www.vesaliusleuven.be MAATSCHAPPIJ CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 DE RAAD 17 De Amerikaanse obesitasepidemie heeft definitief voet aan wal gezet in West-Europa. Eén Belg op twee is te dik, zo blijkt uit de recentste Gezondheidsenquête. Nog alarmerender: inmiddels heeft ook één kind op vijf overgewicht. Meteen stellen beleidsmakers de vraag of het geen Een actueel vraagstuk belicht vanuit 3 expertises Obesitaks tijd is voor een vettaks of een suikertaks. Maar zo’n tax shift van gezond naar ongezond: spijst dat alleen de schatkist, of scheelt dat ook echt kilo’s op de weegschaal? TEKST: Wouter Verbeylen ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge Erik Schokkaert Economist Wat baat het zolang je frisdrank op school verkoopt? “Als ik zelf minister was, zou ik zo’n vettaks zeker niet van vandaag op morgen invoeren. Je kan maar beter goed onderzoeken wat de effecten zijn alvorens je belast. Vandaag weten we dat echt nog niet voor België. Welke producten gaan we belasten? Als we vet belasten, zal het verbruik dan niet gewoon verschuiven, van vet naar suiker? Wat is het inkomenseffect: zal zo’n maatregel de lagere inkomens niet veel zwaarder treffen dan hogere? Zo’n taks kan ook maar deel uitmaken van een breder pakket aan maatregelen, enkel de prijzen aanpassen lijkt me niet voldoende.” “Ik ben niet tégen sturende belastingen, al vinden sommigen die betuttelend, en niet de Theo Niewold Expert voeding en gezondheid taak van de overheid. Roken is een goed voorbeeld. De overheid legt accijnzen op om de levensstijl te beïnvloeden. Natuurlijk is dat voor een stukje paternalistisch, maar verder behoeft het weinig discussie dat de overheid hier een rol moet spelen: roken is niet alleen voor de roker zelf, maar ook voor de omgeving ongezond.” Sociale mechanismen zijn sterker “Maar bij tabak tonen hoge accijnzen ook meteen hun beperkingen: wie verslaafd is, blijft vaak gewoon roken, duur of niet duur. De afgelopen decennia zijn steeds meer vrouwen gaan roken, ondanks de steeds hogere taksen (de Gezondheids- Omer Van den Bergh Gezondheidspsycholoog Symboolpolitiek. Je kan je ook obees eten aan appels ‘Gezonde smaak’ kan je aanleren “Het labelen van bepaalde voedingsmiddelen als ‘goed’ of ‘slecht’ is wetenschappelijk gezien onzin. Vet is op zich niet slecht, suiker is niet slecht. In de wetenschap telt alleen ‘hoeveelheid’. Je kan je ook uitstekend obees eten aan appels, als je je niet inhoudt. In een land als India zijn veel vegetariërs te dik. En daar draait het toch om: dat we te dik worden, of dat nu van suiker, vet, of iets anders is?” “Als je dan een bepaald soort voedsel extra gaat belasten, geef je het verkeerde signaal. Ik vind vet op zich heerlijk, daar zitten de meeste smaakstoffen in. Waarom zou ik daar meer voor betalen als mijn buurman zich volstouwt met suikers? De enige ‘eerlijke’ manier van belasten zou zijn: wie te zwaar is, extra belasten, een soort BMI-taks – dat is in de VS trouwens ooit een serieus voorstel geweest.” “Zo’n vettaks werkt vooral bij dat kleine deel van de bevolking dat ‘geldgevoelig’ is, en dan nog alleen als je het voedsel fors duurder maakt: 30 procent of meer. Dat verbaast me eerlijk gezegd niet. Want wat antwoorden mensen als je hen vraagt waarom ze eten wat ze eten? Met stip op één: ‘Omdat ik het graag lust’; en op twee, drie en vier: ‘Omdat het gezond is, goedkoop en gemakkelijk’. En wat we graag lusten, dat is biologisch gezien vooral zoet en vet voedsel. Vroeger was dat geen enkel probleem, maar tegenwoordig leven we in een land van melk en honing, met spotgoedkoop voedsel op elke straathoek, en een motor onder je kont voor elke verplaatsing. Onze maatschappij is ‘obesogeen’ georganiseerd.” “Toch valt er wat aan te doen: onze smaakvoorkeur is dan wel aangeboren, maar niet onveranderbaar. Het grootste Stilzitten is het echte probleem “Nee, zo’n taks gaat voorbij aan het echte probleem: we eten teveel voor onze sedentaire levensstijl. Mijn voorouders aten spek met stroop als ontbijt, en dat was geen enkel probleem, want daarna stonden ze de hele dag sloten te graven. Ik herinner me nog heel goed toen mijn vader de overstap maakte van de dienstfiets naar de dienstwagen: hij schoot van 80 kilo naar 110 kilo, want verder veranderde er niets aan zijn levensstijl: hij bleef dooreten zoals vroeger. Als we dus iets moeten doen, dan is het niet het eten in de supermarkt meer belasten, maar de parking van die supermarkt op 500 meter van de ingang leggen.” “In de VS is men ook obees geworden op het moment dat de hele openbare ruimte voor de wagen werd ingericht. Plots was het niet meer mogelijk om de kinderen naar school te laten fietsen. Die totale inactiviteit is nefast, je krijgt al massale obesitas bij de jeugd. Dat is ook hier aan het gebeuren: het verkeer is te gevaarlijk, je zet je kind overal met de auto af, zelfs bij de sportclub. Maar ingrijpen in de openbare ruimte, dat kost enorm veel geld, en dat ligt politiek veel moeilijker – ook al zou het effectiever zijn.” “Een vettaks als deel van een groter plan? Nee, sorry: dat zou nog altijd symboolpolitiek zijn. Dan leg je nog altijd de schuld ergens anders dan waar het echt om draait. Dat verschilt in niets van dieetgoeroes die zeggen dat aardappels slecht zijn en havermout goed. Mensen zijn gewoontedieren, en een gewoonte verander je niet met een vettaks. Dat valt in de categorie ‘te makkelijke oplossingen’.” deel van ons eetgedrag is aangeleerd en vastgelegd door gewoontevorming. Veel volwassenen hebben geleerd om bitter en pikant heerlijk te vinden. En daar zit volgens mij een grote fout: we doen tegenwoordig bijzonder weinig met dat aanleren, we beschouwen wat we lekker vinden te veel als ‘gegeven’. Meer zelfs, de dingen die we toch al graag lusten en waar we beter minder zouden van eten, maken we nog lekkerder.” Wortels als snoepjes ‘verkopen’ “Je moet van jongs af smaakvoorkeuren voor gezonde dingen aanleren en promoveren tot gezonde gedragsgewoontes. Goede gewoontes hebben de neiging te blijven bestaan. Slechte ook trouwens: de invloed van kennis over calorieën en voedingsstoffen op het gedrag wordt schromelijk overschat. Die steak au poivre enquête 2013 wees uit dat er voor het eerst meer jonge vrouwen roken dan jonge mannen – red.). De emancipatie kan hier een belangrijke rol gespeeld hebben. En zo zullen er altijd sociale mechanismen zijn die sterker zijn dan een eenvoudige prijsverhoging.” “Zoals gezegd: het geheel moet vooral kloppen. De effecten van een kilometerheffing op het milieu lijken me stukken evidenter dan die van een geïsoleerde vettaks op de obesitasproblematiek. Zolang we, ik noem maar wat, nog toelaten om frisdrankautomaten in middelbare scholen te plaatsen, lijken ideetjes als een vettaks of een frisdranktaks me niet echt prioritair.” smaakt nog altijd even lekker, ook al ken je het aantal calorieën. Dus is het niet onzinnig om kinderen wortels te ‘verkopen’ door ze in snoeppapiertjes aan te bieden, of voorkeur voor witloof aan te leren door eerst suiker toe te voegen en vervolgens te verminderen.” “Trouwens, als we dan toch bewust voor ‘gezond’ kiezen, doen we dat vaak heel irrationeel. Op een pakje ‘cholesterolvrij’ zien staan is al voldoende om het in het winkelmandje te leggen, ook al zitten er massa’s calorieën in. We zijn luie informatieverwerkers. En bedrijven spelen daarop in door de grens tussen medicatie en voeding steeds troebeler te maken. Je eet geen yoghurt, maar je eet ‘actieve bifidus’, en je drinkyoghurtje ziet eruit als een shotje medicijnen: dat is allemaal geen toeval.” “Om maar te zeggen: ons koop- en eetgedrag is héél complexe materie. Wil je mensen richting gezond en gevarieerd sturen, dan heb je een coherent programma nodig: educatie, adverteren, aanbod, enzovoort. Alleen met een vettaks los je zoiets niet op.” 18 STUDENTEN de DROOMJOB CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 Student ontmoet alumnus voor reality check. TRISTAN EN DE PROFESSOR “Het is een hobby” “Vroeger dwong een professor automatisch respect af. Tegenwoordig moet je je blijven bewijzen. Dat is natuurlijk minder comfortabel”, zegt professor Paul De Grauwe. Comfortabel of niet, bachelorstudent Tristan (20) hoopt ooit professor Vandevelde te worden. Ine Van Houdenhove Concurrentie De tijd dat een prof automatisch werd opgevolgd door zijn, veelal enige, assistent, heeft Paul De Grauwe niet meer meegemaakt. “Toen werd je Student Tristan kijkt al even of de outfit van een professor hem wel staat. “Ik heb zelf niet eens een toga”, zegt professor Paul De Grauwe. prof als je maar lang genoeg wachtte (lacht).” Maar toen hijzelf als jonge en niet van ambitie gespeende onderzoeker ging vragen of hij geen docent kon worden, kreeg hij te horen dat hij twee jaar te vroeg was. “Daarvoor moest je dertig zijn. Zes jaar later werd ik dan weer automatisch hoogleraar. Vandaag telt wat je gepresteerd – gepubliceerd – hebt, leeftijd en anciënniteit spelen geen rol meer.” Student Tristan Vandevelde Ik wil op mijn beurt studenten kunnen bezielen, een dialoog met hen aangaan, die weer kan leiden tot nieuwe inzichten. De kans dat je ooit prof wordt aan de universiteit waar je hebt gestudeerd, is ook zeer klein geworden, zegt hij: “Dat voorkomt wetenschappelijke inteelt. Je moet eigenlijk bereid zijn eender waar te beginnen. In de Angelsaksische landen zijn nog veel mogelijkheden, maar ook bijvoorbeeld aan Franstalige universiteiten in ons land. Doctoreren gebeurt tegenwoordig sowieso meestal in het buitenland, omdat voor een aanstelling als prof vaak internationale onderzoekservaring gevraagd wordt. Je stelt je het best niet enkel kandidaat bij de topuniversiteiten, maar ook bij de instellingen die daar net onder zitten. Zo vergroot je je kansen.” © KU Leuven | Rob Stevens T ristan Vandevelde zit in de derde bachelor economische wetenschappen. En in de tweede bachelor wiskunde: “Wiskunde doe ik als zelfstudie. Het boeit me en het lijkt me een nuttige aanvulling bij zuivere economie.” Al sinds de allereerste les aan de universiteit droomt hij ervan zelf ooit professor te worden: “Ik wil steeds meer te weten komen over mijn vakgebied, en dan op mijn beurt studenten kunnen bezielen, een dialoog met hen aangaan, die weer kan leiden tot nieuwe inzichten.” Tot nog toe discussieert Tristan vooral met medestudenten: “Ik zorg voor de nodige lectuur vooraf – economie, wiskunde, filosofie ... – en die bespreken we dan. Daar tijd voor maken, of voor het schrijven van een opiniestuk, vind ik heel belangrijk. De voorbije twee jaar was ik niet zozeer op jacht naar goede punten, maar wel op zoek naar welk domein me nu eigenlijk het meest interesseert.” Dat blijkt mechanism design te zijn: “Het subdomein van micro-economie en speltheorie dat bestudeert hoe je oplossingen kunt implementeren voor problemen waar tegengestelde belangen bij komen kijken. De technische onderbouwing dus van normatieve economie.” Het was tijdens de lessen economie op school dat Tristans belangstelling werd gewekt: “Ik begon in mijn vrije tijd te lezen, onder meer artikels en boeken van Johan Van Overtveldt en Paul De Grauwe.” Daarnaast deed hij mee aan welsprekendheidstornooien: “Ik kan er wel van genieten om iets naar voren te brengen.” Nu volgt hij het traject ‘onderzoeksvoorbereiding’. Volgend jaar wil hij naar Louvain-la-Neuve voor de master: “Daar zit een professor die een autoriteit is op het vlak van mechanism design. En daarna zou ik willen doctoreren.” Maar eerst gaan we naar het kantoor op de tweede verdieping van de Faculteit ETEW, waar professor Paul De Grauwe (68) nog één dag per week te vinden is. De overige tijd is hij professor aan de London School of Economics. Zelf doctoreerde De Grauwe aan het prestigieuze Johns Hopkins, om nadien, na een stagejaar bij het IMF, onmiddelijk een vaste aanstelling te krijgen in Leuven. “Nu gaat dat heel anders. Eerst ben je een paar jaar postdoc, en daarna volg je een tenure track, waarin je moet bewijzen wat je in je mars hebt. De concurrentie om een benoeming te krijgen is groter, en dus ook de druk om te presteren. Dat is natuurlijk enkel leuk als je de beste bent ...” Het liefst is hij zelf bezig met wetenschappelijk onderzoek: “Dingen ontdekken en proberen uit te diepen met studenten.” Maar bij het grote publiek is hij vooral bekend van zijn vele optredens als expert in de media, zijn tientallen boeken en zijn columns in De Morgen en de Financial Times. Geen ivoren toren voor De Grauwe: “Ik vind het heel belangrijk om naar buiten te treden. Academici focussen vaak te zeer op onderzoek, omdat – helaas – vooral dát gehonoreerd wordt bij het uitbouwen van een carrière.” Discriminatie Moet je de slimste van de klas zijn om prof te worden? “Je moet vooral creatief zijn, nieuwe dingen kunnen zien. Maar een sterk analytisch vermogen helpt natuurlijk. In andere domeinen, zoals geneeskunde, moet een prof ook een goede manager zijn, fondsen kunnen binnenhalen en een team aansturen. Maar hier speelt dat minder. Al moet je toch ook je doctorandi kunnen enthousiasmeren, en opbeuren als dat nodig is.” Drie jaar geleden ging professor De Grauwe met emeritaat, al was dat niet van harte. “In Londen heb ik een contract van onbepaalde duur gekregen, daar gaat men ervan uit dat iemand dwingen te stoppen vanwege zijn leeftijd dis- criminatie is. Hier in Leuven geef ik als emeritus-met-opdracht nog een half vak in het tweede semester. Net genoeg om mijn bureau te houden (lacht). Ik blijf het allebei doen zolang ik het leuk vind.” Nog steeds een droomjob dus? “Zeker, al is er natuurlijk de beruchte administratieve overlast. Vroeger was de academische vrijheid van een prof absoluut, niemand moest daar zijn neus Professor Paul De Grauwe Ik heb nog nooit een dag tegen mijn zin gewerkt. Voor mij is maandagochtend even prettig als zondagnamiddag. komen insteken. Nu krijg ik in Londen de vraag mijn objectieven vast te leggen voor de komende vijf jaar. Performantie moet worden gemeten, met alle bureaucratisering vandien. Dat is minder leuk, het kost tijd, maar het hoort erbij. Ik heb in ieder geval nog nooit een dag tegen mijn zin gewerkt. Voor mij is maandagochtend even prettig als zondagnamiddag. Een job als deze is een hobby.” Wat is jouw droomjob? Laat het ons weten via nieuws@kuleuven.be PERSONALIA CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 Welke boeken vinden we op het nachtkastje, in de boekenkast en op het bureau van onze professoren en onderzoekers? © KU Leuven | Rob Stevens BOEK:DELEN 19 “Schrijven is je nek uitsteken” T egenwoordig ben ik vooral een va kantielezer”, zegt vicerector Katlijn Malfliet. “Mijn werk brengt veel avondactiviteiten met zich mee. Boeiende din gen, maar je houdt geen tijd over om veel te le zen. Jammer, want dat doe ik dolgraag.” In haar kinderjaren nam haar vader haar vaak mee naar de bibliotheek van Wezem beek-Oppem. “Daar liep meneer Vaguené rond, zo’n typische bibliothecaris van enkele genera ties geleden, een gepensioneerde onderwijzer in stofjas, belezen tot en met. Hij leerde me de Vlaamse literatuur kennen. Dat mag je niet on derschatten, in die tijd en op die plaats, in de ver franste gordel rond Brussel. Ik heb Felix Tim mermans onthouden, met De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen. Het blijft iets hebben, hoe Symforosa niet ongevoelig is voor de charmes van de hovenier, maar uiteindelijk toch kiest voor een hogere roeping.” Hoe bent u in uw vakgebied beland? “Ik ben eerder toevallig in aanraking gekomen met Oost-Europese politiek en recht. In het laat ste jaar rechten gaf professor Robert Vandeputte een keuzevak waarvoor we het burgerlijk recht van een bepaald land moesten bestuderen. Ik koos de Sovjet-Unie. In Leuven vond ik weinig materiaal, maar in Leiden leerde ik vakgenoten kennen – en het werk van Harold Berman, een Amerikaanse jurist die het Sovjet-recht heel goed kende. Zijn boeken hebben mijn hele loop baan vormgegeven. Justice in the U.S.S.R. dateert al van 1963, maar blijft een aanrader voor wie de geest van het Russische recht wil leren ken nen. Berman schetst hoe het recht past in het marxisme, dat hij uitlegt als een surrogaat voor een religieus kader.” in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Professor Louis Baeck Emeritus Gewoon Hoogleraar aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Ere-Gedelegeerd Bestuurder van de Universitaire Stichting (03.06.1928 – 29.11.2014) Maarten De Vogelaere Student Master in de Industriële Ingenieurswetenschappen aan de KU Leuven – Technologiecampus Gent (10.03.1991 – 25.11.2014) Povilas Paulius Norkunas Student Master of European Studies: Transnational and Global Perspectives aan de Groep Humane Wetenschappen (28.04.1991 – 13.11.2014) Leest u ook rond uw bevoegdheidsdomeinen? “Zoveel mogelijk, al zijn het wel gebieden waar over enorm veel literatuur bestaat. Alleen al over de genderproblematiek vind je bibliothe ken vol. Ik heb er nogal wat over verzameld. Ik denk natuurlijk aan Simone de Beauvoir, met Le Deuxième Sexe, dat een bijbel blijft. In ons taalgebied was Anja Meulenbelt met haar au tobiografische boek De schaamte voorbij grens verleggend. En Marilyn French heeft met Een vrouwelijke geschiedenis van de wereld uitvoerig geïllustreerd hoe vrouwen ontbreken in het ge schiedenisbeeld, en hoe dat de vrouwen beroofd heeft van hun heden. Wel even doorzetten: het is meer dan 1300 bladzijden dik. We zouden meer van dat soort feministische geletterdheid moe ten hebben. Misschien bereiken we dan het punt waarop feminisme niet langer een strijdpunt is, maar een evidentie. Daarom vind ik het ook zo goed dat er nu een feministische studentengroep is opgericht.” Verzamelt u ook boeken uit andere domeinen? “Misschien is het wat eigenaardig, maar ik ver zamel zoveel mogelijk over bijen … Ik ben noch tans geen imker, maar ik vind bijen ook vanuit de sociale wetenschappen geweldig dankbaar. Ze zijn schitterend georganiseerd. Eigenlijk leeft een bij in functie van het overleven van de groep. Als decaan heb ik de bijenkorf dan ook vaak gebruikt als metafoor voor de Faculteit Sociale Wetenschappen. En nu is de bij gelanceerd als icoontje voor ons nieuwe duurzaamheidsbeleid. Er bestaat heel wat literatuur over. Vorig jaar nog was Carol Ann Duffy in Leuven, een Schotse dichteres, die onder andere The Bees publiceerde.” Katlijn Malfliet Wat leest u momenteel? “Ik heb net Stoner uit, van John Williams. Voor iemand met de universiteit als leefwereld is dat een prachtboek. Het drukt je met de neus op de feiten en wijst je op dingen uit het academische leven die toch niet zo vanzelfsprekend zijn. Een voorbeeldje, dat je misschien niet luidop mag zeggen: we zéggen wel vaak dat we ‘excellent’ zijn, maar zijn we dat ook?” “Nu lees ik het Het brilletje van Tsjechov van Michel Krielaars. Dat gaat over alle plaatsen waar Anton Tsjechov ooit geweest is – en ikzelf in veel gevallen ook. Je herkent er zo de Russi sche grootheid in, maar evengoed ook de kwa len. Je leest over het platteland, waar het er vaak nog middeleeuws aan toe gaat.” “De grote Russen, zoals Dostojevski en Go gol, zou ik graag opnieuw lezen, maar daar is het nu wat te druk voor. Ik heb een grote boon voor Dode zielen van Nikolaj Gogol, over een ambtenaar die overleden lijfeigenen opkoopt bij landeigenaren die er nog belastingen voor moeten betalen. Het doet denken aan een tech niek die in Rusland nog altijd bestaat als ver kiezingsfraude: overleden burgers als stem gerechtigden opnemen …” Hebt u zelf ook schrijfplannen? 5 Boeken Tips 1 De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen Felix Timmermans 2 3 4 5 Justice in the U.S.S.R. Harold Berman Le Deuxième Sexe Simone de Beauvoir The Bees Carol Ann Duffy Dode zielen Nikolaj Gogol “Schrijven is je nek uitsteken, en daar hou ik van. Maar het is ook een kwestie van tijd. Wie weet. Misschien ooit zelfs een roman? Of iets in de lijn van Nog vechten voor vrede? Dat boek, over de rol van de vredesbeweging, schreef ik in 1997, toen ik aan het hoofd stond van Pax Christi. De pers deed het af als ‘naïef pacifisme’. Wel, misschien heeft de wereld daar net nood aan …” Ludo Meyvis Benoemd of onderscheiden • Koen Abts (Centrum voor Sociologisch On derzoek) ontving de Frans Van Cauwelaertprijs van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (KVAB), voor zijn doctoraatsonderzoek naar de relatie tussen maatschappelijk onbehagen en etnopopulisme. • Het boek Zingend brons. 500 jaar beiaardmuziek in de Lage Landen en de Nieuwe Wereld (2010) van universiteitsbeiaardier Luc Rombouts is bekroond met de Provinciale Prijs voor Geschiedenis en Volkskunde ter waarde van 2.500 euro. • Professor Johan Suykens (Departement Elektrotechniek) is benoemd tot Fellow van het Institute of Electrical and Electronics Engineers (IEEE), een erkenning voor zijn bijdrage tot de ontwikkeling van least squares support vector machines. • Professor Helder De Schutter (HIW) ontvangt de Brian Barry Prize 2014 for Political Science van de British Academy voor zijn essay Mandatory Citizenship for Immigrants. Cultuurgeschiedenis vanaf 1750) ontving de Pieter Van Foreest aanmoedigingsprijs. Die wordt tweejaarlijks uitgereikt aan jong talent in het domein van de medische humaniora. • Vicerector Katlijn Malfliet ontving de Grote Prijs Miet Smet van de Leuvense afdeling van Vrouw & Maatschappij, voor haar inspannin gen om gelijke kansen te bevorderen binnen en buiten de universiteit. • Sam Alloing (LIBIS), Demmy Verbeke (Lette ren), en de Dienst Digitalisering van de Uni versiteitsbibliotheek ontvingen de SUCCEED Award van het Support Action Centre of Competence in Digitisation. • Tot de meest geciteerde wetenschappers we reldwijd (2002-2012) behoren volgens de web site highlycited.com van Thomson Reuters pro fessoren Jan Delcour, Bart De Moor, Robert Fagard, Wolfgang Glänzel, Bernd Nilius, Ronald Rousseau, Paul Rutgeerts, Jan Staessen, Gert Van Assche, Eric Van Cutsem, Frans Van de Werf en Séverine Vermeire. • Professor Jan Delcour (Centrum voor Levens middelen- en Microbiële Technologie) heeft de Zweedse Bertebos-prijs ter waarde van 300.000 kronen ontvangen voor zijn onderzoek naar voedingsadditieven, die tal van toepassingen hebben in de cereal-based food industry. • Joris Vandendriessche (Onderzoeksgroep 20 CAMPUSKRANT | 17 DECEMBER 2014 IN BEELD Interimkracht © KU Leuven | Rob Stevens Voor een nieuwe documentairereeks over De werkende mens, volgend jaar op Canvas, nodigde programmamaker Lode Desmet onderzoekers uit om met hun robots een bezoekje te brengen aan Alma 2. Service robot PR2 toonde hoe hij mensen kan helpen om objecten te dragen, in dit geval een dienblad met eten. Dat kan hij dank zij de aansturing die de Robotics Research Group van het Departement Werktuigkun de ontwikkelde. PR2 maakt geen voorge programmeerde bewegingen, maar krijgt een aantal beperkingen opgelegd. De ro bot “voelt” in zijn armen in welke richting de mens wil bewegen. Daarnaast vermijdt hij obstakels en kijkt hij steeds naar het plateau. Als de mens het dienblad loslaat, houdt de robot het voor hem vast. PR2 kan ouderen bijstaan in het huishouden of ar beiders helpen om zware lasten te dragen. OP DE LETTER Do They Know It’s Christmas? Ten vierden male laat Bob Geldof de meezingervoor-het-goede-doel Do They Know It’s Christmas? op de wereld los. Al sinds 1984 struikelt men over de tekst van het lied: clichématig, etnocentrisch, wereldvreemd. TEKST: Wouter Verbeylen | ILLUSTRATIE : Joris Snaet E n ja, ook nu is het raak. ‘BREAKING NEWS: Africans know it is Christmas. Really, they do’, reageerde Peter Bouckaert van Human Rights Watch fijntjes via Twitter. Om maar meteen de bal terug te kaatsen: weten wij, geseculariseerde westerlingen, zelf nog wel wat Kerstmis is? “Kerstmis is hier inderdaad een pak minder ‘christelijk’ dan vroeger. Het gaat nu over vrede op aarde, over verbondenheid”, zegt godsdienstsocioloog Dick Houtman. “Soms klinkt er dan kritiek, dat het ‘problematisch’ is dat die ‘echte’, christelijke betekenis verloren gaat. Maar of dat nu echt erg is? Ongewoon is het niet, feesten die loskomen van hun levensbeschouwelijke traditie. Kijk naar Sinterklaas: er wordt gediscussieerd over Zwarte Piet, maar niemand moppert erover dat er aan het hele feest niets christelijks meer is. Het levenbeschouwelijke is helemaal weggeretoucheerd.” Zalig Suikerfeest Sommigen vinden het maar niks, zo’n geur-, kleur- en smaakloos Kerstmis. Nochtans heeft zo’n make-over ook evidente voordelen, zegt Dick Houtman. “In de VS vieren ze in november Thanksgiving. Dat is nooit echt religieus geweest, en dat verklaart meteen het succes ervan: het is de enige feestdag die werkelijk iedere Amerikaan meeviert. Kerstmis heeft dat minder: het heeft er een meer expliciet christelijke identiteit, en iemand zomaar ‘Merry Christmas’ wensen is er problematisch in bepaalde middens. Ik denk niet dat er bij ons veel mensen nog aanstoot aan nemen als je ze ‘Fijne kerstdagen’ toewenst.” Vaak is zo’n evolutie onvermijdelijk, zegt Houtman. “Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat het islamitische Suikerfeest ook die weg opgaat. Dat wordt op steeds meer Nederlandse scholen gevierd. Specifiek islamitische aspecten worden wat naar de achtergrond gedrukt, zodat het ‘leuk’ wordt voor alle kinderen.” Wat is het eindpunt? Eén grote plurastische ‘wereldspiritualiteit’? “Dat geloof ik niet, het gaat altijd twee kanten op. Als de grenzen van tradities poreuzer worden, zijn er altijd mensen die de hakken in het zand zetten – zie de zwartepietendiscussie in Nederland: ‘Zwarte piet is van ons’. Wil je je verbinden met de rest, of je er juist tegen afzetten, daar draait het al- tijd om. Kijk naar de fundamentalistische islam: die vindt haar oorsprong niet in vroeger tijden, zoals men soms denkt: het is juist een modern verschijnsel, een reactie op het oprukken van de westerse moderniteit.” Geen sjamanen meer Kerst en Sinterklaas verloren hier veel van hun pluimen. Maar vergis je niet: de wereld wordt er niet minder religieus op. “In de rest van de wereld floreert religie. Die secularisering is een exclusief westers verschijnsel. Sociologen hebben zich daar stevig aan mispakt. Tot de jaren 1980 dacht men: de samenleving wordt moderner en rationeler, en premoderne zaken zoals traditie en religie gaan op de schop. ‘We hebben geen sjamanen meer nodig om een ziek kind te genezen, geef een aspirientje en alles komt goed. De rest van de wereld zal ons daarin volgen.’ Dat getuigde van een diep etnocentrisme, de waanidee dat wij in het westen de voorlopers waren van de beschaving.” Nu weten we beter. Zelfs in het westen moeten we met twee woorden spreken. “Ook hier blijft religie belangrijk”, zegt Houtman. “Mensen heb- ben hooguit afstand genomen van het institutionele. De kerken zijn leeggelopen, maar ook vandaag noemen velen zich misschien minder religieus, maar wel nog spiritueel. Het hangt er maar van af hoe breed je de zaken wil definiëren. Verschilt een fenomeen als mindfulness bijvoorbeeld echt zo hard van religie?” Is een terugkeer naar religie in enge zin nog mogelijk? Kan een charismatische figuur zoals de paus, zoniet Kerstmis redden, dan toch de kerken weer voller doen lopen? “Je kan dat niet uitsluiten. We leven in de 21ste eeuw, ook in religie draait het in toenemende mate om media, om marketing, om verleiding. De dalai lama heeft het boeddhisme hier quasi op zijn eentje populair gemaakt met zijn vrolijke en optimistische uitstraling. Paus Franciscus lijkt een vergelijkbare aantrekkingskracht te hebben. Maar hij zal moeten kiezen: hoe graag wil ik dat de Kerk weer groeit, en hoe hard houd ik vast aan eigenheid en traditie? Want blijf je jezelf, dan blijf je klein.”